Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 23 november 2025, nr. WJZ/ 44383631, over de benodigde kennis, opleiding en bijscholing van gekwalificeerde personen (Beleidsregel kennis, opleiding en bijscholing van gekwalificeerde personen)

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139);

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

gekwalificeerd persoon:

persoon als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, van verordening (EG) 853/2004;

jachtakte:

jachtakte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, van de Flora- en Faunawet, zoals die luidde op 31 december 2016, of artikel 3.26, eerste lid, onderdeel a van de Wet natuurbescherming, zoals die luidde op 31 december 2023;

minister:

Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;

omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit:

omgevingsvergunning inzake jachtgeweeractiviteiten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel f, van de Omgevingswet;

opleidingsinstantie:

instantie die ten genoegen van de minister de opleiding tot gekwalificeerd persoon verzorgt, bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk 1, onderdeel 5, van verordening (EG) 853/2004;

verordening (EG) 853/2004:

verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 139).

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is voor:

  • a. personen die in Nederland werkzaam zijn als gekwalificeerd persoon;

  • b. personen die in Nederland scholing gaan volgen of hebben gevolgd voor certificatie als gekwalificeerd persoon;

  • c. opleidingsinstanties.

Paragraaf 2. Benodigde kennis, scholing en bijscholing

Artikel 3. Benodigde kennis gekwalificeerde persoon

  • 1. Van voldoende kennis als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk 1, eerste onderdeel, van verordening (EG) 853/2004 is in ieder geval sprake indien de gekwalificeerde persoon:

    • a. beschikt over een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit of een jachtakte en in een periode voorafgaand aan het tijdstip waarop die vergunning of akte is verleend, ook beschikte over een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit of een jachtakte;

    • b. een door de minister goedgekeurde basisopleiding tot gekwalificeerd persoon als bedoeld in artikel 5, eerste lid, heeft gevolgd bij een door de minister goedgekeurde opleidingsinstantie als bedoeld in artikel 4;

    • c. met goed gevolg het examen, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, heeft afgelegd, dat leidt tot het behalen van het certificaat, bedoeld in artikel 5, zevende lid; en

    • d. na het behalen van het certificaat, bedoeld in artikel 5, zevende lid, elke vier jaren een bijscholingsopleiding volgt die voldoet aan artikel 7.

  • 2. Indien de gekwalificeerde persoon niet de benodigde basisopleiding, bedoeld in artikel 5, of bijscholing heeft gevolgd als bedoeld in artikel 7, dan wordt vermoed dat deze persoon niet over voldoende kennis beschikt als bedoeld in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk 1, eerste onderdeel, van verordening (EG) 853/2004.

Artikel 4. Goedkeuring opleidingsinstantie

  • 1. De minister verleent aan een opleidingsinstantie goedkeuring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, indien zij in elk geval aan de volgende vereisten voldoet:

    • a. zij opereert onafhankelijk;

    • b. zij werkt mee aan onderzoeken van de minister om vast te stellen of voldaan wordt aan de eisen die aan het opleidingsinstituut worden gesteld; en

    • c. zij beschikt over adequate procedures ten behoeve van de kwaliteitsborging die minimaal aan de volgende punten voldoet:

      • 1°. de procedures voorzien er in dat te allen tijde producten en diensten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving;

      • 2°. de opleidingsinstantie voldoende zelfregulerend en corrigerend vermogen heeft;

      • 3°. de opleidingsinstantie streeft naar continue kwaliteitsverbetering van de opleiding en het examen; en

      • 4°. de opleidingsinstantie voorziet in een koppeling met het register voor gekwalificeerde personen, bedoeld in artikel 2.5a van het Besluit dierlijke producten.

  • 2. Indien de opleidingsinstantie beschikt over een stelsel integrale kwaliteitszorg en borging dat voldoet aan de NEN ISO 9001:2015 norm dan wordt vermoed dat deze instantie beschikt over adequate procedures ten behoeve van de kwaliteitsborging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 5. Het verzorgen van de basisopleiding tot gekwalificeerd persoon en examinering

  • 1. Een basisopleiding als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, komt voor goedkeuring door de minister in aanmerking indien wordt voldaan aan de in de volgende leden opgenomen voorwaarden, en aan de artikelen 6 en 7.

