Besluit van het College van procureurs-generaal van 11 februari 2025, [PaG / 19951] houdende verlening van ondermandaat en het doorgegeven van volmacht en machtiging ten aanzien van beheeraangelegenheden aan de hoofden van de parketten en dienstonderdelen (Mandaatbesluit College van procureurs-generaal, beheer OM 2025)

Het College van procureurs-generaal,

Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 133 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) en de Comptabiliteitswet 2016;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

het mandaat:

het door de minister aan het College van procureurs-generaal verleende (onder)mandaat met betrekking tot de aangelegenheden die het beheer van het openbaar ministerie betreffen respectievelijk het mandaat om rechtspositionele besluiten te nemen ten aanzien van medewerkers van het OM;

leidinggevende:

leidinggevende in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk

functionele autoriteit:

de functionele autoriteit in de zin van artikel 1, lid 2 aanhef onder e. tot en met i. van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra).

medewerker:

degene die

  • a) krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat of

  • b) als rechterlijk ambtenaar, genoemd in artikel 1 onderdeel b., onder 5°, 6°, 7° en 10° van de Wet RO,

werkzaam is bij of ten behoeve van het openbaar ministerie.

Artikel 2

  • 1) Elke procureur-generaal is afzonderlijk gemachtigd om invulling te geven aan het mandaat.

  • 2) Van het mandaat wordt ten aanzien van de beheeraangelegenheden die hun parket of dienstonderdeel betreffen, ondermandaat verleend aan:

    • a. de hoofden van de parketten, genoemd in artikel 134 lid 1, b. tot en met f. van de Wet RO;

    • b. de directeur van het parket-generaal;

    • c. de directeur van de landelijke bedrijfsvoeringsorganisatie openbaar ministerie (LBOM);

    • d. de directeur van de IV-organisatie openbaar ministerie (IVOM).

  • 3) Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging.

Artikel 3

  • 1) Tot leidinggevende in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk worden aangewezen de in kolom 1 van bijlage 1 bij dit besluit genoemde functionarissen, voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden vermeld in kolom 2 van die bijlage.

  • 2) Aan de functionarissen genoemd in kolom 1 van bijlage 1 wordt voorts mandaat verleend om besluiten te nemen die bij of krachtens de Wrra aan de minister zijn toegekend, een en ander zoals vermeld in kolom 3 van die bijlage.

Artikel 4

  • 1) Het mandaat ziet toe op de bevoegdheid om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven. Hiervoor worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van tabel 1 in bijlage 2 bij deze regeling voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom 2 van tabel 1 in die bijlage.

  • 2) Het ondermandaat ziet toe op de bevoegdheid om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven in geval van afwezigheid van de in lid 1 van dit artikel genoemde aangewezen ambtenaren. Hiervoor worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 2 van tabel 2 in bijlage 2 bij deze regeling voor zover het betreft de OM-onderdelen, genoemd in kolom 1 van tabel 2 in die bijlage.

Artikel 5

  • 1) Aan het College van procureurs-generaal blijft voorbehouden:

    • a. het nemen van besluiten op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 38e van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra), voor zover het een schadeloosstelling, vergoeding van kosten of overigens een geldelijke tegemoetkoming betreft boven een bedrag van € 5.000,- of indien de schadeloosstelling betrekking heeft op immateriële schade.

    • b. toekennen van een vergoeding van schade op grond van artikel 27b van het Brra of paragraaf 8.7 van de CAO Rijk inclusief de vaststelling of sprake is van een dienstongeval, beroepsincident of beroepsziekte.

    • c. het vaststellen van de organisatie en formatie van salarisschaal 14 en hoger zoals bedoeld in paragraaf 6.3 van de CAO Rijk en van salariscategorie 9 en hoger, als genoemd in artikel 5 van het Brra.

