Besluit van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 11 oktober 2025, nr. WJZ/101288654, tot wijziging van het Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade ten behoeve van uitbreiding met schade door bodembeweging als gevolg van de voormalig steenkoolwinning in Limburg

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

aanvrager:

een persoon die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg;

advies:

advies van de Commissie Mijnbouwschade aan een schademelder, aanvrager, mijnbouwonderneming of de Minister;

Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg:

Besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming voor schade aan particuliere woningeigenaren door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning in Limburg;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

schademelding:

een melding van schade van een schademelder ten behoeve van advisering door de Commissie.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Er is een Commissie Mijnbouwschade, deze bestaat uit:

    • a. een algemene kamer; en

    • b. een Limburg kamer.

2. In het tweede lid wordt ‘De Commissie’ vervangen door ‘De algemene kamer van de Commissie’.

3. Onder vernummering van het derde lid tot en met het negende lid tot vierde tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De Limburg kamer van de Commissie heeft als taak om naar aanleiding van een verzoek om advies als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg advies uit te brengen.

4. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In de onderdelen b en e wordt ‘schademelding’ steeds vervangen door ‘melding van schade’

b. In onderdeel c wordt ‘beoordeling van de schademelding’ vervangen door ‘beoordeling van de melding van schade’.

c. In onderdeel g wordt ‘melding’ vervangen door ‘schademelding’.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

6. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

7. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. De Commissie voert haar taak:

    • a. als bedoeld in het tweede lid uit met toepassing van de bepalingen van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht en met inachtneming van het protocol opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, B of C;

    • b. als bedoeld in het derde lid uit met toepassing van de bepalingen van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht en met inachtneming van artikel 2, eerste en vierde lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg en het protocol opgenomen in bijlage 1, onderdeel D.

8. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 8. Wijziging van:

    • a. een protocol, als bedoeld in bijlage 1, onderdelen A, B en C, geschiedt na overleg met de Commissie en de betreffende mijnbouwondernemingen; en

    • b. het protocol, als bedoeld in bijlage 1, onderdeel D, geschiedt na overleg met de Commissie en de vertegenwoordigers van de betrokken regionale overheden.

    De Commissie kan de Minister verzoeken om een wijziging van een protocol indien zij aanvulling of aanpassing van een protocol wenselijk of noodzakelijk acht.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerst lid komt te luiden:

  • 1. De Commissie bestaat uit:

    • a. een voorzitter van de Commissie, tevens lid, voorzitter van de algemene kamer van de Commissie en vicevoorzitter van de Limburg kamer van de Commissie;

    • b. een vicevoorzitter van de Commissie, tevens lid, voorzitter van de Limburg kamer van de Commissie en vicevoorzitter van de algemene kamer van de Commissie; en

    • c. ten minste vier andere leden.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De voorzitter is een rechter of een voormalig rechter, de vicevoorzitter is een rechter, een voormalig rechter of een jurist met ervaring in geschilbeslechting en de leden van de Commissie beschikken gezamenlijk over deskundigheid op het gebied van in ieder geval:

    • a. het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht;

    • b. bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen en omgevingsmanagement;

    • c. bouwkunde;

    • d. gesteente en grondmechanica;

    • e. geohydrologie;

    • f. gesteldheid van de bodem in het voormalige steenkoolwinningsgebied en de na-ijlende effecten van steenkoolwinning.

D

In artikel 5, vierde lid, wordt ‘het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat’ vervangen door ‘het Ministerie van Klimaat en Groene Groei’.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘tweede lid en derde lid’ vervangen door ‘tweede lid tot en met vierde lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘vierde lid’.

3. In het derde lid wordt ‘vijfde lid’ vervangen door ‘zesde lid’.

F

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 2, wordt ‘meldingen van schade’ vervangen door ‘schademeldingen’.

b. artikel 4, eerste lid, wordt ‘de melding’ vervangen door ‘de schademelding’.

c. artikel 5, zevende lid, wordt ‘achtste lid’ vervangen door ‘negende lid’.

d. artikel 8, vierde lid, wordt na ‘tweede’ ingevoegd ‘lid en vierde lid’ en ‘zevende lid’ vervangen door ‘achtste lid’.

2. Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 2, wordt ‘meldingen van schade’ vervangen door ‘schademeldingen’.

b. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid ‘de melding’ vervangen door ‘de schademelding’.

2°. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel a wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘vierde lid’.

In onderdeel b wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘vierde lid’.

c. In artikel 6, zevende lid, wordt ‘achtste lid’ vervangen door ‘negende lid’.

d. In artikel 9, vierde lid, wordt na ‘tweede’ ingevoegd ‘lid en vierde lid’ en ‘zevende lid’ vervangen door ‘achtste lid’.

3. Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 2, wordt ‘meldingen van schade’ vervangen door ‘schademeldingen’.

b. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt ‘de melding’ vervangen door ‘de schademelding’.

2°. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel a wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘vierde lid’.

In onderdeel b wordt ‘derde lid’ vervangen door ‘vierde lid’.

c. In artikel 6, zevende lid, wordt ‘achtste lid’ vervangen door ‘negende lid’.

d. In artikel 9, vierde lid, wordt na ‘tweede’ ingevoegd ‘lid en vierde lid’ en ‘zevende lid’ vervangen door ‘achtste lid’.

4. Na onderdeel C wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

Onderdeel D

PROTOCOL VOOR BEHANDELING VAN ADVIESVRAGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5 VAN HET BESLUIT TEGEMOETKOMING PARTICULIERE WONINGEIGENAREN MIJNBOUWSCHADE STEENKOOLWINNING LIMBURG (Limburg protocol)

EERSTE AFDELING – ALGEMEEN
Artikel 1 definities

In dit protocol wordt verstaan onder:

aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk:

aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van de steenkoolwinning in Nederland;

Algemene Verordening Gegevensbescherming:

verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;

deskundige:

onafhankelijke deskundige die door de Commissie wordt benoemd in het kader van de behandeling van een adviesvraag door de Commissie;

Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning:

Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning gevestigd in het Gegevenshuis als bedoeld in artikel 2 van de gemeenschappelijke regeling ‘Het Gegevenshuis’;

Instellingsbesluit:

Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade;

partijen:

de minister en de aanvrager van de aanvraag waar de adviesvraag betrekking op heeft;

woning:

woning als bedoeld in artikel 1, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

Artikel 2 reikwijdte

Dit protocol is van toepassing op de behandeling van adviesvragen met betrekking tot aanvragen om een voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

TWEEDE AFDELING – PROCEDURE
Artikel 3 eerste reactie op de adviesvraag
  • 1. De Commissie informeert de aanvrager zo spoedig mogelijk over de te volgen procedure. Tevens geeft de Commissie de aanvrager informatie over de zaakbegeleider.

  • 2. De Commissie kan de aanvrager verzoeken om aanvulling van de gegevens en stukken voor zover deze nodig zijn om een advies uit te brengen naar aanleiding van een adviesvraag en de aanvrager deze redelijkerwijs ter beschikking heeft of kan krijgen. De Commissie stelt de aanvrager hiervoor een redelijke termijn.

  • 3. De Commissie kan de aanvrager in de gelegenheid stellen om een mondelinge toelichting te geven op zijn aanvraag.

Artikel 4 onderzoek ten behoeve van advisering
  • 1. Ten behoeve van haar advisering:

    • a. maakt de Commissie gebruik van de beschikbare informatie over steenkoolwinning in de gebieden als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, waaronder van de bij het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning beschikbare informatie; en

    • b. laat de Commissie indien noodzakelijk naar aanleiding van een adviesvraag een eerste opname van de schade verrichten door een schadeopnemer en een raming van de kosten voor herstel van de schade door een kostencalculator; en

    • c. wijst de Commissie indien noodzakelijk naar aanleiding van een adviesvraag één of meerdere inspecteurs aan.