  • 2. Een basisopleiding als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bevat ten minste de kennisgebieden die zijn opgenomen in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk 1, onderdeel 4, van verordening (EG) 853/2004.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid wordt binnen de basisopleiding het onderdeel:

    • a. pathologie onderwezen door jagende dierenartsen; en

    • b. hygiëne onderwezen door een hierin aantoonbaar geschoold persoon.

  • 4. Het opleidingsprogramma behoeft goedkeuring van de minister.

  • 5. Het examen en het examenreglement behoeven goedkeuring van de minister.

  • 6. Het opleidingsprogramma, het examen en het examenreglement worden telkens bij structurele wijzigingen en minstens om de vier jaar ter goedkeuring aan de minister aangeboden.

  • 7. Na het behalen van het examen wordt door de opleidingsinstantie een certificaat uitgereikt aan de gekwalificeerde persoon.

  • 8. Het certificaat, bedoeld in het zevende lid:

    • a. wordt op naam gesteld van de gekwalificeerde persoon;

    • b. bevat een uniek nummer;

    • c. bevat een datum van uitgifte;

    • d. bevat de geboortedatum en de geboorteplaats van de gekwalificeerde persoon;

    • e. wordt voorzien van een geldigheidsduur van vier jaar.

Artikel 6. Deelname aan de opleiding

Een deelnemer kan aan de basisopleiding, bedoeld in artikel 5, deelnemen indien hij in het bezit is van ten minste de tweede omgevingsvergunning inzake jachtgeweeractiviteiten of een nog geldige tweede jachtakte.

Artikel 7. Het verzorgen van de bijscholing

  • 1. Het bijscholingsprogramma behoeft goedkeuring van de minister.

  • 2. Het bijscholingsprogramma wordt telkens bij structurele wijzigingen en minstens om de vier jaar ter goedkeuring aan de minister aangeboden.

  • 3. Na het met goed resultaat volgen van de bijscholing wordt de geldigheidsduur van het certificaat, bedoeld in artikel 5, zevende lid, verlengd met vier jaar.

Paragraaf 3. Overige bepalingen

Artikel 8. Overgangsrecht

In afwijking van artikel 3 is het gekwalificeerde personen die voor inwerkingtreding van deze beleidsregel een geldig certificaat hebben gehaald als bedoeld in artikel 5, zevende lid, bij een opleidingsinstantie als bedoeld in artikel 1, toegestaan om binnen vier jaar, gerekend vanaf inwerkingtreding van deze beleidsregel, de bijscholing te volgen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, of om binnen deze periode aan te tonen dat zij over voldoende kennis beschikken als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel kennis, opleiding en bijscholing van gekwalificeerde personen

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit van 18 november 2024, houdende een wijziging van het Besluit dierlijke producten in verband met nadere regelgeving over gekwalificeerde personen (Stb. 2024, 405), in werking treedt.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 2025

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Verordening (EG) 853/2004 bevat in bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I regels over de productie van vlees, inclusief het vlees van wilde dieren dat door jacht is verkregen. Onderdeel van deze regels is dat bij de jacht een ‘gekwalificeerd persoon’ aanwezig moet zijn. Een gekwalificeerd persoon is bevoegd om afgeschoten vrij wild ter plaatse aan een eerste onderzoek op risico’s voor de volksgezondheid te onderwerpen, waarna het vrij wild na een positieve beoordeling voor consumptie in de handel wordt gebracht.

Een jager die als gekwalificeerd persoon werkzaamheden wil verrichten moet daarom een opleiding volgen om zo over voldoende kennis van de pathologie van vrij wild en van de productie en het hanteren van vrij wild en vlees van vrij wild na de jacht te beschikken (bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, onderdeel 1, bij Verordening (EG) 853/2004). Daarnaast is onderdeel van de regels dat er ten genoegen van de bevoegde autoriteit een opleiding wordt aangeboden om jagers tot gekwalificeerde personen op te leiden. De eisen waar de opleiding ten minste aan moet voldoen, volgen uit bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, onderdeel 4, bij Verordening (EG) 853/2004.

Met deze beleidsregel is duidelijk gemaakt wat in elk geval wordt verstaan onder ‘het beschikken over voldoende kennis van de pathologie van vrij wild en van de productie en het hanteren van vrij wild en vlees van vrij wild na de jacht om dat wild ter plaatse aan een eerste onderzoek te kunnen onderwerpen’ respectievelijk ‘het ten genoegen van de bevoegde autoriteit verstrekken van een opleiding om jagers tot gekwalificeerde personen op te leiden’ zoals beschreven in de vorige alinea. Gekwalificeerde personen alsmede opleidingsinstanties die handelen overeenkomstig deze beleidsregel kunnen er van uit gaan te handelen in overeenstemming met bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I, bij Verordening (EG) 853/2004.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) is verantwoordelijk (in mandaat namens de minister) voor het toezicht op Verordening (EG) 853/2004 en voor het toezicht op deze beleidsregel.