    • d. het nemen van besluiten met arbeidsrechtelijke gevolgen, waaronder het aanbieden en beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd, bevordering alsmede het treffen van ordemaatregelen en straffen overeenkomstig hoofdstuk 15 van de CAO Rijk jegens functionarissen op functies van schaal 14 en hoger zoals bedoeld in paragraaf 6.3 van de CAO Rijk.

    • e. het toekennen van een financiële vergoeding vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die de uitkomst van de berekening overeenkomstig een transitievergoeding in de zin van artikel 7:673 van het BW, overstijgt.

  • 2) Aan het College blijft tevens de bevoegdheid voorbehouden om besluiten te nemen ten aanzien van rechterlijke ambtenaren:

    • a) inzake benoeming, plaatsing, salaris, schorsing, ontslag en het treffen van disciplinaire maatregelen, voor zover de wetgever die bevoegdheid niet heeft toegekend aan het hoofd van het parket respectievelijk aan de functionele autoriteit;

    • b) inzake hoofdstuk 3a Wrra (beslag, terugvordering, verrekening en korting);

    • c) in die situaties waarin de functionele autoriteit een voorstel kan doen of advies dient te geven.

  • 3) Het voorbehoud in lid 2 is niet van toepassing op de volgende artikelen:

    • 6 van het Brra;

    • 6c lid 6 van het Brra;

    • 8b lid 1, 2 en 3 van het Brra;

    • 8d van het Brra;

    • 33n van het Brra;

    • 33p lid 1 van het Brra, indien er sprake is van verlof zonder behoud van bezoldiging, verleend in het persoonlijk belang van de medewerker.

Artikel 6

  • 1) Aan de directeuren bedrijfsvoering wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen voor zover deze de bestedingen en de uitputting van de budgetten betreffen van het parket of dienstonderdeel waaraan de directeur bedrijfsvoering verbonden is, tot een maximum van € 500.000 per opdracht.

  • 2) Aan de directeuren en directeur BIOM wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen voor zover deze de bestedingen en de uitputting van de budgetten betreffen van het beleidsterrein waaraan de directeur of directeur BIOM verbonden is, tot een maximum van € 500.000 per opdracht.

Artikel 7

De ‘Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2016’ wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 11 februari 2025.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit College van procureurs-generaal, beheer OM 2025.

Dit besluit wordt met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Het College van procureurs-generaal,

Aldus ondertekend te Den Haag op 11 februari 2025 door de voorzitter van het College van procureurs-generaal – Rinus Otte.

TOELICHTING

In dit besluit wordt door het College van procureurs-generaal aan de hoofden en directeuren van de onder het College ressorterende (dienst)onderdelen de bevoegdheid verleend om namens de Minister van Justitie en Veiligheid besluiten te nemen (ondermandaat). Het betreft een herijking van het mandaatbesluit uit 2016, dat als gevolg van veranderingen op het gebied van de rechtspositie (i.c. CAO Rijk en een ingrijpende wijzigingen in de Wrra en het Brra per 1 juli 20231). De veranderingen zijn het meest zichtbaar in artikel 5.

Tevens is IVOM toegevoegd. Daarnaast is DVOM vervangen door LBOM.

Artikel 1

Dit artikel geeft een algemene omschrijving van het begrip mandaat. Anders dan in vorige versies van het mandaatbesluit wordt niet langer verwezen naar de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie 2012. Dat houdt hiermee verband dat de genoemde regeling verwijst naar de ‘Mandaatregeling hoofden clusters Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012’. Die mandaatregeling is derhalve verouderd. Artikel 1 bevat nu een ruime omschrijving en zal worden aangepast zodra de bovenliggende (onder)mandaatbesluiten binnen het ministerie zijn aangepast.