  • 2. De Commissie stelt een termijn vast voor de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur om een rapport uit te brengen in het licht van de door de Commissie op te stellen advies, waarbij het onderzoek zal worden verricht op basis van een in de branche gangbare, algemeen erkende beoordelingsmethodiek voor schadevaststelling. De Commissie streeft ernaar dat de eerste opname, kostencalculatie en inspectie zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen drie maanden na de aanwijzing van de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur plaatsvindt. De Commissie kan gemotiveerd van deze termijn afwijken.

  • 3. De Commissie stelt aanvrager in kennis van de aanwijzing van een, schadeopnemer, kostencalculator, inspecteur als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De inspecteur stelt een onderzoek in naar en geeft zijn deskundig oordeel over:

    • a. de aard en omvang van de gemelde fysieke schade;

    • b. wat de vermoedelijke oorzaak is of oorzaken van de schade zijn;

    • c. of naar het oordeel van de inspecteur voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk;

    • d. met welke omgevingsfactoren of gebouwkenmerken rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de adviesvraag; en

    • e. de vraag naar de omvang van de schade, waarbij waar mogelijk inzichtelijk wordt gemaakt voor welk deel van de schade voldoende aannemelijk is dat deze is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk dan wel dat deze een andere evidente schadeoorzaak heeft.

  • 5. De inspecteur maakt bij zijn onderzoek gebruik van de gegevens van het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning.

  • 6. De schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur zenden hun rapporten met bevindingen aan de Commissie. Indien de inspecteur over een van de in het vierde lid genoemde onderdelen geen oordeel kan geven, dan geeft hij in zijn rapport aan welk onderdeel dit betreft en om welke reden hij geen oordeel kon geven.

  • 7. De schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur werken volgens de werkwijze zoals vastgesteld door de Commissie op basis van artikel 2, zevende lid, van het Instellingsbesluit.

  • 8. Indien de inspecteur binnen de termijn zoals vastgesteld door de Commissie geen rapport kan uitbrengen, deelt de inspecteur dit aan de Commissie mee voor het einde van de termijn en onder opgaaf van reden. De deskundige geeft daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen wel kan worden gerapporteerd.

  • 9. Indien het voor het uitbrengen van een rapport noodzakelijk is dat meer of andere inspecteurs worden benoemd om onderzoek te doen, kan de inspecteur de Commissie daarom verzoeken of kan de Commissie uit eigen beweging besluiten om een aanvullend rapport te vragen.

Artikel 5 beoordeling zonder deskundigenonderzoeken
  • 1. De Commissie stelt in ieder geval een conceptadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, vast zonder eerste opname, kostencalculatie en inspectie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen b en c, indien uit een eerste inhoudelijke beoordeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a blijkt dat de adviesvraag geen mijnbouwschade als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg betreft.

  • 2. De Commissie stelt in ieder geval een conceptadvies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, vast zonder een inspecteur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, aan te wijzen, indien uit een eerste opname als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, blijkt dat de adviesvraag:

    • a. geen mijnbouwschade als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg betreft; of

    • b. de mijnbouwschade niet meer dan € 10.000 bedraagt.

  • 3. De Commissie geeft in het conceptadvies gemotiveerd aan waarom toepassing is gegeven aan het eerste en het tweede lid.

  • 4. De Commissie kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, afwijken van het eerste en het tweede lid.

Artikel 6 procedure in geval van acuut onveilige situatie

Indien de Commissie vermoedt dat er sprake is van een acuut onveilige situatie, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, dan meldt de Commissie dit onverwijld aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woning zich bevindt.

Artikel 7 zienswijze
  • 1. De Commissie stelt zijn conceptadvies op binnen 6 weken:

    • a. nadat de inspecteur zijn rapport heeft uitbracht; of

    • b. nadat de kostencalculator zijn advies heeft uitgebracht, indien er geen inspectieadvies is gevraagd; of

    • c. na ontvangst van de adviesaanvraag, indien er geen rapport van de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur is gevraagd.

  • 2. De Commissie stelt de aanvrager in de gelegenheid binnen een door de Commissie vast te stellen termijn mondeling of schriftelijk hun zienswijze te geven op een conceptadvies.

  • 3. De termijn, bedoeld in het tweede lid, kan op verzoek van de aanvrager één keer met een door de Commissie vast te stellen termijn worden verlengd.

Artikel 8 advies Commissie
  • 1. De Commissie stelt binnen vier weken na ommekomst van de zienswijzetermijn, bedoeld in artikel 7, tweede lid, een advies vast, als bedoeld in artikel 2, derde lid, van dit besluit.

  • 2. Indien de Commissie het advies niet binnen vier weken na ommekomst van de zienswijzetermijn kan vaststellen, deelt de Commissie dit binnen deze termijn partijen mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke het advies wel kan worden vastgesteld.

  • 3. Het advies wordt op schrift gesteld of elektronisch vastgelegd, door de Commissie ondertekend en aan partijen toegezonden.

  • 4. Het advies bevat in elk geval:

    • a. de naam van het lid of de leden van de Commissie die namens de Commissie advies uitbrengen;

    • b. een weergave van de adviesvraag en een kort overzicht van het verloop van de procedure bij de Commissie;

    • c. eventuele door de aanvrager op verzoek van de Commissie overgelegde aanvullende informatie;

    • d. het advies als bedoeld in artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg;

    • e. de vermelding of de kosten van de voorziening naar het oordeel van de Commissie hoger zijn dan de waarde van de woning in onbeschadigde staat;

    • f. de vermelding of er ten aanzien van middelgrote mijnbouwschades op grond van artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg aanleiding bestaat een bouwdepot, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, toe te kennen;

    • g. of er door de Commissie ten aanzien van de woning waar de aanvraag op ziet een melding van een acuut onveilige situatie is gedaan;

    • h. de gronden voor het advies;

    • i. de dagtekening van het advies;

    • j. indien van toepassing, de rapporten van de deskundigen; en

    • k. indien van toepassing, de zienswijze of zienswijzen bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Artikel 9 verbetering van het advies
  • 1. Een partij kan tot acht weken na de dagtekening van het advies de Commissie verzoeken een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere fout die zich voor eenvoudig herstel leent in het advies te verbeteren.

  • 2. Als de Commissie het advies verbetert, dan wordt dit in een apart stuk vermeld. Het stuk wordt zo spoedig mogelijk aan partijen gezonden.

G

1. De tabel bij bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘€ 95’ wordt vervangen door ‘€ 115’.

b. ‘€ 150’ wordt vervangen door ‘€ 182’.

c. ‘€ 95’ wordt vervangen door ‘€ 115’.

d. ‘€ 0,26’ wordt vervangen door ‘€ 0,29’

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 17 oktober 2025.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2020 is het Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade (hierna: Instellingsbesluit) in werking getreden (Stcrt. 2020, 30336). Met dit besluit is de Commissie Mijnbouwschade ingesteld door de toenmalig Minister van Economische Zaken en Klimaat. De Commissie Mijnbouwschade is ingesteld tot een buitengerechtelijke, laagdrempelige, transparante en snelle afhandeling van mijnbouwschade te komen, waarbij de burger centraal staat en ontzorgd wordt.

De Commissie Mijnbouwschade heeft op grond van het Instellingsbesluit als taak om naar aanleiding van een schademelding van een schademelder van mijnbouwschade als onafhankelijke partij te onderzoeken of de schade toerekenbaar is aan bodembeweging als gevolg van een mijnbouwactiviteit op land en hierover advies uit te brengen aan de gedupeerde en de verantwoordelijke mijnbouwonderneming. De Commissie Mijnbouwschade werkt hierbij aan de hand van een door de minister vastgesteld protocol, dat is opgenomen in bijlage 1 van het Instellingsbesluit. In een afzonderlijke overeenkomst tussen de Staat en de mijnbouwondernemingen die in Nederland mijnbouwwerken exploiteren is vastgelegd dat deze mijnbouwondernemingen zich committeren aan de uitvoering van de adviezen van de Commissie Mijnbouwschade.

