Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 21 juli 2025, nr. IENW/BSK-2025/156500, houdende regels met betrekking tot de aanpassing van de Omgevingsregeling ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PbEU 2020, L 177) (Aanpassing Omgevingsregeling in verband met de uitvoering van EU-verordening hergebruik stedelijk afvalwater) [KetenID WGK028026]

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2.21, eerste lid, en 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet;

BESLUIT:

ARTIKEL I (wijziging Omgevingsregeling)

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 2 wordt, na artikel 2.44, een nieuwe afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 2.10 GEBIEDEN UITSLUITING HERGEBRUIK STEDELIJK AFVALWATER VOOR LANDBOUWIRRIGATIE

Artikel 2.45 (aanwijzing gebieden waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken)

De stroomgebiedsdistricten of delen daarvan waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken, bedoeld in artikel 19.1d, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn:

  • a. de waterwinlocaties die op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder c, onder 2°, van het Besluit kwaliteit leefomgeving in een regionaal waterprogramma zijn aangewezen; en

  • b. de grondwaterbeschermingsgebieden die op grond van artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bij omgevingsverordening zijn aangewezen.

B

Aan paragraaf 7.2.3 wordt, na artikel 7.157a, een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 7.2.3.13 Overige milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten

Artikel 7.157b (milieubelastende activiteit: produceren, leveren, opslaan, distribueren en gebruiken van gezuiverd stedelijk afvalwater voor landbouwirrigatie)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 19.1c, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een risicobeheerplan als bedoeld in artikel 5 van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater; en

  • b. de gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan artikel 6, derde en zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater.

ARTIKEL II (inwerkingtreding en verval)
  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater vervalt op het tijdstip dat deze regeling in werking treedt.

ARTIKEL III (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanpassing Omgevingsregeling in verband met de uitvoering van EU-verordening hergebruik stedelijk afvalwater.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Op 25 mei 2020 is Verordening (EU) nr. 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water vastgesteld (PbEU 2020, L 177) (hierna: de verordening). Deze verordening regelt het hergebruik van effluent afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties voor de irrigatie van landbouwgewassen. Vanaf 26 juni 2023 is de verordening van toepassing. Ter uitvoering van de verordening zijn destijds zowel regels gesteld in het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater (Stb. 2023, 199) als in de Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater (Stcrt. 2023, 17582) (hierna ook: uitvoeringsregeling). In de genoemde uitvoeringsregeling was in artikel 3 al een wijziging van de Omgevingsregeling opgenomen. Dit artikel van de uitvoeringsregeling is per abuis niet in werking getreden per 1 januari 2024, het moment dat de Omgevingsregeling in werking trad. Daarnaast bevatte het artikel dat in de uitvoeringsregeling was opgenomen inhoudelijk verkeerde verwijzingen. In deze wijzigingsregeling is er daarom voor gekozen de Omgevingsregeling aan te vullen met de correcte artikelen en de uitvoeringsregeling te laten vervallen.

2. Implementatiewetgeving

In paragraaf 2 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit hergebruik stedelijk afvalwater is nader inhoudelijk ingegaan op de verordening. Ook is in die nota van toelichting een implementatietabel opgenomen.

Deze wijzigingsregeling vormt het sluitstuk van de noodzakelijke uitvoeringswetgeving. Er is sprake van lastenluwe implementatie van de verordening. In artikel 2, tweede lid, van de verordening is opgenomen dat een lidstaat kan besluiten (delen van) stroomgebiedsdistricten aan te wijzen waarin het niet passend is om water voor landbouwirrigatie te gebruiken. Bij de afweging gebieden aan te wijzen is zoveel als mogelijk rekening gehouden met de belangen van bedrijven die water willen hergebruiken. Met het oog op het veiligstellen van de drinkwatervoorziening zijn in deze wijzigingsregeling alleen waterwinlocaties en grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen als gebieden waar hergebruik van effluent niet is toegestaan.

Naast de aanwijzing van gebieden zijn in deze wijzigingsregeling ook de gegevens en bescheiden opgenomen die nodig zijn bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Ook hier zijn alleen die gegevens en bescheiden opgenomen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de verordening.

3. Hoofdlijnen

Deze wijzigingsregeling neemt de wijziging zoals al voorgesteld in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater in 2023 inhoudelijk ongewijzigd over. Voor een goed begrip van deze wijzigingsregeling wordt de toelichting zoals deze bij de uitvoeringsregeling was opgenomen hier grotendeels herhaald.

In deze wijzigingsregeling is de aanwijzing opgenomen van gebieden waarin het verboden is teruggewonnen water1 voor landbouwirrigatie te gebruiken. Daarnaast is opgenomen welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een (wijziging van een) vergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Hieronder wordt op beide onderdelen ingegaan.

Aanwijzen gebieden waarin het verboden is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te gebruiken

De verordening is van toepassing wanneer gezuiverd stedelijk afvalwater wordt hergebruikt voor landbouwirrigatie. Overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de verordening kunnen de lidstaten besluiten dat het in een of meer van hun stroomgebiedsdistricten of delen daarvan niet passend is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te hergebruiken. Een lidstaat kan gebieden aanwijzen waar hergebruik van water verboden is vanwege:

  • a) de geografische en klimatologische omstandigheden van het district of delen daarvan;

  • b) de druk op en de toestand van andere watervoorraden, inclusief de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen als bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG;2

  • c) de druk op en de toestand van de oppervlaktewaterlichamen waarin gezuiverd stedelijk afvalwater wordt geloosd; of

  • d) de milieu en hulpbronkosten van teruggewonnen water en andere watervoorraden.