2. Benodigde kennis om als gekwalificeerd persoon werkzaamheden te mogen verrichten

In deze beleidsregel wordt in artikel 3 weergegeven wanneer naar het oordeel van de minister een persoon over voldoende kennis beschikt van wild als bedoeld in onderdeel 1 van bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I van Verordening (EG) 853/2004, om als gekwalificeerd persoon werkzaamheden te mogen verrichten. Het verkrijgen (en behouden) van voldoende kennis is naar het oordeel van de minister geborgd indien een persoon een basisopleiding volgt tot gekwalificeerd persoon en zich daarna elke vier jaar laat bijscholen. Hierdoor kan de gekwalificeerde persoon zich op de hoogte stellen van de laatste ontwikkelingen en de reeds opgedane kennis en vaardigheden opfrissen. Hiermee wordt verzekerd dat een gekwalificeerd persoon blijvend beschikt over voldoende kennis (zoals vereist door Verordening (EG) 853/2004) hetgeen in het belang is van de volksgezondheid.

De minister oordeelt dat het van essentieel belang is dat de gekwalificeerde persoon beschikt over voldoende kennis, omdat vrij wild na zijn (of haar) onderzoek in de handel gebracht kan worden voor menselijke consumptie. Het belang van de voedselveiligheid is hiermee gediend. De gekwalificeerde persoon ziet het dier bij de jacht of krijgt informatie over het levende dier van de jager en kan beoordelen of het dier abnormaliteiten heeft. Bij abnormaliteiten mag een dier niet in de handel gebracht worden en moet een officiële keuring door de NVWA verricht worden om het in de handel te kunnen brengen. De gekwalificeerde persoon voert een eerste onderzoek uit op gedood vrij wild. De bevindingen (in schriftelijke of digitale vorm) van dit eerste onderzoek vergezellen het dier indien dit in de handel wordt gebracht. In de handel brengen mag als er geen abnormaal gedrag bij het levende dier is geconstateerd, er geen effecten van milieuverontreiniging worden vermoed en het karkas en de organen geen abnormaliteiten vertonen. Door middel van de scholing krijgen de gekwalificeerde personen de benodigde kennis om werkzaamheden goed uit te kunnen (blijven) voeren. Bijscholing wordt noodzakelijk geacht om blijvend te toetsen of het onderscheid goed gemaakt wordt door de gekwalificeerde persoon en om zijn kennis en kunde te actualiseren.

Verordening (EG) 853/2004 vereist dat de gekwalificeerde persoon over voldoende kennis en kunde moet beschikken om werkzaamheden als gekwalificeerd persoon te kunnen uitvoeren. De meest voor de hand liggende manier om aan deze eis te voldoen is door de opleiding tot gekwalificeerd persoon te volgen en de daarbij horende periodieke bijscholing.

Indien de persoon die als gekwalificeerd persoon werkzaamheden wil verrichten niet de benodigde basisopleiding, bedoeld in artikel 5, of bijscholing heeft gevolgd als bedoeld in artikel 7, dan wordt vermoed dat deze persoon niet over voldoende kennis beschikt als bedoeld in artikel 3, eerste lid (artikel 3, tweede lid). Om toch als gekwalificeerd persoon werkzaamheden te kunnen verrichten zal deze persoon zelf contact moeten opnemen met de NVWA en aan de NVWA moeten aantonen dat over voldoende kennis en kunde beschikt wordt als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

3. Het verzorgen van de basisopleiding door opleidingsinstanties

In onderdeel 4 van bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I van Verordening (EG) 853/2004 is opgenomen dat er ‘ten genoegen van de bevoegde autoriteit’ (i.c. de minister en namens deze de NVWA) een opleiding dient te worden verstrekt om personen tot gekwalificeerde personen op te leiden en welke onderwerpen minimaal aan bod moeten komen in deze opleiding. Naar het oordeel van de minister betekent dit dat de opleiding en bijscholing gegeven moet worden op grond van inhoud die door de minister wordt goedgekeurd (artikel 5, vierde lid en artikel 7, eerste lid). Na goedkeuring heeft de opleidingsinstantie de zekerheid dat de opleiding ‘ten genoegen is van de bevoegde autoriteit’ en kan de opleidingsinstantie aanvangen met het verstrekken van de opleiding. In Nederland wordt de opleiding tot gekwalificeerd persoon thans aangeboden door de Stichting Jachtopleidingen Nederland.

