Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 36518 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2025, 36518 | beleidsregel |
De Inspecteur-Generaal,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 12, tweede lid, artikel 14a, tweede lid, aanhef en onder f, artikel 25, vijfde lid, en artikel 39, tweede en vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 8 van het Onderwijskundig besluit WEC, artikel 8, tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2.38, elfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
verzoek als bedoeld in artikel 8, tiende lid, WPO, artikel 2.38, elfde lid, WVO 2020 en de artikelen 12, derde lid, 14a, tweede lid, aanhef en onder f, en 25, vijfde lid, WEC;
verzoek toe te staan dat een kind eerder dan de vastgestelde toelatingsleeftijd wordt toegelaten tot de school als bedoeld in artikel 39, tweede lid, WEC;
verzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, Onderwijskundig besluit WEC;
verzoek tot ontheffing als bedoeld in artikel 39, vijfde lid, WEC;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WPO, artikel 1 WEC of artikel 1.1 WVO 2020;
deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding als bedoeld in artikel 40a, tweede lid, WPO, artikel 41a, tweede lid, WEC en artikel 2.44, tweede lid, WVO 2020;
inspectie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, Wet op het onderwijstoezicht;
instellingscode van een school in de Registratie Instellingen en Opleidingen van de Dienst Uitvoering Onderwijs;
ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 40a WPO, artikel 2.44 WVO 2020 en artikel 41a WEC;
school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder f, h, j, k, m of n, van de WEC, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder f, h, j, k, m of n, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 tweede lid onder f, h, j, k, m of n, van de WEC, een instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede en derde volzin van de WEC dan wel een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020;
Wet op de expertisecentra;
Wet op het primair onderwijs;
Wet voortgezet onderwijs 2020.
Deze beleidsregel heeft betrekking op de wijze waarop de inspectie gebruik maakt van haar bevoegdheid om:
a. op grond van een ingediende aanvraag afwijken onderwijstijd in te stemmen met afwijking van het verplichte minimum aantal uren onderwijstijd voor een individuele leerling;
b. Op grond van een ingediende aanvraag afwijken toelatingsleeftijd toe te staan dat een kind in het speciaal onderwijs eerder wordt toegelaten dan de wettelijke toelatingsleeftijd;
c. op grond van een ingediende aanvraag ontheffing 20+leerling ontheffing te verlenen van het wettelijk voorschrift dat leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs moeten verlaten aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 20 jaar bereikt is, en
d. op grond van een ingediende aanvraag maximale duur stage ontheffing te verlenen van het voorschrift dat de duur van de stage gedurende de cursusduur gemiddeld ten hoogste 50 procent bedraagt van het aantal uren waarin onderwijs wordt verzorgd.
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 wordt door het bevoegd gezag bij de inspectie ingediend langs elektronische weg met gebruikmaking van een daartoe strekkend elektronisch aanvraagformulier in het Internet Schooldossier (ISD).
2. Een aanvraag kan eerst worden ingediend nadat de wettelijke vertegenwoordiger van de leerling of als de leerling meerderjarig is en handelingsbekwaam, de leerling, heeft ingestemd met het indienen van een aanvraag.
3. Het bevoegd gezag verstrekt na ontvangst van een beschikking op de aanvraag onverwijld een afschrift daarvan te verstrekken aan de wettelijke vertegenwoordiger van de leerling of, als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, aan de leerling.
4. Het bevoegd gezag stuurt in ieder geval de volgende gegevens met de aanvraag mee:
a. de naam en de geboortedatum van de leerling voor wie de aanvraag wordt ingediend;
b. de instellingscode, de naam en het adres van de school of instelling waar de leerling staat ingeschreven; en
c. ingangsdatum van de periode waarvoor een aanvraag wordt ingediend.
5. Het bevoegd gezag dient een aanvraag tijdig in. Een aanvraag is tijdig ingediend als de aanvraag via het ISD is ingediend:
a. aanvraag afwijken onderwijstijd: op de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;
b. aanvraag maximale duur stage en een aanvraag afwijken toelatingsleeftijd: acht weken voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;
c. aanvraag ontheffing 20+: uiterlijk 31 juli van het schooljaar waarin de leerling de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt.
6. Een aanvraag afwijken onderwijstijd die niet tijdig is ingediend, maar die binnen een termijn van zes weken na de in de aanvraag opgenomen ingangsdatum is ingediend, wordt in behandeling genomen.
1. Het bevoegd gezag kan een aanvraag afwijken onderwijstijd indienen bij de inspectie voor een individuele leerling die:
a. staat ingeschreven op een school of instelling ressorterend onder het bevoegd gezag,
b. niet of niet langer is vrijgesteld van geregeld schoolbezoek als bedoeld in artikel 5 dan wel artikel 11 van de Leerplichtwet 1969, en
c. vanwege lichamelijke en/of psychische redenen tijdelijk geheel of gedeeltelijk niet aan het volledige onderwijsprogramma op een schoollocatie kan deelnemen.
2. Het bevoegd gezag verklaart bij de aanvraag dat een ontwikkelingsperspectief voor de leerling is vastgesteld dat voldoet aan de wettelijke vereisten alsmede de voorwaarden gesteld in het vierde lid. Daarnaast stuurt het bevoegd gezag in aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, de volgende gegevens mee met de aanvraag:
a. het aantal uren per dag en per week waarvoor gedurende het betreffende schooljaar afwijking van de vastgestelde urennormen wordt aangevraagd;
b. indien met de aanvraag een afwijking van 20 uur of meer per week wordt aangevraagd: een korte samenvatting van de wijze waarop de school toewerkt naar uitbreiding van het aantal uren dat de leerling onderwijs op school volgt; en
c. indien van toepassing, dat voor een eerder schooljaar afwijken van onderwijstijd is aangevraagd voor de leerling.
3. Een aanvraag afwijken onderwijstijd wordt toegekend, indien:
a. de leerling vanwege lichamelijke of psychische redenen niet het onderwijsprogramma op school kan volgen en de leerling extra ondersteuning in de vorm van afwijking van de onderwijstijd nodig heeft; en
b. voor de leerling een ontwikkelingsperspectief is vastgesteld overeenkomstige de wettelijke voorschriften, bedoeld in artikel 40a WPO, artikel 41a WEC of artikel 2.44 WVO 2020, en wordt voldaan aan het vierde lid.
4. In het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief is opgenomen:
a. dat een aanvraag afwijken onderwijstijd wordt ingediend;
b. een onderbouwing waaruit blijkt dat het afwijken van de vastgestelde urennorm voor de leerling vanwege medische of psychische redenen noodzakelijk is alsmede een afweging waaruit blijkt dat er geen alternatieven op de locatie van de school mogelijk zijn;
c. een beschrijving waaruit de afwijking van het programma van de leerling bestaat;
d. welke uren per dag en per week de leerling het onderwijsprogramma niet op school kan volgen;
e. voor welke periode binnen het lopende schooljaar deze afwijking geldt;
f. indien de leerling het onderwijsprogramma gedeeltelijk niet op school kan volgen: welk deel van het onderwijsprogramma de leerling nog wel op school volgt;
g. welke ondersteuning en begeleiding aan de leerling wordt geboden gedurende de uren dat de leerling geen onderwijsprogramma op een schoollocatie volgt; en
h. op welke wijze de school concreet en planmatig toewerkt naar uitbreiding van het aantal uren dat de leerling onderwijs op school volgt.
1. Een aanvraag kan slechts worden ingediend voor een leerling van 14 jaar of ouder.
2. Een aanvraag maximale duur stage bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat ontheffing noodzakelijk is.
3. Het bevoegd gezag stuurt in aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, de volgende gegevens mee met de aanvraag:
• een afschrift van de stageovereenkomst als bedoeld in artikel 9 Onderwijskundig besluit WEC;
• een beschrijving van de aard van de werkzaamheden;
• de beoogde ontheffingsomvang per schooljaar;
• een overzicht van het aantal weken stage voor elk van de schooljaren waarin de leerling voorafgaande aan de aanvraag al daadwerkelijk stage heeft gelopen; en
• indien de onderbouwing van de aanvraag mede gebaseerd is op verklaringen van derde: de verklaringen van derden.
4. Een aanvraag kan worden toegekend indien genoegzaam is komen vast te staan dat:
a. ontheffing van het maximaal aantal uren stage noodzakelijk is voor het afronden van de stage door de leerling; en
b. de werkzaamheden in verhouding staan tot de mogelijkheden van de leerling.
1. Een aanvraag afwijken toelatingsleeftijd is voorzien van een onderbouwing waaruit blijkt dat afwijking van de toelatingsleeftijd noodzakelijk is.
2. Het bevoegd gezag stuurt in aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, de volgende gegevens mee met de aanvraag:
a. een plan van aanpak waaruit blijkt welk aanbod de school de leerling biedt om te voorzien in een ononderbroken ontwikkeling van de leerling en dat volgt uit de noodzaak van de vervroegde toelating; en
b. indien de onderbouwing van de aanvraag mede gebaseerd is op een verklaring van een derde: de verklaring van een derde.
