Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2025, 28170 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2025, 28170 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Asiel en Migratie en de Minister voor Asiel en Migratie,
Gelet op artikel 4 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005);
Besluit:
1. Indien een gemeente aan een vreemdeling als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder c, e, k en l, van de Rva 2005, aan wie de verblijfsvergunning bedoeld in artikel 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, tijdelijk onderdak, niet zijnde woonruimte die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning, of onzelfstandige woonruimte beschikbaar heeft gesteld, sluit het COA deze vreemdeling uit van de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, c en d, onderscheidenlijk artikel 9, eerste lid, van de Rva 2005.
2. De uitsluiting van de verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats vanaf het moment dat het tijdelijk onderdak of de onzelfstandige woonruimte voor de vreemdeling beschikbaar is, met dien verstande dat het tijdelijk onderdak of de onzelfstandige woonruimte beschikbaar moet zijn uiterlijk op 31 december 2025.
3. In afwijking van het eerste lid wordt niet uitgesloten van de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, c en d, of artikel 9, eerste lid, van de Rva 2005 een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, aan wie een gemeente tijdelijk onderdak, niet zijnde woonruimte die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning, onderscheidenlijk onzelfstandige woonruimte beschikbaar heeft gesteld en die:
a. kwetsbaar is;
b. op de Top-X lijst staat of van wie naar het oordeel van het COA uitplaatsing naar de huisvesting als bedoeld in deze regeling vanwege overlast gevend gedrag ongewenst is.
4. Het COA sluit in 2025 maximaal 10.000 vreemdelingen als bedoeld in het eerste lid uit van de desbetreffende verstrekkingen.
Woonruimte waarvan een gemeente aan het COA heeft meegedeeld dat zij bestemd of geschikt is voor permanente bewoning kan:
a. tijdelijk aan vreemdelingen als bedoeld in artikel 1 beschikbaar worden gesteld indien in de woonruimte een vreemdeling gehuisvest is aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, totdat de nareizende gezinsleden van de laatstgenoemde vreemdeling zich bij hem hebben gevoegd;
b. beschikbaar worden gesteld als onzelfstandige woonruimte voor bewoning door meerdere vreemdelingen.
1. Het COA verstrekt aan de gemeente per vreemdeling, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, een eenmalige financiële toelage van € 30.000,– ten behoeve van de bekostiging van in ieder geval het tijdelijk onderdak dan wel de onzelfstandige woonruimte en de begeleiding van de vreemdeling.
2. Indien de vreemdeling in het beschikbaar gestelde tijdelijk onderdak niet zelf zijn eigen maaltijden kan verzorgen, verstrekt het COA, in afwijking van het eerste lid, aan de gemeente per vreemdeling een eenmalige financiële toelage van € 38.000,– ten behoeve van de bekostiging van in ieder geval het tijdelijke onderdak, de begeleiding en de maaltijden van de vreemdeling.
3. Indien de vreemdeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, een nagereisd familielid is van de vreemdeling aan wie reeds tijdelijk onderdak, als bedoeld in deze regeling, wordt geboden, ontvangt de gemeente voor dat familielid de financiële toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, naar rato van de maximale verblijfsduur van twaalf maanden van de eerstgenoemde vreemdeling.
4. Indien uit de vreemdeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, aan wie reeds tijdelijk onderdak als bedoeld in deze regeling wordt geboden, een kind wordt geboren, ontvangt de gemeente voor dat kind de financiële toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, naar rato van de maximale verblijfsduur van twaalf maanden van de eerstgenoemde vreemdeling.
1. Het COA verstrekt aan de vreemdeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, aan wie de gemeente tijdelijk onderdak, niet zijnde woonruimte die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning, beschikbaar heeft gesteld, de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, e, f en g, van de Rva 2005 gedurende maximaal twaalf maanden na plaatsing in het tijdelijk onderdak.
2. Indien het tijdelijk onderdak, niet zijnde woonruimte die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning, ter beschikking is gesteld aan een gezin, verstrekt het COA aan het eerste gezinslid een wekelijkse financiële toelage van € 75,–, aan een tweede gezinslid een wekelijkse financiële toelage van € 25,– en aan een derde en vierde gezinslid een wekelijkse financiële toelage van € 12,50. De wekelijkse financiële toelage per gezin bedraagt in totaal niet meer dan € 125,–.
