Cultuurconvenant 2025–2028, Ministerie van OCW – We the North

Partijen,

1. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: Minister van OCW,

2. Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor cultuur, Jisse Otter, en hierna te noemen: provincie Drenthe,

3. Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor cultuur, Sijbe Knol, en hierna te noemen: provincie Fryslân,

4. Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor cultuur, Tjeerd van Dekken, en hierna te noemen: provincie Groningen,

5. Burgemeester en wethouders van de gemeente Assen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Bert Jan ten Oever, en hierna te noemen: gemeente Assen,

6. Burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Dewy Keen, en hierna te noemen: gemeente Emmen,

7. Burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Kirsten de Wrede, en hierna te noemen: gemeente Groningen,

8. Burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder voor cultuur, Hein Kuiken, en hierna te noemen: gemeente Leeuwarden,

Partijen genoemd onder 1 tot en met 8, wanneer zij zelfstandig handelen in hun hoedanigheid als bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Bestuursorganen;

Partijen genoemd onder 2 tot en met 8, wanneer zij handelen in hun hoedanigheid als vertegenwoordiger van de cultuurregio We the North, hierna te noemen: Cultuurregio We the North;

Alle Partijen hierna gezamenlijk te noemen: “Partijen” of afzonderlijk “Partij”

Overwegende dat:

  • Rijk, provincie en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de culturele infrastructuur in Nederland;

  • Partijen met het oog op de gewenste beleidsafstemming gesprekken hebben gevoerd over de uitgangspunten voor het cultuurbeleid uit de nota Uitgangspunten Cultuurbeleid 2025–20281 en over de politiek-bestuurlijke prioriteiten op landelijk, regionaal en lokaal niveau;

  • het wenselijk is dat Partijen gezamenlijk afspraken maken over de beleidsprioriteiten en verantwoordelijkheden in het cultuurbeleid voor de periode 2025–2028 middels cultuurconvenanten;

  • algemene afspraken tussen de Minister van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zoals vastgelegd in het op 21 mei 2012 ondertekende 'Algemeen Kader Interbestuurlijke Verhoudingen Cultuur'2 de basis vormen voor de totstandkoming van deze cultuurconvenanten;

  • naar aanleiding van actuele ontwikkelingen en bestuurlijke dialoog tussen Partijen de reikwijdte en samenstelling per convenant in de loop der tijd verder zijn aangescherpt;

  • er in Nederland 19 cultuurregio’s zijn die programmatisch samenwerken om zo de regionale culturele infrastructuur te versterken, die verschillende lokale context en behoeften kennen;

  • de cultuurregio’s samenwerkingsverbanden tussen lokale overheden zijn, gevormd om de regionale en lokale culturele infrastructuur te versterken. Rijk, provincies en gemeenten werken hiertoe samen op verschillende niveaus en hebben drie hoofdthema’s geïdentificeerd waarop de samenwerking wordt gericht: toegang tot cultuur, ruimte voor talentontwikkeling en de waarde van cultuur;

  • er in Nederland negen ‘convenantsgebieden’ zijn gevormd, waar de voornoemde cultuurregio’s deel van uitmaken;

  • de afspraken in deel 1 van dit convenant gaan over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur van de betrokken Bestuursorganen en voor alle negen convenantsgebieden gelijk zijn, en in deel 2 van dit convenant regio-specifieke afspraken worden gemaakt die per convenant verschillend zijn;

  • over cultuurbeoefening (alle vormen van het beoefenen van cultuur en erfgoedparticipatie in de vrije tijd en de ontwikkeling van culturele en creatieve vaardigheden op school) separate bestuurlijke afspraken worden gemaakt tussen VNG, IPO en de Minister van OCW;

  • over diverse erfgoedonderwerpen separate afspraken worden gemaakt tussen Rijk, gemeenten en provincies. Het gaat onder meer over de restauratiesubsidies, het programma Erfgoed en Overheid en de positie van ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed in de ruimtelijke transities.