Artikel 2

Onverminderd geldt dat elke procureur-generaal afzonderlijk gemachtigd is om invulling te geven aan het mandaat dat door of namens de minister op het punt van het beheer is verleend aan het College van procureurs-generaal. De uitoefening van een bevoegdheid door een procureur-generaal overeenkomstig deze bepaling geschiedt onder verantwoordelijkheid van het voltallige College. Dit volgt ook uit artikel 133 van de wet op de rechterlijke organisatie (wet RO). Ingevolge artikel 133 lid 3 wet RO kan het College ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid door een van de procureurs-generaal algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

Met verlening en doorgifte van ondermandaat wordt gelijkgesteld de verlening en de doorgifte van volmacht en machtiging.

Het College van procureurs-generaal kan nadere instructies geven ten aanzien van de wijze waarop rechtspositionele besluiten worden genomen en ten aanzien van de besteding van de budgetten waaraan een gemandateerde zich moet houden in de uitoefening van bevoegdheden.

De procureurs-generaal zijn gemachtigd om (onder)mandaat te verlenen aan de hoofden van de parketten en aan de directeuren van het parket-generaal, de LBOM en de IVOM.

In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van de hoofdofficier van justitie of landelijk hoofdadvocaat-generaal wordt deze vervangen door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie of hoofdadvocaat-generaal van het betreffende parket. Dit volgt rechtstreeks uit de Wet RO.

Artikel 3

Dit artikel regelt ten aanzien van het personele mandaat de onderverdeling van mandaatbevoegdheden en vormt daarmee tevens de basis voor het verlenen van ondermandaat door het College aan medewerkers onder de hoofden van de onderdelen en parketten. E.e.a. is vastgelegd in bijlage 1 van dit mandaatbesluit. Daarmee wordt aangesloten bij de werkwijze c.q. systematiek binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Vanwege verschil in definities is onderscheid gemaakt tussen medewerkers die onder de CAO Rijk vallen (lid 1) en degenen op wie de Wrra van toepassing is. Dat onderscheid komt terug in bijlage 1. In deze bijlage is geregeld welke functionarissen binnen de onderdelen bevoegd zijn om rechtspositionele besluiten (P-mandaat) te nemen. Het College kan nadere instructies geven ten aanzien van de wijze waarop rechtspositionele besluiten worden genomen, waaraan een gemandateerde zich moet houden bij de uitoefening van de bevoegdheden.

De bijlage is opgesteld bij de totstandkoming van dit mandaatbesluit en betreft derhalve een momentopname. Om die reden wordt bijlage 1 periodiek geactualiseerd. Leidinggevenden binnen het OM hebben niet steeds de titel van afdelingshoofd, manager, etc. Om die reden komen in bijlage 1 ook andere functionarissen voor. Een functionaris heeft dan alleen een B-bevoegdheid wanneer in de P-portal de rol van manager is toegekend.

Artikel 4

Dit artikel regelt ten aanzien van het financiële mandaat de onderverdeling van mandaatbevoegdheden en vormt tevens de basis voor het verlenen van ondermandaat. E.e.a. is vastgelegd in bijlage 2 van dit mandaatbesluit.

Het gebruik van mandaatniveau 1 en 2 is optioneel, waarbij de keuze om al dan niet gebruik te maken van deze niveaus ligt bij de gemandateerde voor mandaatniveau 3. Indien gebruik gemaakt wordt van mandaatniveau 1 en 2 gelden de in bijlage 2 vermelde aangewezen ambtenaren en mandaatbedragen.

In geval van plaatsvervangende functies (de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie en de plaatsvervangend directeur) geldt dat het mandaat slechts in geval van belet en ontstentenis van de betreffende aangewezen ambtenaren (de hoofdofficier van justitie en de directeur) wordt verkregen. Ditzelfde geldt voor het ondermandaat.

Voor niveau 4 genoemd in kolom 1 van tabel 1 geldt dat, conform artikel 133 wet RO, een procureur-generaal zelfstandig mandaat heeft. Ook de bestuurlijk CIO, welke opereert onder verantwoordelijkheid van het College, heeft mandaat op niveau 4 voor de portefeuille ICT en informatievoorziening. Voor niveau 5 geldt dat een collega procureur-generaal aanvullend zijn mandaat dient af te geven. Optioneel kan dit mandaat worden afgegeven middels een Collegebesluit. Op die manier wordt geborgd dat het mandaat voor verplichtingen en uitgaven groter dan € 10.000.000 altijd door ten minste twee leden van het College is afgegeven.

