Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 11 augustus 2025, nr. WJZ/ 99785146, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de wijziging van de subsidiemodule Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e) [KetenID WGK 28151]

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op de artikelen 4,16 en 25 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.12.1 vervalt de begripsbepaling netvlak met midden- of hoogspanning.

B

In artikel 4.12.2, tweede lid, onderdeel b, vervalt ‘een aansluiting op een netvlak met middenspanning of hoogspanning is die’.

C

Artikel 4.12.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien blijkt dat het totale bedrag van de te verlenen subsidies voor projecten als bedoeld in artikel 4.12.2, eerste lid, onderdeel a, lager is dan het daarvoor vastgestelde subsidieplafond, wordt het overblijvende bedrag zo nodig aan de subsidieplafonds voor projecten als bedoeld in artikel 4.12.2, eerste lid, onderdeel b of c, toegevoegd op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, ongeacht of de aanvraag binnen onderdeel b of c valt.

D

In artikel 4.12.7, onderdeel b, wordt ‘van ten minste’ vervangen door ‘voor afname groter dan of gelijk aan’ en vervalt ‘, of deze aansluiting niet is aangesloten op een netvlak met midden- of hoogspanning’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel C, terug tot en met 1 april 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 augustus 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) in verband met de toevoeging van een budgetflex en de verruiming van de doelgroep van de subsidiemodule Flexibel elektriciteitsverbruik (hierna: Flex-e) in titel 4.12 van de RNES.

2. Doel van de regeling

De Flex-e is op 1 april 2025 opengesteld en staat tot en met 15 oktober 2025 open voor aanvragers.1 Het doel van deze subsidiemodule is om het beschikbare flexibele vermogen van grootverbruikers te vergroten en daarmee de effecten van netcongestie voor afname te verminderen. Het gevonden flexibele vermogen kan ingezet worden voor congestiemanagement of om de groei of verduurzaming van grootverbruikers in een congestiegebied mogelijk te maken.

Onder deze regeling vallen drie verschillende onderdelen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd:

  • a. een flexibiliteitsscan die maatwerkadvies geeft over realistische flexibiliteitsmaatregelen die genomen kunnen worden, passend bij de locatie en situatie van de aanvrager;

  • b. een haalbaarheidsstudie voor flexibiliteitsmaatregelen waarmee bepaald wordt of de flexibiliteitsmaatregel financieel en technisch haalbaar is; en

  • c. investeringen waarmee het elektriciteitsverbruik van de aanvrager wordt geflexibiliseerd.

Het totale budget voor de Flex-e is verdeeld over bovenstaande onderdelen door middel van drie deelplafonds in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 (ROES 2025). De verschillende onderdelen zijn verder toegelicht in de nota van toelichting bij de invoeringsregeling.2

Met deze wijzigingsregeling zijn twee aanpassingen doorgevoerd. Ten eerste is de mogelijkheid geïntroduceerd om eventueel onbenut budget van onderdeel a in te zetten voor onderdelen b en c. Deze toevoeging, een zogenoemde ‘budgetflex’, geldt met terugwerkende kracht vanaf het moment waarop de module in 2025 werd opengesteld, zodat de budgetflex reeds van kracht is op de deelplafonds van de huidige openstelling (zie paragraaf 5 van de algemene toelichting). Daarnaast is de doelgroep verruimd doordat de eis is losgelaten dat de aangeslotene op een netvlak met midden- of hoogspanning moet zitten. Met deze wijzigingsregeling is mogelijk gemaakt dat ook partijen met een aansluiting van 100 kW of meer voor afname op een netvlak met laagspanning in aanmerking komen voor subsidie.

Budgetflex

De uitvoering van de Flex-e is namens de Minister belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO). Op moment van schrijven is er nog voldoende budget beschikbaar voor de rest van de openstellingstermijn. RVO heeft aangeven dat in juli 2025 5,5% van het budget van onderdeel a is besteed. Van onderdeel b en c is respectievelijk 33,6% en 23,9% van het budget besteed. Duidelijk is dat het budget voor onderdeel a relatief achterblijft ten opzichte van onderdelen b en c. RVO geeft aan dat dat de kosten van individuele flexibiliteitsscans (onderdeel a) in de praktijk lager uitvallen dan verwacht. Daarnaast is ook het aantal aanvragen voor onderdeel a op het moment van schrijven lager dan werd verwacht. Tijdens de geplande evaluatie van de Flex-e in het najaar van 2025 zal dit verder geanalyseerd worden.