3. In afwijking van het eerste lid wordt de financiële toelage ten behoeve van voedsel niet verstrekt aan de vreemdeling indien hij in het tijdelijk onderdak niet zelf zijn eigen maaltijden kan verzorgen.
4. De hoogte van de wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel wordt berekend aan de hand van de bedragen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Rva 2005.
5. De verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, eindigen voorts:
a. op de dag waarop de gemeente aan de vreemdeling woonruimte die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning beschikbaar heeft gesteld;
b. de vreemdeling zelfstandig in woonruimte heeft voorzien;
c. indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken.
1. Op de vreemdeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, aan wie de gemeente tijdelijk onderdak, niet zijnde woonruimte die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning, beschikbaar heeft gesteld, is de Rva 2005 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het recht op de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Rva 2005 eindigt in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 1 en 4.
2. Op de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 9a, 10, 12, tweede lid, 18 en 19 van de Rva 2005 niet van toepassing.
1. Deze regeling vervalt zodra 10.000 vreemdelingen op grond van artikel 1, eerste lid, zijn uitgesloten van de in dat lid bedoelde verstrekkingen, maar uiterlijk met ingang van 1 januari 2026.
2. Deze regeling blijft van toepassing op vreemdelingen voor wie voor het vervallen van deze regeling, bedoeld in het eerste lid, tijdelijk onderdak of onzelfstandige woonruimte als bedoeld in deze regeling is gerealiseerd.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 juli 2025
De Minister van Asiel en Migratie, D.M. van Weel
De Minister voor Asiel en Migratie, M.C.G. Keijzer
Op dit moment is er grote druk op de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eén van de redenen daarvoor is dat er onvoldoende statushouders uitstromen naar gemeenten. Vergunninghouders kunnen daardoor niet meedoen aan de Nederlandse samenleving. Daarnaast levert huisvesting van statushouders in gemeenten direct ruimte op in de asielopvang.
Naar verwachting neemt het aantal vergunninghouders dat verblijft in de COA-opvang verder toe. Het kabinet ziet zich daarom genoodzaakt maatregelen te nemen vanwege het grote maatschappelijke en financiële probleem van te weinig asielopvangplekken (Kamerstukken II 2024/25, 19 637, nr. 3383). Onderdeel van de maatregelen is onderhavige regeling die dit jaar van kracht is en beoogt om de hoge capacitaire druk op de opvangcapaciteit van het COA te verminderen en gemeenten te ondersteunen bij de huisvesting van vreemdelingen aan wie de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend (vergunninghouders).
Op grond van artikel 4 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) kan de Minister in naar behoren gemotiveerde gevallen andere regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen en aan het COA de bevoegdheid verlenen om bepaalde categorieën asielzoekers uit te sluiten van opvang indien de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is. Hiermee wordt gedoeld op een capacitaire noodsituatie, dat wil zeggen een situatie waarin de druk op de beschikbare opvangcapaciteit bijzonder groot is. Vergunninghouders die nog in de COA-opvang verblijven vallen hier ook onder op grond van artikel 3, derde lid, van de Rva 2005.
Onderhavige regeling beoogt tevens om het huisvesten van vergunninghouders voor gemeenten te versnellen en hen te stimuleren om te investeren in uitbreiding van de woningvoorraad, waaronder onzelfstandige woonruimte, voor vergunninghouders. Gemeenten ontvangen in één keer een incidenteel bedrag voor elke vergunninghouder aan wie zij tijdelijk onderdak dan wel onzelfstandige woonruimte ter beschikking stellen, waardoor de asielopvang van het COA niet (meer) belast wordt. Dit bedrag dekt de initiële kosten voor het huisvesten, de begeleiding en indien nodig de maaltijden van vergunninghouders en een stimuleringsbijdrage/bonus die gemeenten naar eigen inzicht kunnen inzetten, bijvoorbeeld voor het geschikt maken van tijdelijk onderdak voor bewoning of een woning voor woningdelen.
