Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 37639 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 37639 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 7.5, eerste, vierde en vijfde lid, van de Waterwet;
BESLUIT:
De Waterregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gedurende een etmaal geloosde hoeveelheid zuurstofverbruik, uitgedrukt in kilogrammen, wordt berekend volgens de formule:
|
(Q × (3 × TOC + 4,57 × (TNb – TON)) |
[kg/etm] |
|
1000 |
waarbij:
Q: afvalwaterhoeveelheid (m3/d)
TOC: totaal organisch koolstof (mg/l)
TNb: totaal gebonden stikstof (mg/l)
TON: totaal oxideerbare stikstof (mg/l) = (NO2+NO3)
NO2: nitriet stikstof (mg/l)
NO3: nitraat stikstof (mg/l)
2. Het derde lid, aanhef, komt te luiden:
3. Indien het zuurstofverbruik, zoals berekend volgens het tweede lid, voor tenminste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de correctiefactor f:
|
f = |
(100 – T) |
|
|
75 |
waarbij:
f = correctiefactor
T = het percentage van het zuurstofverbruik, zoals berekend volgens het tweede lid, dat afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.
T wordt berekend bij:
3. In het derde lid, onderdeel a, vervalt ‘als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Waterwet,’.
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Voor het bepalen van de correctie, bedoeld in het derde lid, wordt door de heffingplichtige een aanvraag ingediend. De aanvraag bevat in ieder geval:
a. een omschrijving van de afvalwaterstromen waarvoor de correctie wordt aangevraagd;
b. de wijze en frequentie van meten, bemonsteren en analyseren;
c. het type, aantal en te volgen methodieken van de uit te voeren toxiciteitstesten en biodegradatieonderzoeken.
5. De heffingsambtenaar beslist op de aanvraag, bedoeld in het vierde lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking waaraan voorschriften kunnen worden verbonden. Daarbij kan het in ieder geval gaan om voorschriften over de frequentie van meten, bemonsteren en analyseren.
B
In artikel 7.4 wordt ‘als bedoeld’ vervangen door ‘, bedoeld’ en in de formule bij σ wordt ‘afgevoerde stoffen’ vervangen door ‘geloosde stoffen’.
C
In artikel 7.7, tweede lid, wordt ‘afgevoerde hoeveelheid’ vervangen door ‘geloosde hoeveelheid’.
D
In artikel 7.9, derde lid, onderdeel b, wordt ‘wordt daarbij verwijderd’ vervangen door ‘wordt verwijderd’.
E
In artikel 7.12, eerste lid, wordt ‘afgevoerd’ vervangen door ‘geloosd’.
F
In artikel 7.14, derde lid, komt tabel A te luiden:
|
Voor analyse op onderstaande parameter/stof |
Omgevingstemperatuur |
Methode conservering |
Maximale bewaartijd |
|
|---|---|---|---|---|
|
tijdens transport |
tot einde bewaartermijn |
|||
|
totaal organisch koolstof (TOC) |
tussen 2 en 8 °C |
tussen 1 en 5 °C |
Koelen en aanzuren tot pH < 2 |
8 dagen |
|
< – 18 °C |
Invriezen binnen 12 uur |
1 maand |
||
|
totaal gebonden stikstof (TNb) |
tussen 2 en 8 °C |
tussen 1 en 5 °C |
Koelen en aanzuren tot pH < 2 |
8 dagen |
|
< – 18 °C |
Invriezen binnen 12 uur |
1 maand |
||
|
som nitriet- en nitraatstikstof (TON) |
tussen 2 en 8 °C |
tussen 1 en 5 °C |
Filtreren |
4 dagen |
|
som totaal gebonden stikstof verminderd met nitriet- en nitraatstikstof (TNb-TON) |
tussen 2 en 8 °C |
tussen 1 en 5 °C |
Koelen en aanzuren met H2S04 tot pH < 2 |
8 dagen |
|
< – 18 °C |
Invriezen binnen 12 uur |
1 maand |
||
|
chemisch zuurstofverbruik (CZV) |
tussen 2 en 8 °C |
tussen 1 en 5 °C |
Koelen en aanzuren met H2SO4 tot pH < 2 |
6 maanden |
|
< – 18 °C |
Invriezen binnen 12 uur |
6 maanden |
||
|
biochemisch zuurstofverbruik (BZV) |
tussen 2 en 8 °C |
tussen 1 en 5 °C |
Koelen onder uitsluiting van licht. |
