Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 september 2025, nummer WBN 2025/4, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1/Toelichting ad artikel 4, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemeen

Verkrijging Nederlanderschap bij erkenning of wettiging

Tot 1 april 2003 verkreeg een minderjarige vreemdeling de Nederlandse nationaliteit door erkenning en/of wettiging door een Nederlander (artikel 4 RWN (oud)). Tussen 1 april 2003 en 1 maart 2009 kon een erkende en/of gewettigde minderjarige (uitsluitend) na drie jaar opvoeding en verzorging door de Nederlandse man het Nederlanderschap verkrijgen door optie. De verkrijging van het Nederlanderschap door wettiging is vanaf 1 maart 2009 opgenomen in artikel 4, derde lid RWN. Prenatale erkenning (erkenning van de ongeboren vrucht) door een Nederlandse man (en sinds 1 april 2014 ook door een Nederlandse vrouw) leidt tot onmiddellijke verkrijging van het Nederlanderschap vanaf de geboorte (zie artikel 3, eerste lid RWN).

Veranderingen op 1 april 2014 bij erkenning

Op 1 april 2014 is Boek 1 BW gewijzigd. Met ingang van 1 april 2014 kan de vrouwelijke partner van de moeder uit wie het kind is geboren door erkenning het juridisch moederschap verkrijgen (artikel 1:198, eerste lid, aanhef en onder c BW).

Met ingang van 1 april 2014 is de bepaling over de rechterlijke tussenkomst voor de erkenning van een kind door een – op het tijdstip van erkenning – met een andere vrouw gehuwde ouder, vervallen. Tot 1 april 2014 gold dat een erkenning nietig is tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan (artikel 1:204 onder e BW, zoals dit artikel tot 1 april 2014 luidde). Deze nietigheidsgrond is op 1 april 2014 komen te vervallen. Dit geldt dus ook niet voor de erkenning van een kind door een met een andere vrouw of man gehuwde vrouw, die mogelijk is geworden per 1 april 2014.

Er bestaan nog wel wettelijke beletselen voor een rechtsgeldige erkenning. Die staan in artikel 1:204, eerste lid BW. Dit artikel zegt dat de erkenning nietig is, indien zij is gedaan:

  • a. door een persoon die krachtens artikel 41 geen huwelijk met de moeder mag sluiten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen geregistreerd partnerschap met de moeder mag aangaan;

  • b. door een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt;

  • c. indien het kind de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder of de vader;

  • d. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder;

  • e. terwijl er twee ouders zijn.

Verkrijging Nederlanderschap na vaststelling vaderschap/ouderschap

Tussen 1 april 1998 en 1 april 2014 kon op grond van artikel 1:207 BW (zoals dit artikel luidde tot 1 april 2014) gerechtelijk worden vastgesteld wie de vader van een kind is. Door deze vaststelling van het vaderschap komt het kind vanaf de geboorte in familierechtelijke betrekking met de vader te staan (zie artikel 1:207, vijfde lid, BW oud). Voor de beoordeling of het kind daardoor tevens de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, moet onderscheid worden gemaakt tussen de volgende situaties:

  • is het kind geboren vóór 1 januari 1985, en is de vaststelling van het vaderschap onherroepelijk geworden vóór 1 april 2003, dan leidt de vaststelling van het vaderschap niet tot verkrijging van het Nederlanderschap door het kind. Zie verder de toelichting in paragraaf 2.

  • is het kind geboren op 1 januari 1985 of daarna, en is het vaderschap vastgesteld vóór 1 april 2003, zie de toelichting in de paragrafen 3, 4 en 5.

  • is de vaststelling van het vaderschap ná 1 april 2003 onherroepelijk geworden, dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap. Zie de toelichting bij artikel 4, eerste lid, RWN.

Vanaf 1 april 2014 kan op grond van artikel 1:207 BW (nieuw) zoals dit artikel luidt vanaf die datum, gerechtelijk worden vastgesteld wie de ouder (dit kan vanaf deze datum dan ook een vrouw zijn) is van een kind/persoon. Door deze gerechtelijke vaststelling van het ouderschap komt het kind/de persoon vanaf de geboorte in familierechtelijke betrekking met de ouder te staan. Is de persoon een minderjarige vreemdeling dan kan sprake zijn van het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.

Verkrijging Nederlanderschap na postnatale erkenning cq. wettiging

Vanaf 2 juni 2007, met terugwerkende kracht tot 1 april 2003 werd een postnatale erkenning, in combinatie met een gerechtelijk bewijs van biologisch vaderschap, gelijkgesteld met een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Het Nederlanderschap werd verkregen op de in artikel 4, eerste lid RWN genoemde datum. Een gerechtelijk bewijs van biologisch vaderschap is een rechterlijke uitspraak waarin is vastgesteld dat de erkenner ook de biologische vader is. Het kan hierbij gaan om een uitspraak van de artikel 17 RWN-rechter, de vreemdelingenrechter of een buitenlandse rechter, die op grond van DNA onderzoek oordeelt dan wel anderszins uitdrukkelijk vaststelt dat de erkenner de biologische vader van het kind is. Het enkel overleggen van DNA-bewijs volstond derhalve niet.