Op grond van onderhavige regeling kunnen vergunninghouders uit de opvanglocaties van het COA uitgeplaatst worden naar hotels en andere accommodaties in de gemeente waaraan zij zijn gekoppeld. Onder verantwoordelijkheid van de gemeente wordt vergunninghouders tijdelijk onderdak geboden ter overbrugging van het verblijf in de opvang van het COA en (tijdelijke of permanente) huisvesting in de gemeente. Hiermee wordt hetgeen eerder geregeld was in het Besluit tijdelijk onderdak in hotels en andere accommodaties 2023, dat met ingang van 1 januari 2025 is vervallen, voortgezet. De financiële toelage is echter hoger en de termijn gedurende welke het COA zorgt voor verstrekkingen in het geval van tijdelijk onderdak is verlengd van 6 naar 12 maanden. Gemeenten ontvangen een uitkering van € 30.000,– of € 38.000,– indien zij vergunninghouders tijdelijk onderdak verstrekken in huisvesting die niet bestemd of geschikt is voor permanente bewoning, bijvoorbeeld in een hotel, indien zij (nog) geen permanente huisvesting hebben gerealiseerd dan wel zicht hebben op permanente huisvesting maar deze niet binnen afzienbare tijd beschikbaar is. In dat geval lopen de COA-verstrekkingen (met uitzondering van de verstrekkingen in artikel 9, eerste lid, onder a, c en d van de Rva 2005) maximaal 12 maanden door. Daarna gaat de verantwoordelijkheid voor de vergunninghouder volledig over naar de gemeente.
Voorts maakt deze regeling het mogelijk om vergunninghouders uit te plaatsen in onzelfstandige woonruimte, dat wil zeggen huisvesting met een gedeelde badkamer en/of keuken. Woningdelen (het huisvesten van meerdere vergunninghouders in een (sociale) huurwoning is een vorm van huisvesting in onzelfstandige woonruimte. Indien gemeenten aan vergunninghouders op grond van onderhavige regeling onzelfstandige woonruimte ter beschikking stellen, ontvangen zij eenmalig een uitkering van € 30.000 per vergunninghouder. In het geval dat gemeenten vergunninghouders huisvesten in onzelfstandige woonruimte eindigen de COA-verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Deze vergunninghouders kunnen gebruikmaken van de reguliere (financiële) ondersteuningsstructuur vanuit gemeenten, waaronder de bijstand, begeleiding naar werk, onderwijs en inburgering en zij betalen huur of een gebruiksvergoeding voor de woning.
Met de onderhavige regeling kunnen in 2025 maximaal 10.000 vergunninghouders uitgeplaatst worden. De vergunninghouders die met toepassing van de onderhavige regeling vanuit de opvang van het COA definitief uitgeplaatst worden tellen mee voor de gemeentelijke taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders.
De bovenvermelde brief aan de Tweede Kamer vermeldt ook dat met een specifieke regeling wordt voorzien in een vergoeding aan gemeenten voor de kosten van een doorstroomlocatie. Gemeenten kunnen de onderhavige regeling en de financiering voor een doorstroomlocatie niet stapelen. Per uitgeplaatste vergunninghouder kan er van één van de twee regelingen gebruik gemaakt worden.
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is vermeld, regelt artikel 1, eerste lid, van deze regeling dat het COA vergunninghouders uitsluit van COA-verstrekkingen. Indien de vergunninghouder tijdelijk onderdak wordt geboden, sluit het COA deze persoon uit van de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, c en d, van de Rva 2005. De verstrekking van onderdak op de COA-locatie wordt uitgesloten. Openbaarvervoerskaarten voor reizen van en naar de rechtsbijstandverlener in verband met de asielprocedure worden niet meer vergoed. Omdat er een verblijfsvergunning is verleend is deze verstrekking voor de vergunninghouder naar zijn aard niet meer van toepassing. Ook voorziet het COA, indien een vergunninghouder op grond van deze regeling is uitgesloten van COA-onderdak, niet meer in recreatieve en educatieve activiteiten op de COA-locatie. Indien de vergunninghouder wordt uitgeplaatst naar onzelfstandige woonruimte eindigen alle COA-verstrekkingen.