1 dag |
|
< – 18 °C |
Invriezen binnen 12 uur |
1 maand (indien BZV ≤ 50 mg/l) 6 maanden (indien BZV > 50 mg/l) |
||
G
Artikel 7.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid komt Tabel B te luiden:
|
Parameter/stof |
Ontsluiting volgens normblad |
Meting volgens normblad |
|
|---|---|---|---|
|
totaal organisch koolstof (TOC) |
NEN-EN-ISO 20236:2024 en |
1 mg/l |
|
|
totaal gebonden stikstof (TNb) |
NEN-EN-ISO 20236:2024 en |
1 mg/l |
|
|
som nitriet- en nitraatstikstof (TON) |
NEN-EN-ISO 13395:1997 nl; of NEN-EN-ISO 15923-1:2024 en |
||
|
som totaal gebonden stikstof verminderd met nitriet- en nitraatstikstof (TNb-TON) |
NEN 6645:2005 nl3 |
NEN-EN-ISO 15923-1:2024 en |
0,5 mg/l |
|
NEN 6646+C1:2015 nl |
|||
|
NEN-EN-ISO 11732:2005 en |
|||
|
chemisch zuurstofverbruik (CZV) |
NEN 6633:2006 nl of NEN-ISO 15705:2003 en4 |
5 mg/l5 |
|
|
biochemisch zuurstofverbruik (BZV) |
NEN-EN-ISO 5815-1:2019 en |
Volgens norm; 1 mg/l |
De aantoonbaarheidsgrenzen voor zware metalen zijn gebaseerd op een afvalwatermonster met een soortelijke geleiding tot 1.500 μS/cm en bij onopgeloste stoffen tot een gehalte van 100 mg/l. Bij afvalwatermonsters met een matrix die groter is dan genoemde waarden voor elektrisch geleidingsvermogen en onopgeloste stoffen kan een hogere aantoonbaarheidsgrens gelden.
Indien een concentratie gerapporteerd wordt als zijnde kleiner dan de aantoonbaarheidsgrens, wordt voor de aanslag van de verontreinigingsheffing een concentratie van de helft van de aantoonbaarheidsgrens aangehouden.
Voor het bepalen van de som totaal gebonden stikstof verminderd met nitriet- en nitraatstikstof (TNb-TON) mag de analyse alleen volgens normblad NEN 6645:2005 nl plaatsvinden als TNb groter is dan 10mb N/L en voor meer dan 30% bestaat uit TON.
De analyse volgens normblad NEN-ISO 15705:2003 en is toepasbaar voor onverdunde monsters met een gehalte aan zuurstofverbruik tot aan 1.000 mg/l en chlorideconcentratie die lager zijn dan 1.000 mg/l. De heffingsambtenaar kan de methode niet toepasbaar verklaren als naar zijn oordeel andere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
De analyse volgens normblad NEN-ISO 15705:2003 en heeft een aantoonbaarheidsgrens van 6 mg/l voor fotometrische detectie bij 600nm en 15 mg/l voor titrimetrische detectie (gebaseerd op één enkelvoudige meting van één laboratorium) wanneer cuvetten worden gebruikt met een bereik van maximaal 1.000 mg/l.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De in dit artikel genoemde internationale normbladen worden bekendgemaakt door terinzagelegging bij het Nederlands Normalisatie Instituut te Delft en bij Rijkswaterstaat te Rotterdam. De nationale normbladen zijn kosteloos in te zien op de website van het Nederlands Normalisatie Instituut.
3. Het vijfde en zesde lid vervallen.
H
Na artikel 7.15 wordt in hoofdstuk 7 een artikel toegevoegd, luidende:
1. Voor het bepalen van de verhouding in het kalenderjaar tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof beslist de heffingsambtenaar op een aanvraag van een heffingplichtige als bedoeld in artikel 7.5, vierde lid, van de Waterwet bij voor bezwaar vatbare beschikking en geeft daarin in ieder geval voorschriften met betrekking tot de:
a. afvalwaterstromen en de stoffen die in het vergelijkend onderzoek worden betrokken;
b. tijdvakken waarin meting en bemonstering geschieden, hetzij ieder etmaal van die tijdvakken, hetzij één of meer daartoe aangewezen etmalen daarvan;
c. wijze waarop de op de voet van onderdeel b verkregen uitkomsten worden herleid tot de verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof over het heffingsjaar.