Binnen het OM bestaan diverse landelijke budgetten met landelijke budgethouders. Denk aan het landelijk budget ‘College en bestuur’ (budgethouder: directeur FR&C) en ‘Conservatoir beslag’ (budgethouder: LBA – Functioneel Parket). Indien het landelijk budget expliciet gekoppeld is aan een OM-onderdeel (bijvoorbeeld conservatoir beslag aan het LBA en dus het Functioneel Parket), dan geldt de mandaatstructuur van dat betreffende OM-onderdeel. Indien het landelijk budget is gekoppeld aan een ambtenaar, dan heeft de landelijke budgethouder mandaat (bijvoorbeeld de directeur FR&C voor budget ‘College en bestuur’). Uitzonderingen op deze regel dienen gemotiveerd te worden voorgelegd aan en te worden bekrachtigd door het College (volgens het principe ‘pas toe of leg uit’).

Het ondermandaat wordt voor niveau 1 en 2 genoemd in kolom 2 van tabel 2 slechts omhoog doorgegeven. Vanaf niveau 3 geldt dat het ondermandaat zowel zijwaarts als omhoog kan worden doorgegeven.

Artikel 5

In artikel 5 staat opgesomd welke besluiten van de minister niet zijn doorgemandateerd aan de dienstonderdelen.

De voorbehouden komen grotendeels overeen met de voorbehouden die golden onder het mandaatbesluit uit 2016. In de meeste gevallen is sprake van een technische omzetting (van ARAR naar CAO Rijk of het Burgerlijk Wetboek, of van Wrra naar Brra). Hier en daar is een onduidelijkheid ondervangen, dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van het voorbehoud van lid 2 onder c).

Wat de rechterlijk ambtenaren betreft zijn dat veelal de besluiten (lid 2 onder a en b) over benoeming, plaatsing, salaris, ontslag etc. én (lid 2 onder c) besluiten waarbij in de Wrra of Brra vermeld staat dat de minister niet beslist nadat de functionele autoriteit hierover heeft geadviseerd dan wel het voorstel hiervoor heeft gedaan. De functionele autoriteit van de rechterlijk ambtenaar is de hoofdofficier van justitie en de landelijk hoofdadvocaat-generaal van diens parket2. De functionele autoriteit adviseert in die situaties het College of doet een voorstel aan het College.

Het voorbehoud geldt niet voor die beslissingen die door de wetgever rechtstreeks zijn toegekend aan de functionele autoriteit.

In lid 3 staat opgesomd welke besluiten van de minister zijn uitgezonderd van het voorbehoud van lid 2. Dat betreft:

  • artikel 6 Brra: demotieregeling

  • artikel 6c lid 6 Brra: eenmalige toeslag vanwege uitstekend functioneren

  • artikel 8b lid 1, 2 en 3 Brra: vaststellen arbeidsduur op meer dan 36 uur voor rechterlijk ambtenaren (niet zijnde de officier in opleiding)

  • artikel 8d Brra: PAS-regeling

  • artikel 33n van het Brra: (terugbetaling) ouderschapsverlof

  • artikel 33p lid 1 van het Brra, indien er sprake is van verlof zonder behoud van bezoldiging, verleend in het persoonlijk belang van de medewerker (zoals i.v.m. een sabbatical).

Dit besluit vervangt de Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2016.

BIJLAGE 1

Behorend bij artikel 3 van het Mandaatbesluit College van procureurs-generaal, beheer OM 2025

De functionarissen (genoemd in kolom 1) bij wie in kolom 2 de letter A is geplaatst zijn, onverminderd artikel 5 van dit besluit, bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die in of krachtens de CAO Rijk aan de leidinggevende zijn toegekend. Onder ‘Topmanager’ valt de (plv.) directeur en de directeur bedrijfsvoering.