In het eerste lid wordt voorts geregeld dat de vergunninghouder de desbetreffende verstrekkingen van het COA niet meer ontvangt vanaf het moment van plaatsing in huisvesting in het kader van deze regeling: tijdelijk onderdak dan wel onzelfstandige woonruimte. Bij tijdelijk onderdak gaat het om panden die alleen geschikt zijn voor tijdelijke huisvesting. Hieronder vallen bijvoorbeeld vakantiewoningen, alle vormen van logies (zoals hotels, pensions, bed & breakfast), stacaravans en overige woongelegenheden met recreatieve bestemming en leegstaand vastgoed zonder woonbestemming. Ook panden die zullen worden gesloopt of gerenoveerd, woonboten, woonwagens op een daarvoor aangemerkte standplaats (niet zijnde aangemerkt voor recreatief gebruik), verzorgingshuizen en studentenwoningen komen in aanmerking komen als tijdelijke huisvestingsvoorziening (zie Stcrt. 2023, 16727). Voorts valt huisvesting in de bestaande woningvoorraad in onzelfstandige woonruimte, met als doel dat de betreffende woning wordt gedeeld door verschillende statushouders, onder de regeling.
In het tweede lid wordt geregeld dat de vergunninghouder de betreffende COA-verstrekkingen niet meer ontvangt vanaf het moment van plaatsing in huisvesting in het kader van deze regeling.De gemeente die kenbaar maakt bij het COA dat zij gebruik wenst te maken van onderhavige regeling, heeft bij deze bekendmaking zicht op de huisvesting die zij ter beschikking stelt. Het tijdelijke onderdak dan wel de onzelfstandige woonruimte wordt bij voorkeur zo snel mogelijk gerealiseerd, maar moet uiterlijk aan het einde van dit jaar beschikbaar zijn gesteld door een gemeente.In lijn hiermee is in artikel 6, eerste lid, de werkingsduur van deze regeling bepaald op 1 januari 2026.
Niet alle vergunninghouders komen in aanmerking voor het door een gemeente ter beschikking gestelde tijdelijke onderdak of onzelfstandige woonruimte. Artikel 1, derde lid, bepaalt op welke vergunninghouders de onderhavige regeling niet van toepassing is. Het betreft ten eerste kwetsbare vreemdelingen. Hierbij kan gedacht worden aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen en vergunninghouders met een hoger dan gemiddeld gezondheidsrisico. Ook betreft het vreemdelingen in de COA-opvang die op de zogenaamde Top-X lijst staan of naar het oordeel van het COA vanwege overlast gevend gedrag uitgesloten worden van uitplaatsing naar huisvesting als bedoeld in deze regeling. Wanneer door de gemeente aangemelde vergunninghouders niet in aanmerking komen, stelt het COA de desbetreffende gemeente hiervan op de hoogte.
Het vierde lid van artikel 1 begrenst de werking van deze regeling tot 10.000 vergunninghouders vanaf de inwerkingtreding ervan tot 1 januari 2026. Hiermee wordt beoogd de druk op de opvangcapaciteit van het COA te verlichten en gemeenten meer gelegenheid te bieden om onderhavig instrument te benutten voor de gecombineerde opgave opvang en huisvesting die voortduurt in de komende periode.
Dit artikel regelt twee gevallen, waarin huisvesting die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning in het kader van onderhavige regeling beschikbaar kan worden gesteld. Om gemeenten te stimuleren tijdig huisvesting te realiseren voor referenten, zodat hun nareizende gezinsleden zich bij hen kunnen voegen, kan de gemeente een koop- of (sociale) huurwoning inzetten voor andere vergunninghouders die wachten op huisvesting tot het moment dat de nareizende gezinsleden in Nederland zijn gearriveerd en de desbetreffende woning zullen betrekken (onderdeel a). Gemeenten wordt aandacht gevraagd om nauwkeurige afstemming te zoeken met referent, het COA en de IND over de daadwerkelijke overkomst van nareizende familieleden, teneinde te bepalen of deze mogelijkheid benut moet worden. Voorts kan een gemeente, zoals vermeld in onderdeel b, twee of meer (al dan niet alleenstaande) vreemdelingen in één koop- of (sociale) huurwoning plaatsen (woningdelen). Zo kan worden voorkomen dat woningen die voor meerpersoonshuishoudens geschikt zijn worden bewoond door eenpersoonshuishoudens, hetgeen bevorderlijk is voor het lokale draagvlak ten aanzien van de krapte op de woningmarkt.
