Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 31988 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2025, 31988 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 3 van het Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1995;
BESLUIT:
De Aanwijzing bevoegde autoriteiten reglementen CCR wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikelen 1, 3, 4 en 6 vervallen.
B
Artikel 5 komt te luiden:
Als bevoegde autoriteiten, bedoeld in het Rijnvaartpolitiereglement 1995, worden aangewezen:
1. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat in de artikelen:
2.02, tweede lid;
4.06, eerste lid, onderdeel a;
15.05, eerste lid.
2. Het College van gedeputeerde staten van de provincie, waarin de inrichting voor het ontvangen van afval is gelegen, dan wel de beheerder van een havenontvangstinrichting in het artikel:
15.05, tweede lid.
3. De Commissie van Deskundigen, bedoeld in artikel 2.01 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn in het artikel:
1.07, zesde lid.
4. De Hoofdingenieur-Directeur van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Oost-Nederland, Zuid-Holland, Utrecht en Limburg, ieder voor zover het zijn ambtsgebied betreft, in de artikelen:
1.01, onderdeel l;
1.10, eerste lid;
1.10a, tweede lid;
1.18, vierde lid;
1.19;
1.20;
1.22;
1.23;
3.17;
3.20, vierde lid;
3.25, derde lid;
3.27;
3.28;
3.29, tweede lid, onderdeel b;
3.33, eerste lid;
4.05, zesde lid;
4.07, lid 2a, onderdeel b;
5.01, eerste lid;
6.08, tweede lid;
6.18, tweede lid;
6.19, eerste lid;
6.22, eerste lid;
6.23, tweede lid, onderdeel a;
6.29, onderdeel b;
6.30, vierde lid;
7.01, derde lid;
7.02, eerste lid, onderdeel b;
7.07, derde lid;
7.08, vierde lid, onderdeel b en vijfde lid;
8.04, onderdeel b;
9.09, eerste en derde lid;
9.12, derde lid;
9.13;
11.01, tweede lid, voor wat betreft het riviergedeelte genoemd in het eerste lid, onderdeel b;
11.02, tweede en derde lid, onderdelen 3.4c, 3.5d, 3.5e, 3.6 en 3.7;
12.01, tweede lid, onderdeel m, zesde, zevende en negende lid;
14.01, derde lid;
14.11, eerste en zesde lid;
15.07, derde lid.
5. Voor de vaarwegen in beheer bij het rijk, de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat in de artikelen:
1.21, eerste lid;
1.26.
6. De ambtenaren, belast met handhaving als bedoeld in artikel 1 van het Besluit aanwijzing handhavingsambtenaren Herziene Rijnvaartakte in de artikelen:
1.12, derde en vierde lid;
1.13, tweede en derde lid;
1.14;
1.15, tweede lid;
1.17, eerste lid;
8.09, achtste lid;
15.03, derde lid.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
De Aanwijzing bevoegde autoriteiten reglementen CCR (hierna: Aanwijzing) is gelieerd aan de wet- en regelgeving ter uitvoering van reglementen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). De CCR is een samenwerking van oeverstaten van de Rijn en België. De CCR is opgericht om de vrije scheepvaart op de Rijn te bevorderen. Hiervoor zijn verschillende reglementen van de CCR opgesteld. Onder meer zaken als scheepvaartverkeersregels, kwaliteiten van bemanning, milieuregels en technische vereisten van schepen worden door de CCR geregeld. De lidstaten implementeren deze reglementen in hun nationale wetgeving en wijzen waar nodig de bevoegde autoriteiten aan. Op grond van artikel 3 van het Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1995, heeft de Minister als taak de bevoegde autoriteiten van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (hierna: Rpr) aan te wijzen. Dit vindt plaats met de onderhavige Aanwijzing. Naast de aanwijzing van bevoegde autoriteiten van het Rpr, worden in de Aanwijzing ook voor andere reglementen van de CCR bevoegde autoriteiten aangewezen. Inmiddels zijn de bevoegde autoriteiten voor deze andere reglementen van de CCR echter aangewezen in artikel 1.18 van de Binnenvaartregeling, waardoor alleen het Rpr overblijft in deze Aanwijzing.
In deze wijziging is de Aanwijzing geactualiseerd en nader gepreciseerd. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving gelieerd aan deze aanwijzing die zich sinds de laatste wijziging hebben voltrokken,1 bestaat hier nu aanleiding toe. Er zijn regelingen ingetrokken, bevoegdheden via andere wetgeving verdeeld en er zijn nieuwe bevoegdheden bijgekomen in het Rpr, waarvoor een bevoegde autoriteit aangewezen moet worden.