De functionarissen bij wie in kolom 3 de letter A is geplaatst zijn, onverminderd artikel 5 van dit besluit, bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die in of krachtens de Wrra of de Brra aan de functionele autoriteit of aan de minister zijn toegekend. De functionarissen met de aanduiding A* zijn de (wettelijke) vervanger van het hoofd van het parket in geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van het hoofd van het parket.

De functionarissen aan wie in de p-portal (P-Direkt) de rol van manager/leidinggevende is toegekend, zijn onverminderd artikel 5 van dit besluit, bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die aan de leidinggevende met een A-bevoegdheid zijn toegekend, met uitzondering van de bevoegdheden tot:

  • a) het aangaan van een arbeidsovereenkomst;

  • b) het opleggen van disciplinaire straffen en ordemaatregelen;

  • c) het beëindigen van een arbeidsovereenkomst;

  • d) het beoordelen van nevenwerkzaamheden;

  • e) het nemen van beslissingen die van invloed zijn op de budget- en formatie(ruimte) van de eenheid waaraan leiding wordt gegeven;

  • f) het toekennen van schadeloosstelling of schadevergoeding;

  • g) het nemen van beslissingen over de toekenning van een persoonsgebonden dienstauto.

Aan deze functionarissen komt de B-bevoegdheid toe.

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Arrondissementsparketten

Landelijk Parket

Functioneel Parket

Parket Centrale Verwerking OM

t.a.v.

Rijksambtenaren

t.a.v.

Rechterlijke ambtenaren

Hoofdofficier van justitie

A

A

Plv. Hoofdofficier van justitie

A

A*

Topmanager

A

B

(Senior) Adviseur

B

B

Afdelingshoofd

B

B

Beleidsadviseur

B

B

Business controller

B

B

Manager

B

B

Officier van justitie1

B

B

Operationeel manager

B

B

Persvoorlichter

B

B

Project-/Programmamanager

B

B

Teamleider

B

B

X Noot
1

De functie van officier van justitie kent meerdere verschijningsvormen, variërend van officier enkelvoudige zittingen tot senior officier van justitie A.

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Ressortsparket

t.a.v.

Rijksambtenaren

t.a.v.

Rechterlijke ambtenaren

Landelijk hoofdadvocaat-generaal

A

A

Hoofdadvocaat-generaal

A

A*

Topmanager

A

B

Afdelingshoofd

B

B

Advocaat-generaal

B

B

Manager

B

B

Operationeel Manager

B

-

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Parket-Generaal

t.a.v.

Rijksambtenaren

t.a.v.

Rechterlijke ambtenaren

Procureur-generaal

A

A

Topmanager

A

B

Beleidsadviseur

B

B

Coördinerend Specialistisch Adviseur Bedrijfsvoering

B

B

Coördinerend Specialistisch Adviseur

B

B

Manager

B

B

Officier van justitie1

B

B

Project-/Programmamanager

B

B

Senior Adviseur Bedrijfsvoering

B

B

Senior advocaat-generaal

B

B

Plv. hoofdofficier van justitie (Eurojust)

B

B

Directeur BIOM

A

B

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

LBOM

t.a.v.

Rijksambtenaren

t.a.v.

Rechterlijke ambtenaren

Topmanager

A

-

Manager

B

-

Project-/Programmamanager

B

-

Operationeel Manager

B

-

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

IVOM

t.a.v.

Rijksambtenaren

t.a.v.

Rechterlijke ambtenaren

Topmanager

A

-

Manager

B

-

Operationeel Manager

B

-

Senior Adviseur Bedrijfsvoering

B

-


X Noot
2

Ten aanzien van de hoofdofficieren, de landelijk hoofdadvocaat-generaal en de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het parket-generaal is het College van procureurs-generaal de functionele autoriteit.

Naar boven