3. Een aanvraag kan worden toegekend indien:
a. het moment van toelating niet gelegen is op meer dan 26 weken voorafgaand aan de toelatingsleeftijd als bedoeld in artikel 39, eerste lid, WEC;
b. genoegzaam is vast komen te staan dat eerdere toelating noodzakelijk is in het belang van de ontwikkeling van de leerling; en
c. het aanbod dat de school de leerling biedt bijdraagt aan een ononderbroken ontwikkeling van de leerling en volgt uit de noodzaak van de vervroegde toelating.
4. De inspectie kan bij zijn afweging bijzondere omstandigheden betrekken.
1. Een aanvraag kan ingediend worden voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, WEC of het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder b, WEC.
2. Een aanvraag ontheffing 20+ leerling is voorzien van een onderbouwing waaruit blijkt dat een voortgezet verblijf op school noodzakelijk is ter voltooiing van de opleiding of van een op verhoging van de arbeidsgeschiktheid gerichte behandeling van een leerling.
3. Indien het een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs betreft, bevat de aanvraag ook een toelichting waaruit blijkt dat de leerling gerede kans heeft alsnog de opleiding te voltooien bij het eerstvolgende eindexamen.
4. Indien de aanvraag ziet op een leerling in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel wordt in de onderbouwing uiteengezet wat de redenen zijn voor het voortzetten op school van de opleiding of behandeling afgezet tegen de alternatieve mogelijkheden van de leerling.
5. Indien het een leerling in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel betreft, bevat de aanvraag ook een toelichting op de aard van de behandeling. Deze toelichting bevat ten minste de naam en functie van de behandelaar, de doelstelling van de behandeling, een inhoudelijke beschrijving van het programma en de tijdsinvestering van de leerling.
6. Een aanvraag kan worden toegekend indien:
a. sprake is van voortgezet verblijf op school; en
b. voldoende gebleken is dat dit verblijf:
1° voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wenselijk is ter voltooiing van zijn opleiding; of
2° voor een leerling in het arbeidsmarkt gerichte uitstroomprofiel wenselijk is ter voltooiing van een op verhoging van zijn arbeidsmarktgeschiktheid gerichte behandeling.
7. Indien de inspecteur na ontvangst van de aanvraag het nodig acht, kan hij op grond van artikel 39, vijfde lid, WEC een rapport opvragen van de commissie voor de begeleiding dan wel aan de commissie van onderzoek. De commissie kan de betrokken leerling hiertoe aan een onderzoek onderwerpen.
1. De inspecteur besluit binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Een beschikking op een aanvraag afwijken onderwijstijd en een aanvraag ontheffing 20+ wordt verleend voor de duur van een schooljaar. De verkregen beschikking loopt af aan het einde van het schooljaar waarvoor de beschikking is afgegeven.
3. Een beschikking op een aanvraag afwijken toelatingsleeftijd wordt verleend voor de duur dat de leerling de wettelijke toelatingsleeftijd nog niet heeft bereikt.
4. Een beschikking op een aanvraag maximale duur stage wordt verleend voor de in de aanvraag opgenomen periode.
Het Besluit vaststelling beleidsregel inzake het instemmen met afwijking verplichte aantal uren onderwijs wordt ingetrokken, met dien verstande dat de rechten en verplichtingen die op grond van dat besluit, zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze beleidsregel in werking treedt, tot stand zijn gekomen in stand blijven.
De inspectie ontvangt jaarlijks enkele duizenden verzoeken voor afwijking van de wettelijk verplichte onderwijstijd van scholen voor basis-, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze beleidsregel regelt, net als eerdere versies ervan, onder welke voorwaarden in het funderend onderwijs afwijking van de wettelijke vastgestelde minimale onderwijstijd is toegestaan voor een leerling die vanwege psychische of fysieke redenen tijdelijk geheel of gedeeltelijk geen onderwijs op een schoollocatie kan volgen.
Daarnaast regelt deze beleidsregel onder welke voorwaarden afwijking van de toelatingsleeftijd voor het speciaal onderwijs en van de leeftijd waarop het voortgezet speciaal onderwijs moet worden verlaten, is toegestaan. Ten slotte wordt geregeld onder welke voorwaarden afwijking van de maximale duur van stages in het voortgezet speciaal onderwijs is toegestaan. Daarmee vervangt deze beleidsregel de beleidsregel die met het Besluit vaststelling beleidsregel inzake het instemmen met afwijking verplichte aantal uren onderwijs is vastgesteld.1
Op scholen voor basis-, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt gewerkt aan het vormgeven van passend onderwijs. Naast de geboden basisondersteuning (zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband waarbij de vestiging van een school is aangesloten) realiseren de scholen voorzieningen voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Deze voorzieningen worden vanaf 1 augustus 2025 vastgelegd in het ondersteuningsaanbod (thans nog in het ondersteuningsprofiel) van de school. Ten aanzien van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling. Het bevoegd gezag van de school van inschrijving moet de leerling een passende onderwijsplek bieden. Wanneer de school de benodigde extra ondersteuning niet zelf kan bieden, dan is het bevoegd gezag van de school verplicht een andere school te zoeken die dat wel kan en bereid is de leerling in te schrijven.
Afwijken onderwijstijd
Het uitgangspunt van de onderwijswetgeving is dat alle leerlingen onderwijs volgen op school. In een aantal gevallen kan het echter nodig zijn om aan een individuele leerling die vanwege lichamelijke of psychische problemen geen onderwijs op school kan volgen, maatwerk te bieden. De wettelijke mogelijkheid tot afwijking van de voorgeschreven onderwijstijd geldt zowel voor een leerling die tijdelijk of gedeeltelijk helemaal geen onderwijs kan volgen (bijvoorbeeld omdat ze onder behandeling zijn in de zorg) als voor een leerling die tijdelijk of gedeeltelijk niet op school onderwijs kan volgen, maar waarvoor wel buiten school in onderwijs wordt voorzien. Voor het afwijken van de voorgeschreven onderwijstijd moeten scholen instemming vragen aan de inspectie.2 Met deze beleidsregel geeft de inspectie verdere invulling aan deze bevoegdheid door aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden daarmee wordt ingestemd.
N.B. voor het voortgezet onderwijs geldt dat op grond van artikel 2.38, eerste tot en met tiende lid, WVO 2020 elke leerling een programma moet kunnen volgen dat aan de daarvoor gelden wettelijke urennormen voldoet, maar mag er ook voor iedere leerling van die normen worden afgeweken (zowel naar beneden als naar boven) als dat in het belang van de leerling is. Leerlingen in het voortgezet onderwijs hoeven niet allen hetzelfde programma te krijgen en hetzelfde lesrooster te volgen. Het is dus niet zo dat de leerling moet voldoen aan de urennorm: de school (formeel: het bevoegd gezag) wordt erop aangesproken dat alle leerlingen een programma moeten kunnen volgen dat aan de urennorm voldoet. Dit maatwerk op het gebied voor onderwijstijd is voor elke leerling in het voortgezet onderwijs mogelijk en kan op schoolniveau geregeld worden.3 Het gebruik van deze algemene ruimte die de WVO 2020 biedt, behoeft, anders dan bij maatwerk op grond van artikel 2.38, elfde lid, geen instemming van de Inspectie. Met artikel 2.38, elfde lid, WVO 2020 is deze algemene ruimte uit de WVO 2020 voor een specifieke groep leerlingen weer enigszins ingekaderd in het belang van de desbetreffende leerlingen. Voor deze leerlingen kan vanwege lichamelijke of psychische redenen alleen met instemming van de inspectie worden afgeweken van het wettelijke minimum aantal onderwijsuren.
Evaluatie Beleidsregel van 19 juni 2018
Naar aanleiding van een evaluatie van de Beleidsregel van de Inspecteur-Generaal van het onderwijs van 19 juni 20184 hebben verschillende vertegenwoordigers uit het onderwijsveld aangegeven dat de in de beleidsregel opgenomen onderverdeling in vier categorieën veel vragen oproept. Ook Ingrado en het Steunpunt Passend Onderwijs ontvangen hierover veel vragen. Ook het verplicht stellen van een deskundigenadvies in het ontwikkelingsperspectief brengt onduidelijkheid met zich mee. Daarom wordt een nieuwe beleidsregel vastgesteld die de procedure vereenvoudigt.
In de beleidsregel van 19 juni 2018 waren vier categorieën opgenomen:
a. vanwege noodzakelijke behandeling ter ondersteuning van het onderwijs aan een leerling in het speciaal onderwijs;
b. vanwege noodzakelijke medisch of paramedisch geïndiceerde behandeling of als gevolg van een ziekte die belet dat de leerling de volle schooltijd aanwezig blijft of blijft deelnemen aan het voor hem bestemde onderwijs;
c. vanwege noodzakelijke behandeling van een leerling die onderwijs volgt op een school als bedoeld in artikel 71c van de WEC en
d. andere situatie dan onder a, b, c.