De actualisatie van de Aanwijzing betreft het volgende. Het Patentreglement Rijn is ingetrokken, waardoor artikel 1 van de Aanwijzing vervalt. Het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (RosR 1995) is ingetrokken en vervangen door het huidige Reglement onderzoek schepen op de Rijn (RosR). De bevoegde autoriteiten voor het RosR zijn in de artikelen 1.18 juncto 1.6 van de Binnenvaartregeling aangewezen. Hierdoor is artikel 3 van de Aanwijzing overbodig geworden en vervalt deze bepaling. Het Reglement veiligheidspersoneel passagiersschepen is ingetrokken en is vervangen door het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp). De bevoegde autoriteiten voor het Rsp zijn in de artikelen 1.18 juncto 1.9 van de Binnenvaartregeling aangewezen. Hierdoor is artikel 4 van de Aanwijzing overbodig geworden en vervalt dit artikel.
In het Rpr zijn ook enkele wijzigingen doorgevoerd. Hierdoor moest artikel 5 aangevuld worden. Er zijn sinds 2013 nieuwe bevoegdheden in het Rpr bijgekomen, waarvoor nog geen bevoegde autoriteit aangewezen is. Het betreft hier de bevoegdheden genoemd in de artikelen 1.21 Rpr omtrent vergunningen voor bijzonder transport, 1.26 Rpr omtrent het verlenen van ontheffingen voor proeven met geautomatiseerd varen, 8.03, derde lid van het Rpr omtrent uitzonderingen voor duwstellen op plekken aangewezen door de bevoegde autoriteit, 9.02, negende lid van het Rpr omtrent ontheffingen voor laad en losverboden en 15.07 Rpr omtrent het bunkeren van LNG op plaatsen aangewezen door de bevoegde autoriteit. Met deze wijziging worden de bevoegdheden toebedeeld. De bevoegdheden in de artikelen 1.21, derde lid en artikel 1.26 zijn toebedeeld aan de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat. Voor de bevoegdheden van artikelen 8.03, derde lid en 15.07 Rpr worden De Hoofdingenieur-Directeur van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Oost-Nederland, Zuid-Holland, Utrecht en Limburg als bevoegde autoriteit aangewezen. Deze bevoegdheden passen binnen het takenpakket dat deze instanties reeds hebben. Hier komt bij dat de vergelijkbare bevoegdheden van het Binnenvaartpolitiereglement ook aan deze bevoegde autoriteiten toebedeeld zijn. Dit blijkt onder meer uit de Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement. Ook is in artikel 5, zesde lid gepreciseerd dat als de bevoegde autoriteiten de ambtenaren in het Besluit aanwijzing handhavingsambtenaren Herziene Rijnvaartakte worden bedoeld.2 Tot slot zijn enkele artikelen vernummerd, waardoor de Aanwijzing aangepast moest worden. Deze wijzigingen hebben echter geen materiële gevolgen.3
Voor deze wijziging van de Aanwijzing bevoegde autoriteiten reglementen CCR, is afgezien van internetconsultatie. Afwijken van het uitgangspunt om ontwerpregelgeving in internetconsultatie te brengen, is mogelijk op grond van een aantal uitzonderingsgronden. Hier is van toepassing dat het een wijziging van een ministeriële regeling betreft die geen ingrijpende verandering teweeg brengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende veranderingen bevat voor de uitvoeringspraktijk.4
Aangezien in deze wijziging de huidige praktijk geformaliseerd wordt en er geen gevolgen zijn voor de regeldruk voor burgers en bedrijven, is afgezien van voorlegging aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk.
In beginsel gelden er vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen.5 Aangezien het Rpr en de bijbehorende Aanwijzing een implementatie betreffen van besluiten van een volkenrechtelijke organisatie (de CCR), is gekozen van het uitgangspunt af te wijken.6
Aangezien de takenpakketten van de bevoegde autoriteiten niet wezenlijk veranderen is gekozen af te zien van een uitvoerbaarheidstoets door Rijkswaterstaat.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 13 december 2012 tot aanpassing van diverse ministeriële regelingen aan de politiewet 2012 (Stcrt. 2012, 26110).
Zie bijvoorbeeld de splitsing van artikel 1.10 (oud) in artikel 1.10 en 1.10a (Stb. 2023, 314).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-31988.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.