KOMEN OVEREEN:

Deel 1. Gezamenlijke afspraken

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel
  • 1. Het doel van dit convenant is het bijdragen aan een kwalitatieve, toegankelijke, diverse en toekomstbestendige culturele infrastructuur in heel Nederland. In dit convenant worden daarom afspraken vastgelegd tussen Bestuursorganen over gezamenlijke beleidsprioriteiten, het zo eenduidig mogelijk uitleggen en toepassen hiervan, verantwoordelijkheden in zowel het landelijk, provinciaal, regionaal en lokaal cultuurbeleid voor de periode 2025–2028 en de wijze waarop overheden elkaar hierover informeren.

  • 2. Bij het uitvoering geven aan de afspraken uit dit convenant handelen Bestuursorganen op basis van hun eigen verantwoordelijkheid.

Artikel 2 Voortgang en evaluatie
  • 1. Bestuursorganen voeren tijdens de beleidsperiode 2025–2028 jaarlijks overleg over de voortgang van de afspraken in dit convenant. Dit is ook een moment om stil te staan bij actuele ontwikkelingen en hoe deze de afspraken uit het convenant raken.

  • 2. De opbrengsten van dit convenant worden aan het eind van de looptijd van het convenant door de Minister van OCW geïnventariseerd, vastgelegd en aan Bestuursorganen aangeboden.

  • 3. De Minister van OCW neemt het initiatief voor het overleg zoals bedoeld onder het eerste lid.

Paragraaf 2. Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Artikel 3 Samenwerking
  • 1. Bestuursorganen beschouwen de culturele infrastructuur in Nederland als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en spannen zich in voor een kwalitatief toegankelijk, divers en toekomstbestendig cultuuraanbod in heel Nederland.

  • 2. Bestuursorganen informeren elkaar over het door hen te voeren cultuurbeleid.

  • 3. Bestuursorganen gaan in overleg over het advies van de Raad voor Cultuur 'Toegang tot cultuur; op weg naar een nieuw bestel in 2029’3;

  • 4. Bestuursorganen besteden tijdens het in lid 3 te voeren overleg in ieder geval aandacht aan de verdere invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele sector.

Artikel 4 Gesubsidieerde instellingen
  • 1. De in bijlage 1 opgenomen instellingen zijn onderdeel van de landelijke culturele basisinfrastructuur of ontvangen meerjarige subsidie van de Rijkscultuurfondsen en Bestuursorganen beschouwen de subsidiëring van deze instellingen gedurende 2025 tot en met 2028 als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de daarin genoemde gemeenten, provincie(s) en de Rijksoverheid.

  • 2. Bestuursorganen zetten zich ervoor in de hoogte van de subsidie van de in bijlage 1 genoemde instellingen niet naar beneden bij te stellen gedurende de looptijd van het convenant dan wel gedurende de looptijd van de subsidieperiode. Bestuursorganen gaan met elkaar in gesprek wanneer een van de betrokken Bestuursorganen, in tegenstelling tot het hiervoor bepaalde, voornemens is de subsidie naar beneden bij te stellen van een of meer van de in bijlage 1 opgenomen instellingen gedurende de periode 2025–2028.

  • 3. Bestuursorganen zetten zich in om monitoring en verantwoordingsvereisten van de in het eerste lid bedoelde gesubsidieerde instellingen op elkaar te laten aansluiten.

Artikel 5 Subsidie-indexatie

Bestuursorganen erkennen dat het belangrijk is dat cultuursubsidies aansluiten op loon- en prijsontwikkelingen. Bestuursorganen spannen zich daarom in om, binnen de kaders van hun eigen subsidiesystematiek en indien Rijkskas, Provincie- of Gemeentefonds het toelaten, gedurende de looptijd van de subsidieperiode de ontvangers van meerjarige subsidies hiervoor te compenseren.

Artikel 6 Omgang met de codes
  • 1. Bestuursorganen onderschrijven het belang van de Governance Code Cultuur4, de Fair Practice Code5 en de Code Diversiteit en Inclusie6 met het oog op de kwaliteit en toegankelijkheid van de sector. Daarbij zijn culturele instellingen – binnen het kader van de bepalingen hierover in de op hen van toepassing zijnde subsidieregelingen – vrij in de wijze waarop ze de Code Diversiteit en Inclusie invullen.