Deze categorieën zijn met deze nieuwe beleidsregel komen te vervallen. In de praktijk leverden deze categorieën veel verwarring op bij zowel scholen, besturen en leerplichtambtenaren. In de hierboven genoemde situaties a tot en met c is immers sprake van een activiteit die meetelt als onderwijstijd dan wel geoorloofd verzuim van de leerling vanwege ziekte of een (para)medische behandeling (artikel 11, onder d, Leerplichtwet).
Deze beleidsregel heeft – net zoals de vorige beleidsregels die door de inspecteur-generaal van het onderwijs vastgesteld zijn in 2013 en 2018 – betrekking op de wijze waarop de inspectie gebruik maakt van de volgende wettelijke bevoegdheden:
I. op verzoek van het bevoegd gezag ermee instemmen dat om psychische of fysieke redenen voor een individuele leerling wordt afgeweken van het verplichte minimum aantal uren onderwijstijd dat de school moet aanbieden (artikel 8 WPO, artikel 2.38 WVO en artikelen 12, 14a en 25 WEC);
II. toestaan dat een kind in het speciaal onderwijs eerder wordt toegelaten dan de wettelijke toelatingsleeftijd (artikel 39, eerste en tweede lid, WEC);
III. verlenen van ontheffing van het voorschrift dat leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs moeten verlaten aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 20 jaar bereikt is (artikel 39, vierde en vijfde lid, WEC), en
IV. verlenen van ontheffing van het voorschrift dat de duur van de stage gedurende de cursusduur gemiddeld ten hoogste 50 procent bedraagt van het aantal uren waarin onderwijs wordt verzorgd (artikel 8, tweede lid, Onderwijskundig besluit WEC).
Voordat in 2018 het ook voor scholen voor primair onderwijs mogelijk werd een aanvraag in te dienen voor afwijking van de onderwijstijd in verband met lichamelijke of psychische redenen en er een aanvullende waarborg geïntroduceerd werd voor dezelfde groep kwetsbare leerlingen in het voortgezet onderwijs kon enkel in het (voortgezet) speciaal onderwijs een aanvraag tot afwijken van de voorgeschreven onderwijstijd worden ingediend. Daartoe werd een beleidsregel vastgesteld waarin de voorwaarden waren opgenomen waaronder instemming door de inspectie verleend kon worden. Omdat de Wet op de expertisecentra en de daaronder ressorterende besluiten en regelingen meerdere ontheffingen en vrijstellingen bevatten waarvoor een aanvraag ingediend moest worden bij de inspectie is ervoor gekozen de gestelde voorwaarden voor al deze procedures te bundelen in één beleidsregel. Tot op heden heeft zich geen aanleiding voorgedaan om deze werkwijze te wijzigen en deze werkwijze is nu ook binnen het onderwijsveld bekend en ingeburgerd. Vandaar dat de reikwijdte van deze beleidsregel niet alleen ziet op aanvragen afwijken onderwijstijd maar ook op de overige aanvragen voor ontheffing dan wel vrijstelling op grond van de WEC of daaronder vallende regelgeving.
Uit de hiervoor genoemde evaluatie van de beleidsregel van 19 juni 2018 bleek dat de onderverdeling in vier categorieën en het verplicht stellen van een deskundigenadvies in het ontwikkelingsperspectief veel onduidelijkheid met zich mee bracht. Daarom is met deze beleidsregel vooral een vereenvoudiging van de procedure bij een aanvraag afwijken onderwijstijd beoogd.
Er is allereerst voor gekozen om duidelijker aan te geven dat een aanvraag alleen ingediend kan worden als er geen sprake is van geoorloofd verzuim wegens ziekte (artikel 11, onder d, Leerplichtwet 1969). Dit blijkt ook uit de parlementaire geschiedenis bij de Wet van 20 december 2017.
Daarnaast sluit de aanvraag met deze beleidsregel nog dichter aan bij het ontwikkelingsperspectief. Het ontwikkelingsperspectief biedt de school immers handvatten om het onderwijs af te stemmen op de behoefte van de leerling. De school en leerling hebben met het opstellen van een ontwikkelingsperspectief scherper in beeld waar naartoe gewerkt moet worden en aan welke instroomeisen de leerling te zijner tijd moet voldoen om succesvol te zijn in het vervolgonderwijs. Het ontwikkelingsperspectief is ook een instrument voor de communicatie met ouders. Met een ontwikkelingsperspectief weten ouders tijdig wat een realistisch perspectief is voor hun kind. Door als voorwaarde te stellen dat de afwegingen met betrekking tot het afwijken van de voorgeschreven onderwijstijd en daarmee met het maatwerk voor de individuele leerling zijn opgenomen in het ontwikkelingsperspectief wordt geborgd dat school en leerling duidelijk in beeld hebben waarnaartoe gewerkt wordt en dit ook communiceren naar ouders.
Omdat scholen veelal zelf heel goed in beeld hebben welk maatwerk een leerling nodig heeft en dit ook kunnen motiveren, is ervoor gekozen het deskundigenadvies te laten vervallen.
Omdat in alle sectoren de onderwijstijd gerelateerd wordt aan een specifieke periode is ervoor gekozen nader te preciseren tot wanneer een aanvraag afwijken onderwijstijd ingediend kan worden, wil deze in behandeling worden genomen.
Verder is vooral getracht de voorwaarden zoals die al gesteld waren in de beleidsregel van 2018 meer eenduidig en duidelijker te formuleren. Inhoudelijk zijn deze voorwaarden ongewijzigd gebleven.
Hieronder wordt allereerst nader ingegaan op de algemene voorwaarden die gelden voor alle aanvragen die onder de reikwijdte van de beleidsregel vallen. Daarna zullen de specifieke voorwaarden die gelden voor de betreffende aanvraag behandeld worden.
Deze algemene voorwaarden gelden voor alle aanvragen die onder de reikwijdte van deze beleidsregel vallen.
Instemming ouders
Een aanvraag betreft altijd een leerling. Daarom moet het indienen van een aanvraag voor afwijking onderwijstijd, afwijking toelatingsleeftijd, maximale duur stage of ontheffing 20+ leerling altijd afgestemd worden met de wettelijke vertegenwoordigers (ouders) van de leerling dan wel als een leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling. Als de wettelijke vertegenwoordigers of de leerling hebben ingestemd, kan een aanvraag worden ingediend. Het bevoegd moet desgevraagd kunnen aantonen dat de wettelijke vertegenwoordigers/de leerling akkoord waren met het indienen van de aanvraag. Dit kan bijvoorbeeld door een getekend ontwikkelingsperspectief waarin is opgenomen dat een aanvraag wordt ingediend. Bij een aanvraag afwijken toelatingsleeftijd zal de instemming veelal al blijken uit de vroegtijdige aanmelding door de ouders bij de school.
Met het verkrijgen van instemming van de wettelijke vertegenwoordigers/de leerling verplicht het bevoegd gezag zich na ontvangst van de beschikking een afschrift daarvan te verstrekken aan de wettelijke vertegenwoordigers van de leerling dan wel als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, aan de leerling. Daarmee wordt de beschikking bekendgemaakt aan de wettelijke vertegenwoordigers/de leerling en worden zij in staat gesteld bezwaar aan te tekenen tegen het besluit indien zij het er niet mee eens zijn.
Adressering aanvraag
Voor alle aanvragen geldt dat deze door het bevoegd gezag worden ingediend bij de inspectie langs elektronische weg met gebruikmaking van een daartoe strekkend elektronisch aanvraagformulier in het Internet Schooldossier (ISD). Het bevoegd gezag kan de aanvraag met bijbehorende gegevens uploaden via het ISD.
Algemene gegevens
Het bevoegd gezag stuurt in ieder geval de volgende gegevens met de aanvraag mee:
a. de naam en de geboortedatum van de leerling waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
b. de instellingscode, de naam en het adres van de school of instelling waar de leerling staat ingeschreven; en
c. ingangsdatum van de periode waarvoor een aanvraag wordt ingediend.
Voor de verscheidene aanvragen geldt daarnaast nog dat aanvullende gegevens meegestuurd moeten worden. Deze aanvullende gegevens worden vermeld bij de betreffende onderdelen.
Tijdigheid aanvraag
Het bevoegd gezag moet een aanvraag tijdig, te weten voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, aanvragen.
Looptijd beschikking
Een beschikking wordt gegeven voor het lopend schooljaar. De beschikking loopt dus af aan het einde van het schooljaar waarvoor de beschikking is afgegeven. Voor een volgend schooljaar moet opnieuw tijdig een aanvraag worden ingediend.