De verwachting is dat het budget van onderdeel a, ook met de uitbreiding van de doelgroep, zoals hieronder beschreven, niet volledig zal worden uitgeput. Bovendien wordt verwacht dat, nu bedrijven en instellingen meer inzicht hebben verkregen in hun energieprofiel, meer aanvragen zullen volgen voor de onderdelen b en c in de laatste fase van de openstelling. Verder is het aanvragen van een subsidie voor onderdeel c doorgaans een langer proces waardoor er mogelijk nog meer aanvragen van zullen volgen aan het einde van de openstelling.

De regeling staat nog open tot en met 15 oktober 2025, waardoor het te vroeg is om te stellen of er definitief meer of minder aanvragen zullen volgen dan geraamd voor één van de onderdelen. Om te voorkomen dat het deelplafond voor onderdeel a onvoldoende wordt benut, terwijl de deelplafonds voor onderdelen b en c voortijdig uitgeput raken, is aan de regeling een ‘budgetflex’ toegevoegd. Hierdoor wordt na de openstellingsperiode het resterende bedrag van het deelplafond van onderdeel a zo nodig toegevoegd aan de deelplafonds van onderdelen b en c.

Na de sluiting van de openstellingsperiode zal door RVO inzichtelijk worden gemaakt of en hoeveel budget er over is van onderdeel a. RVO zal binnen twee weken na de openstellingsperiode alle binnengekomen aanvragen beoordelen op compleetheid. De verdeling van het eventuele resterende budget van a over b en c geschiedt vervolgens op basis van volgorde van binnenkomst van complete aanvragen. Op basis van deze gereserveerde bedragen worden de nieuwe deelplafonds bepaald.

Deze wijziging leidt mogelijk tot een verandering in de onderlinge verdeling van de budgetten tussen de verschillende onderdelen in de openstelling in 2025 en 2026. Het totale beschikbaar budget voor de huidige openstelling wordt verder niet aangepast.

Verruiming doelgroep

In de Flex-e is in artikel 4.12.2, tweede lid, onderdeel b, de voorwaarde opgenomen dat subsidie enkel kan worden aangevraagd door aangeslotenen met:

  • een aansluiting op een netvlak met midden- of hoogspanning; en

  • een gecontracteerd transportvermogen voor afname vanaf 100 kW; en

  • de aansluiting moet in een postcodegebied liggen waar congestie voor elektriciteitsafname is afgekondigd door de netbeheerder.

Bij de invoering van de Flex-e is ervoor gekozen om aangeslotenen op het laagspanningsnet uit te sluiten en een ondergrens van 100 kW voor afname in te stellen, zodat het budget zo goed mogelijk kon worden ingezet.3 RVO en de netbeheerders geven echter aan dat tijdens de openstelling is gebleken dat ook aangeslotenen met een afnamevermogen van ≥100 kW, die enkel een aansluiting hebben op het laagspanningsnet, interesse hebben in de Flex-e.

De behoefte van deze specifieke groep grootverbruikers in inzicht en maatregelen voor flexibel vermogen was niet voorzien bij het invoeren van de regeling. Desalniettemin heeft ook deze groep last van netcongestie en komen deze partijen op een wachtrij. Waar eerder werd aangenomen dat voornamelijk de oorspronkelijke doelgroep haar flexibele vermogen kon vergroten, blijkt nu dat bedrijven en instellingen met een laagspanningsaansluiting dit in vergelijkbare mate kunnen, en dit kunnen inzetten voor congestiemanagement en/of groei en verduurzaming. Daarmee is het in lijn met de reikwijdte en doelstelling van de Flex-e om hen in aanmerking te laten komen voor subsidie. Door de voorwaarde los te laten dat de aanvrager moet beschikken over een aansluiting op een netvlak met midden- of hoogspanning, kan de doelgroep volgens de netbeheerders worden vergroot met circa 12.500 bedrijven en instellingen.

Er is met deze wijzigingsregeling niet gekozen voor het loslaten van de 100 kW-voorwaarde. De effecten en toegevoegde waarde van een dergelijke wijziging zijn op korte termijn niet in kaart te brengen en zullen worden meegenomen met de geplande evaluatie van de Flex-e die in het najaar van 2025 zal worden uitgevoerd ter voorbereiding voor de volgende openstelling in april 2026.