2. Een afwijkende verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof in de geloosde stoffen als bedoeld in artikel 7.5, vierde lid, van de Waterwet geldt tot het heffingsjaar waarin een nieuwe verhouding wordt vastgesteld.
3. Veranderingen in de bedrijfsomstandigheden, die aanleiding kunnen geven tot een wijziging in de verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof in de geloosde stoffen in het kalenderjaar, worden door de heffingplichtige onverwijld gemeld aan de heffingsambtenaar.
4. Indien op grond van artikel 7.5, tweede lid, van de Waterwet door de heffingsambtenaar is ingestemd met meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen, wordt de voor deze etmalen vastgestelde verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof representatief geacht voor elk kalenderjaar in de door de heffingsambtenaar bepaalde looptijd van de beschikking.
5. Artikel 7.2 is van overeenkomstige toepassing bij een afwijkende verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof in de geloosde stoffen, met dien verstande dat in artikel 7.2, derde lid, voor ‘het zuurstofverbruik, zoals berekend volgens het tweede lid’ wordt gelezen: het zuurstofverbruik zoals berekend volgens de formule:
|
Q × (X × ((TOC-DOC) + (DOC × f)) + 4,57 × (TNb – TON)) |
|
|
1000 |
Waarbij:
Q: afvalwaterhoeveelheid (m3/d)
X: de afwijkende verhouding
TOC: totaal organisch koolstof (mg/l)
TNb: totaal gebonden stikstof (mg/l)
TON: totaal oxideerbare stikstof (mg/l) = (NO2+NO3)
NO2: nitriet stikstof (mg/l)
NO3: nitraat stikstof (mg/l)
6. De heffingsambtenaar beslist op aanvraag van de heffingplichtige, die aannemelijk maakt dat daardoor de uitkomsten van de meting, bemonstering en analyse voor het bepalen van de verhouding in het kalenderjaar tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof niet wordt beïnvloed, dat van één of meer van de in deze regeling opgenomen voorschriften kan worden afgeweken en kan daaromtrent nadere voorschriften geven.
7. De beslissing van de heffingsambtenaar op een aanvraag als bedoeld in het zesde lid bevat in elk geval:
a. de voorschriften van deze regeling waarvan mag worden afgeweken;
b. de toegestane afwijkingen van de in deze regeling opgenomen voorschriften;
c. nadere voorschriften van de heffingsambtenaar.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
De verontreinigingsheffing voor rijkswateren wordt opgelegd voor lozingen van afvalwater op het oppervlaktewater in beheer bij het Rijk.1 De hoogte van die heffing is afhankelijk van het zuurstofverbruik van de geloosde stoffen.2 Om het zuurstofverbruik te bepalen wordt een formule gebruikt. Vanwege een wetswijziging3 is in deze formule onder andere de CZV-component vervangen (de Total Organic Carbon (TOC)-formule i.p.v. de formule voor het chemisch zuurstofverbruik (CZV)). Beide methodes berekenen niet precies hetzelfde, waardoor gebruik wordt gemaakt van een omrekenfactor van drie (CZV = 3 × TOC). Omdat deze omrekenfactor van drie niet voor iedereen redelijk is, is er in de wetswijziging een mogelijkheid opgenomen om een andere CZV-TOC-verhouding dan drie te doen blijken.4 Deze wijziging van de Waterregeling wijzigt de formule in de Waterregeling en geeft nadere regels over de wijze waarop de afwijkende CZV-TOC-verhouding wordt bepaald. Daarnaast is in deze wijziging opgenomen aan welke voorwaarden een aanvraag voor het toepassen van de zogenaamde T-correctie moet voldoen. Ten slotte worden nog enkele technische wijzigingen gedaan.
De verontreinigingsheffing vanwege het Rijk wordt opgelegd voor lozingen van afvalwater op het oppervlaktewater in beheer bij het Rijk (rijkswateren). De heffing wordt opgelegd door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Dit wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat (hierna: RWS).5 De hoogte van de verontreinigingsheffing voor rijkswateren is afhankelijk van de vervuilingswaarde van het afvalwater dat wordt geloosd. Daarbij wordt gekeken naar het zuurstofverbruik van de geloosde stoffen. Dit wordt weergegeven met het aantal vervuilingseenheden.