De reikwijdte van het Instellingsbesluit en daarmee de taak van de Commissie Mijnbouwschade omvat tot op heden schade door bodembeweging als gevolg van olie- en gaswinning uit en gasopslag in kleine velden, zoutwinning uit zoutcavernes en opslag van stoffen in zoutcavernes. De intentie is om de taak van de Commissie Mijnbouwschade uit te breiden naar schade door bodembeweging als gevolg van alle mijnbouwactiviteiten op land, met uitzondering van gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg en Grijpskerk. Dit omdat hiervoor een bijzonder publiekrechtelijke schadeafhandelingsprocedure geldt op grond van de Tijdelijke wet Groningen.

In Zuid-Limburg heeft tot 1974 steenkoolwinning plaatsgevonden. Als gevolg van deze mijnbouwactiviteiten heeft in het gebied bodembeweging plaatsgevonden. Ook na de beëindiging van de steenkoolwinning kan zich als gevolg van na-ijlende effecten van voormalige steenkoolwinning nog bodembeweging voordoen. Bijvoorbeeld omdat mijnwater stijgt omdat het niet langer weggepompt wordt, waardoor decompactie van diepere bodemlagen plaatsvindt en de bodem weer gaat stijgen. Ook deze bodembeweging heeft schade veroorzaakt en kan ook in de toekomst nog schade veroorzaken. Voor deze schade is, net als in de rest van Nederland, de betreffende mijnbouwonderneming aansprakelijk. Omdat de steenkoolwinning echter al meer dan 50 jaar geleden beëindigd is, bestaan de betreffende mijnbouwondernemingen niet meer en in verschillende gevallen is er ook geen rechtsopvolger. Wel kan een natuurlijk persoon met schade aan zijn woning als er geen verantwoordelijke mijnbouwonderneming of rechtsopvolger is terecht bij het Waarborgfonds Mijnbouwschade, ingesteld op grond van artikel 137 van de Mijnbouwwet.

Als gevolg van de diversiteit van de na-ijlende effecten van voormalige steenkoolwinning, het tijdsverloop tussen het beëindigen van de steenkoolwinning en het optreden van de schadeveroorzakende gebeurtenissen en schade en de onzekerheid omtrent het verjaren van vorderingen tot schadevergoeding is het voor bewoners echter moeilijk om hun schade te verhalen. In veel gevallen zullen bewoners op grond van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht ook geen recht (meer) hebben op een vergoeding van hun schade.

Het kabinet wil, vanwege deze bijzondere omstandigheden, niet dat particuliere huiseigenaren achterblijven met schade, waarvan voldoende aannemelijk is dat deze voortkomt uit bodembeweging door de voormalige steenkoolwinning en de directe materiële gevolgschade daarvan. Daarom wordt er aan deze groep een onverplichte tegemoetkoming van overheidswege beschikbaar gesteld. Met het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, dat het karakter heeft van een beleidsregel, wordt invulling gegeven aan dit onverplicht, buitenwettelijk beleid. Op grond van dat besluit kunnen particuliere huiseigenaren met fysieke schade aan hun woning in Limburg, een aanvraag doen voor een voorziening waarmee de schade aan hun woning, afhankelijk van de schade, wordt vergoed of in natura wordt hersteld.

De Minister van Klimaat en Groene Groei is in het licht van de aard van het in het besluit neergelegde beleid het bevoegde bestuursorgaan. Daarbij maakt de minister voor wat betreft de beoordeling van aanvragen door middel van een adviesvraag gebruik van de kennis en expertise van de speciaal met deze wijziging van het Instellingsbesluit in te richten Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade. De uitvoering van het besluit vindt in eerste instantie in mandaat namens de minister plaats door een tijdelijke organisatie.

1.2 Doel

Met het onderhavige wijzigingsbesluit wordt het Instellingsbesluit gewijzigd en wordt de taak van de Commissie Mijnbouwschade uitgebreid met het op verzoek van de minister uitbrengen van advies op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Ten behoeve van de uitvoering van deze taak wordt de Commissie Mijnbouwschade uitgebreid met een afzonderlijke Limburg kamer. Hiertoe wordt de tekst van het Instellingsbesluit en de protocollen A, B en C in bijlage I op een aantal punten aangepast. Ook wordt aan bijlage I een nieuw protocol D toegevoegd waarin specifieke bepalingen zijn opgenomen over de beoordeling van adviesaanvragen op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Daarnaast worden met het onderhavige wijzigingsbesluit de vaste bedragen voor materiële gevolgschade die het directe gevolg zijn van fysieke schade aan gebouwen uit bijlage 2 geïndexeerd.

Dit wijzigingsbesluit hangt nauw samen met het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Het verdient dan ook aanbeveling om de toelichting op dit wijzigingsbesluit te lezen in samenhang met het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg en de toelichting daarop.

2. Hoofdlijnen van het wijzigingsbesluit

2.1 Wijzigingen in het lichaam van het Instellingsbesluit
2.1.1 Kamers van de Commissie Mijnbouwschade

Met dit wijzigingsbesluit komt de Commissie Mijnbouwschade te bestaan uit een algemene kamer en een Limburg kamer (artikel I, onderdeel B, van dit wijzigingsbesluit: artikel 2, eerste lid, van het Instellingsbesluit).

2.1.2 Taak van de algemene kamer van de Commissie Mijnbouwschade

In artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit is de taak van de Commissie Mijnbouwschade met betrekking tot het adviseren over schademeldingen van schademelders beschreven. Het gaat daarbij om meldingen van schade waarvan de schademelder vermoedt dat deze is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van olie- en gaswinning uit en gasopslag in kleine velden, zoutwinning uit zoutcavernes en opslag van stoffen in zoutcavernes (protocollen A tot en met C). Met dit wijzigingsbesluit wordt deze algemene taak van de Commissie Mijnbouwschade opgedragen aan de algemene kamer van de Commissie Mijnbouwschade.

2.1.3. Taak van de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade

Met dit wijzigingsbesluit wordt aan artikel 2 van het Instellingsbesluit een nieuw derde lid toegevoegd waarin de taak van de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade is beschreven. Het gaat daarbij om het op verzoek van de minister uitbrengen van een advies over een aanvraag om een voorziening op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

a. Vragen waarover advies moet worden uitgebracht

De vragen waarover de Commissie Mijnbouwschade advies dient uit te brengen zijn opgenomen in artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Ten behoeve van deze advisering onderzoekt de Commissie Mijnbouwschade in de eerste plaats of er sprake is van schade (onderdeel a).

Als dit het geval is, onderzoekt de Commissie Mijnbouwschade wat de oorzaak is van de schade (onderdeel b). Dit biedt een aanvrager duidelijkheid over het ontstaan van de schade, los van de vraag of deze schade mijnbouwschade is en in aanmerking komt voor een voorziening. Daarbij onderzoekt de Commissie Mijnbouwschade of voldoende aannemelijk is dat de schade het gevolg is van bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning. Zo onderzoekt de Commissie Mijnbouwschade of op de locatie van de woning uit de aanvraag sprake is geweest van bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van steenkoolwinning. Daarnaast bekijkt de Commissie Mijnbouwschade of het soort schade uit de aanvraag kan zijn veroorzaakt door die bodembeweging. Ook onderzoekt de Commissie Mijnbouwschade of er contra-indicaties zijn dat schade is veroorzaakt als gevolg van bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning. Een evident bouwkundig gebrek aan de woning kan bijvoorbeeld een contra-indicatie vormen dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging. Indien er een evidente andere medeoorzaak is voor de schade onderzoekt de Commissie Mijnbouwschade welk deel van de schade kan worden toegerekend aan bodembeweging als gevolg van voormalige steenkoolwinning.

De Commissie Mijnbouwschade maakt een schadestaat op waarin een raming is opgenomen van de kosten voor het herstel van de schade. Indien er bij schades vanaf € 10.000 evident andere medeoorzaken zijn blijkt uit deze schadestaat voor welk deel van de schade niet voldoende aannemelijk is dat door bodembeweging als gevolg van voormalige steenkoolwinning is veroorzaakt.