  • 2. Met het oog op de Fair Practice Code hanteren Bestuursorganen ‘fair pay’, met als vertrekpunt de collectieve afspraken in de relevante sectoren, als uitgangspunt bij subsidie- en opdrachtverlening op het terrein van dit convenant. Een hulpmiddel hierbij is de handreiking ‘Van schatbare waarde. Fair pay in de lokale creatieve en culturele sector’7 van de VNG en Platform ACCT.

  • 3. Bestuursorganen spreken vanuit de principes van gezamenlijke en complementaire verantwoordelijkheden af om de omgang met de codes te monitoren onder de eigen subsidierelaties, en bij aanleiding ook met de gesubsidieerde instellingen te agenderen. Waar mogelijk zullen Bestuursorganen de inzichten vanuit de monitoring met elkaar delen.

Artikel 7 Cultuurbeoefening

Bestuursorganen onderschrijven het belang van een stevige landelijke, provinciale, regionale en lokale infrastructuur in Nederland op het gebied van het beoefenen van cultuur en erfgoedparticipatie, zodat elke inwoner in Nederland de mogelijkheid heeft zich creatief en cultureel te ontwikkelen.

Artikel 8 Publieke collecties

Bestuursorganen erkennen het belang van behoud, beheer en de (digitale) toegankelijkheid van publieke collecties voor het publiek van vandaag en in de toekomst. Bestuursorganen hebben als eigenaar van publieke collecties elk een eigen beleidsmatige verantwoordelijkheid hiervoor. Bestuursorganen zetten zich hiervoor in door:

  • 1. het bevorderen van het bruikleenverkeer langs de lijnen van de Code Bruikleenverkeer (2017)8;

  • 2. het bevorderen van het behoud en beheer en het organiseren van adequaat toezicht op het beheer van publieke collecties;

  • 3. zorgvuldige omgang met collecties met een koloniale context en roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog door onder meer:

    • a. aandacht voor het behoud en beheer van deze collecties, inclusief herkomstonderzoek; en

    • b. elkaar te informeren over landelijk, provinciaal en lokaal beleid. Voor het informeren wordt eerst op ambtelijk niveau contact gezocht.

Artikel 9 Digitalisering en data-uitwisseling
  • 1. Bestuursorganen onderschrijven het belang van digitale transformatie daar waar het de toegankelijkheid en maatschappelijke impact van de culturele en creatieve sector kan bevorderen. Bestuursorganen stimuleren culturele instellingen om bij de inzet van digitale technologie zoveel mogelijk samen te werken en relevante kennis te delen, bijvoorbeeld door hier aandacht aan te besteden in de monitoring van hun subsidierelaties.

  • 2. Bestuursorganen onderschrijven het belang van het gebruik van publieksdata voor het verbreden van het publieksbereik van culturele instellingen. Bestuursorganen dragen bij aan de bewustwording over de mogelijkheden van publieksdata, bijvoorbeeld door hier aandacht aan te besteden in de monitoring van hun subsidierelaties. Daarnaast stimuleren ze organisaties om bij te dragen aan de samenwerking rond publieksdata die aangejaagd wordt door DEN, kennisinstituut voor cultuur en digitale transformatie.

  • 3. Bestuursorganen onderschrijven het belang van het verbinden van erfgoedcollecties en zodoende van de uitvoering van het digitaal erfgoedbeleid. Waar mogelijk ontwikkelen Bestuursorganen ook een regionale strategie voor de uitvoering van dit beleid.

Artikel 10 Duurzaamheid
  • 1. Bestuursorganen wisselen kennis met elkaar uit over de brede ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming en ontwikkelingen in verduurzamingsbeleid in relatie tot de culturele sector en spannen zich in om met behulp van deze kennis instellingen te ondersteunen bij de verduurzamingsopgave.