Zie voor de specifieke vereisten die gelden voor de verschillende aanvragen het betreffende onderdeel (I t/m IV).
Het uitgangspunt van de onderwijswetgeving is dat alle kinderen het volledig onderwijsprogramma volgen op de schoollocatie. Op school ontmoeten ze andere leerlingen, sluiten ze vriendschappen en verwerven ze belangrijke sociale en maatschappelijke competenties. Soms kunnen kinderen vanwege psychische of lichamelijke redenen tijdelijk geheel of gedeeltelijk niet naar school. In die gevallen is er maatwerk mogelijk. Omdat het bezoeken van de school zo belangrijk is voor leerlingen moet het bevoegd gezag een aanvraag om voor een leerling die vanwege psychische of fysieke redenen tijdelijk geen of minder onderwijs op een schoollocatie kan volgen, af te wijken van de minimale urennorm goed kunnen onderbouwen. Deze beleidsregel stelt aan welke voorwaarden een aanvraag moet voldoen.
Ruimte voor maatwerk binnen de urennorm in het voortgezet onderwijs
Zoals bij de inleiding al aangegeven is, is binnen de urennorm in het voortgezet onderwijs veel ruimte voor maatwerk. Iedere leerling kan een programma volgen dat aan de wettelijke urennormen voldoet. Maar voor iedere leerling mogen scholen ook van de normen afwijken. Dit gebeurt alleen als dat in het belang van de leerling is.
Sommige leerlingen hebben genoeg aan minder onderwijstijd. Andere leerlingen hebben juist meer onderwijstijd nodig. Binnen de normen voor onderwijstijd is daar ruimte voor. Soms heeft een leerling bijvoorbeeld genoeg aan 2 in plaats van 3 uur Nederlands of natuurkunde. Die leerling kan dan dat uur aan een ander vak besteden of bijvoorbeeld aan zelfstudie.
Er is ook veel ruimte voor de invulling van de onderwijstijd. Scholen kunnen de onderwijstijd voor gewone lessen gebruiken, maar bijvoorbeeld ook:
• voor stages of projecten bij bedrijven of maatschappelijke organisaties;
• om colleges of vakken te volgen aan een universiteit;
• voor afstandsonderwijs5 of leerpleinen.
Dit maatwerk kan een school voor voortgezet onderwijs zonder instemming van de inspectie verzorgen.
Geoorloofd verzuim
Er hoeft geen afwijking van onderwijstijd aangevraagd te worden voor leerlingen die op grond van artikel 11, onder d, van de Leerplichtwet 1969 (LPW 1969) geoorloofd afwezig zijn. Dit zijn leerlingen die tijdens een (para)medische behandeling (tijdelijk) afwezig zijn of op medische grond niet aan de lessen kunnen deelnemen. Deze leerlingen zijn reeds op grond van de LPW 1969 gedurende die tijd vrijgesteld van de schoolbezoekplicht.
Dit geldt ook voor een noodzakelijke behandeling van een leerling die onderwijs volgt op een school als bedoeld in artikel 71a van de WEC.
De leerplichtambtenaar houdt toezicht op naleving van de leerplichtwet 1969. Als zieke leerlingen wel thuis of in het ziekenhuis onderwijs kunnen volgen, moet het bevoegd gezag van de school dat verzorgen (artikel 8 WPO, artikel 2.45 WVO 2020 en artikel 11, lid 6, WEC). Daarvoor kan het bevoegd gezag gebruik maken van educatieve voorzieningen en bepaalde schoolbegeleidingsdiensten (art. 9a WPO, art. 2.46 WVO 2020 en artikel 18a WEC).).
Afwijken onderwijstijd en het ontwikkelingsperspectief
Voor leerlingen op scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen moet het bevoegd gezag een ontwikkelingsperspectief opstellen (artikel 41a WEC, artikel 40a, eerste lid, onder b, WPO en artikel 2.44, lid, onder a, WVO 2020). In het geval vanwege psychische of fysieke redenen de leerling tijdelijk geheel of gedeeltelijk geen onderwijs op een schoollocatie kan volgen kan maatwerk (extra ondersteuning) door minder onderwijstijd aan te bieden noodzakelijk zijn. In dat geval is het opstellen van een ontwikkelingsperspectief (hierna: opp) ook voor basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs verplicht.
De verplichte onderdelen van het opp staan beschreven in wet- en regelgeving en zijn:
• de verwachte uitstroombestemming van de leerling;
• de onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling (met in elk geval een weergave van de belemmerende en bevorderende factoren);
• een beschrijving van de te bieden ondersteuning en begeleiding en – indien aan de orde – de afwijkingen van het (reguliere) onderwijsprogramma.
Het schoolbestuur stelt een opp vast. Om het opp te kunnen vaststellen moet:
1. over het plan als geheel met de wettelijk vertegenwoordigers op overeenstemming gericht overleg hebben plaatsgevonden; en
2. overeenstemming zijn bereikt met de wettelijk vertegenwoordigers over het handelingsdeel van het opp.
Voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs geldt daarbij nog de extra eis dat het bevoegd gezag een ontwikkelingsperspectief pas vaststelt na advies van de commissie voor de begeleiding (scholen) dan wel de commissie van onderzoek (instellingen).
Het afwijken van het aantal geprogrammeerde onderwijsuren dat op basis van de betreffende onderwijswet wordt aangeboden aan een leerling is een mogelijkheid om extra ondersteuning (maatwerk) aan te bieden aan de leerling die vanwege lichamelijke of psychische redenen geen onderwijs op een schoollocatie kan volgen. Op deze manier kan de school ook voor die leerling optimaal werken aan het behalen van de vooraf bepaalde uitstroombestemming van de leerling.
Omdat voor school, leerling en ouders duidelijk moet zijn dat maatwerk door minder onderwijstijd aan te bieden de enige optie is en bij het afwijken van de onderwijstijd bovendien sprake is van op de leerling toegesneden ondersteuning en begeleiding die boven het basisaanbod uitstijgt en die specifiek is toegesneden op die individuele leerling is het nodig dat de school – in overleg met leerling en/of ouders – nagedacht heeft en antwoord kan geven op de volgende vragen:
• waarom afwijking van de urennorm noodzakelijk is en er geen alternatieven zijn;
• waaruit de afwijking van het programma van de leerling bestaat;
• om hoeveel uren onderwijstijd per dag en per week tijdens het betreffende schooljaar het gaat;
• voor welke periode binnen het lopende schooljaar deze afwijking geldt;
• – indien van toepassing – welk deel van het onderwijsprogramma de leerling nog wel op school volgt;
• welke ondersteuning aan de leerling wordt geboden gedurende de uren dat deze niet op school is; en
• op welke wijze de school planmatig toewerkt naar uitbreiding van het aantal geprogrammeerde uren onderwijs dat de leerling op school volgt.
Omdat de geboden individuele ondersteuning onderdeel uitmaakt van het handelingsdeel van het opp waarover overeenstemming moet zijn bereikt met de wettelijke vertegenwoordigers (artikel 40a, tweede lid, WPO, artikel 2.44, tweede lid, WVO 2020 en artikel 41a, tweede lid, WEC), is het wenselijk dat deze informatie terugkomt in het handelingsdeel. Op die manier krijgt de leerling de gelegenheid zijn mening hierover te geven middels het hoorrecht. En worden ouders middels het handelingsdeel in de gelegenheid gesteld geïnformeerd het overleg met de school te voeren en aan te geven of zij met dit maatwerk instemmen.6
Het opp is het instrument om maatwerk voor een leerling vast te leggen. Nu (een deel van) de informatie daarin al vastgelegd moet worden, is ervoor gekozen om als voorwaarde voor het verlenen van instemming te stellen dat dit daadwerkelijk in het opp is vastgelegd. Bij een aanvraag hoeft het bevoegd gezag dit opp niet mee te zenden. Het bevoegd gezag moet op het aanvraagformulier wel expliciet verklaren dat deze informatie in het opp staat. Indien deze informatie niet opgenomen is in het opp wordt geen instemming door de inspectie gegeven.
Het opp wordt ten minste één keer per schooljaar met de wettelijke vertegenwoordigers en leerling geëvalueerd. Daarbij wordt de situatie van de leerling meegenomen en wordt gekeken of de aanpak in het ontwikkelingsperspectief erin geresulteerd heeft dat de leerling meer uren onderwijs op school volgt.
Indien eerder is verzocht om afwijking van de onderwijstijd en een leerling nog niet het volledige onderwijsprogramma op school volgt, wordt naar aanleiding van de evaluatie in het opp het volgende opgenomen:
• een evaluatie van de eventueel eerder geboden extra ondersteuning, en
• wat het bevoegd gezag eraan doet om te bewerkstelligen dat een leerling alsnog ingroeit en weer het reguliere onderwijsprogramma volgt op school wanneer dat niet binnen het voorgaand schooljaar is gelukt.