Ook geeft de Commissie Mijnbouwschade, op basis van de hoogte van de in de schadestaat geraamde kosten van het herstel van de schade, in de schadestaat aan in welke schadecategorie de mijnbouwschade zou moeten worden ingedeeld (onderdeel c) ten behoeve van het bepalen van de aard van de te treffen voorziening.

Ook voor wat betreft toerekening gaat de Commissie Mijnbouwschade uit van het criterium van voldoende aannemelijkheid. De verschillende schadecategorieën zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. De eerste categorie is mijnbouwschade tot € 10.000,– (hierna: kleine schade). Bij kleine mijnbouwschade bestaat een voorziening uit een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de geleden schade die wordt toegekend. De tweede categorie is mijnbouwschade waarvan de hoogte is vastgesteld op een bedrag van € 10.000,– tot en met € 20.000,– (hierna: middelgrote mijnbouwschade). De derde categorie betreft mijnbouwschade waarvan de hoogte is vastgesteld op een bedrag hoger dan € 20.000,– of een acuut onveilige situatie. In dat geval is er sprake van een zware mijnbouwschade. In artikel 3, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg is aangeven welk type voorziening er voor welk type mijnbouwschade wordt toegekend. Voor kleine mijnbouwschades gaat het daarbij in beginsel om een vergoeding in geld en voor middelgrote en grote mijnbouwschade om herstel in natura.

De Commissie Mijnbouwschade brengt op basis van zijn onderzoek advies uit aan de minister. Een afschrift van dit advies wordt aan de aanvrager gezonden.

b. Beoordelingskader en werkwijze

De Commissie Mijnbouwschade adviseert met inachtneming van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht zoals opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Wel is ten behoeve van de advisering in het kader van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg het artikel over verjaring (artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek) uitgezonderd en wordt het criterium van het causaal verband (artikel 6:98 en 6:177 van het Burgerlijk Wetboek) vervangen door het criterium van voldoende aannemelijkheid (Artikel I, onderdeel B, van het wijzigingsbesluit: artikel 2, zevende lid, aanhef en onderdeel b, van het Instellingsbesluit). Het gaat daarbij zowel om de vraag of voldoende aannemelijk is dat de schade geheel of gedeeltelijk voortkomt uit bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning als om de vraag voor welk deel van de schade, indien bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning een oorzaak is, voldoende aannemelijk is dat deze hieraan kan worden toegerekend. De overwegingen achter deze keuze en een nadere toelichting op het criterium voldoende aannemelijkheid zijn opgenomen in paragraaf 2.4, onderdeel b, van de toelichting bij het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Ook neemt de Commissie Mijnbouwschade bij haar advisering de in het protocol, dat is opgenomen in onderdeel D van bijlage 1, vervatte voorschriften met betrekking tot de te volgen procedure in acht.

De wijze waarop de Commissie Mijnbouwschade, met inachtneming van deze voorschriften, invulling geeft aan haar taak wordt door de Commissie Mijnbouwschade nader uitgewerkt in haar werkwijze.

2.1.4. Samenstelling van de kamers van de Commissie Mijnbouwschade
a. Aantal leden

De Commissie Mijnbouwschade bestond uit een voorzitter en ten minste twee andere leden. Met deze wijziging wordt de Commissie Mijnbouwschade uitgebreid met een vicevoorzitter en heeft de Commissie, naast de voorzitter en vicevoorzitter, tenminste 4 andere leden. Deze uitbreiding van de capaciteit van de Commissie Mijnbouwschade is noodzakelijk om te beschikken over voldoende capaciteit om de nieuwe taak te kunnen vervullen.

b. Bezetting van de algemene kamer en de Limburg kamer

De voorzitter van de Commissie Mijnbouwschade is tevens voorzitter van de algemene kamer van de Commissie Mijnbouwschade en is de vicevoorzitter van de Limburg kamer. De vicevoorzitter van de Commissie Mijnbouwschade is tevens voorzitter van de Limburg kamer en vicevoorzitter van de algemene kamer. Inherent aan het vicevoorzitterschap is dat de voorzitter van de Commissie Mijnbouwschade kan worden vervangen door de voorzitter van de Limburg kamer, en andersom. De dubbelrol van voorzitter/vicevoorzitter van de verschillende kamer is voorts belangrijk om kennis en ervaring te delen binnen de Commissie Mijnbouwschade, zodat er gezorgd kan worden voor een uniforme afhandeling van mijnbouwschade. Op deze wijze wordt geborgd dat er in het handelen en de werkwijze van de Commissie Mijnbouwschade sprake is van voldoende uniformiteit bij de uitvoering van het landelijk beleid inzake mijnbouwschade.

Het is aan de Commissie Mijnbouwschade zelf, aan de hand van de behoefte aan capaciteit en de voor behandeling van adviesaanvragen noodzakelijke deskundigheid, om te bepalen uit hoeveel leden de twee kamers verder bestaan. Het is daarbij evident dat de Limburg kamer dient te beschikken over deskundigheid op het gebied van geohydrologie en gesteldheid van de bodem in het voormalige steenkoolwinningsgebied.

c. Eisen aan deskundigheid van de (vice)voorzitter en de leden

Omdat het de taak van de Commissie Mijnbouwschade is om, met toepassing van de bepalingen van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht, advies te geven over de afhandeling van schade, wordt geëist dat de voorzitter een (voormalig) rechter is en de vicevoorzitter een (voormalig) rechter of jurist met ervaring in geschilbeslechting.

In aanvulling op de eis van deskundigheid op het gebied van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht die al gesteld werd zijn met dit wijzigingsbesluit de verschillende minimale deskundigheidsgebieden toegevoegd:

  • Bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen en omgevingsmanagement;

  • Bouwkunde: Hieronder valt onder meer deskundigheid over constructief herstel en het begroten van kosten van schadeherstel;

  • Geologie en grondmechanica: Het gaat daarbij om deskundigheid over de samenstelling en beweging van de bodem en de interactie tussen bouwwerken en grondlagen;

  • Geohydrologie: Het gaat daarbij om deskundigheid op het gebied van de geologische en bodemkundige laagopbouw in de ondergrond en de stroming van (grond)water in de ondergrond;

  • Gesteldheid van de bodem in het voormalige steenkoolwinningsgebied en de na-ijlende effecten van steenkoolwinning.

Verschillende van deze deskundigheden maakten reeds onderdeel uit van de profielen van de leden van de Commissie Mijnbouwschade (zoals bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen en omgevingsmanagement, bouwkunde, geologie en grondmechanica). Ten behoeve van de advisering over aanvragen om voorzieningen op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg wordt, vanwege de specifieke omstandigheden in de ondergrond aldaar, in aanvulling hierop deskundigheid op het gebied van geohydrologie (ten behoeve van de beoordeling van de effecten van stijgend mijnwater), de gesteldheid van de bodem in het voormalige steenkoolwinningsgebied en de na-ijlende effecten van steenkoolwinning verlangd. De leden van de Commissie Mijnbouwschade beschikken gezamenlijk over deze deskundigheid.

2.2 Limburg protocol

In bijlage 1 bij het Instellingsbesluit wordt een nieuw protocol D ingevoegd. In dit protocol zijn bepalingen opgenomen voor de behandeling van adviesvragen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. De specifieke bepalingen worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

2.3 Wijzigingen in de protocollen A tot en met C van bijlage I

In de protocollen A tot en met C vinden enkele aanpassingen van meer redactionele aard plaats als gevolg van de aanpassingen in de tekst van lichaam van het Instellingbesluit.

2.4. Wijzigingen in bijlage 2

Voor de materiële schadeposten die het directe gevolg zijn van fysieke schade aan gebouwen geldt, indien deze kosten naar het oordeel van de Commissie Mijnbouwschade voor vergoeding in aanmerking komen, als uitgangspunt een vaste vergoeding, tenzij de kosten aantoonbaar hoger zijn of anderszins worden vergoed (bijlage 2, eerste lid). Deze bedragen worden met de onderhavige wijziging aan de hand van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex geïndexeerd (lid 3). Dit gebeurde voor de eerste maal na publicatie van dit besluit op 10 juni 2020. De Commissie Mijnbouwschade heeft tot aan de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit bij de vaststelling van een vergoeding voor de materiële gevolgschade rekening gehouden met de consumentenprijsindex.