In artikel 3, eerste en tweede lid, wordt de hoogte van de financiële toelage aan de gemeente per gehuisveste vergunninghouder geregeld. Deze bedraagt € 30.000,– en, indien de vergunninghouder in het tijdelijk onderdak niet kan voorzien in zijn eigen maaltijden, € 38.000,–. De gemeente kan hiermee (laten) voorzien in maaltijden in natura. De vreemdeling ontvangt in dat geval geen financiële toelage ten behoeve van voedsel (artikel 4, derde lid). De toelage wordt eenmalig verstrekt. Er vindt geen terugvordering plaats indien het tijdelijke onderdak eerder dan na twaalf maanden wordt beëindigd omdat definitieve huisvesting zoals bedoeld in de Huisvestingswet 2014 door de gemeente is gerealiseerd. Na afloop van de termijn van twaalf maanden is de gemeente (financieel) verantwoordelijk voor de vergunninghouder.
Indien een nagereisd familielid zich bij de referent voegt die reeds in tijdelijk onderdak op basis van deze regeling verblijft, ontvangt de gemeente niet de volledige financiële toelage bedoeld in het eerste en tweede lid, maar een deel hiervan. De toelage wordt, zo bepaalt het derde lid, berekend voor de periode waarin het daadwerkelijke verblijf in het tijdelijk onderdak van het nagereisde familielid aanvangt tot het moment waarop de regeling niet langer van toepassing is op referent vanwege het verstrijken van de maximale verblijfstermijn van twaalf maanden. Deze berekeningswijze is op grond van het vierde lid ook van toepassing indien een kind wordt geboren uit een vreemdeling die op grond van onderhavige regeling reeds verblijft in tijdelijk onderdak. Indien die vreemdeling in onzelfstandige woonruimte verblijft is de vreemdeling uitgeschreven bij het COA en wordt de financiële toelage niet verstrekt.
Het eerste lid van dit artikel betreft de COA-verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, e, f en g, van de Rva 2005: De financiële toelage voor voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven, de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling, een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid en de betaling van buitengewone kosten. Na een verblijf van maximaal twaalf maanden in de door de gemeente ter beschikking gestelde tijdelijke huisvesting eindigen deze verstrekkingen.
Het tweede lid regelt dat het COA aan het eerste gezinslid dat met toepassing van onderhavige regeling is gehuisvest, naar analogie van de Logeerregeling, een toelage verstrekt van € 75,–. Het tweede gezinslid ontvangt € 25,–. Het derde en vierde gezinslid ontvangen € 12,50. De financiële toelage per gezin bedraagt in totaal niet meer dan € 125,– per week. De vergunninghouder kan deze toelage naar eigen keuze inzetten, bijvoorbeeld voor het betalen van openbaar vervoerkosten.
Het derde lid regelt dat er aan de vergunninghouder die geen mogelijkheid heeft zijn eigen maaltijden te bereiden in het tijdelijk onderdak geen financiële toelage ten behoeve van voedsel wordt verstrekt. In dit geval regelt artikel 3, tweede lid, dat een toelage wordt uitgekeerd aan de desbetreffende gemeente.
Het vierde lid bepaalt dat de financiële toelage ten behoeve van voedsel wordt berekend aan de hand van de bedragen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Rva 2005, dat wil zeggen de bedragen die gelden in een opvangvoorziening waarin de bewoners volledig zelf de eigen maaltijden verzorgen.
Het vijfde lid regelt verder wanneer de verstrekkingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, e, f en g, van de Rva 2005 worden beëindigd. Indien de vergunninghouder eerder dan na twaalf maanden wordt uitgeplaatst naar huisvesting die bestemd of geschikt is voor permanente bewoning eindigen de verstrekkingen op dat moment. De verstrekkingen worden eveneens beëindigd wanneer de vergunninghouder bijvoorbeeld zelfstandig andere woonruimte vindt en het tijdelijk onderdak of de onzelfstandige woonruimte bedoeld in deze regeling verlaat of de vergunninghouder met onbekende bestemming daaruit vertrekt. De desbetreffende gemeente zal hieromtrent tijdig melding doen aan het COA zodat de bedoelde verstrekkingen kunnen worden stopgezet.
In het eerste lid wordt geregeld dat op de vreemdeling, aan wie een gemeente tijdelijk onderdak beschikbaar heeft gesteld, de Rva 2005 van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat het recht op de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Rva 2005 eindigt in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 1 en 4 van deze regeling.