Wanneer een leerling in het voortgezet (speciaal) onderwijs in aanvulling op het afwijken van de onderwijstijd ook examenfaciliteiten (zoals spreiding van het eindexamen of afwijking van het PTA) nodig heeft, dienen deze te worden geregeld zoals beschreven op het Examenblad. Een beschikking op grond van deze beleidsregel dient niet als vervanging van die faciliteiten. Daarvoor moet een aparte aanvraag worden ingediend.
Instemming vereist van inspectie
Voor alle leerlingen die zijn ingeschreven op een school of instelling en die niet of niet langer zijn vrijgesteld van geregeld schoolbezoek en voor wie geldt dat zij vanwege lichamelijke en/of psychische redenen tijdelijk geheel of gedeeltelijk niet aan het onderwijsprogramma op school kunnen deelnemen moeten scholen een aanvraag indienen bij de Inspectie van het onderwijs.
De aanvraag voor afwijking van de onderwijstijd wordt ingediend door het bevoegd gezag van de betreffende school of instelling. Het bevoegd gezag kan aan een ander mandaat verlenen om de aanvraag in te dienen. Het mandaat moet in een managementstatuut of in een ander mandaatbesluit zijn vastgelegd. Bij de aanvraag voor afwijking van de onderwijstijd stuurt het bevoegd gezag de in de beleidsregel genoemde gegevens mee.
Een aanvraag wordt toegekend indien:
• de leerling vanwege lichamelijke of psychische redenen niet het onderwijsprogramma op een schoollocatie kan volgen en de leerling maatwerk in de vorm van afwijking van de onderwijstijd nodig heeft; en
• voor de leerling een opp is vastgesteld conform de wettelijke voorschriften alsmede de vereisten genoemd in deze beleidsregel.
Een aanvraag moet tijdig zijn ingediend. Om het voor scholen mogelijk te maken om – indien noodzakelijk – vooruitlopend op een aanvraag al te starten met het maatwerk wordt een aanvraag die binnen vier weken na de in de aanvraag genoemde ingangsdatum is ingediend nog in behandeling genomen. In deze gevallen zal het voor het bevoegd gezag veelal mogelijk zijn om alsnog voldoende onderwijstijd aan de leerling aan te bieden indien een aanvraag wordt afgewezen
Een besluit tot instemming ziet op een maximaal aantal uren. Als gedurende het schooljaar blijkt dat het bevoegd gezag voor een leerling voor meer uren dan vermeld in het besluit wil afwijken, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend. In die aanvraag moet het totaal aan uren per dag en per week waarvoor afwijking onderwijstijd wordt aangevraagd, worden opgenomen. Indien een school meer uren onderwijstijd voor een leerling gaat verzorgen is aanpassing van het besluit niet nodig.
Indien een aanvraag ziet op een afwijking van 20 uur of meer per week moet het bevoegd gezag met de aanvraag een samenvatting meesturen van de wijze waarop de school toewerkt naar uitbreiding van het aantal uren dat de leerling onderwijs op school volgt. Daarbij kan volstaan worden met een kort en bondige toelichting op hetgeen is opgenomen in het opp ten aanzien van de planmatige en concrete wijze waarop de school ernaar toewerkt dat de leerling weer meer uren onderwijs. Dat in een dergelijk geval getoetst wordt of er daadwerkelijk een plan is om de leerling weer meer uren onderwijs op school te laten volgen, is gelegen in het feit dat een leerling bij een afwijking van 20 uur of meer slechts zeer summier of geheel niet naar school gaat.
Het besluit op de aanvraag om in te stemmen met afwijking onderwijstijd is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen dit besluit staan bezwaar en beroep open voor alle belanghebbenden.
Verantwoordelijkheid school in het geval van afwijken onderwijstijd
De school van inschrijving blijft vanuit haar zorgplicht verantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling en maakt in het kader van het opp met de wettelijke vertegenwoordigers afspraken over het te volgen programma met inachtneming van de verantwoordelijkheid die de school op grond van de inschrijving heeft voor het onderwijs aan de leerling. Deze afspraken omvatten in ieder geval het onderwijsaanbod, de toetsing, de begeleiding van de school en de beoogde duur. De afspraken zijn zoveel mogelijk tijdelijk én gericht op terugkeer naar (voltijds onderwijs op een) school. Hiertoe kunnen ook afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de inzet van jeugdhulpverlening om de leerling te helpen bij de terugkeer naar school en over het toerusten van leraren om ervoor te zorgen dat de school de leerling verder kan begeleiden. Vanuit de verantwoordelijkheid voor het onderwijsprogramma kan de school ook materiaal voor afstandsonderwijs inkopen of specifieke expertise inhuren.7
Ook als de inspectie heeft ingestemd met afwijken onderwijstijd is uitbesteding van de leerling aan een niet-bekostigde onderwijsinstelling niet toegestaan. Inkoop en/of inhuur bij een particuliere instelling is wel mogelijk evenals de samenwerking met een derde partij, zoals een jeugdhulpverlener.
Indien sprake is van inkoop en/of inhuur bij een particuliere aanbieder of samenwerking met een derde partij is het van belang dat de school met deze aanbieder of partij afspraken maakt en vastlegt, evalueert en zo nodig bijstuurt. Denk hierbij ook aan afspraken over digitale veiligheid. De begeleiding en ondersteuning van de leerling moeten bovendien altijd door de school zelf worden uitgevoerd (bijvoorbeeld door een mentor). Op die manier kan de school aantoonbaar zicht houden op de (ononderbroken) ontwikkelingsproces van de leerling.
In het geval van inhuur van personeel dat onderwijs geeft of onderwijsondersteunende werkzaamheden verricht, gelden de wettelijke bepalingen met betrekking tot de bevoegdheden (waaronder een verklaring omtrent het gedrag) onverkort. Ten aanzien van een opdracht tot aanvullend onderwijs geldt vanaf 1 januari 2025 het volgende. Het bevoegd gezag dient een afschrift van de verklaring omtrent het gedrag te bewaren van een persoon die:
• werkzaam is als of voor een particuliere onderwijsaanbieder, en
• werkzaamheden verricht die een bijdrage leveren aan het onderwijsleerproces en die plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.8
De school blijft dus aanspreekbaar op o.a. inhoud, vorm en uitvoering van de onderwijsactiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van de school vallen en gericht zijn op terugkeer naar (de eigen of een andere) school, ook als sprake is van inkoop en/of inhuur bij een particuliere aanbieder of samenwerking met een derde partij.
Instemming Inspectie
Bij het indienen van de aanvraag moet het bevoegd gezag verklaren dat een opp voor de leerling is vastgesteld dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 40a WPO, artikel 2.44 WVO 2020 of artikel 41a WEC én aan de voorwaarden gesteld in artikel 6, vierde lid, van de beleidsregel. Het opp wordt niet aan de inspectie toegezonden, tenzij de inspectie in het kader van de besluitvorming over de aanvraag dat nodig acht. In dat geval zal de inspectie het bevoegd gezag daarover separaat inlichten.
De inspectie stemt in met een aanvraag afwijken onderwijstijd indien:
• de leerling vanwege lichamelijke of psychische redenen niet het onderwijsprogramma op school kan volgen en de leerling extra ondersteuning in de vorm van afwijking van de onderwijstijd nodig heeft; en
• voor de leerling een ontwikkelingsperspectief is vastgesteld overeenkomstige de wettelijke voorschriften, bedoeld in artikel 40a WPO, artikel 41a WEC of artikel 2.44 WVO 2020, en de vereisten genoemd in het vierde lid.
De inspectie neemt in haar toezicht – steekproefsgewijs of naar aanleiding van signalen – de aan het bevoegd gezag recentelijk afgegeven beschikkingen mee. Indien de inspectie vaststelt dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt dan wel een onjuiste verklaring is afgegeven en de verstrekking van juiste of volledige gegevens dan wel van een juiste verklaring tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid, kan de inspectie het instemmingsbesluit intrekken. De inspectie neemt in haar toezicht ook mee welk beleid het bestuur voert om voor alle leerlingen een passende oplossing binnen de school te vinden en te voorkomen dat leerlingen uitvallen uit het onderwijs.
Voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs is een stage verplicht op grond van artikel 17, eerste lid, WEC. Voor de uitstroomprofielen vervolgonderwijs en dagbesteding is een stage facultatief. De duur van de stage bedraagt op grond van artikel 8, eerste lid, van het Onderwijskundig besluit WEC gedurende de cursusduur gemiddeld ten hoogste 50% van het aantal uren waarin onderwijs wordt verzorgd. Voor het voltooien van een stage kan het noodzakelijk zijn dat de maximale duur van de stage verlengd wordt. In dat geval kan de inspecteur op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen van deze maximale duur van de stage (artikel 8, tweede lid, van het Onderwijskundig besluit WEC).