3. Verhouding tot andere regelgeving

3.1 Algemene wet bestuursrecht

De Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade is voor de uitvoering van de adviestaak op grond van artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg een adviseur in de zin van artikel 3:5 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op advisering door de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade is afdeling 3.1 van de Awb van toepassing.

Het advies van de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en een belanghebbende kan dus tegen het advies geen beroep bij de bestuursrechter instellen.

3.2 Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg en Burgerlijk Wetboek

In artikel 2, vierde lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg is bepaald dat de minister op aanvragen op grond van het besluit beslist met toepassing van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht zoals opgenomen in het Burgerlijk wetboek. Wel is de toepassing van artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek dat ziet op verjaring uitgezonderd en wordt het criterium van het causaal verband van artikel 6:98 en 6:177 van het Burgerlijke Wetboek vervangen door het criterium van voldoende aannemelijkheid. Zie hieromtrent ook paragraaf 2.4, onderdeel b, van de toelichting bij het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Naast de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek maakt ook de jurisprudentie naar aanleiding van deze bepalingen onderdeel uit van het beoordelingskader dat de Commissie Mijnbouwschade toepast.

De Commissie Mijnbouwschade hanteert ditzelfde normenkader bij haar advisering over aanvragen om voorzieningen op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg (Artikel I, onderdeel B, van dit wijzigingsbesluit: artikel 2, zevende lid, aanhef en onderdeel b, van het Instellingsbesluit).

3.3 Persoonsgegevens

Om adviesvragen te kunnen behandelen is het noodzakelijk dat de Commissie Mijnbouwschade gegevens verzamelt en verwerkt. Het gaat daarbij om gegevens die door de aanvrager worden vermeld in de aanvraag, gegevens die door de deskundigen worden verzameld in het kader van de opname of kostencalculatie van de schade en gegevens die door de Commissie Mijnbouwschade worden opgevraagd bij derden ten behoeve van de behandeling van adviesvragen. Het gaat in het laatste geval bijvoorbeeld om het opvragen van informatie over steenkoolwinning in de gebieden als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, waaronder informatie van het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning. Ook kan het ten behoeve van het signaleren van een acuut onveilige situatie noodzakelijk zijn dat de Commissie Mijnbouwschade aan het college van burgemeester en wethouders gegevens verstrekt over een woning ten aanzien waarvan de Commissie Mijnbouwschade vermoedt dat hier sprake kan zijn van een acuut onveilige situatie.

De gegevens die door de Commissie Mijnbouwschade worden verwerkt ten behoeve van het adviseren over een aanvraag en het signaleren van acuut onveilige situaties kunnen daarbij in veel gevallen worden aangemerkt als persoonsgegevens. Dat wil zeggen informatie die direct over iemand gaat of naar deze persoon te herleiden is (informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon). Hierbij kan worden gedacht aan NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats), telefoonnummers en postcodes met huisnummers.

Het recht op bescherming van persoonsgegevens is een grondrecht dat onderdeel uitmaakt van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In de bescherming van dit recht is onder andere voorzien in artikel 10, eerste lid, van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Op grond van artikel 8, tweede lid, van het EVRM moet een inmenging met het recht bij wet voorzien zijn en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van één van de in dat artikel genoemde doelen. Artikel 10, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat de wet regels stelt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Aan beide bepalingen is in Nederland invulling gegeven door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Op grond van de AVG mag een organisatie alleen persoonsgegevens verwerken als dit noodzakelijk is in het belang van minimaal één van de belangen die worden genoemd in artikel 6, eerste lid, van de AVG (grondslag). Voorts moet de inbreuk die de organisatie door het verwerken van de persoonsgegevens maakt op iemands persoonlijke levenssfeer zo beperkt mogelijk zijn.

De gegevensverwerking door de Commissie Mijnbouwschade vindt plaats in overeenstemming met de AVG en UAVG. De verwerking van deze gegevens door de Commissie Mijnbouwschade is noodzakelijk ten behoeve van de advisering omtrent aanvragen voor een voorziening als bedoeld in het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. De bevoegdheid van de minister om voorzieningen te treffen ten behoeve van het herstel van schade, waarvan voldoende aannemelijk is dat deze het gevolg is van bodembeweging door de voormalige steenkoolwinning en de directe materiële gevolgschade daarvan, is vastgelegd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. De verplichting om de Commissie Mijnbouwschade om advies te vragen ten behoeve van de beoordeling van deze aanvragen is opgenomen in artikel 5 van dat besluit. De bevoegdheid van de Commissie Mijnbouwschade om ten behoeve van haar adviestaak persoonsgegevens te verwerken indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak is vastgelegd in artikel 8 van dit besluit. Deze verwerking kan worden aangemerkt als noodzakelijk ten behoeve van een belang als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de AVG (uitoefening van openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen).

De Commissie Mijnbouwschade mag de persoonsgegevens die het verwerkt niet zomaar voor een ander doel gebruiken dan voor de uitoefening van haar adviestaak. Ten behoeve van het in het belang van de veiligheid verstrekken van gegevens omtrent een acuut onveilige situatie aan een betrokken burgemeester is in artikel 6 voorzien in een grondslag. Het verstrekken van deze informatie is noodzakelijk ten behoeve van het behartigen van een algemeen belang (veiligheid) als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de AVG. De behartiging van dit belang is in artikel 6 van Protocol D in bijlage I van het Instellingsbesluit opgedragen aan de Commissie Mijnbouwschade.

De Commissie Mijnbouwschade is voorts op grond van de AVG verplicht om persoonsgegevens goed te beveiligen en heeft de verantwoordingsplicht om aan te tonen dat het aan de privacyregels voldoet.

4. Uitvoering

De Commissie Mijnbouwschade en daarmee ook de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade wordt ondersteund door een uitvoeringsorganisatie waarvoor door de minister huisvesting en personeel ter beschikking wordt gesteld. Ondanks dat het personeel door de minister ter beschikking wordt gesteld is het personeel voor zijn werkzaamheden alleen verantwoording schuldig aan de Commissie Mijnbouwschade. Hiermee wordt de onafhankelijkheid van het personeel van de uitvoeringsorganisatie geborgd.

5. Financiële gevolgen

De kosten die de Commissie Mijnbouwschade maakt ten behoeve van de behandeling van schademeldingen komen in eerste instantie ten laste van de begroting van de minister.

6. Advies en consultatie

Over de concrete vormgeving en invulling van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg en dit wijzigingsbesluit heeft nauw overleg plaatsgevonden met de decentrale overheden van de betrokken voormalige concessiegebieden en de Commissie Mijnbouwschade.

7. Evaluatie

In artikel 7 van het Instellingsbesluit is voorzien in een evaluatiebepaling voor de behandeling van schademeldingen door de Commissie Mijnbouwschade. De behandeling van adviesvragen van de minister waar dat wijzigingsbesluit op ziet maakt daar geen onderdeel van uit. In artikel 9 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg is voorzien in een afzonderlijke evaluatieverplichting waarbij ook de advisering door de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade ten aanzien van aanvragen om voorzieningen op grond van dat besluit worden betrokken. De minister evalueert het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg iedere vijf jaar. De eerste evaluatie vindt een jaar nadat de minister voor het eerst een besluit heeft genomen over een aanvraag op basis van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg plaats. Daarna dient de minister ten minste om de vijf jaar een nieuwe evaluatie uit te voeren. Vanaf 2030 zal in het evaluatieverslag ook worden ingegaan op de noodzaak van het voortduren van de voorziening waarin het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg voorziet. Bij deze evaluaties worden ook de met de regio op 27 oktober 2023 overeengekomen inrichtingsprincipes betrokken.