Door de verruiming van de doelgroep kunnen ook bedrijven en instellingen die aangesloten zijn op het laagspanningsnet alsnog een aanvraag indienen tot 15 oktober 2025. Vanuit budgettair oogpunt levert dit voor hen geen nadelen op: naar verwachting is er, mede door de toevoeging van de budgetflex, voldoende geld beschikbaar voor extra aanvragen op onderdelen a, b en c. Echter hebben deze partijen logischerwijs minder tijd voor het indienen van een aanvraag dan de aanvragers uit de oorspronkelijke doelgroep. Bij onderdelen a en b worden op dit punt geen knelpunten verwacht. Het is voor deze partijen mogelijk om vóór de sluitingsdatum een adviseur te vinden en een offerte te ondertekenen. Voor onderdeel c geldt daarentegen dat de aanvrager een congestiemanagementcontract moet aanleveren. Het afsluiten van deze contracten gebeurt in een onderhandeling over de technische en financiële aspecten tussen de netbeheerder en de aanvrager. Hoewel de doorlooptijd van deze onderhandelingen verschilt, is het mogelijk om vóór de sluitingsdatum van de huidige openstelling de onderhandeling en de aanvraag af te ronden. Ook kunnen potentiële aanvragers mogelijk al een congestiemanagementcontract hebben.

Toch bestaat de kans dat een potentiële aanvrager uit de verruimde doelgroep onvoldoende tijd heeft om vóór 15 oktober 2025 een aanvraag in te dienen. Daarom is onderzocht of de termijn van de huidige openstelling kon worden verlengd. RVO heeft als uitvoerder van deze regeling aangegeven dat een langere openstellingstermijn in de uitvoering niet haalbaar is. Voor de beoordeling van aanvragen geldt een periode van acht weken. Een latere sluitingsdatum van de openstelling zou ertoe leiden dat aanvragen niet tijdig kunnen worden verwerkt binnen het boekjaar van de eerste openstelling. De toekenning van de subsidie komt dan niet ten koste van het beschikbare budget voor de huidige openstelling, maar zal ten koste gaan van het beschikbare budget voor de openstelling van 2026. Dit is onwenselijk.

In dit kader is afgewogen of de uitbreiding van de doelgroep in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De stimulering van flexibel vermogen wordt als een zwaarder wegend belang aangemerkt. Daarnaast dient deze verruiming zware publieke belangen. Ten eerste bevordert zij een doelmatige besteding van de resterende beschikbare middelen, hetgeen van wezenlijk belang is voor de effectiviteit en rechtvaardigheid van het beleid. Ten tweede is het, gezien de urgentie van netcongestie, noodzakelijk om ook deze groep zo spoedig mogelijk te stimuleren tot het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. Dit draagt direct bij aan het verduurzamen van bedrijven en maakt congestiemanagement voor afname in een congestiegebied mogelijk. Verder bestaat er voor bedrijven en instellingen die door tijdnood geen aanvraag kunnen indienen tijdens de huidige openstellingsronde, de mogelijkheid om dit alsnog te doen in april 2026. Voor die openstelling zijn reeds middelen gereserveerd. Eventuele voorbereidingen van aanvragers gaan dus niet verloren.

Om voormelde redenen is er daarom voor gekozen om bedrijven en instellingen met een laagspanningsaansluiting toe te voegen tijdens de lopende openstellingsperiode, in plaats van te wachten tot de volgende openstelling in april 2026. Tot op heden zijn aanvragen van acht bedrijven of instellingen met een laagspanningsaansluiting afgewezen. RVO zal na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling deze partijen benaderen om hen tijdig te informeren en hen in de gelegenheid te stellen een nieuwe aanvraag in te dienen. Hiermee wordt alles in werking gesteld om de doelgroep een redelijke kans te bieden om alsnog een aanvraag in te dienen.

3. Staatssteun

De subsidie die wordt verleend op grond van de subsidiemodule Flexibel elektriciteitsverbruik bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door:

  • artikel 49 van de algemene groepsvrijstellingsverordening indien het onderdeel a, flexibiliteitsscan, betreft;

  • artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening indien het onderdeel b, haalbaarheidsstudies naar flexibiliteitsmaatregelen, betreft;

  • de algemene de-minimisverordening en, in voorkomend geval, de landbouw of visserij de-minimisverordening, indien het onderdeel c, de realisatie van flexibiliteit, betreft.

De onderhavige wijzigingen in de regeling hebben geen invloed op de looptijd of het totaalbudget van de subsidiemodule Flex-e. Daarmee is deze regeling, conform de onderbouwing in paragraaf 8 van de toelichting bij de Flex-e,4 verenigbaar met de maximale steunpercentages en voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening en de algemene de-minimisverordening.