De eisen aan de opleiding en aan het examen werden voorheen in samenspraak met de NVWA bepaald en door de NVWA goedgekeurd (namens de minister). De minister is van oordeel dat de voorwaarden die aan de opleiding, zowel de basisopleiding als de bijscholingsopleiding, worden gesteld alsmede de voorwaarden die aan het examen worden gesteld formeel moeten worden vastgelegd en vierjaarlijks geëvalueerd dienen te worden. Daarnaast moeten ook structurele wijzigingen (dat wil zeggen belangrijke wijzigingen die een significante invloed kunnen hebben op de inhoud van de opleiding en het examen) telkens ter goedkeuring aan de minister voorgelegd worden. Dit om te verzekeren dat gekwalificeerde personen goed opgeleid worden en blijven en daarmee op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen op hun vakgebied. Daarom worden de voorwaarden die aan de opleiding, bijscholing en aan het examen worden gesteld nu vastgelegd in deze beleidsregel (artikelen 5 en 7). De eisen die aan de opleidingsinstanties zelf worden gesteld zijn opgenomen in artikel 4. Hiermee wordt bewerkstelligd dat het ook voor de opleidingsinstantie duidelijk is en blijft (wanneer blijvend aan de eisen wordt voldaan) dat de opleiding ‘ten genoegen van de bevoegde autoriteit’ wordt verstrekt en dat de opleiding voldoet aan Verordening (EG) 853/2004.

Om te borgen dat de opleiding gegeven wordt door een docent die ook over de benodigde praktijkkennis beschikt is de eis opgenomen dat de opleidingsinstantie er zorg voor draagt dat binnen de opleiding het onderdeel pathologie wordt onderwezen door jagende dierenartsen en dat het onderdeel hygiëne wordt onderwezen door een hierin aantoonbaar geschoold persoon (artikel 5, derde lid).

Het continu verbeteren van de kwaliteit van de opleiding en het examen, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 3°, houdt in dat hiervoor een interne feedbackloop is ingebouwd bij de opleidingsinstantie. Hier valt in ieder geval het invoeren en toepassen van een ‘plan-do-check-act-cyclus’ onder. Indien de opleidingsinstantie beschikt over een stelsel integrale kwaliteitszorg en borging dat voldoet aan de NEN ISO 9001:2015 norm dan wordt vermoed dat deze instantie beschikt over adequate procedures ten behoeve van de kwaliteitsborging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c (artikel 4, tweede lid).

Met hetgeen hierboven is weergegeven geeft de minister diens oordeel over wat er moet worden verstaan onder: het ten genoegen van de bevoegde autoriteit verstrekken van een opleiding om jagers tot gekwalificeerde personen op te leiden, bedoeld in onderdeel 4 van bijlage III, sectie IV, hoofdstuk I van Verordening (EG) 853/2004.

Gekwalificeerde personen zijn verplicht zich op grond van artikel 2.5a van het Besluit dierlijke producten te registreren in een door de minister opgezet register. In dit register, dat wordt beheerd door de NVWA, worden naast de gegevens met betrekking tot de gekwalificeerde persoon zelf (persoonsgegevens) ook gegevens geregistreerd met betrekking tot de opleiding en bijscholing van gekwalificeerde personen. Om het register correct en actueel te houden moet het mogelijk zijn dat het register de scholings- en bijscholingsgegevens automatisch kan controleren door een koppeling met de organisatie die de opleidingen en bijscholing verzorgt. Daarom is de opleidingsinstantie verplicht om te voorzien in een koppeling met het register voor gekwalificeerde personen (artikel 4, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 4°).