  • 2. Bestuursorganen spannen zich in om kennis en ervaring te delen over (de ontwikkeling van) uniforme monitoring, meetmethoden en mogelijke subsidiecriteria met betrekking tot duurzaamheid. Gedurende de looptijd van dit convenant wordt onderzocht hoe op deze thema’s verder samengewerkt kan worden.

Artikel 11 Waarde van cultuur en samenhang met andere domeinen
  • 1. Bestuursorganen erkennen dat cultuur in al haar pluriformiteit onderwerpen bespreekbaar kan maken en daarnaast een verbindende kracht kan hebben in de samenleving.

  • 2. Bestuursorganen erkennen het belang van de inzet van cultuur bij verschillende maatschappelijke en economische opgaves en opgaves op het gebied van brede welvaart, zowel op landelijk, regionaal als lokaal gebied.

  • 3. Bestuursorganen zetten zich in dat kader in om de verbinding met andere beleidsdomeinen te ontwikkelen en te verstevigen en dit belang ook onder de aandacht te brengen bij medebestuurders.

  • 4. De Minister van OCW start in 2025 met pilots om bis-instellingen te ondersteunen met het in kaart brengen van hun maatschappelijke impact.9 De resultaten van deze pilots worden in dit kader gedeeld met de andere Partijen.

Artikel 12 DU Beeldende Kunst en Vormgeving
  • 1. De Minister van OCW zet de decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving uit de periode 2021–2024 onder dezelfde voorwaarden voort in de periode 2025–2028.

  • 2. De gemeenten die Partij zijn bij dit convenant beschouwen het elk als hun verantwoordelijkheid om middelen die zij ontvangen uit een decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving, te matchen.

Artikel 13 Onderzoeks- en beleidsinformatie
  • 1. Bestuursorganen voorzien elkaar van resultaten van relevant (evaluatie)onderzoek over de onderwerpen van dit convenant. Waar mogelijk wordt samengewerkt bij nieuw onderzoek.

Deel 2. Regio-specifieke afspraken

Paragraaf 3. Convenantsgebied We the North

Artikel 14 Cultuurregio We the North
  • 1. De Minister van OCW faciliteert en ondersteunt Cultuurregio We the North in een coördinerende rol en maakt regulier overleg over relevante onderwerpen mogelijk.

  • 2. Cultuurregio We the North werkt samen met andere cultuurregio’s in Nederland door kennis te delen en informatie uit te wisselen.

  • 3. Cultuurregio We the North maakt onderdeel uit van dit convenant en bestaat uit de gemeenten Assen, Emmen, Groningen, en Leeuwarden, en de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. We the North heeft haar koers voor de aankomende periode vastgelegd in het Koersdocument 2025–2028. Deze is als bijlage 2 bij dit convenant opgenomen.

Artikel 15 Gezamenlijke ontwikkeling
  • 1. Partijen onderschrijven het belang van een goede samenwerking voor de ontwikkeling Noord-Nederland / We the North.

  • 2. Partijen erkennen dat de gedrevenheid van nieuwe makers en hun perspectief op samenleving en sector een waardevolle bijdrage kunnen vormen voor deze ontwikkeling.

  • 3. Partijen bieden onder andere via de netwerken, zoals uitgelegd in het Koersdocument in de bijlage, de makers een omgeving waarin ze artistiek kunnen groeien, hun vakmanschap en beroepspraktijk kunnen ontwikkelen en maatschappelijke impact kunnen hebben.

  • 4. Partijen zetten zich gezamenlijk in voor het ontwikkelen van de kwaliteit van de noordelijke, en daarmee ook de eigen Drentse, Friese en Groningse cultuursector, zodat deze een impuls kan geven aan het Noorden en op (inter)nationaal niveau weet te opereren.

  • 5. Partijen spreken de intentie uit om waar nieuwe knelpunten ontstaan hierover in gesprek te gaan.