4. Regeldruk

De voorgestelde wijzigingen hebben geen gevolgen voor de oorspronkelijke inschatting van de regeldruk voor individuele aanvragers die een subsidieaanvraag indienen en ontvangen, noch op de administratieve lasten per aanvraag. Voor deze onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 10 van de toelichting bij de Flex-e.5

Zoals toegelicht in paragraaf 2, wordt niet op voorhand verwacht dat het aantal aanvragen per onderdeel zal afwijken van de oorspronkelijke raming. De budgetflex is immers enkel als extra zekerheid bij overschrijding ingebouwd. De ingeschatte verplichtingen voor aanvragers blijven dan ook gelijk aan de originele regeldruk-onderbouwing.6

Het totaal aantal aanvragen is nog onbekend, aangezien de regeling nog openstaat. Wel is duidelijk dat het oorspronkelijk beoogde aantal aanvragen nog niet is bereikt. Door de verruiming van de doelgroep, worden naar verwachting ten minste acht extra aanvragen ingediend door eerder afgewezen partijen. Met deze wijziging wordt beoogd het verwachte totale aantal aanvragen alsnog te behalen. Hierdoor blijft de inschatting van de totale regeldruk gelijk aan de oorspronkelijke onderbouwing van de Flex-e.7

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en wijkt daarmee af van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd om de volgende redenen.

De openstellingsperiode van deze module sluit op 15 oktober 2025. Om de wijzigingen van toepassing te laten zijn tijdens deze openstelling, moeten ze vóór die datum in werking treden. Publicatie twee maanden van tevoren is daarom niet mogelijk. De tijd tussen publicatie en inwerkingtreding is weliswaar kort, maar dit is niet benadelend voor de doelgroep.

De reden dat deze wijzigingsregeling niet in werking kan treden op het vaste verandermoment van 1 oktober, hangt samen met de wijziging onder artikel I, onderdeel B. Deze wijziging verruimt de doelgroep van de subsidiemodule, waardoor meer bedrijven en instellingen een aanvraag kunnen indienen, ook sommigen van wie eerdere aanvragen zijn afgewezen. Voor deze bedrijven en instellingen is het van belang dat de regeling zo snel mogelijk in werking treedt, zodat zij nog voldoende tijd hebben om (opnieuw) een aanvraag in te dienen. Op grond hiervan wordt niet aangesloten bij het eerstvolgende vaste verandermoment, omdat dat pas 1 oktober is.

Artikel I, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 april 2025. Dit onderdeel betreft de toevoeging van een budgetflex. Omdat deze budgetflex ook betrekking moet hebben op de deelplafonds in de huidige openstelling die op 1 april 2025 is gestart, werkt dit onderdeel met terugwerkende kracht tot de startdatum van die openstelling. Dit heeft geen nadelige gevolgen voor aanvragers.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B en D

In onderdeel A is de begripsbepaling van netvlak met midden- of hoogspanning in artikel 4.12.1 geschrapt. Deze definitie is door de verruiming van artikel 4.12.2, tweede lid, onderdeel b, niet langer relevant. In onderdeel B is het vereiste vervallen dat het contract betrekking moet hebben op een aansluiting op een netvlak met midden- of hoogspanning. Voor een inhoudelijke toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 2 van de algemene toelichting. Gezien nu ook specifieke aanvragers met een aansluiting op een netvlak met laagspanning een aanvraag kunnen indienen, is de definitie in artikel 4.12.1 overbodig geworden. Op grond hiervan is ook de bijbehorende afwijzingsgrond in artikel 4.12.7, onderdeel b, aangepast (in Artikel I, onderdeel D), aangezien dit geen vereiste voor subsidie meer is.

In onderdeel D is daarnaast verduidelijkt dat het vereiste met betrekking tot het gecontracteerd transportvermogen in artikel 4.12.7, onderdeel b, specifiek ziet op transportvermogen voor afname. Dit was bij de invoering van de regeling per abuis weggelaten, waardoor de formulering afweek van de bijbehorende subsidievoorwaarde in artikel 4.12.2, tweede lid, onderdeel b. Deze kennelijke omissie is met de onderhavige wijzigingsregeling gecorrigeerd.

Onderdeel C

Met de wijziging in onderdeel C is een zogenaamde budgetflex toegevoegd aan artikel 4.12.5. De budgetflex houdt in dat wanneer het budget van een bepaalde subsidiemodule of een deelplafond binnen een subsidiemodule niet is uitgeput, het resterende bedrag wordt toegevoegd aan het budget van een andere subsidiemodule of een ander deelplafond binnen dezelfde subsidiemodule. Voor de inhoudelijke toelichting hierop wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting. Zodra er duidelijkheid bestaat over de uitputting van het deelplafond voor projecten als bedoeld in artikel 4.12.2, eerste lid, onderdeel a, worden de desbetreffende deelplafonds verhoogd door middel van een wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 (ROES 2025). Dit geschiedt ten behoeve van de kenbaarheid voor aanvragers.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans


X Noot
1

Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 20 februari 2025, nr. WJZ/97130339 tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met invoering van de subsidiemodule Flexibel elektriciteitsverbruik (Stct. 2025, 6499).

Naar boven