Het zuurstofverbruik wordt berekend aan de hand van een formule. Deze formule is opgenomen in de Waterregeling. In deze formule waren het chemisch zuurstofverbruik (CZV) en stikstof-Kjeldall (N-Kj) de parameters. In de memorie van toelichting bij de hierboven genoemde wetswijziging is toegelicht dat deze eerder voorgeschreven analysemethode voor CZV en N-Kj al lange tijd onder druk staat.6 Dit komt doordat bij de laboratoriumanalyses milieubelastende chemicaliën (met name kaliumdichromaat, kwik, chroom(VI), rokend zwavelzuur en zilver) worden gebruikt. Er bestaan ook arbotechnische bezwaren bij de uitvoering van de analyses vanwege gevaar voor de gezondheid ten gevolge van de genoemde stoffen.7 De Waterwet is daarom gewijzigd.8 Als alternatief voor de directe meting van CZV is TOC (Total Organic Carbon) opgenomen en N-Kj is vervangen door TNb (Totaal gebonden Stikstof) oftewel N-totaal (Stikstof Totaal).9 Bij beide alternatieven blijft de basis zuurstofverbruik, waarbij voor N-totaal nitriet en nitraat in mindering worden gebracht en voor TOC met een omrekenfactor drie wordt gewerkt.
Als gevolg van deze wetswijziging moet de Waterregeling worden aangepast. De in artikel 7.5, tweede lid, van de Waterregeling opgenomen formule voor het berekenen van de CZV-waarde is aangepast naar een formule voor het berekenen van de TOC-waarde. Er wordt in artikel 7.15 (tabel B) ook een verwijzing toegevoegd naar NEN-EN-ISO 20236:2024 (TOC). Het betreft een dwingende verwijzing naar een internationale norm. De dwingende verwijzing is nodig om te garanderen dat iedereen dezelfde meetmethode gebruikt en daardoor een juiste aanslag krijgt opgelegd. Vanwege het auteursrecht dat op deze norm rust is gratis elektronische publicatie daarvan niet toegestaan. Wel is de norm kosteloos in te zien bij het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) in Delft en bij Rijkswaterstaat.10 Dit geldt eveneens voor de andere internationale normen waarnaar in de Waterregeling wordt verwezen.11 De nationale normen waarnaar wordt verwezen zijn kosteloos in te zijn via de website van NEN.12
Indien de verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik (CZV) en het gehalte totaal organisch koolstof (TOC) in de geloosde stoffen ligt tussen de tweeënhalf en drieënhalf (2,5≤verhouding≤3,5) wordt met betrekking tot de berekening van de verontreinigingsheffing de verhouding drie aangehouden: CZV = 3 × TOC. De verhouding CZV-TOC is stofafhankelijk. Voor bepaalde typen afvalwater van bedrijven is de omrekenfactor niet drie. Er zijn zowel bedrijven waarbij de omrekenfactor lager is als bedrijven waarbij deze hoger is. Onverkorte toepassing zou leiden tot een te hoge of te lage heffing. In de wetswijziging is daarom opgenomen dat bedrijven die doen blijken dat hun afvalwater een CZV-TOC-verhouding heeft die kleiner is dan 2,5 een lagere vervuilingswaarde kunnen toepassen. Daarnaast maakt de afwijkregeling het mogelijk dat wanneer RWS doet blijken dat het afvalwater van een bedrijf een CZV-TOC-verhouding heeft die groter is dan 3,5, het waterschap of RWS een hogere vervuilingswaarde kan toepassen.
Deze wijzigingsregeling stelt in een nieuw artikel 7.16 nadere regels om deze afwijkende verhouding te doen blijken. De verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof wordt in dat geval mede bepaald met behulp van de CZV-methode. Een heffingplichtige kan een aanvraag doen om een afwijkende verhouding te doen blijken. Artikel 7.16 bepaalt dat daarbij de voorschriften in acht genomen worden die de heffingsambtenaar heeft gesteld in de door hem afgegeven beschikking. Die beschikking is voor bezwaar vatbaar.13 Daarnaast zijn onder andere regels opgenomen over de geldigheidstermijn van de afwijkende verhouding en een meldplicht bij gewijzigde bedrijfsomstandigheden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het artikelsgewijs deel van deze toelichting.