Artikel 16 Netwerken talentontwikkeling
  • 1. Cultuurregio We the North is gericht op het stimuleren van regionale samenwerking tussen culturele instellingen. Dat doet zij door talent in heel Noord-Nederland kansen te bieden via ondersteunende netwerken. We the North bundelt de krachten én stelt een stimuleringsbudget ter beschikking dat een plus vormt op de reguliere cultuurbudgetten. Door over de eigen bestuurlijke grenzen heen te kijken stimuleert We the North nieuwe kansen voor makers, waar het hele noorden van profiteert.

  • 2. Partijen spreken af gezamenlijk te investeren in bovenprovinciale netwerken die via talentonwikkeling de culturele infrastructuur versterken, waarbij op moment van ondertekening de Minister van OCW co-financiering verstrekt voor Station Noord, NOORD en Noordenaars10. We the North streeft naar langdurige financiering van de netwerken.

  • 3. Cultuurregio We the North ziet haar investeringen als multiplier voor de netwerken om landelijke en Europese cofinanciering te bewerkstelligen. De energie voor het vormen van deze netwerken komt intrinsiek uit de noordelijke culturele sector

  • 4. Cultuurregio We the North spreekt af beginnende makers in verschillende disciplines de ruimte te willen geven om te experimenteren en de mogelijkheid bieden om zich verder te ontwikkelen, om talentvolle makers in verschillende disciplines actief te (be)houden voor Noord-Nederland en voor een rijk cultureel landschap in Noord-Nederland.

  • 5. Partijen spreken af gezamenlijk te willen investeren in de culturele infrastructuur met netwerken of hubs voor beginnende makers in de regio; de Minister van OCW spreekt daarbij uit dat hij nog geen toezeggingen kan doen richting de toekomst.

  • 6. Aansluitend op artikel 5 spreken de Partijen af dat het budget van We the North voor de netwerken wordt geïndexeerd op basis het gemiddelde indexeringspercentage van aangesloten overheden binnen de cultuurregio.

Artikel 17 Inclusie, diversiteit en regionale spreiding
  • 1. Cultuurregio We the North spreekt af de komende beleidsperiode extra ruimte te bieden in de netwerken voor autodidacten en talenten vanuit een informeel leercircuit, waardoor onder andere meer aandacht wordt gecreëerd voor talenten uit delen van de regio met een zwakke of moeilijk bereikbare infrastructuur die zich op een andere manier ontwikkelen. We the North geeft hiermee mede invulling aan de landelijke uitgangspunten voor diversiteit en inclusie en doet zo recht aan de pluriformiteit van Noord-Nederland.

  • 2. Cultuurregio We the North spreekt af dat We the North voor haar meer is dan een plusprogramma. Het is ook een noordelijk samenwerkingsverband dat aan belangenbehartiging doet en zich ervoor inzet dat iedereen toegang heeft tot cultuur.

  • 3. Cultuurregio We the North spreekt af dat hun ambitie blijft om te werken aan de gezamenlijke meerjarige financiering vanuit Rijk en Regio voor het plusprogramma We the North.

  • 4. Partijen spreken uit dat We the North vanuit haar bestaansgeschiedenis een voorbeeldfunctie kan hebben in de manier waarop cultuurregio’s zijn vormgegeven en hiertoe kennis deelt met nieuwere regio’s.

Artikel 18 We the North innoveert
  • 1. We the North spreekt af dat het innovatiebudget van We the North mogelijkheden biedt voor de netwerken om te kunnen experimenteren of onderzoek te doen. Hierbij kijkt We the North ook naar cofinancieringsmogelijkheden bij (Rijks)fondsen. Daarnaast zet We the North het innovatiebudget in voor vraagstukken op het niveau van de cultuurregio, zoals onderzoek naar alternatieve benaderingen van diversiteit in Noord-Nederland. We the North spreekt af de opgedane kennis actief te delen binnen de regio en daarbuiten, om zo de positionering van (de netwerken van) We the North te versterken.

  • 2. We the North spreekt af in te zetten op innovatie om de kwaliteit van haar werkprocessen te versterken.