4. Deelname aan de opleiding

Het werk van de gekwalificeerde persoon is belangrijk in het kader van de volksgezondheid. Na (positieve) beoordeling door de gekwalificeerde persoon mag het geschoten wild immers voor menselijke consumptie worden aangeboden. Het is naar het oordeel van de minister dan ook van belang dat deze beoordelingen worden uitgevoerd door mensen met ervaring. Ook de opleiding vereist een zekere praktische kennis met betrekking tot deze onderwerpen. Deze kennis ontbreekt bij personen die geen of nog weinig ervaring hebben met de jacht. Een persoon die in het bezit is van ten minste de tweede omgevingsvergunning inzake jachtgeweeractiviteiten of een nog geldige tweede jachtakte op grond van de Wet natuurbescherming of de Flora- en Faunawet wordt wel geacht te beschikken over deze kennis om de opleiding succesvol te kunnen afronden. Deze personen zijn geschikt om te kunnen deelnemen aan de opleiding en daarom is het wenselijk dat alleen deze personen aan de opleiding deelnemen (artikel 6).

5. Regeldruk

Voor inwerkingtreding van deze beleidsregel werd er geen bijscholing aangeboden. Verordening (EG) 853/2004 verplicht dat er een opleiding voor gekwalificeerde personen moet worden aangeboden ‘ten genoegen van de bevoegde autoriteit’ en dat gekwalificeerde personen ‘over voldoende kennis moeten beschikken om vrij wild na de jacht aan een eerste onderzoek te kunnen onderwerpen’. Uit deze verplichting vloeit naar het oordeel van de minister voort dat er naast een opleiding ook bijscholing wordt aangeboden om ervoor te zorgen dat de gekwalificeerde persoon blijvend beschikt over ‘voldoende kennis’ als bedoeld in Verordening (EG) 853/2004; niet in de laatste plaats vanwege het belang voor de volksgezondheid. In deze beleidsregel is naast de verplichte scholing ook de verplichting voor bijscholing opgenomen. De regeldruk van de bijscholing zal in onderstaande worden weergegeven. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit geen regeldruk betreft die voortvloeit uit deze beleidsregel maar dat deze regeldruk voortvloeit uit de verordening. Met betrekking tot de basisscholing wijzigt er niets waardoor met betrekking tot de scholing ook geen sprake is van een toename in regeldruk.

Het kennisnemen van deze beleidsregel zal ongeveer 15 minuten kosten. De bijscholing zal laagdrempelig worden aangeboden door middel van een e-learning module. Deze module zal 2 uren aan tijdsbesteding kosten. De kosten voor het volgen van de bijscholing bedragen naar verwachting € 80 per persoon. De totale kosten voor de gekwalificeerde persoon bedragen voor de bijscholing € 118,25 (€ 4,25 + 2 x € 17 + € 80) per vier jaar. Dit is € 29,56 per jaar. In totaal bedragen de regeldrukkosten € 709.500 (6000 x € 118,25). Dit is € 177.375 per jaar.

Daarnaast worden eisen aan de opleidingsinstantie gesteld. Deze eisen zijn niet nieuw maar worden slechts in deze beleidsregel formeel vastgelegd. Deze eisen leiden dan ook niet tot extra regeldruk. De kosten voor het opzetten van de bijscholingsopleiding worden gedragen door de opleidingsinstantie in het kader van hun eigen taken en verantwoordelijkheden. Deze kosten zullen voor een groot deel worden doorberekend aan de deelnemer van de bijscholing.

6. Consultatie

Het ontwerp van de onderhavige beleidsregel is van 24 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 openbaar geconsulteerd. Hierop zijn 2 reacties ontvangen waaronder een blanco reactie.

De inhoudelijke reactie zag op het volledig wegnemen van de verantwoordelijkheid voor voedselveiligheid bij jagers in het algemeen. Deze beleidsregel ziet niet op jagers in het algemeen, maar op gekwalificeerde personen. Daarnaast sluit de strekking van de beleidsregel aan bij de boodschap van de reactie, zijnde het beschikken over en onderhouden van een bepaald kennisniveau door een gekwalificeerde persoon om een bepaalde verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Deze reactie heeft dan ook niet geleid tot een wijziging van deze beleidsregel.

7. Uitvoeringstoets

De NVWA heeft in juni 2025 een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. De beleidsregel wordt door de NVWA als uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig beoordeeld, op voorwaarde dat:

  • a. er voorzien wordt in structureel overleg met de Belgische autoriteiten om betere harmonisatie van de wetgeving over kennis, opleiding en bijscholing van gekwalificeerde personen te bewerkstelligen.

