Regeling van de Minister van Asiel en Migratie van 16 oktober 2025, Nummer 6725321, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdzesennegentigste wijziging)

De Minister van Asiel en Migratie,

Gelet op de artikelen 30c, 24, tweede lid, en 37, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.121, onderdeel c, en 4.53, tweede lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 4.866 vervangen door ‘een bedrag van € 5.080’.

2. In het tweede lid wordt ‘een bedrag van € 2.432’ vervangen door ‘een bedrag van € 2.539’.

B

Artikel 1.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 189’ vervangen door ‘een bedrag van € 197’.

2. In het derde lid wordt ‘een bedrag van € 55’ vervangen door ‘een bedrag van € 57’.

C

In artikel 3.34 wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Verblijfsdoel

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 254

€ 254

b. ‘verblijf als economisch niet- actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 254, of als vermogende vreemdeling: € 2.810

€ 254, of als vermogende vreemdeling: € 1.406

c. ‘arbeid als zelfstandige’

€ 423

€ 423

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 423

€ 423

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 423

€ 423

f. ‘seizoenarbeid’

€ 254

€ 254

g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’

€ 423

€ 423

h. ‘arbeid in loondienst’

€ 423

€ 423

i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 85

€ 85

j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’

€ 254

€ 254

k. ‘lerend werken’

€ 423

€ 423

l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

m. ‘studie’

€ 254

€ 254

n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 254

niet van toepassing

o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 423

€ 423

p. ‘medische behandeling’

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige

€ 1.337

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 466

q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 423, overige

€ 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 423, overige € 0

r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’

€ 254

€ 254

s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, overige

€ 254

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, in het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen

€ 214, overige € 254

t. ’grenswachter van de grensbewakingsdienst van het Verenigd Koninkrijk’

€ 423

€ 423

u. alle overige verblijfsdoelen

€ 254

€ 254

D

In artikel 3.34a wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Categorie

II.

Verlening of wijziging

III.

Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 254

€ 254

b. gezinslid van een houder van een EU- verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 254

€ 254

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 254

€ 254

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 85

€ 85

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 85

€ 85

f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 85

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 85

€ 85

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 85

€ 85

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 85

€ 85

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van

toepassing

p. vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command- headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 254

€ 0

q. vreemdeling die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, derde lid, van het Besluiten artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder j, in verband met gezagsbeëindiging aanvraagt

€ 0

€ 0

E

In de artikelen 3.34g, eerste lid, en 3.43b, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 243’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 254’.

F

In de artikelen 3.34c, tweede lid, 3.34g, tweede, derde en vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en derde lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34jb, 3.43b, tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.43e, 3.51, tweede lid, 3.52 en 3.52b wordt ‘een bedrag van € 81’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 85’.

G

In de artikelen 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43d en 3.52a wordt ‘een bedrag van € 44’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 46’.

H

In artikel 3.34k, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 132’ vervangen door ‘een bedrag van € 138’.

I

In de artikelen 3.34j, eerste, tweede en vijfde lid, 3.43c, eerste en tweede lid, en 3.51, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 164’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 171’.

J

Het eerste lid van artikel 3.45b komt te luiden:

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, kan met toepassing van artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Wet buiten behandeling worden gesteld, nadat de vreemdeling twee keer in de gelegenheid is gesteld om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag en heeft verzuimd die informatie te verstrekken.

K

Onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot e tot en met g wordt in artikel 4.35, eerste lid, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. indien de vreemdeling in Nederland verblijft in het kader van arbeid als kennismigrant, voor zover het looncriterium van toepassing is, of als houder van de Europese blauwe kaart, een afschrift van een zakelijke bankrekening of een ander soortgelijk bewijsstuk, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot een overzicht van een batchbetaling, waaruit blijkt dat het loon is bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling;

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en K, in werking met ingang van 1 oktober 2025.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en K, van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari 2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 oktober 2025

De Minister van Asiel en Migratie, D.M. van Weel

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling zijn een aantal wijzigingen samengevoegd.

De eerste wijziging (A, B, C, D, E, F, G, H en I) strekt ertoe een aantal legestarieven te indexeren. De tweede wijziging (J) betreft een wijziging van de formulering van artikel 3.45b van het Voorschrift Vreemdelingen (hierna: VV 2000), waarmee wordt verduidelijkt dat dit artikel geen ander materieel criterium beoogt te introduceren dan artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Wet. De derde wijziging (K) betreft een wijziging van artikel 4.35, eerste lid, VV 2000 in verband met het uitbreiden van de administratieplicht voor erkend referenten van vreemdelingen die in Nederland verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant, voor zover het looncriterium van toepassing is, of als houder van de Europese blauwe kaart.

De inwerkingtreding van de wijzigingen vindt op verschillende tijdstippen plaats. Voor een toelichting per wijziging wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H en I (artikelen 1.11, eerste en tweede lid, 1.17, eerste en derde lid, 3.34, 3.34a, 3.34c, tweede lid, 3.34g, eerste tot en met vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en derde lid, 3.34j, eerste tot en met vijfde lid, 3.34ja, 3.34jb en 3.34k, eerste tot en met derde lid, 3.43b, eerste, tweede en vierde lid, 3.43c, eerste tot en met vierde lid, 3.43d, 3.43e, 3.51, eerste en tweede lid, 3.52, 3.52a en 3.52b)

Met deze aanpassing worden de legestarieven met ingang van 1 januari 2026 geïndexeerd. Deze indexatie wordt elk jaar gedaan.