  • 3. We the North spreekt af jaarlijks ten minste één inhoudelijke bijeenkomst te organiseren voor het veld en collega-bestuurders en ambtenaren uit de regio, waarbij ze kennis delen en expertise voor het voetlicht brengen. Daarnaast organiseert We the North elk jaar ten minste één themabijeenkomst waarbij de netwerken worden uitgenodigd om te zoeken naar interdisciplinaire uitwisseling rond artistieke, organisatorische of maatschappelijke thema’s.

  • 4. Partijen spreken af dat de Minister van OCW, indien nodig, inhoudelijke input levert voor bovenstaande bijeenkomsten.

Paragraaf 4 Provincies Drenthe en Fryslân

Artikel 19 Verbreding en vernieuwing
  • 1. De Minister van OCW stelt voor de periode 2025–2028 een tijdelijke, extra impuls beschikbaar aan de provincies Flevoland, Fryslân, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel, van in totaal € 2 miljoen per jaar. Deze provincies ontvangen elk een zesde deel van de impuls en kunnen hiermee de regionale culturele infrastructuur versterken en ondersteunen. Deze middelen worden beschikbaar gesteld als een decentralisatie-uitkering (onder voorbehoud van goedkeuring van de fondsbeheerders bij Voorjaarsloket 2025). De Financiële-verhoudingswet schrijft voor dat daarbij sprake is van beleids- en bestedingsvrijheid. De decentralisatie-uitkering wordt beschikbaar gesteld aan een provincie die aldus zelf de inzet bepaalt van de verkregen middelen.

Deel 3. Slotbepalingen

Artikel 20 Gewijzigde of onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, die van dien aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van dit convenant niet mag worden verwacht (of: onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant).

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde overleg vindt plaats binnen 8 weken nadat een Partij de wens hiertoe aan de andere Partij schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.

  • 3. Ingeval het overleg niet binnen 8 weken tot overeenstemming heeft geleid, geldt de beëindigingsregeling zoals deze is opgenomen in Artikel 22 en Artikel 23 van dit convenant.

Artikel 21 Wijziging

  • 1. Elke Partij kan de andere Partij(en) schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen 8 weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partij(en) schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.

Artikel 22 Opzegging

  • 1. Elke Partij kan het convenant met inachtneming van een opzegtermijn van 8 weken schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Onder een zodanige verandering van omstandigheden wordt begrepen door het kabinet vastgestelde bezuinigingen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een Partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 3. Ingeval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de Partijen jegens een andere Partij schadeplichtig.

Artikel 23 Ontbinding

  • 1. Onverminderd wat in het convenant is vastgelegd, kan elk van de Partijen het convenant door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere Partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 2. Indien een van de Partijen gedurende een bij dit convenant te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van dit convenant niet kan nakomen, heeft de andere Partij het recht dit convenant door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enig recht op schadevergoeding zal ontstaan.

  • 3. Onder overmacht wordt in ieder geval niet verstaan: gebrek aan personeel, stakingen, ziekte van personeel en tekortschieten van ingeschakelde derde Partijen.

  • 4. Ingeval van overmacht gaan Partijen niet eerder tot ontbinding over dan nadat een termijn van 8 weken is verstreken, tenzij Partijen een andere termijn overeenkomen.

Artikel 24 Inwerkingtreding en looptijd

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt op 31 december 2028. Partijen treden uiterlijk een jaar voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.

Artikel 25 Bijlagen

De volgende bij dit convenant behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit convenant:

  • 1. Overzicht gezamenlijk gesubsidieerde instellingen

  • 2. Koersdocument We the North 2025–2028

Artikel 26 Toepasselijk recht

De afspraken in dit convenant zijn niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 27 Publicatie in Staatscourant

Binnen een zo kort mogelijke termijn na ondertekening van dit convenant wordt de zakelijke inhoud daarvan gepubliceerd in de Staatscourant. Dit convenant treedt met terugwerkende kracht in per 1 januari 2025.