  • b. er toegewerkt wordt naar een Europese verplichting tot bijscholing van gekwalificeerde personen; en

  • c. de maatschappij geïnformeerd wordt dat de NVWA beperkt toezicht houdt op deze verplichting tot bijscholing, en daarmee samenhangende borging van voedselveiligheid van geschoten vrij wild, en inzet op zelfregulering in deze relatief kleine productieketen.

Alle drie deze voorwaarden hebben geen directe relatie met de beleidsregel en leiden dus ook niet tot aanpassing van de beleidsregel.

Wel is het zo dat in voorwaarden a en b voorzien wordt door actieve deelname van zowel ministerie als toezichthouder NVWA aan Europese werkgroepen, waar ook alle Benelux landen aanwezig zijn, en de genoemde onderwerpen aan bod komen. In voorwaarde c kan de NVWA zelf voorzien.

8. Notificatie

Notificatie van het ontwerp van deze beleidsregel bij de Europese Commissie in het kader van richtlijn 2015/15351 (hierna: Dienstenrichtlijn) is niet aan de orde, omdat de beleidsregel geen technische voorschriften bevat die in het kader van genoemde richtlijn genotificeerd dienen te worden.

De beleidsregel bevat wel onderdelen die nadere eisen stellen aan dienstenaanbieders (de opleidingsinstantie) en aangeboden diensten (scholing). Daarom wordt deze beleidsregel wel genotificeerd in het kader van de Dienstenrichtlijn2, omdat hij eisen stelt aan de opleidingsinstantie en de door deze instantie aan te bieden opleiding. Daarmee heeft deze beleidsregel mogelijk gevolgen voor het vrij verkeer van diensten.

De eisen met betrekking tot de kennis en kunde van de gekwalificeerde persoon worden niet genotificeerd. De gekwalificeerde persoon krijgt normaal gesproken geen (geldelijke) vergoeding voor de dienst die hij verleent. Normaliter is een gekwalificeerde persoon als jager onderdeel van de groep jagers en zal hij in bepaalde gevallen delen in de opbrengst van de jacht. Dit aandeel in de opbrengst zal niet anders zijn dan het aandeel dat de overige jagers in de groep krijgen. De dienst die de gekwalificeerde persoon levert zal dan ook gezien kunnen worden als een vriendendienst. Omdat er geen geldelijke vergoeding tegenover zijn werkzaamheden staat kwalificeert de dienst van een gekwalificeerde persoon niet als een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn en hoeven de in de beleidsregel opgenomen eisen ten aanzien van de gekwalificeerde persoon niet te worden genotificeerd.

9. Overgangsrecht

Tot de inwerkingtreding van deze beleidsregel werd bijscholing niet expliciet vereist. Dit is ongewenst omdat Verordening (EG) 853/2004 vereist dat een gekwalificeerde persoon over voldoende kennis moet beschikken om wild te kunnen onderzoeken. Van voldoende kennis kan naar het oordeel van de minister alleen sprake zijn als deze kennis ook ‘up to date’ gehouden wordt. Daarom is het van belang dat gekwalificeerde personen periodiek bijscholing volgen om blijvend te kunnen voldoen aan de eis die Verordening (EG) 853/2004 stelt dat gekwalificeerde personen over voldoende kennis moeten beschikken om geschoten wild te kunnen onderzoeken. Om de huidige gekwalificeerde personen de tijd te geven om deze bijscholing te volgen, zodat zij daarmee voldoen aan Verordening (EG) 853/2004, voorziet artikel 8 in een overgangsperiode: Gekwalificeerde personen die een geldig certificaat hebben gehaald voor inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt het toegestaan om binnen vier jaar na inwerkingtreding van deze beleidsregel de bijscholing te volgen of binnen deze periode aan te tonen dat zij over voldoende kennis beschikken als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Hiermee hebben zij ruim de tijd om aan de verplichtingen met betrekking tot het hebben van voldoende kennis te voldoen.

10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel hangt samen met wijzigingen van het Besluit dierlijke producten (Stb. 2024, 405) en Regeling dierlijke producten (Stcrt. 2025, 6527) die reeds zijn gepubliceerd maar nog niet in werking zijn getreden. Zowel deze wijzigingen als deze beleidsregel moeten op hetzelfde moment in werking treden. Daarom treedt deze beleidsregel in werking op het tijdstip waarop de eerder gepubliceerde wijziging van het Besluit dierlijke producten in werking treedt.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma


X Noot
1

Richtlijn nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU L 241).

X Noot
2

Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376).

Naar boven