8. Inwerkingtreding

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking op 17 oktober 2025. Dit betekent dat de Commissie Mijnbouwschade vanaf deze datum wordt uitgebreid met de Limburg kamer. Deze datum ligt met het oog op de voorbereidingen die de Commissie Mijnbouwschade moet treffen om verzoeken om advies ten aanzien van aanvragen om voorzieningen te kunnen behandelen voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Dit stelt de Commissie Mijnbouwschade in staat om nieuwe leden te werven voor de Limburg kamer en mee te werken aan pilots in het kader van de voorbereiding van de toepassing van Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

De datum waarop voor het eerst door de minister een aanvraag om een voorziening op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg aan de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade kan worden voorgelegd is afhankelijk van de datum waarop dat besluit in werking treedt.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met dit onderdeel worden aan artikel 1 van het Instellingsbesluit drie nieuwe definities toegevoegd.

Aanvrager

Met een aanvrager wordt ten behoeve van de toepassing van dit Instellingsbesluit bedoeld een persoon die een aanvraag om een voorziening heeft ingediend op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg (artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg). Het gaat daarbij om een natuurlijk persoon die eigenaar en hoofdbewoner is van een woning gelegen in het mijnbouwschadegebied in bijlage 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

Advies

Het begrip advies omvat in het kader van het Instellingsbesluit twee soorten adviezen. In de eerste plaats brengt de algemene kamer van de Commissie Mijnbouwschade advies uit aan een schademelder en de betrokken mijnbouwonderneming naar aanleiding van een schademelding door een schademelder. Zoals is toegelicht in paragraaf 2.1.2 van het algemeen deel van deze toelichting gaat het daarbij thans om schade waarvan de schademelder vermoedt dat deze is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van olie- en gaswinning uit en gasopslag in kleine velden, zoutwinning uit zoutcavernes en opslag van stoffen in zoutcavernes. Op deze advisering zijn de protocollen A tot en met C van bijlage 1 bij het Instellingsbesluit van toepassing.

Daarnaast brengt de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade op verzoek van de minister advies uit over een aanvraag om een voorziening op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Zoals is toegelicht in paragraaf 2.1.3 van het algemeen deel gaat het daarbij om aanvragen voor een voorziening voor schade waarvan de aanvrager vermoedt dat deze is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning in Limburg. Op deze advisering is protocol D van bijlage I bij het Instellingsbesluit van toepassing.

Schademelding

Met dit wijzigingsbesluit is een definitie van het begrip schademelding opgenomen in het Instellingsbesluit. Dit om te verduidelijken dat naar aanleiding van deze meldingen, zoals blijkt uit artikel 2, tweede lid, van het Instellingsbesluit (zoals gewijzigd door dit besluit) en paragraaf 2.1.2 van het algemeen deel van de toelichting, advies wordt uitgebracht door de algemene kamer van de Commissie Mijnbouwschade. Een schademelding is gedefinieerd als een melding van schade door een schademelder ten behoeve van advisering door de Commissie Mijnbouwschade. Een schademelder is in het besluit gedefinieerd als eigenaar van een gebouw die een schade als gevolg van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van olie en gaswinning uit of gasopslag in een klein veld, zoutwinning of opslag in een voormalige zoutcaverne meldt bij de Commissie Mijnbouwschade.

Onderdeel B

Met onderdeel B wordt artikel 2 van het Instellingsbesluit waarmee de Commissie Mijnbouwschade wordt ingesteld en waarin de taak van de Commissie Mijnbouwschade is beschreven op verschillende punten gewijzigd.

Met de toevoeging aan het eerste lid wordt de Commissie Mijnbouwschade onderverdeeld in twee kamers: de algemene kamer en de Limburg kamer. De oorspronkelijke taak van de Commissie Mijnbouwschade (advisering naar aanleiding van schademeldingen van schademelders) wordt vervolgens met de wijziging in het tweede lid opgedragen aan de algemene kamer van de Commissie Mijnbouwschade.

In het nieuw toegevoegde derde lid is de taak van de Limburg kamer van de Commissie Mijnbouwschade opgenomen. Deze omvat, zoals ook is toegelicht in paragraaf 2.1.3 van het algemeen deel het naar aanleiding van een verzoek van de minister op grond van artikel 5, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg uitbrengen van een advies over een aanvraag om een voorziening op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. De leden 3 tot en met 9 worden als gevolg van het invoegen van het nieuwe derde lid vernummerd tot de leden 4 tot en met 10. In de leden 5 en 6 worden enkele verwijzingen aangepast als gevolg van deze vernummering.

In het vierde is in de onderdelen b, c en e op verschillende punten het begrip schademelding vervangen door het begrip melding van schade. Dit omdat het begrip schademelding als gevolg van de definitie van dit begrip een zelfstandige betekenis heeft gekregen in het besluit. In onderdeel g is juist verduidelijkt dat het gaat om een schademelding zoals gedefinieerd in het besluit.

De tekst van het (na vernummering) zevende lid is opnieuw vastgesteld. Het zevende lid bevat het normenkader dat door de Commissie Mijnbouwschade moet worden toegepast bij de uitvoering van haar adviestaak.

Onderdeel a ziet daarbij op de adviestaak van de algemene kamer met betrekking tot schademeldingen van schademelders over schade door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van olie en gaswinning uit of gasopslag in een klein veld, zoutwinning of opslag in een voormalige zoutcaverne. De Commissie Mijnbouwschade voert deze taak, zoals ook voor dit wijzigingsbesluit reeds het geval was, uit met toepassing van de relevante bepalingen uit het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht en, afhankelijk van de mijnbouwactiviteit, protocol A, B of C van bijlage I.

Onderdeel b is nieuw toegevoegd en ziet op de adviestaak van de Limburg kamer met betrekking tot aanvragen om een voorziening op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. De Commissie Mijnbouwschade voert deze taak uit met toepassing van de relevante bepalingen uit het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht, met inachtneming van artikel 2, eerste en vierde lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg, en, protocol D van bijlage I. Met de verwijzing naar artikel 2, tweede en vierde lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg wordt geborgd dat de Commissie Mijnbouwschade geen toepassing geeft aan artikel 3:310 van het Burgerlijke Wetboek over verjaring en in plaats van het criterium van het causaal verband een criterium van voldoende aannemelijkheid hanteert voor de beoordeling of de schade veroorzaakt is door bodembeweging als gevolg van voormalige steenkoolwinning.

Ook de tekst van het achtste lid (na vernummering) is opnieuw vastgesteld als gevolg van de uitbreiding van de taak van de Commissie Mijnbouwschade. Dit lid voorziet in een verplichting tot afstemming van de wijziging van de tekst van het Instellingsbesluit en de bijbehorende protocollen in bijlage 1 met de Commissie Mijnbouwschade en de betrokken partijen. Voor schade door bodembeweging als gevolg van olie- en gaswinning uit of gasopslag in een klein veld, zoutwinning en opslag van stoffen in zoutcavernes gaat het daarbij om de betreffende mijnbouwondernemingen. Voor schade door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning gaat het om de provincie Limburg en de gemeenten waar bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning heeft plaatsgevonden of plaatsvindt.

Onderdeel C

Met de wijzigingen van artikel 3 wordt de samenstelling van de Commissie aangepast (eerste lid) en worden aanvullende eisen gesteld aan de deskundigheid van de leden van de Commissie (vierde lid). Deze wijzigingen zijn nader toegelicht in paragraaf 2.1.4, onderdeel d, van het algemeen deel van deze toelichting.

Een meer uitvoerige uitleg over de instelling en samenstelling van de Commissie Mijnbouwschade en haar ondersteuning is opgenomen in de toelichting op het Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade dat op 1 juli 2020 inwerking is getreden (Stcrt. 2020, 30336).

Onderdeel E

In artikel 8 worden enkele verwijzingen naar leden van artikel 2 aangepast als gevolg van de wijzigingen die in dat artikel hebben plaatsgevonden op grond van dit besluit.