Het voortgezet speciaal onderwijs kan/moet voor leerlingen vanaf 14 jaar een of meer stages op ten hoogste vier dagen per week omvatten. Alleen jongeren die 14 jaar of ouder zijn kunnen dus in aanmerking komen voor een verlenging van de duur middels een ontheffing. Indien een jongere jonger is dan 14 jaar wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.
Ontheffing kan worden verleend wanneer:
• de verlenging noodzakelijk is voor het afronden van de stage, en
• de werkzaamheden in verhouding staan tot de mogelijkheden van de leerling.
Een aanvraag maximale duur stage dient een onderbouwing te bevatten waaruit blijkt dat ontheffing noodzakelijk is voor het afronden van de stage. Ook moet het bevoegd gezag in aanvulling op de algemene gegevens, de volgende gegevens meesturen:
• een afschrift van de stageovereenkomst als bedoeld in artikel 9 Onderwijskundig besluit WEC;
• een beschrijving van de aard van de werkzaamheden;
• de beoogde ontheffingsomvang per schooljaar;
• een overzicht van het aantal weken stage voor elk van de schooljaren waarin de leerling voorafgaande aan de aanvraag al daadwerkelijk stage heeft gelopen; en
• indien de onderbouwing van de aanvraag (gedeeltelijk) gebaseerd is op verklaringen van derde: de verklaringen van derden.
Een aanvraag kan worden toegekend indien:
• de verlenging van het maximaal aantal uren stage noodzakelijk is voor het afronden van de stage door de leerling; en
• de werkzaamheden in verhouding staan tot de mogelijkheden van de leerling.
De leeftijd waarop een leerling mag worden toegelaten tot het speciaal onderwijs is op grond van artikel 39, eerste lid, WEC voor dove en slechthorende leerlingen drie jaar en voor andere leerlingen vier jaar. Onverminderd artikel 40, derde lid, WEC kan de inspectie in het belang van de leerling toestaan dat een leerling eerder wordt toegelaten tot een school (artikel 39, tweede lid, WEC). De inspectie is zeer terughoudend met het verlenen van deze toestemming.
Een aanvraag afwijken toelatingsleeftijd moet voorzien zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat afwijking van de toelatingsleeftijd noodzakelijk is.
Naast de algemene gegevens moet het bevoegd gezag de volgende gegevens meesturen met de aanvraag:
• een plan van aanpak waaruit blijkt welk aanbod de school de leerling biedt om te voorzien in een ononderbroken ontwikkeling van de leerling en dat het aanbod ook volgt uit de noodzaak van de vervroegde toelating; en
• indien de onderbouwing van de aanvraag mede gebaseerd is op een verklaring van een derde: de verklaring van een derde.
Een aanvraag kan worden toegekend indien:
• het kind op het moment van toelating minimaal 2,5 jaar is (dove en slechthorende kinderen) of minimaal 3,5 (andere kinderen);
• genoegzaam is vast komen te staan dat eerdere toelating noodzakelijk is in het belang van de ontwikkeling van de leerling; en
• het aanbod dat de school de leerling biedt bijdraagt aan een ononderbroken ontwikkeling van de leerling en dat aanbod ook daadwerkelijk volgt uit de noodzaak van de vervroegde toelating.
De inspectie kan bij zijn afweging bijzondere omstandigheden betrekken.
De inspectie kan op grond van artikel 39, vijfde lid, WEC een ontheffing verlenen voor de verplichting dat een leerling het voortgezet speciaal onderwijs moet verlaten uiterlijk aan het einde van het schooljaar waarin de leerling de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt.
Een aanvraag kan ingediend worden voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, WEC of het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder b, WEC.
Een aanvraag ontheffing 20+ leerling moet voorzien zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat:
• er sprake is van een voortgezet verblijf, en
• het voortgezet verblijf op school noodzakelijk is ter voltooiing van de opleiding of van een op verhoging van de arbeidsgeschiktheid gerichte behandeling van een leerling.
Van voortgezet verblijf is alleen dan sprake als de leerling vanaf het moment van inschrijving onafgebroken – dus zonder tussentijdse uitschrijving (gevolgd door een herinschrijving) – tot 31 juli van het schooljaar waarin de leerling de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt, staat ingeschreven bij de school. De duur van de inschrijving is niet van belang. De inspectie kan geen ontheffing verlenen wanneer de leerling niet staat ingeschreven op de school die de aanvraag indient. In die situatie is immers geen sprake van voortgezet verblijf.
Indien de aanvraag ziet op een leerling in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel wordt in de onderbouwing uiteengezet wat de redenen zijn voor het voortzetten op school van de opleiding of behandeling afgezet tegen de alternatieve mogelijkheden van de leerling.
Daarnaast moet een aanvraag ook een toelichting bevatten. Voor een leerling in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel betreft het een toelichting op de aard van de behandeling te bevatten. Deze toelichting bevat ten minste de naam en functie van de behandelaar, de doelstelling van de behandeling, een inhoudelijke beschrijving van het programma en de tijdsinvestering van de leerling.
Voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs moet een toelichting worden opgenomen waaruit blijkt dat de leerling gerede kans heeft alsnog de opleiding te voltooien bij het eerstvolgende eindexamen.
Een aanvraag kan worden toegekend indien:
a. sprake is van voortgezet verblijf op school; én
b. voldoende gebleken is dat dit verblijf:
– Voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wenselijk is ter voltooiing van zijn opleiding met een diploma of getuigschrift als bedoeld in artikel 2.58 WVO 2020 of startkwalificatie als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Leerplichtwet. Het maakt daarbij niet uit of een leerling eerder al een startkwalificatie heeft behaald. Het is dus mogelijk om te ‘stapelen’.
of
– Voor een leerling in het arbeidsmarkt gerichte uitstroomprofiel wenselijk is ter voltooiing van een op verhoging van zijn arbeidsmarktgeschiktheid gerichte behandeling.
Wanneer de inspecteur na ontvangst van de aanvraag het nodig acht, kan hij op grond van artikel 39, vijfde lid, WEC een rapport opvragen van de commissie voor de begeleiding dan wel aan de commissie van onderzoek. De commissie kan de betrokken leerling hiertoe aan een onderzoek onderwerpen.
Als bij het verstrijken van de geldigheidsduur van een ontheffing in verband met een te behalen diploma de leerling dat diploma nog niet heeft behaald en de school desondanks nog langer verblijf op de school wenselijk acht, gezien de kans op het alsnog behalen van dat diploma, dan moet opnieuw ontheffing voor een opvolgende periode worden aangevraagd. Een verleende ontheffing in verband met een te behalen diploma loopt dus niet automatisch door totdat de betrokken leerling dat examen heeft behaald.
Bij de nieuwe aanvraag dient in het bijzonder te worden beargumenteerd waarom de school van mening is dat de leerling gerede kans heeft het diploma of de startkwalificatie bij het eerstvolgende examen alsnog te halen.
Voor leerlingen die op grond van artikel 40, 16e lid, WEC zonder toelaatbaarheidsverklaring zijn toegelaten tot een school verbonden aan een instelling of inrichting als bedoeld in artikel 71c, eerste lid, WEC (residentiële instelling) hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Zij verblijven ook in het schooljaar nadat zij de leeftijd van 20 jaar bereikt hebben van rechtswege op een dergelijke school.
Dit artikel bevat de definities van begrippen die in deze beleidsregel worden gehanteerd. Dit zijn veelal dezelfde definities als in de onderwijswetten.
Elektronisch
Dit artikel bepaalt dat een aanvraag enkel elektronisch ingediend kan worden bij de inspectie. Dit dient te gebeuren middels een elektronisch aanvraagformulier in het Internet Schooldossier. Dit is een afgesloten omgeving waarin enkel gemachtigden van het bestuur waaronder scholen ressorteren kunnen inloggen en formulieren alsmede documenten kunnen versturen naar de inspectie.
Toestemming ouders/leerling
Een aanvraag kan pas worden ingediend nadat het bestuur toestemming heeft van de ouders van de leerling of in het geval de leerling meerjarig is, van de leerling. Het bestuur moet desgevraagd kunnen aantonen dat deze toestemming er is. Het bestuur zal in het aanvraagformulier worden gevraagd te verklaren dat deze toestemming is gegeven. Indien blijkt dat deze toestemming op het moment van indienen van de aanvraag ontbrak, wordt een aanvraag afgewezen. Ook als na het nemen van een besluit blijkt dat het bestuur niet ten tijde van het indienen van de aanvraag toestemming van de ouders dan wel de leerling had, kan het besluit worden herroepen en de aanvraag met terugwerkende kracht alsnog worden afgewezen.
Verstrekken afschrift besluit aan ouders/leerling
Met het indienen van de aanvraag verplicht het bestuur zich ertoe na ontvangst van de beschikking een kopie daarvan zo snel mogelijk te verstrekken aan de ouders of leerling. Op deze manier zijn ook de ouders of de leerling op de hoogte van de inhoud van het besluit.