Zodra een afwijkende verhouding (V) is bepaald vindt geen volledige correctie plaats.14 De correctie ziet er in een formule als volgt uit:
Bij een verhouding lager dan 2,5:
|
Verhouding = |
V |
× 3 |
|
2,5 |
Bij een verhouding hoger dan 3,5:
|
Verhouding = |
V |
× 3 |
|
3,5 |
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de verontreinigingsheffing voor de regionale wateren wordt opgelegd door de waterschappen. Bovenstaande wijzigingen gelden ook voor de verontreinigingsheffing voor regionale wateren. Waterschappen zullen zelf hun verordening aanpassen.
Als de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate beïnvloed wordt door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen wordt een correctie toegepast.15 Dit is de zogenaamde T-correctie, ook wel hoedanigheidscorrectie. In de Waterregeling is dit nader uitgewerkt.16 Voordat deze T-correctie mag worden toegepast wordt een aanvraag ingediend bij de heffingsambtenaar. Dit geeft de heffingplichtige vooraf duidelijkheid over de wijze waarop de T-correctie moet worden bepaald. In deze wijziging is opgenomen wat deze aanvraag in ieder geval moet bevatten. Dit geeft de heffingplichtige vooraf nog meer duidelijkheid over de wijze waarop de T-correctie moet worden bepaald. Het gaat om:
• De aanwezigheid van een omschrijving van de afvalwaterstromen waarvoor de correctie wordt aangevraagd;
• De wijze en frequentie van meten, bemonsteren en analyseren;
• Het type, aantal en te volgen methodieken van de uit te voeren toxiciteitstesten en biodegradatieonderzoeken.
De heffingsambtenaar beslist vervolgens op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers. Wel heeft deze wijziging gevolgen voor de regeldruk van bedrijven. Bedrijven die in aanmerking willen komen voor een afwijkende verhouding moeten zich verdiepen in de afwijkmogelijkheid. Als bedrijven het initiatief nemen om tot een afwijkende verhouding te komen, dan zijn de kosten en de bijbehorende inspanningen voor hun rekening. Het gaat hoofdzakelijk om het aanvragen van een beschikking om een afwijkende verhouding te doen blijken en vervolgens het uitvoeren van de metingen overeenkomstig die beschikking en in de Waterregeling opgenomen voorschriften.
Naar verwachting zullen tussen de 20 en 40 bedrijven zelf onderzoek doen om een afwijkende verhouding vast te laten stellen. Een eenduidige kwantificering van de tijd die een bedrijf nodig heeft om een afwijkende verhouding te doen blijken is niet te geven. Dit hangt namelijk voor een belangrijk deel af van de kwaliteit van de administratie van het bedrijf, de bekendheid met het eigen (productie)proces en de hoeveelheid zuurstofbindende stoffen die wordt geloosd. Het gaat hier in beginsel om eenmalige regeldrukkosten. De vastgestelde verhouding geldt totdat nieuw onderzoek nodig is. Een reden hiervoor kan zijn een verandering in bedrijfsomstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wijziging in de CZV-TOC-verhouding in het kalenderjaar.
Als RWS deze verhouding vaststelt dan zijn de kosten die daarvoor nodig zijn voor rekening van RWS. Wel zal dit enige capaciteit vragen van het bedrijf omdat RWS mogelijk aanvullende informatie nodig heeft om een afwijkende verhouding vast te kunnen stellen.
Voor het bepalen van de T-correctie wordt voortaan in de Waterregeling bepaald wat er in de aanvraag moet worden opgenomen. Het bedrijf moet hiervoor een omschrijving geven van de afvalwaterstromen waarvoor de correctie wordt aangevraagd, de wijze en frequentie van meten, bemonsteren en analyseren en het type, aantal en te volgen methodieken van de uit te voeren toxiciteitstesten en biodegradatieonderzoeken. Door dit op te nemen in de Waterregeling wordt verduidelijkt op welke wijze de T-correctie kan worden bepaald. Daardoor wordt ook voorkomen dat onnodige metingen worden uitgevoerd. Het toevoegen van deze verduidelijking heeft dan ook geen gevolgen voor de regeldruk of de regeldruk neemt hierdoor mogelijk zelfs af.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De kosten voor een TOC-analyse liggen iets hoger dan van een CZV-analyse. Wel stijgen de kosten voor een CZV-analyse, omdat de kosten voor de afvoer en verwerking van de restchemicaliën steeds hoger wordt. Daarnaast zullen bedrijven moeten voldoen aan de nieuw aangewezen norm, NEN-EN-ISO 20236:2024. Deze is te koop bij NEN of gratis in te zien bij NEN of RWS.