Onderdeel F

In de protocollen A tot en met C van bijlage 1 worden als gevolg van de wijzigingen in het Instellingsbesluit enkele redactionele aanpassingen gedaan en verwijzingen aangepast. In artikel 2 van protocol A, B en C wordt ‘melding van schade’ vervangen door ‘schademelding’. Dit om te verduidelijken dat deze protocollen zien op een melding van schade door een schademelder ten behoeve van advisering door de Commissie Mijnbouwschade. Een schademelder is in het besluit gedefinieerd als eigenaar van een gebouw die een schade als gevolg van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van olie en gaswinning uit of gasopslag in een klein veld, zoutwinning of opslag in een voormalige zoutcaverne meldt bij de Commissie Mijnbouwschade.

Daarnaast wordt aan bijlage 1 een nieuw protocol (D) toegevoegd voor de behandeling van adviesvragen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

Artikel 1 Definities

Woning

Bij de begripsomschrijving van woning wordt verwezen naar artikel 1, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg. Daarin is een woning omschreven als: woning als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Woningwet die door de eigenaar gebruikt wordt als hoofdwoning en de bijbehorende bijgebouwen, mede omvattend, indien de woning deel uitmaakt van een gebouw beheerd door een vereniging van eigenaren of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm, het relevante aandeel van de eigenaar in de gemeenschappelijke delen van het gebouw. Voor de toelichting op dit begrip wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

Artikel 2 Reikwijdte

Artikel 2 bepaalt de reikwijdte van het protocol. Het protocol is alleen van toepassing op de behandeling van adviesvragen met betrekking tot aanvragen om vergoeding voor schade aan een eigenaar van een woning gelegen in het schadegebied waar de schade is opgetreden en waarvan voldoende aannemelijk is dat deze het gevolg is van bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning.

Artikel 3 Eerste reactie op de adviesvraag

De adviesprocedure begint met een adviesvraag afkomstig van de minister. De Commissie Mijnbouwschade bevestigt aan de aanvrager de ontvangst van de adviesvraag en informeert de aanvrager over de te volgen procedure zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen twee weken (eerste lid).

De Commissie Mijnbouwschade kan de aanvrager op grond van het tweede lid verzoeken om een aanvulling van de verstrekte gegevens en stukken als dit noodzakelijk is voor de behandeling van de adviesvraag. Omdat de Commissie Mijnbouwschade zelf onderzoek doet naar de oorzaak van de schade zal dit in beginsel niet nodig zijn. Ook kan de Commissie Mijnbouwschade de aanvrager de gelegenheid bieden om een mondelinge toelichting te geven op zijn aanvraag. Ook hier geldt dat het aan de Commissie Mijnbouwschade is om te bepalen of dit nodig is voor de behandeling van de adviesvraag.

Artikel 4 Onderzoek ten behoeve van advisering

Ten behoeve van haar advisering gebruikt de Commissie Mijnbouwschade op grond van het eerste lid de beschikbare informatie over steenkoolwinning in de gebieden als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg (onderdeel a). Het gaat daarbij in ieder geval om informatie die beschikbaar is bij het Informatiecentrum Nazorg Steenkolenwinning. Ook kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de adviezen van de Technische Commissie Bodembeweging, bijvoorbeeld als ten aanzien van de schade waarop de aanvraag betrekking heeft op het moment van inwerkingtreding van dit besluit al een advies is uitgebracht door de Technische Commissie Bodembeweging. Daarnaast laat de Commissie als dit nodig is voor de beoordeling van de adviesvraag een opname uitvoeren van de schade door een schadeopnemer. Met behulp van deze opname wordt de volledige schade in kaart gebracht. Een kostencalculator maakt op basis van de eerste opname een raming van de kosten voor het herstel van de schade.

Als dit nodig is voor de beoordeling van de adviesvraag wijst de Commissie Mijnbouwschade één of meerdere inspecteurs aan ten behoeve van het door de Commissie Mijnbouwschade op te stellen advies (onderdeel c).

De schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur verrichten onderzoek op basis van een in de branche gangbare, algemeen erkende beoordelingsmethodiek voor schadevaststelling.

De Commissie Mijnbouwschade stelt de termijn vast waarbinnen schadeopnemer, kostencalculator en de inspecteur een inspectierapport uitbrengt. De eerste opname, kostencalculatie en inspectie die in het kader van het deskundigenonderzoek plaatsvinden, moeten zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie maanden na de aanstelling van de schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur plaatsvinden. De Commissie kan gemotiveerd van deze termijn afwijken.

Als de Commissie Mijnbouwschade een inspecteur en/of een schadeopnemer en kostencalculator aanwijst, dan informeert de Commissie Mijnbouwschade daar de aanvrager over (derde lid).

In het vierde lid is opgenomen waar een inspecteur in het inspectierapport een oordeel over geeft. Het gaat daarbij om:

  • de aard, omvang en voor zover relevant de vermoedelijk datum van ontstaan van de gemelde fysieke schade. De vermoedelijke datum van het ontstaan van de schade kan daarbij van belang zijn ten behoeve van de vergelijking met de gegevens omtrent het optreden van bodembewegingseffecten op de locatie waar de woning zich bevindt;

  • wat de vermoedelijke oorzaak of oorzaken van de schade zijn. Als de schade niet veroorzaakt is door steenkoolwinning en de aanvrager niet voor een voorziening in aanmerking komt, benoemt de Commissie Mijnbouwschade waar mogelijk in haar advies de (vermoedelijke) oorzaak van de schade. Indien de woning is gelegen in een gebied buiten het gebied waar als gevolg van na-ijlende effecten van steenkoolwinning bodembeweging is vastgesteld die zodanig is dat hierdoor schade aan een woning kan zijn ontstaan, dan komt de Commissie Mijnbouwschade tot een negatief advies zonder dat behoeft te worden gekeken naar mogelijke oorzaken van de schade. In die gevallen kan de Commissie in haar advies geen (vermoedelijke) oorzaak benoemen;

  • of naar het oordeel van de inspecteur voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van de voormalige steenkoolwinning. De inspecteur onderzoekt, net als de Commissie Mijnbouwschade, dus niet of er sprake van een causaal verband tussen de steenkoolwinning en de schade, aangezien dit geen vereiste is voor de toekenning van een voorziening krachtens artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg;

  • met welke omgevingsfactoren of gebouwkenmerken rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de adviesvraag. Het gaat hierbij om factoren en kenmerken die mogelijkerwijs een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade; en

  • de vraag naar de omvang van de schade die kan worden toegerekend aan bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk bij schades vanaf € 10.000. Slechts de schade waarvan voldoende aannemelijk is dat deze kan worden toegerekend aan bodembeweging door steenkoolwinning komt in aanmerking voor een voorziening op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg.

Als de inspecteur over een van de in het vierde lid genoemde onderdelen geen oordeel kan geven, dan geeft hij in zijn rapport aan welk onderdeel dit betreft en waarom hij geen oordeel kon geven (zesde lid).

De inspecteur werkt volgens de werkwijze zoals vastgesteld door de Commissie Mijnbouwschade op basis van artikel 2, zevende lid, van het Instellingsbesluit. Dit houdt in dat de deskundige bij de uitvoering van zijn werkzaamheden het civiele aansprakelijkheidsrecht en het schadevergoedingsrecht toepast en artikel 2, eerste en vierde lid, van Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg en het onderhavige protocol in acht neemt. Dit betekent evenwel niet dat van een inspecteur verwacht wordt dat hij in het inspectierapport een juridisch oordeel geeft over de vragen uit artikel 4, vierde lid. Hij geeft in het inspectierapport een oordeel over deze vragen in technische zin en zendt dit aan de Commissie Mijnbouwschade toe. Vervolgens is het aan de Commissie Mijnbouwschade om het civiele aansprakelijkheidsrecht en het schadevergoedingsrecht en artikel 2, eerste en vierde lid, van Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg toe te passen.

Als de inspecteur dit niet binnen de op grond van het tweede lid gestelde termijn kan rapporteren, dan moet hij dat aan de Commissie Mijnbouwschade, onder vermelding van reden, aangeven. Ook moet de inspecteur aangeven wanneer hij alsnog een rapport kan uitbrengen. Dit moet binnen een zo kort mogelijke termijn.