Vanaf 1 maart 2009 verkrijgt een minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte door een Nederlander wordt erkend en jonger is dan zeven jaar, dan wel de minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt gewettigd, het Nederlanderschap van rechtswege. Minderjarige vreemdelingen die door een Nederlander worden erkend als zij zeven jaar of ouder zijn, verkrijgen het Nederlanderschap als de Nederlandse erkenner zijn biologische vaderschap via een DNA-test bij of binnen een jaar na erkenning aantoont.

Buitenlandse erkenningen

Artikel 10:92 BW tot en met artikel 10:102 BW is hierbij van toepassing. Artikel 10:102 BW bepaalt dat het conflictenrecht van artikel 10:92 BW tot en met artikel 10:102 BW van toepassing is op erkenningen die na 1 januari 2003 tot stand zijn gekomen.

Ook een buitenlandse erkenning waarbij de biologische afstamming als voorwaarde geldt of een buitenlandse rechterlijke uitspraak waarbij het biologische ouderschap na de erkenning is vastgesteld, kan nationaliteitsrechtelijk gevolg hebben (verkrijging Nederlanderschap). Ten aanzien van een dergelijke rechterlijke uitspraak zijn de zorgvuldigheidseisen van artikel 10:100 BW en artikel 10:101 BW van toepassing. Het Nederlanderschap wordt van rechtswege verkregen op de datum van de erkenning, mits de rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde is gegaan.

Als in een buitenlandse rechterlijke uitspraak de afstamming van een kind van 7 jaar of ouder op grond van DNA-bewijs wordt vastgesteld, dan moet het bij de buitenlandse rechtbank geleverde DNA-bewijs zijn geleverd via een als zodanig herkenbaar en ondertekend rapport van een geaccrediteerd laboratorium dat voldoet aan internationale ISO/IEC-kwaliteitsnormen voor laboratoriumonderzoek in de zin van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap (zie Staatsblad 2008, 417 en artikel 4, zesde lid, RWN). Pas hierna is sprake van aangetoond biologisch ouderschap en kan door het kind het Nederlanderschap zijn verkregen (zie ook HR 27 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:1024). Naast de buitenlandse rechterlijke uitspraak moet dus ook het DNA rapport worden overgelegd.

B

Bijlage 3 ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b HRWN is gewijzigd en komt te luiden:

Wel/geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd

Beperkingen vvr bepaalde tijd (per hoofdstuk van de vreemdelingencirculaire)

Bron (Vreemdelingenbesluit)

Bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd in de zin van de RWN?

B2 Uitwisseling:

Working Holiday Scheme (WHS)

Art. 3.4, lid 1, onder o, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder h, Vb

– Working Holiday Programme (WHP)

– Au pair

– Particuliere uitwisselingsorganisatie

– Europees vrijwilligerswerk

B3 Studie:

– hoger onderwijs

Art. 3.4, lid 1, onder m, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder f, Vb

– middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs

B4 Arbeid tijdelijk:

– lerend werken

Art. 3.4, lid 1, onder k, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder e, Vb

– seizoenarbeid

Art. 3.4, lid 1, onder f, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder b, Vb

B5 Arbeid regulier:

– arbeid in loondienst

Art. 3.4, lid 1, onder h, Vb

Geen bedenkingen, als de betrokkene vrij is op de arbeidsmarkt.

In dat geval staat op het verblijfsdocument de arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist'.

Wel bedenkingen indien niet vrij op de arbeidsmarkt. In dat geval staat niet op het verblijfsdocument ’Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’ maar staat er een andere arbeidsmarktaantekening.

– grensoverschrijdende dienstverlening

Art. 3.4, lid 1, onder i, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder d, Vb

– arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel

Art. 3.4, lid 1, onder l, Vb

Geen bedenkingen

B6 Kennis en talent:

– het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst

Art. 3.4, lid 1, onder n, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder g, Vb

– arbeid als kennismigrant

Art. 3.4, lid 1, onder d, Vb

Geen bedenkingen

– Onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801

Art. 3.4, lid 1, onder j, Vb

Geen bedenkingen

– arbeid als zelfstandige

Art. 3.4, lid 1, onder c, Vb

Geen bedenkingen

– houder van een Europese blauwe kaart

Art. 3.4, lid 1, onder e, Vb

Geen bedenkingen

– Overplaatsing binnen een onderneming

Art. 3.4, lid 1, onder g, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder c, Vb

B7 Gezinsmigratie:

– Huwelijk en (geregistreerd) partnerschap

Art. 3.4, lid 1, onder a, Vb

Geen bedenkingen, tenzij de hoofdpersoon in het bezit is van een verblijfsvergunning van tijdelijke aard of houder is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Zie art. 3.5, lid 2, onder a, Vb

– Minderjarige kinderen

– In Nederland geboren kinderen

– Gezinshereniging bij minderjarige houder

– Gezinsleden van een verblijfsvergunninghouder medische behandeling

– Buitenlandse adoptiekinderen en adoptiefkinderen

– Buitenlandse pleegkinderen

– Familie of gezinsleven als bedoeld in Artikel 8 EVRM

B8 Humanitair tijdelijk:

– Eergerelateerd en huiselijk geweld

Art. 3.4, lid 1, onder q, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder j, Vb

– Slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel

– Vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken

Let op: geen bedenkingen bij het gelijknamige verblijfsdoel onder B9 Humanitair niet-tijdelijk

– Verblijfsvergunning in het kader van remigratie op grond van de Remigratiewet

– Amv die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken

– Verblijfsvergunning in afwachting van verzoek ex artikel 17 RWN

– Verwesterde schoolgaande minderjarige vrouwen

– Plaatsing in een pleeggezin of instelling in Nederland

– Verblijf van vreemdelingen die zich in de terminale fase van een ziekte bevinden

– Verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel

– Beschermde getuige in beschermingsprogramma van de Politie Landelijke Eenheid

– Medische behandeling

Art. 3.4, lid 1, onder p, Vb

Wel bedenkingen, zie art. 3.5, lid 2, onder i, Vb

B9 Humanitair niet-tijdelijk:

– Oud-Nederlanders

Art. 3.4, lid 1, onder s, Vb

Geen bedenkingen

– Vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken

Let op: wel bedenkingen bij het gelijknamige verblijfsdoel onder B8 Humanitair tijdelijk

– Terugkeeroptie op grond van artikel 8 Remigratiewet

– Terugkeeroptie (minderjarige vreemdelingen)

– Afsluiting Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen

– Verblijfsvergunning na eerder verblijf als minderjarige vreemdeling in het kader van verblijf als familie- of gezinslid

– Verblijfsvergunning na verblijf als familie- of gezinslid

– Na verblijf in het kader van medische behandeling

– Na verblijf als slachtoffer van mensenhandel die hiervan geen aangifte kan of wil doen

– Na verblijf als slachtoffer van (dreigend) eergerelateerd geweld of van (dreigend) huiselijk geweld

– Na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel

– Na verblijf als getuige-aangever van mensenhandel

– Privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM

– Plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKBV)

– Verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel

– (Vervolg) Beschermde getuige in beschermingsprogramma van de Politie Landelijke Eenheid

Let op! Een verzoeker die verblijfsrecht kan ontlenen aan het Associatiebesluit 1/80 van de Assiociatieraad EU-Turkije kan ook met een verblijfsvergunning met een tijdelijk karakter in aanmerking komen voor naturalisatie. Zie voor meer uitleg paragraaf 3.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, onder b, RWN.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 september 2025

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, R. Maas directeur-generaal Immigratie- en Naturalisatiedienst

TOELICHTING

Algemeen

Met dit wijzigingsbesluit zijn correcties en verduidelijkingen aangebracht in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Dit komt bijvoorbeeld door wijzigingen in hogere of aanpalende wetten en regelgeving, jurisprudentie of vragen vanuit de uitvoeringspraktijk.

Artikelsgewijs

A

Paragraaf 1 van de toelichting (algemeen) op artikel 4 is gewijzigd, omdat de Hoge Raad op 27 juni 2025 uitspraak heeft gedaan in een zaak over de vraag of een buitenlandse rechterlijke uitspraak over erkenning in Nederland kan worden erkend (24/02577).

Uit de uitspraak volgt dat in het geval men een beroep wil doen op artikel 4, vierde lid HRWN, er moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 4, zesde lid RWN. Uit artikel 4, zesde lid RWN volgt dat als sprake is van een buitenlandse rechterlijke uitspraak waarbij de afstamming van een kind van 7 jaar of ouder op grond van DNA-bewijs wordt vastgesteld, er DNA-bewijs moet zijn geleverd dat voldoet aan de voorwaarden die staan opgenomen in het Besluit DNA-onderzoek. Pas na het voldoen aan deze aanvullende DNA-vereisten, kan het kind op grond van aangetoond biologisch ouderschap het Nederlanderschap hebben verkregen.

B

In bijlage 3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, HRWN is verduidelijkt met welke arbeidsmarktaantekening bij een verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst iemand vrij is op de arbeidsmarkt en er dus geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd bestaan. Met deze wijziging is geen beleidswijziging beoogd.

Dit is in overeenstemming met het beleid zoals beschreven in het Vreemdelingenbesluit (Vb). In artikel 3.5, tweede lid Vb staan de typen verblijfsvergunningen vermeld die in beginsel tijdelijk van aard zijn. Aangezien een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ (zie art. 3.4 onder h Vb) in artikel 3.5, tweede lid niet vermeld wordt, is een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ‘arbeid in loondienst’ in beginsel niet-tijdelijk van aard en kan een persoon met dit type vergunning genaturaliseerd worden.

Artikel 3.5, vierde lid Vb stelt echter dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd die in het tweede lid niet is genoemd niet-tijdelijk is ‘tenzij bij de verlening van de verblijfsvergunning anders is bepaald’. Als aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ‘arbeid in loondienst’ is verleend waarbij is bepaald dat hij niet vrij is op de arbeidsmarkt, mogen er wel bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, R. Maas directeur-generaal Immigratie- en Naturalisatiedienst

Naar boven