In het tweede lid wordt verder geregeld welke artikelen uit de Rva 2005 niet van toepassing zijn op de vergunninghouder aan wie een gemeente tijdelijk onderdak beschikbaar heeft gesteld. Dit betreft artikel 9a van de Rva 2005, waarin is bepaald dat aan de vergunninghouder als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder c, e, k en l, van de Rva 2005 tijdens diens verblijf in de COA-opvang een voorziening wordt aangeboden op grond waarvan een aanvang kan worden gemaakt met de voorbereiding op de inburgering. Deze bepaling is niet van toepassing omdat het inburgeringstraject van de vergunninghouder in de gemeente kan worden gestart. Artikel 10 van de Rva 2005 is eveneens niet meer van toepassing vanaf plaatsing in het tijdelijk onderdak nu dit de verplichtingen betreft indien de vergunninghouder nog gebruik maakt van het onderdak op de COA locatie. De meldplicht uit artikel 12, tweede lid, van de Rva 2005 is eveneens niet meer van toepassing. Dit zou immers inhouden dat de vergunninghouder die niet meer in de COA-opvangvoorziening verblijft zich, voor de duur van maximaal twaalf maanden, nog tweewekelijks zou moeten blijven melden bij het COA. Bovendien gaat de begeleiding van de vergunninghouder over naar de gemeente. Artikel 18 van de Rva 2005 ziet op werkzaamheden in en rondom de opvangvoorziening en artikel 19 van de Rva 2005 ziet op verplichtingen voor de bewoner gedurende de COA-opvang, te weten het naleven van de huisregels, opvolgen van aanwijzingen van het personeel e.d. Nu de vergunninghouder geen gebruik meer maakt van de COA-opvangvoorziening zijn deze artikelen eveneens niet meer van toepassing. Uiteraard wordt van de vergunninghouder verwacht dat hij soortgelijke (huis)regels in de opvangvoorziening in acht neemt, die door de gemeente en/of de uitbater van het tijdelijke onderdak gesteld worden.
Vergunninghouders als bedoeld in deze regeling die de financiële toelage voor voedsel, kleding en persoonlijke uitgaven ontvangen, zijn niet uitgezonderd van de verplichting om bij het COA melding te maken van alle feiten of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op (de hoogte van) deze verstrekking, ingevolge artikel 20 van de Rva 2005. Dit maakt het mogelijk om deze vergunninghouders, als zij beschikken over inkomen en vermogen groter dan de vermogensgrens bedoeld in de Participatiewet, een vergoeding te laten betalen voor de kosten van hun opvang en om, indien achteraf blijkt dat deze vergunninghouders inkomen of vermogen hebben, de kosten van de opvang van de vergunninghouder en zijn gezinsleden terug te vorderen. Daartoe zal ook de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen 2008 (moeten) worden gewijzigd.
In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat deze regeling vervalt indien de grens van maximaal 10.000 uitgeplaatste vergunninghouders is bereikt, maar uiterlijk met ingang van 1 januari 2026.
Het tweede lid bepaalt dat deze regeling van toepassing blijft op vreemdelingen voor wie voor het vervallen van deze regeling conform het eerste lid, tijdelijk onderdak of onzelfstandige woonruimte met toepassing van deze regeling is gerealiseerd, bijvoorbeeld de bepalingen omtrent beëindiging van de COA-verstrekkingen of omtrent de toepasselijkheid van de Rva 2005. Zoals eerder vermeld eindigen de verstrekkingen van het COA in het geval van tijdelijk onderdak uiterlijk na twaalf maanden na plaatsing van de vergunninghouder en direct op het moment van plaatsing in onzelfstandige woonruimte.
Deze regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2025. Hiermee wordt beoogd gemeenten te ondersteunen bij de huisvesting van vergunninghouders. Indien vergunninghouders al zijn uitgeplaatst op grond van het met ingang van 1 januari 2025 vervallen Besluit tijdelijk onderdak in hotels en andere accommodaties 2023, welke regeling in de praktijk is voortgezet, zullen zij financiering ontvangen tot de hoogte van de bedragen die op grond van de onderhavige regeling worden uitgekeerd (€ 30.000,– of € 38.000,–).
De Minister van Asiel en Migratie, D.M. van Weel
De Minister voor Asiel en Migratie, M.C.G. Keijzer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-28170.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.