Aldus overeengekomen en ondertekend,

Groningen, 17 januari 2025

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap E.E.W. Bruins

Groningen, 17 januari 2025

De gedeputeerde voor cultuur van de provincie Drenthe J. Otter

Ljouwert, 6 januari 2025

De gedeputeerde voor cultuur van de provincie Fryslân S. Knol

Groningen, 17 januari 2025

De gedeputeerde voor cultuur van de provincie Groningen T. van Dekken

Groningen, 17 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Assen B.J. ten Oever

Groningen, 17 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Emmen D. Keen

Groningen, 17 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Groningen K. de Wrede

Leeuwarden, 14 januari 2025

De wethouder voor cultuur van de gemeente Leeuwarden H. Kuiken

BIJLAGE 1: OVERZICHT GEZAMENLIJK GESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN

Gezamenlijk gefinancierde instellingen in de periode 2025–2028, behorende bij artikel 4;

(alle bedragen in euro’s per jaar, loon- en prijspeil 2024)

Instellingen culturele basisinfrastructuur 2025–2028

Instelling

Subsidie gemeente(n)

Subsidie provincie(s)

Subsidie Ministerie van OCW

Drenthe

     

Assen

     

Stichting Drents Museum

€ 264.000

€ 5.673.547

€ 313.390

Fryslân

     

Leeuwarden

     

Stichting Explore the North

€ 235.500

€ 263.0001

€ 509.876

Stichting Fries Museum

 

€ 3.410.0001

€ 313.338

Stichting Fryske Toaniel Stifting Tryater

€ 110.200

€ 426.0001

€ 2.121.296

Terschelling

     

Stichting Terschellings Oerol Festival

 

€ 398.0001

€ 703.482

Provincie Groningen

     

Gemeente Groningen

     

Stichting Club Guy and Roni

€ 159.875

€ 99.4752

€ 2.188.351

Stichting Eurosonic Noorderslag

€ 177.181

€ 341.0753

€ 883.964

Stichting Grand Futura

€ 78.000

€ 75.000

€ 814.567

Stichting Groninger Museum voor Stad en Lande

€ 4.445.397

€ 1.447.0572

€ 313.285

Stichting Het Houten Huis

€ 625.859

€ 98.7832

€ 1.156.421

Stichting Noord Nederlands Orkest4

€ 63.000

€ 244.0092

€ 8.516.319

Stichting Noord Nederlands Toneel

€ 212.325

€ 101.2352

€ 3.548.317

Stichting Noorderzon Groningen

€ 530.135

€ 241.9032

€ 576.301

Eindtotaal

€ 6.901.472

€ 12.819.084

€ 21.958.907

X Noot
1

Tot en met 2025, 2026–2028 onder voorbehoud van uitkomst subsidieregeling (Fries Museum wel al bekend, vanaf 2026 bijdrage €300.000 minder per jaar)

X Noot
2

Inclusief budget voor het cultuurpijlerschap dat gefinancierd wordt samen met gemeente Groningen

X Noot
3

Inclusief budget voor het cultuurpijlerschap dat gefinancierd wordt samen met gemeente Groningen, en € 100.000 MME Awards van de provincie Groningen

X Noot
4

Ontvangt € 20.000 van gemeente Leeuwarden, € 43.000 van gemeente Groningen, € 58.735 van provincie Drenthe, € 79.000 van de provincie Fryslân en € 106.274 van provincie Groningen

Meerjarige instellingen Rijkscultuurfondsen 2025–2028

Instelling

Subsidie gemeente

Subsidie provincie

Subsidie Rijkscultuurfonds

Drenthe

     

Assen

     

Fonds Podiumkunsten

     

Garage TDI (jeugdtheater)

€ 181.013

€ 207.952

€ 570.626

Stichting Axis (Art of Wonder)

€ 45.000

€ 41.114

€ 40.351

Stichting Wabi Sabi

 

€ 105.0001

€ 201.754

Fonds voor Cultuurparticipatie

     

Garage TDI (talentontwikkeling)

Zie bij FPK

Zie bij FPK

€ 110.000

Mondriaan Fonds

     

Stichting Into Nature Drenthe

 