Als het gaat om het vaststellen van een afwijkende verhouding is de verwachting dat de aanvraag vanuit een bedrijf zich vooral voor zal doen als dit voor het bedrijf voordeliger is en een eventuele verlaging van de in de Waterwet vastgelegde verhouding CZV/TOC van drie zou kunnen betekenen. Een lagere verhouding leidt tot een lager bedrag aan te betalen verontreinigingsheffing. Tevens zijn de te maken kosten hiervoor in beginsel eenmalig.
Het totaal aantal bedrijven waarvoor een afwijkende verhouding geldt die hoger is dan 3,5 is naar verwachting klein. Het aantal wordt geschat tussen de 30 en 50 bedrijven. Dat is ongeveer 10% van het aantal relevante meetbedrijven. RWS zal hiervoor de kosten dragen en de bijbehorende inspanningen verrichten. RWS verwacht 4,87 fte extra aan capaciteit nodig te hebben. Deze inschatting is gebaseerd op de volgende werkzaamheden:
• Beantwoorden van vragen van heffingplichtigen.
• Verzoeken tot goedkeuring meet- en bemonsteringsplannen.
• Afgeven van nieuwe meetbeschikkingen.
• Mogelijke toename van het aantal bezwaren.
• Periodieke aanpassing van de TOC-factor naar aanleiding van gewijzigde bedrijfssituaties.
• Het beoordelen/ goedkeuren van nieuwe bemonsteringssystemen (TOC).
• Periodieke aanpassing van de TOC-factor naar aanleiding van gewijzigde bedrijfssituaties (aanpassing werkflow, nieuwe bedrijfsonderdelen, etc).
Daarnaast is er een aantal eenmalige werkzaamheden:
• Aanpassen van de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
• Het aanpassen van het aangifteformulier.
Deze wijzigingsregeling is niet voorgelegd aan RWS ter uitvoering van een uitvoerbaarheidstoets omdat RWS nauw betrokken is bij de totstandkoming van deze wijzigingsregeling.
Het ontwerp van deze wijzigingsregeling is op 22 juli 2025 voorgelegd aan de Europese Commissie (notificatienummer 2025/0395/NL) ingevolge artikel 5, eerste lid, Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de voornoemde richtlijn, is vervolgens een standstilltermijn van drie maanden in acht genomen, welke termijn op 23 oktober 2025 eindigt. Door het voorschrijven van NEN-EN-ISO 20236:2024 (TOC) worden met deze wijziging technische voorschriften toegevoegd in de Waterregeling. Er zijn geen reacties binnengekomen.
De voorganger van de Waterregeling (Uitvoeringsregeling verontreiniging rijkswateren) heeft in 1997 de notificatieprocedure doorlopen (97/0677/NL). Vanwege de uitbreiding van het toepassingsbereik van de Waterregeling heeft in 2000 opnieuw notificatie plaatsgevonden (2000/0467/NL).
In de periode van 24 juni tot en met 5 augustus is voor deze regeling een internetconsultatie uitgevoerd.
Er is één reactie ontvangen. Daarin werd gevraagd waarom in artikel 7.15 in tabel B met analysevoorschriften wordt verwezen naar de verouderde norm voor TOC. Deze vergissing is hersteld door alsnog naar de actuele versie van de norm te verwijzen, namelijk NEN-EN-ISO 20236:2024. Van de gelegenheid is daarnaast gebruikgemaakt om in artikel 7.15 nog enkele andere technische correcties door te voeren.