Algemene gegevens aanvraag
Elke aanvraag moet in elk geval de naam en geboortedatum van de leerling bevatten ten behoeve van wie een aanvraag wordt ingediend. Ook moet altijd de instellingscode, de naam en het adres van de school of instelling waar de leerling staat ingeschreven worden vermeld. Ten slotte moet altijd de ingangsdatum van de periode waarvoor een aanvraag wordt ingediend, worden opgenomen.
In het geval van de vervroegde toelating zal dit het moment zijn waarop de school de leerling wenst toe te laten. De periode waarop de aanvraag ziet is dan de periode tussen de vervroegde toelating en het moment waarop de leerling de wettelijke toelatingsleeftijd bereikt.
In het geval van afwijken onderwijstijd zal deze ingangsdatum op een datum in het schooljaar liggen (van 1 augustus tot en met 31 juli). De periode waarop de aanvraag ziet zal de periode zijn van ingangsdatum tot 31 juli van het schooljaar waarin de ingangsdatum valt.
In het geval van een aanvraag ontheffing 20+ zal de ingangsdatum altijd op 1 augustus van een schooljaar liggen en wordt de aanvraag voor het gehele schooljaar ingediend.
Bij een aanvraag maximale duur stage kan de ingangsdatum op een datum in het schooljaar liggen. De periode is afhankelijk van voor welke periode ontheffing wordt gevraagd.
Naast de algemene gegevens moeten de verschillende aanvragen ook nog andere gegevens bevatten. Deze zijn terug te vinden bij de artikelen die specifiek over die aanvraag gaan.
Tijdig indienen
Een aanvraag moet tijdig worden ingediend. Dat betekent dat een aanvraag afwijken onderwijstijd ten minste is ingediend op de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft. Indien een aanvraag afwijken onderwijstijd niet tijdig is ingediend, wordt deze toch in behandeling genomen als de aanvraag binnen een termijn van zes weken na de in de aanvraag vermelde ingangsdatum is ingediend. Hierdoor kunnen scholen die nog bezig zijn met de voorbereiding van de aanvraag al wel starten met het maatwerk. Als een aanvraag wordt afgewezen, zal er veelal nog voldoende ruimte zijn om alsnog de wettelijke minimumurennorm te kunnen verzorgen.
Een aanvraag maximale duur stage en een aanvraag afwijken toelatingsdatum moeten acht weken voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, worden ingediend. Niet tijdige aanvragen (buiten de termijn van 8 weken) kunnen buiten behandeling worden gelaten.
Een aanvraag ontheffing 20+ moet worden ingediend uiterlijk op 31 juli van het schooljaar waarin de leerling de leeftijd van 20 jaar bereikt. Niet tijdige aanvragen kunnen buiten behandeling worden gelaten.
In dit artikel worden de specifieke voorwaarden die voor een aanvraag afwijken onderwijstijd gelden, beschreven.
Voor wie een aanvraag indienen
Het bestuur kan een aanvraag afwijken onderwijstijd indienen voor een individuele leerling die:
• staat ingeschreven op een school of instelling ressorterend onder het bevoegd gezag,
• niet of niet langer is vrijgesteld van geregeld schoolbezoek als bedoeld in artikel 5 dan wel artikel 11 van de Leerplichtwet 1969, en
• vanwege lichamelijke en/of psychische redenen tijdelijk geheel of gedeeltelijk niet aan het volledige onderwijsprogramma op een schoollocatie kan deelnemen.
Aan alle drie de voorwaarden moet voldaan zijn. Indien een leerling is vrijgesteld van geregeld schoolbezoek kan geen aanvraag worden ingediend. Deze leerling is reeds op grond van de Leerplichtwet 1969 geoorloofd afwezig. De school moet er wel voor zorgen dat de afwezigheid van deze leerling goed geregistreerd is in de verzuimadministratie.
Ook voor een leerling die vrijgesteld is van inschrijving op een school (art. 11 Leerplichtwet 1969) geldt dat geen aanvraag ingediend kan worden. Wordt deze leerling echter ingeschreven op een school dan geldt op dat moment de verkregen vrijstelling niet en is de school gehouden voor de leerling de wettelijke minimum onderwijsuren te verzorgen. Voor deze ingeschreven leerling kan dan een aanvraag afwijken onderwijstijd worden ingediend indien er geen sprake is van geoorloofd verzuim.
Specifieke gegevens aanvraag
Naast de algemene gegevens uit artikel 3 moet bij een aanvraag afwijken onderwijstijd ook nog het volgende omvatten.
Het bestuur dient bij de aanvraag te verklaren dat een ontwikkelingsperspectief voor de leerling is vastgesteld dat voldoet aan de wettelijke vereisten uit de WPO, WEC of WVO 2020. Daarnaast moet het bestuur bij de aanvraag verklaren dat het ontwikkelingsperspectief voldoet aan de voorwaarden gesteld in het vierde lid van artikel 4.
Verder moet het bestuur het aantal uren per dag en per week waarvoor gedurende het betreffende schooljaar afwijking van de vastgestelde urennormen wordt aangevraagd meesturen. Dit houdt in dat duidelijk moet zijn voor welke dagen van de schoolweek en voor elk van die dagen hoeveel uur wordt afgeweken van de verplichte minimum onderwijstijd.
Indien een aanvraag wordt ingediend voor 20 uur of meer per week moet het bevoegd gezag een korte samenvatting meesturen van de wijze waarop de school toewerkt naar uitbreiding van het aantal uren dat de leerling onderwijs op (een) school volgt. Deze korte samenvatting kan bij wijze van toelichting bij het aantal uren per dag en per week opgenomen worden in het aanvraagformulier.
Indien voor een eerder schooljaar afwijking van onderwijstijd is aangevraagd voor de leerling, moet die informatie ook worden opgenomen in de aanvraag.
Toekenning aanvraag
Een aanvraag afwijken onderwijstijd wordt toegekend indien:
• de leerling vanwege lichamelijke of psychische redenen niet het onderwijsprogramma op school kan volgen en de leerling extra ondersteuning in de vorm van afwijking van de onderwijstijd nodig heeft; en
• voor de leerling een ontwikkelingsperspectief is vastgesteld overeenkomstige de wettelijke voorschriften, bedoeld in artikel 40a WPO, artikel 41a WEC of artikel 2.44 WVO 2020, en de vereisten genoemd in het vierde lid.
Extra voorwaarden (handelingsdeel) ontwikkelingsperspectief
Over het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding (handelingsdeel) moet overeenstemming worden bereikt met de ouders. In dit handelingsdeel moeten de volgende gegevens zijn opgenomen, wil een aanvraag kunnen worden toegewezen:
• het gegeven dat een aanvraag afwijken onderwijstijd wordt ingediend;
• een onderbouwing waaruit blijkt dat het afwijken van de vastgestelde urennorm voor de leerling vanwege medische of psychische redenen noodzakelijk is alsmede een afweging waaruit blijkt dat er geen alternatieven op de locatie van de school mogelijk zijn;
• een beschrijving waaruit de afwijking van het programma van de leerling bestaat;
• welke uren per dag en per week de leerling het onderwijsprogramma niet op school kan volgen;
• voor welke periode binnen het lopende schooljaar deze afwijking geldt;
• indien de leerling het onderwijsprogramma gedeeltelijk niet op school kan volgen: welk deel van het onderwijsprogramma de leerling nog wel op school volgt;
• welke ondersteuning en begeleiding aan de leerling wordt geboden gedurende de uren dat de leerling geen onderwijsprogramma op een schoollocatie volgt en daarmee ook door wie of welk organisatie het wordt uitgevoerd als de school expertise inkoopt; en
• op welke wijze de school concreet en planmatig toewerkt naar uitbreiding van het aantal uren dat de leerling onderwijs op (een) school volgt.
Indien op enig moment blijkt dat één van deze gegevens niet is opgenomen dan wel ontbreekt in het handelingsdeel van het opp kan niet (langer) met de afwijking worden ingestemd. Daarom is het noodzakelijk dat het handelingsdeel van het opp gereed is en er overeenstemming is bereikt met de ouders voordat een besluit genomen wordt op de aanvraag en idealiter voordat een aanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag.
Een aanvraag maximale duur stage kan ingediend worden voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel en het uitstroomprofiel dagbesteding die stage loopt en dus de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt. De aanvraag dient een onderbouwing te bevatten waaruit blijkt waarom de ontheffing van de in het Onderwijskundig Besluit WEC genoemde maximale duur voor een stage noodzakelijk is voor de leerling.
Een aanvraag voor een leerling jonger dan 14 jaar wordt niet in behandeling genomen.