€ 146.837

€ 225.000

Meppel

     

Fonds Podiumkunsten

     

Drents Productiehuis Mevrouw Ogterop

 

€ 65.000

€ 163.925

Puppet International

 

€ 29.367

€ 30.894

Tynaarlo

     

Fonds Podiumkunsten

     

Stichting Andere Activiteiten Schipborg (Festival der Aa)

 

€ 63.735

€ 40.351

Fryslân

     

Heerenveen

     

Fonds Podiumkunsten

     

Oranjewoud Festival

 

€ 136.000

€ 337.292

Leeuwarden

     

Filmfonds

     

Stichting Film in Friesland

€ 240.000

€ 187.000

€ 80.000

Fonds voor Cultuurparticipatie

     

Stichting Keunstwurk

 

€ 63.000

€ 150.000

Mondriaan Fonds

     

Stichting v/h de gemeente

€ 50.000

€ 57.000

€ 450.000

Opsterland

     

Mondriaan Fonds

     

Stichting SYB

 

€ 34.300

€ 225.000

Schiermonnikoog

     

Fonds Podiumkunsten

     

Internationaal Kamermuziekfestival Schiermonnikoog

 

€ 40.000

€ 61.787

Vlieland

     

Fonds Podiumkunsten

     

Into the Great Wide Open

 

€ 57.000

€ 163.925

Weststellingwerf

     

Fonds Podiumkunsten

     

Opera Spanga

 

€ 136.000

€ 201.754

Groningen

     

Eemsdelta

     

Fonds Podiumkunsten

     

Terug naar het begin

 

€ 45.000

€ 40.351

Groningen

     

Fonds Podiumkunsten

     

Bruckman Projecten

€ 33.000

€ 33.000

€ 130.000

Jonge Harten

€ 112.000

€ 45.000

€ 61.787

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

     

Platform GRAS

€ 101.4652

 

€ 123.0003

Fonds voor Cultuurparticipatie

     

Stichting De Noorderlingen

€ 110.000

€ 125.000

€ 257.601

Mondriaan Fonds

     

Stichting High Mountain Art Club

€ 112.500

 

€ 225.000

Stichting Sign

€ 120.000

 

€ 225.000

Letterenfonds

     

Noordwoord4

€ 73.900

€ 80.089

€ 173.494

Poëziepaleis

 

€ 15.000

€ 167.650

Oldambt

     

Fonds Podiumkunsten

     

Grasnapolsky

 

€ 100.000

€ 40.351

Eindtotaal

€ 1.178.878

€ 1.812.394

€ 4.496.893

X Noot
1

€ 65.000 van de provincie Drenthe en € 40.000,– van de provincie Groningen

X Noot
2

De subsidie is verleend voor de jaren 2024 – 2026

X Noot
3

Ontvangt tweejarige subsidie

X Noot
4

Inclusief budget voor het cultuurpijlerschap dat gefinancierd wordt samen met gemeente Groningen

Netwerken We the North1

Instelling

Subsidie gemeentes

Subsidie provincies

Subsidie We the North

Subsidie Rijkscultuurfonds

NOORD

   

€ 111.724

€ 285.714

Noordenaars

   

n.t.b.

€ 115.000

Station Noord2

   

€ 210.800

(zie Grand Futura)

X Noot
1

Cofinanciering voor de netwerken Filmpact Noord en Cultuur & Natuur zijn op het moment van schrijven nog niet duidelijk, de bijdrage vanuit We the North is respectievelijk € 75.000 en € 84.320

X Noot
2

Wordt gefinancierd via Grand Futura


X Noot
10

Op dit moment heeft We the North vijf netwerken: Station Noord (podiumkunsten), NOORD (popmuziek), Cultuur & Natuur (beeldende kunst), Noordenaars (beeldende kunst) en Filmpact Noord (film). Station Noord wordt direct gefinancierd vanuit de basisinfrastructuur, NOORD en Noordenaars ontvangen een financiële bijdrage van de Rijkscultuurfondsen.

Naar boven