De voorstellen raken het MKB, namelijk bedrijven die afvalwater lozen op rijkswater. Om te horen hoe bedrijven tegen de voorstellen aankijken is getracht tijdens de wijziging van de Waterwet in contact te komen met individuele ondernemers. Aan VNO-NCW en MKB-Nederland is gevraagd of vanuit hun achterban ook ondernemers wilden reageren. Zij hebben echter aangegeven hiervoor de internetconsultatie te willen benutten.17 Deze wijziging van de Waterregeling betreft vooral een technische wijziging met beperkte effecten voor de regeldruk. Er heeft daarom geen MKB-toets plaatsgvonden.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026. Hiermee wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van de wijzigingswet.18Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is eveneens aangesloten bij de vaste verandermomenten van regelgeving. Er is afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van drie maanden die geldt voor besluiten die tot medeoverheden zijn gericht (artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Dit is niet bezwaarlijk. Bedrijven hebben al geruime tijd de gelegenheid gehad om zich op de hoogte te stellen van de wijziging in de wetgeving. In deze wijziging van de Waterregeling is enkel opgenomen dat een bedrijf een beschikking moet aanvragen voordat een onderzoek naar een afwijkende verhouding kan starten. RWS is in een vroegtijdig stadium steeds intensief betrokken bij deze wijziging. Ook RWS heeft daarom al tijdig kunnen anticiperen op de wijziging.
In artikel 7.2, tweede lid, van de Waterregeling is de formule aangepast waarmee het zuurstofverbruik voor de verontreinigingsheffing voor rijkswateren wordt berekend. In deze formule waren het chemisch zuurstofverbruik (CZV) en stikstof-Kjeldall (N-Kj) de parameters. Zoals hierboven vermeld in het algemeen deel van deze toelichting staat de analysemethode die nodig is voor het bepalen van CZV al langere tijd onder druk, vanwege het gebruik van mens- en milieubelastende stoffen. Dit is daarom gewijzigd. Voortaan geldt TOC (Total Organic Carbon) in plaats van CZV en voor N-Kj wordt TNb (Totaal gebonden Stikstof) oftewel N-totaal (Stikstof Totaal) toegepast.19
In artikel 7.2, derde lid, van de Waterregeling is de zogenaamde T-correctie, ook wel hoedanigheidscorrectie, nader uitgewerkt. Voor de T-correctie geldt dat wordt uitgegaan van de theoretische CZV-TOC-verhouding van drie. Artikel 7.2, derde lid, is hierop aangepast. Daarnaast vervalt in het derde lid, onderdeel a, ook de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Waterwet’. Bedrijfsruimte is namelijk al gedefinieerd in artikel 7.1 van de Waterwet en werkt ook door naar lagere regelgeving. Een inhoudelijke wijziging is dus niet beoogd.
Ten slotte zijn twee leden toegevoegd. De T-correctie moet op aanvraag gebeuren. Het nieuwe vierde lid geeft aan wat die aanvraag ten minste moet bevatten. Het vijfde lid bepaalt dat de heffingsambtenaar beslist op deze aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking waarin hij voorwaarden kan stellen. Daarbij kan het in ieder geval gaan om voorschriften over de frequentie van meten, bemonsteren en analyseren.
Het betreft enkele technische correcties.
Tabel A behorende bij artikel 7.14 voor het conserveren van afvalwatermonsters en tabel B behorende bij artikel 7.15 met analysevoorschriften worden gewijzigd vanwege het opnemen van de analysemethode van TOC. Daarnaast is de verwijzing naar de NEN-norm behorende bij de BZV methode geactualiseerd20 en is de volgorde van de in de tabel opgenomen methoden aangepast (van nieuw naar oud). Bij elke norm is ook een jaartal toegepast zodat voortaan statisch naar de normen wordt verwezen, dit is conform het uitgangspunt in de Aanwijzingen voor de regelgeving. Bij elke norm is ook toegevoegd of gebruik moet worden gemaakt van de Engelse of de Nederlandstalige versie.
In dit onderdeel wordt een nieuw artikel 7.16 toegevoegd. Voor de heffingplichtige en de heffingsambtenaar bestaat op grond van artikel 7.5, vierde lid, van de Waterwet de mogelijkheid om een afwijkende verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof in de geloosde stoffen te doen blijken (afwijkende CZV-TOC-verhouding). In artikel 7.16 staan nadere regels opgenomen om deze afwijkende verhouding te doen blijken.