Specifieke gegevens aanvraag
Naast de algemene gegevens uit artikel 3 en de onderbouwing moet het bevoegd gezag de volgende gegevens meesturen met de aanvraag:
• een afschrift van de stageovereenkomst als bedoeld in artikel 9 Onderwijskundig besluit WEC;
• een beschrijving van de aard van de werkzaamheden;
• de beoogde ontheffingsomvang per schooljaar;
• een overzicht van het aantal weken stage voor elk van de schooljaren waarin de leerling voorafgaande aan de aanvraag al daadwerkelijk stage heeft gelopen; en
• indien de onderbouwing van de aanvraag mede gebaseerd is op verklaringen van derde: deze verklaringen van derden.
Toekenning aanvraag
Een aanvraag kan worden toegekend indien genoegzaam is komen vast te staan dat ontheffing van het maximaal aantal uren stage noodzakelijk is voor het afronden van de stage door de leerling én de werkzaamheden in verhouding staan tot de mogelijkheden van de leerling.
De leeftijd waarop een kind tot het speciaal onderwijs mag worden toegelaten is 4 jaar. Indien het gaat om een doof of slechthorend kind kan het worden toegelaten als het de leeftijd van 3 jaar heeft bereikt. De inspectie kan echter in het belang van het kind besluiten toe te staan dat een kind eerder wordt toegelaten dan de hiervoor genoemde leeftijden. Daartoe dient het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen.
Deze aanvraag afwijken toelatingsleeftijd moet voorzien zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat afwijking van de toelatingsleeftijd noodzakelijk is.
Specifieke gegevens aanvraag
Naast de algemene gegevens uit artikel 3 en de onderbouwing moet het bevoegd gezag de volgende gegevens meesturen met de aanvraag:
• een plan van aanpak waaruit blijkt welk aanbod de school de leerling biedt om te voorzien in een ononderbroken ontwikkeling van de leerling en dat volgt uit de noodzaak van de vervroegde toelating; en
• indien de onderbouwing van de aanvraag mede gebaseerd is op een verklaring van een derde: deze verklaring van een derde.
Toekenning aanvraag
Een aanvraag kan worden toegekend als voldaan is aan de volgende drie voorwaarden.
• Het moment van toelating is niet gelegen op meer dan 26 weken voorafgaand aan de toelatingsleeftijd als bedoeld in artikel 39, eerste lid, WEC.
• Het is genoegzaam vast komen te staan dat eerdere toelating noodzakelijk is in het belang van de ontwikkeling van de leerling.
• En het aanbod dat de school de leerling biedt draagt bij aan een ononderbroken ontwikkeling van de leerling. Bovendien volgt dit aanbod uit de noodzaak van de vervroegde toelating.
De inspectie kan bij zijn afweging nog bijzondere omstandigheden betrekken – indien dit aan de hand is.
De leerlingen dienen het voortgezet speciaal onderwijs uiterlijk te verlaten aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 20 jaar is bereikt. Niettemin kan de inspectie voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs ontheffing verlenen van deze verplichting indien het voortgezet verblijf op de school wenselijk is ter voltooiing van zijn opleiding of van een op verhoging van zijn arbeidsgeschiktheid gerichte behandeling.
Deze ontheffing wordt telkens voor de tijd van ten hoogste 1 jaar verleend. De inspecteur beslist binnen zes weken op een verzoek tot ontheffing. Als niet binnen de termijn van zes weken is besloten, wordt de ontheffing van rechtswege te zijn verlengd (Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing verklaard)
Een aanvraag ontheffing 20+ leerling moet voorzien zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat een voortgezet verblijf op school noodzakelijk is ter voltooiing van de opleiding of van een op verhoging van de arbeidsgeschiktheid gerichte behandeling van een leerling.
Daarbij maakt het voor leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs niet uit of een leerling al een startkwalificatie heeft. Het is dus mogelijk om te ‘stapelen’. Leerlingen die bijvoorbeeld reeds een havodiploma hebben behaald komen in aanmerking voor ontheffing wanneer ze door het voortgezet verblijf ook een vwo-diploma kunnen halen. We verwachten wel dat het bestuur bij de aanvraag aantoont dat de leerling het diploma of getuigschrift kan behalen door een langer verblijf op de school.
Indien de aanvraag ziet op een leerling in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel wordt in de onderbouwing in elk geval uiteengezet wat de redenen zijn voor het voortzetten op school van de opleiding of behandeling afgezet tegen de alternatieve mogelijkheden van de leerling.
Specifieke gegevens aanvraag
Naast de algemene gegevens uit artikel 3 en de onderbouwing moet het bevoegd gezag de volgende gegevens meesturen met de aanvraag.
Indien het een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs betreft, dient de aanvraag ook een toelichting te bevatten waaruit blijkt dat de leerling gerede kans heeft alsnog de opleiding te voltooien bij het eerstvolgende eindexamen.
Gaat het om een leerling in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel dan dient de aanvraag ook een toelichting op de aard van de behandeling te bevatten. Deze toelichting moet ten minste de naam en functie van de behandelaar, de doelstelling van de behandeling, een inhoudelijke beschrijving van het programma en de tijdsinvestering van de leerling bevatten.
Voor wie een aanvraag indienen
Een aanvraag kan op dit moment alleen ingediend worden voor een leerling in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, WEC of het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder b, WEC.
Toekennen aanvraag
Een aanvraag kan worden toegekend als voldaan is aan de volgende vereisten.
Er is allereerst sprake van voortgezet verblijf op school. Zie het algemene deel voor een nadere uitleg van voortgezet verblijf. Daarnaast moet uit de aanvraag blijken dat het voortgezet verblijf voor een leerling in:
• het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wenselijk is ter voltooiing van zijn opleiding.
• het arbeidsmarkt gerichte uitstroomprofiel wenselijk is ter voltooiing van een op verhoging van zijn arbeidsmarktgeschiktheid gerichte behandeling.
Onderzoek commissie
Op grond van artikel 39, vijfde lid, WEC kan – indien de inspectie na ontvangst van de aanvraag het nodig acht – een rapport opvragen van de commissie voor de begeleiding als bedoeld in artikel 40b WEC dan wel aan de commissie van onderzoek als bedoeld in artikel 41 WEC. De commissie kan de betrokken leerling hiertoe aan een onderzoek onderwerpen.
Termijn
Op alle aanvragen moet de inspecteur binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag besluiten. Deze termijn kan voor een aanvraag afwijken onderwijstijd, een aanvraag maximale duur stage en een aanvraag ontheffing toelatingsleeftijd verlengd worden door dit aan de aanvrager mee te delen en aan te geven op welke termijn alsnog een besluit genomen zal worden. Indien bij een aanvraag ontheffing 20+ leerling niet binnen de termijn van zes weken een besluit wordt genomen, wordt de aanvraag van rechtswege toegekend. Niettemin zal een schriftelijk afschrift van dat besluit dan wel alsnog aan de aanvrager moeten worden toegezonden.
Looptijd
Een beschikking op een aanvraag afwijken onderwijstijd en een aanvraag ontheffing 20+ wordt verleend voor de duur van een schooljaar. De verkregen beschikking loopt af aan het einde van het schooljaar waarvoor de beschikking is afgegeven.
Een beschikking op een aanvraag afwijken toelatingsleeftijd wordt verleend voor de duur dat de leerling de wettelijke toelatingsleeftijd nog niet heeft bereikt.
Een beschikking op een aanvraag maximale duur stage wordt verleend voor de in de aanvraag opgenomen periode.
Het Besluit vaststelling beleidsregel inzake het instemmen met afwijking verplichte aantal uren onderwijs en daarmee de daaronder ressorterende beleidsregel9 wordt ingetrokken. De rechten en verplichtingen die op grond van dat besluit, zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze beleidsregel in werking treedt, tot stand zijn gekomen, blijven onverminderd in stand.
De Inspecteur-Generaal van het Onderwijs A. Oppers
Zie artikel 12, tweede lid, artikel 14a, tweede lid, aanhef en onder f, en artikel 25, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 8, tiende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2.38, elfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020.
Zie ook de ‘Gespreksnotitie over onderwijstijd in het voortgezet onderwijs’ https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schooltijden-en-onderwijstijd/documenten/publicaties/2015/10/27/wat-telt-mee-als-onderwijstijd
Omdat met de wettelijke vertegenwoordigers overeenstemming moet zijn bereikt over de geboden ondersteuning en begeleiding kan de school alleen afwijken van de verplichte onderwijstijd als de wettelijke vertegenwoordigers daarmee akkoord zijn. Indien hierover geen overstemming is bereikt met de wettelijke vertegenwoordigers is de school onverkort gehouden het wettelijk verplichte aantal uren onderwijs te verzorgen voor de leerling.
Brief van de Staatssecretaris van OCW d.d. 18 december 2015, Kamerstukken II, vergaderjaar 2015–2016, 31 135, nr. 58
Wet van 23 oktober 2024 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs (Stb. 2024, 310).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-36518.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.