Als voor het rapport noodzakelijk is dat meer of andere inspecteurs worden benoemd om onderzoek te doen, kan de deskundige de Commissie Mijnbouwschade daar op grond van het negende lid om verzoeken of kan de Commissie Mijnbouwschade uit eigen beweging besluiten om een aanvullend rapport te vragen.

Artikel 5 Beoordeling zonder deskundigenonderzoek

De Commissie Mijnbouwschade ziet in ieder geval af van het aanwijzen van een schadeopnemer, een kostencalculator en inspecteur als bij de eerste inhoudelijk beoordeling van de schade op grond van de beschikbare informatie over steenkoolwinning (artikel 4, eerste lid, onderdeel a) de schade geen schade door bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning kan zijn (eerste lid).

De Commissie Mijnbouwschade stelt in ieder geval een conceptadvies vast zonder inspecteur, als uit de eerste opname van de schadeopnemer blijkt dat de schade geen schade door bodembeweging als gevolg van steenkoolwinning kan zijn (tweede lid, onderdeel a). Dit kan zijn omdat de schade naar zijn aard niet kan zijn veroorzaakt door bodembeweging. Hierbij kan worden gedacht aan de vormen van schade ten aanzien waarvan het Instituut Mijnbouwschade Groningen heeft aangegeven dat deze niet het gevolg kunnen zijn van bodembeweging. Voorts wordt in ieder geval afgezien van een inspectie als uit de eerste opname en de kostencalculatie blijkt dat het geraamde herstelbedrag niet meer dan € 10.000 bedraagt (tweede lid, onderdeel b). In dat geval wegen de kosten van een inspectie namelijk niet op tegen de baten van dit onderzoek. Daarnaast zorgt een inspectie bij kleine schade voor een onnodige vertraging van de procedure.

Als de Commissie Mijnbouwschade geen inspecteur en/of schademelder en kostencalculator aanwijst, geeft de Commissie Mijnbouwschade in het conceptadvies gemotiveerd aan waarom hiervan is afgezien (derde lid). Als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de Commissie Mijnbouwschade, bijvoorbeeld om onredelijke uitkomsten te voorkomen, besluiten om ook in deze gevallen een inspecteur en/of een schademelder en een kostencalculator aan te wijzen (vierde lid). Zo kan de Commissie Mijnbouwschade bijvoorbeeld besluiten een inspecteur aan te wijzen voor kleine schade als de eerste opname of de kostencalculatie vragen oproept.

Artikel 6 Acuut onveilige situatie

Als de Commissie Mijnbouwschade bij de uitoefening van haar adviestaak vermoedt dat er sprake is van een acuut onveilige situatie, dan bepaalt artikel 6 dat de Commissie Mijnbouwschade dit onverwijld meldt aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de woning zich bevindt en de minister. Een acuut onveilige situatie is een situatie in het schadegebied waarin als gevolg van de bouwkundige staat van een woning een acuut gevaar bestaat voor de gezondheid of veiligheid van personen (artikel 1 van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg).

Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van de inwoners van de gemeente. In het Besluit bouwwerken leefomgeving is een zorgplicht voor de veiligheid van bestaande bouwwerken opgenomen (artikel 3.5 Bbl). Het toezicht op de naleving en de handhaving van deze zorgplicht berust op grond van de Omgevingswet bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een bouwwerk zich bevindt (artikelen 18.1 en 18.2 van de Omgevingswet). In het kader van handhaving is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om handhavingsmaatregelen (zoals bijvoorbeeld een last onder dwangsom of bestuursdwang) te treffen die de eigenaar of gebruiker van een bouwwerk ertoe verplichten om zelf voorzieningen te treffen om een gevaar voor de gezondheid of veiligheid te voorkomen of beëindigen. Als dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid kan het college van burgemeester en wethouders vooruitlopend of aanvullend op handhavende maatregelen al dan niet tijdelijke maatregelen nemen die strikt genomen niet primair zijn gericht op het wegnemen van de (gevolgen van een) overtreding maar strekken tot beheersing van een ten gevolge van de overtreding ontstane situatie. Het gaat dan om (tijdelijke) beheers- of ordemaatregelen.

De melding van een acuut onveilige situatie door de Commissie Mijnbouwschade aan het college van burgemeester en wethouders is van belang om ervoor te zorgen dat er snel passende maatregelen kunnen worden genomen om de veiligheid van de bewoners te waarborgen.

Artikel 7 Zienswijze

De Commissie Mijnbouwschade stelt binnen 6 weken nadat de inspecteur zijn rapport heeft uitgebracht, een conceptadvies op. Als de Commissie Mijnbouwschade een conceptadvies vaststelt zonder rapport van de inspecteur te vragen, dan gebeurt dit binnen 6 weken na ontvangst van de kostencalculatie. De Commissie Mijnbouwschade stelt binnen 6 weken na ontvangst van de adviesaanvraag een conceptadvies vast, als de Commissie Mijnbouwschade geen rapport van schadeopnemer, kostencalculator en inspecteur heeft gevraagd.

De Commissie Mijnbouwschade stuurt het conceptadvies aan de aanvrager toe en biedt de aanvrager de gelegenheid om binnen een door de Commissie Mijnbouwschade te bepalen termijn mondeling of schriftelijk een zienswijze te geven op het conceptadvies (tweede lid). Als de aanvrager de Commissie Mijnbouwschade daarom vraagt kan de Commissie Mijnbouwschade deze termijn éénmaal verlengen. De Commissie Mijnbouwschade bepaalt dan hoe lang deze nieuwe termijn is (derde lid). De Commissie Mijnbouwschade betrekt de zienswijze van de aanvrager bij het vaststellen van haar definitieve advies.

Artikel 8 Advies Commissie Mijnbouwschade

De Commissie Mijnbouwschade stelt binnen 4 weken nadat zij de zienswijze van de aanvrager heeft ontvangen schriftelijk of elektronisch haar advies vast. Dit is afhankelijk van de keuze van de aanvrager bij de aanvraag voor een schriftelijk of een elektronisch dossier. De Commissie stuurt vervolgens (elektronisch) het advies aan de aanvrager (eerste en tweede lid). In het advies gaat de Commissie Mijnbouwschade in ieder geval in op de onderdelen die in het derde lid, zijn genoemd.

De minister neemt vervolgens binnen 6 weken na ontvangst van het advies van de Commissie Mijnbouwschade een besluit op de aanvraag om een voorziening (artikel 7, aanhef en onderdeel a, van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg). De minister kan ter motivering van zijn besluit (of een onderdeel daarvan) op grond van het Besluit tegemoetkoming particuliere woningeigenaren mijnbouwschade steenkoolwinning Limburg volstaan met een verwijzing naar het uitgebrachte advies van de Commissie Mijnbouwschade, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven aan de aanvrager (artikel 3:49 van de Awb). Als de minister afwijkt van het advies van de Commissie Mijnbouwschade dan moet dit onder vermelding van de redenen voor de afwijking worden vermeld in de motivering van het besluit op de aanvraag (artikel 3:50 Awb). Ook informeert de minister de Commissie Mijnbouwschade hierover (artikel 3:43, eerste lid, van de Awb).

Artikel 9 Verbetering van het advies

Als de aanvrager of de minister een kennelijke rekenfout, een schrijffout of andere fout die zich voor eenvoudig herstel leent in het advies aantreft kan hij de Commissie Mijnbouwschade binnen 8 weken na de dagtekening van het advies verzoeken om het advies te verbeteren (artikel 9, eerste lid, van het protocol). Het gaat hierbij dus niet om een inhoudelijke reactie op het advies van de Commissie Mijnbouwschade, zoals de aanvrager op grond van artikel 7 van dit besluit kan geven. Als de Commissie Mijnbouwschade het advies verbetert, dan wordt deze verbetering in een apart stuk vermeld in verband met de inzichtelijkheid. Dat aparte stuk wordt door de Commissie Mijnbouwschade zo spoedig mogelijk aan de aanvrager en de minister gezonden.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Naar boven