Het initiatief om een afwijkende CZV-TOC-verhouding te doen blijken kan zowel uitgaan van de heffingplichtige als van de heffingsambtenaar. De heffingplichtige zal daartoe overgaan als hij vermoedt dat de CZV-TOC-verhouding lager is dan drie en de heffingsambtenaar als hij vermoedt dat deze verhouding hoger is. De heffingplichtige dient hiervoor een aanvraag in op grond van artikel 7.5, vierde lid, van de Waterwet. In het eerste lid is bepaald welke voorschriften in ieder geval door de heffingsambtenaar in die beschikking worden opgenomen. De heffingsambtenaar kan daarnaast dus ook nog andere voorschriften stellen. Zo wordt ervoor gezorgd dat de heffingplichtige de juiste CZV-TOC-verhouding vaststelt. Het eerste lid bepaalt tevens dat de heffingsambtenaar beslist op deze aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Het tweede lid bepaalt hoe lang de afwijkende verhouding tussen het chemisch zuurstofverbruik en het gehalte totaal organisch koolstof in de geloosde stoffen geldt. Dit is tot het heffingsjaar waarin een nieuwe verhouding wordt vastgesteld. Zowel de heffingplichtige als de heffingsambtenaar kunnen daarvoor het initiatief nemen. De heffingplichtige kan een aanvraag indienen op grond van artikel 7.5, vierde lid, van de Waterwet. Het kan ook dat de heffingsambtenaar aanleiding ziet voor een nieuw onderzoek en daaruit een nieuwe afwijkende verhouding volgt. Een reden hiervoor kan zijn een verandering in bedrijfsomstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wijziging in de CZV-TOC-verhouding in het kalenderjaar. Het derde lid bepaalt daarom dat dergelijke veranderingen in bedrijfsomstandigheden onverwijld aan de heffingsambtenaar worden gemeld.
Op grond van artikel 7.5, eerste lid, van de Waterwet is het uitgangspunt dat er elk etmaal gemeten wordt. Op grond van het tweede lid van dat artikel kan daarvan worden afgeweken. Het vierde lid bepaalt dat zodra een afwijkende verhouding is vastgesteld deze afwijkende meetfrequentie ook kan worden aangehouden voor deze afwijkende verhouding.
Als de hiervoor genoemde T-correctie wordt toegepast (artikel 7.5, vijfde lid, Waterwet) is artikel 7.2 van overeenkomstige toepassing als er een afwijkende verhouding wordt vastgesteld. In de formule zoals opgenomen in het tweede lid van dat artikel zal dan geen drie worden ingevuld maar de voor het bedrijf vastgestelde afwijkende verhouding. Hieronder weergegeven met X:
|
(Q × (X × ((TOC – DOC) + (DOC × f)) + 4,57×(TNb – TON)) |
|
|
1000 |
In deze leden is opgenomen dat de heffingplichtige een aanvraag kan indienen bij de heffingsambtenaar als de heffingplichtige wil afwijken van de in deze regeling opgenomen voorschriften. Het zal dan gaan om voorschriften die worden voorgeschreven in de NEN-EN-ISO 20236:2024 (TOC) voor wat betreft het gebruik van apparatuur. Apparatuur die niet aan de voorschriften van deze regeling voldoet maar waarmee wel een vergelijkbaar resultaat wordt behaald is derhalve toegelaten. Dit geldt voor zowel binnenlandse als buitenlandse apparatuur. Hiermee wordt voldaan aan het beginsel van de wederzijdse erkenning. Het zevende lid bepaalt welke voorschriften de beslissing van de heffingsambtenaar in elk geval bevat. De heffingsambtenaar kan daarnaast dus ook nog andere voorschriften stellen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Wet van 10 februari 2025 tot wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten (Stb. 2025, 63).
Kamerstukken II 2020/21, 35 570 XII, nr.103, bijlage II. In de voorstellen wordt de parameter TNb (Totaal gebonden Stikstof) benoemd als N-totaal (Stikstof totaal). Hiermee wordt hetzelfde bedoeld.
Hiermee wordt voldaan aan artikel 14a van de Bekendmakingswet. Vanwege een tweetal uitspraken van de Hoge Raad is zekerheidshalve in de Waterregeling expliciet toegevoegd op welke wijze inzage in de normen kan worden verkregen (zie Hoge Raad: HR 15 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1753 en HR 21 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:868).
Het gaat om NEN-EN-ISO 13395:1997, NEN-EN-ISO 15923-1:2024, NEN-EN-ISO 11732:2005, NEN-EN-ISO 5815-1:2019 en NEN-ISO 15705:2003.
Het is nodig dit expliciet te regelen op grond van artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Wet van 10 februari 2025 tot wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten (Stb. 2025, 63).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-37639.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.