De legestarieven worden geïndexeerd aan de hand van het indexcijfer van de cao-lonen zoals berekend door het CBS (4,4%), conform de handelwijze bij de indexering van de leges die geheven worden in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor een nadere toelichting op het indexeringscijfer wordt verwezen naar de toelichting bij de Beschikking wijzigingspercentage optie- en naturalisatiegelden 2026 (Stcrt. 2025, 27379).

In de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 24 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13674 is geoordeeld dat het legesbedrag voor de behandeling van een aanvraag om een verblijfsvergunning voor grensoverschrijdende dienstverlening onevenredig hoog is in verhouding tot de te verrichten toetsing in het kader van het EU-verblijfsrecht. Derhalve wordt dit legesbedrag aangepast.

Onderdeel J

In artikel 3.45b, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000) is geregeld onder welke voorwaarden de in artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Wet neergelegde bevoegdheid om een asielaanvraag buiten behandeling te stellen kan worden gebruikt. Met name is geregeld dat de vreemdeling twee maal in de gelegenheid moet zijn gesteld om de in die bepaling bedoelde informatie te verstrekken, maar heeft verzuimd de informatie te verstrekken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 7 mei 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1999) geoordeeld dat artikel 3.45b, eerste lid, VV 2000 de materiële werking van artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Wet beperkt, door het daarin opgenomen criterium “informatie van wezenlijk belang voor de asielaanvraag” nader te specificeren als “elementen ter staving van de asielaanvraag”. De Afdeling oordeelt dat dit een andere betekenis kan hebben.

Met deze wijziging wordt dit aangepast en wordt tot uitdrukking gebracht dat dit artikel geen ander materieel criterium beoogt te introduceren dan artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Wet. Daarbij is, ter verduidelijking en om het ondersteunende karakter van de regeling aan de Wet tot uitdrukking te brengen, de formulering van het artikel op een aantal punten aangepast.

Onderdeel K

Ter uitvoering van het toezicht op erkend referenten vraagt de IND bij controles om bewijs van daadwerkelijke betaling van het loon aan vreemdelingen die in Nederland verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant, voor zover het looncriterium van toepassing is, of als houder van de Europese blauwe kaart. Deze controle ziet op de naleving van respectievelijk artikel 2.1, zesde lid, en artikel 2.2, achtste lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 (hierna: BuWav 2022), waarin is bepaald dat het loon door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand moet worden bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de betreffende vreemdeling, zijnde de kennismigrant of de houder van de Europese blauwe kaart. Daartoe verzoekt de IND referenten om afschriften van de zakelijke bankrekening van de onderneming over een afgelopen periode (bijvoorbeeld twee jaar) of andere soortgelijke bewijsstukken, zoals een overzicht van een batchbetaling, waaruit blijkt dat het loon daadwerkelijk is bijgeschreven op een bankrekening op naam van de vreemdeling, conform de genoemde verplichtingen uit het BuWav 2022.

Tot aan de onderhavige wijziging beperkte de administratieplicht in artikel 4.35 VV 2000 voor bovenstaande erkend referenten zich tot het bewaren van loonspecificaties. Loonspecificaties geven echter geen zekerheid over de daadwerkelijke betaling van het loon, aangezien deze eenvoudig kunnen worden (na)gemaakt en geen bewijs vormen van feitelijke overboeking. Indien een werkgever weigerde om in het kader van toezicht op verzoek van de IND bewijsstukken over te leggen met betrekking tot de naleving van artikel 2.1, zesde lid, of artikel 2.2, achtste lid, BuWav 2022, waren geen sancties mogelijk.

Het voorgestelde onderdeel d van artikel 4.35 VV 2000 strekt ertoe deze lacune te ondervangen door de administratieplicht uit te breiden. Bovenstaande erkend referenten dienen in hun administratie tevens een afschrift van een zakelijke bankrekening of een ander soortgelijk bewijsstuk op te nemen – waaronder inbegrepen, maar niet beperkt tot een overzicht van een batchbetaling – waaruit blijkt dat het loon is bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.

Misbruik en oneigenlijk gebruik van de kennismigrantenregeling en de Europese blauwe kaart moet worden tegengaan. Effectief toezicht en handhaving zijn daarbij van belang. Hoewel de onderhavige uitbreiding van de administratieplicht leidt tot extra administratieve lasten en regeldruk voor referenten, weegt het belang van controle op naleving van de onderhavige verplichtingen zwaarder. Om die reden is het wenselijk een heldere en eenduidige grondslag in het VV 2000 op te nemen op grond waarvan de IND een afschrift van een zakelijke bankrekening of een ander soortgelijk bewijsstuk van de referent kan verlangen. Zoals gezegd, het nieuwe onderdeel d strekt hiertoe.

Artikel II

Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en K, in werking met ingang van 1 oktober 2025. Artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en K, van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari 2026. Dit is het eerstvolgende vaste verandermoment, na de minimale invoeringstermijn van respectievelijk drie en twee maanden die van toepassing zijn op artikel I, Onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, en artikel I, onderdeel K.

De Minister van Asiel en Migratie, D.M. van Weel

Naar boven