In Nederland is, op basis van het hierboven onder b bepaalde, ervoor gekozen om de waterwingebieden3 en de daaromheen liggende grondwaterbeschermingsgebieden aan te wijzen. Het gezuiverd stedelijk afvalwater bevat vele stoffen waaronder zware metalen, organische microverontreinigingen en zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Hoewel er een risicobeheerplan moet worden opgesteld met daaraan verbonden maatregelen is het volledig afdekken van alle risico’s voor deze gebieden geen zekerheid. Voor een langdurige bescherming van de drinkwaterwinning is het niet wenselijk dat hergebruik in deze gebieden plaatsvindt. De Nederlandse drinkwaterbronnen dienen goed beschermd te blijven.

Overigens zal ook buiten deze aangewezen gebieden het produceren en leveren van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie achterwege moeten blijven, als geconstateerde onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier niet weggenomen kunnen worden door het verbinden van voorschriften aan de vergunning (conform artikel 6, derde lid, onderdelen c en d, van de verordening).

Indieningsvereisten

Voor een goede uitvoering van de verordening zijn regels opgenomen over de indieningsvereisten van vergunningaanvragen voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Deze indieningsvereisten gelden ook voor het aanvragen van een wijziging van een al verleende vergunning.

4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving

In paragraaf 4 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater is ingegaan op de verhouding met hogere (Europese) regelgeving. In deze wijzigingsregeling wordt volstaan met een verwijzing daarnaar.

Hieronder wordt kort ingegaan op de verhouding tot die nationale regelgeving die raakt aan de vereisten van deze wijzigingsregeling en waarvoor een nadere duiding doelmatig is geacht.

Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater, Besluit activiteiten leefomgeving, Omgevingsbesluit

Ter uitvoering van de verordening zijn via het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater wijzigingen aangebracht in het Besluit activiteiten leefomgeving en het Omgevingsbesluit. In paragraaf 19.1.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving is bepaald dat er een vergunningplicht geldt voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Er is geen vergunningplicht opgenomen voor de opslag, de distributie en het gebruik van het teruggewonnen water. Verder is in het Besluit activiteiten leefomgeving geregeld dat het verboden is om te handelen in strijd met de rechtstreeks werkende bepalingen die in de verordening zijn opgenomen. In artikel 4.6 van het Omgevingsbesluit zijn gedeputeerde staten aangewezen als het bevoegd gezag,4 waarbij een aantal taken zijn toebedeeld aan de omgevingsdienst (artikel 13.12 en bijlage VI van het Omgevingsbesluit).

Algemene wet bestuursrecht

In de Algemene wet bestuursrecht zijn enkele algemene indieningsvereisten opgenomen die voor een aanvraag gelden, zoals de naam en het adres van de indiener van de aanvraag.5 De indieningsvereisten die in de Omgevingsregeling zijn opgenomen zijn aanvullend op die genoemd in de Algemene wet bestuursrecht.6 Een aanvrager hoeft alleen de gegevens en bescheiden te verstrekken waarover hij beschikt.7

Omgevingsregeling

Hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden. In afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling is bepaald dat die afdeling van toepassing is op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet. Door de gelijkstelling van de vergunningplicht voor het produceren of leveren van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de verordening met het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, gelden, vanaf het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet, de algemene aanvraagvereisten van de Omgevingsregeling ook voor de aanvraag om een vergunning voor het produceren of leveren van teruggewonnen water. Voorbeelden van aanvraagvereisten uit afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling zijn een beschrijving van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd of het telefoonnummer van de aanvrager.

5. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

Met de regelgeving die is vastgesteld ter uitvoering van de verordening is een duidelijk kader gegeven waaronder hergebruik van effluent van landbouwtoepassingen mogelijk is. Als gevolg hiervan wordt hergebruik van teruggewonnen water gestimuleerd, terwijl er tegelijkertijd voldoende waarborgen zijn opgenomen om mens, dier en milieu te beschermen. Zie ook paragraaf 6 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit hergebruik van stedelijk afvalwater.

De Nederlandse wetgeving zorgde tot 1 januari 2024, het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet, voor een volledige en juiste uitvoering van de verordening. Door het niet in werking laten treden van artikel 3 van de uitvoeringsregeling was hier niet langer sprake van. Weliswaar waren via artikelen 1 en 2 van de uitvoeringsregeling nog wel gebieden aangewezen en indieningsvereisten opgesomd, maar in het artikel over de aanwijzing van gebieden werd verwezen naar verouderde regelgeving. Deze wijzigingsregeling zorgt ervoor dat er geen verwarring kan bestaan over de aangewezen gebieden en de nationale regelgeving weer zorgt voor een volledige en juiste uitvoering van de verordening. Van de mogelijkheid teruggewonnen water te gebruiken voor landbouwirrigatie is tot dusver geen gebruik gemaakt.

6. Uitvoering

Om teruggewonnen water te mogen produceren en leveren is een vergunning vereist. Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning, de omgevingsdiensten voeren namens de provincies de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving uit. Een belangrijk onderdeel van de vergunningaanvraag betreft een risicobeheerplan dat beschrijft hoe hergebruik veilig kan plaatsvinden. In een risicobeheerplan zijn belangrijke elementen opgenomen, zoals de identificatie van betrokken partijen en de beoordeling van de risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier. Daarnaast bevat een risicobeheerplan aanvullende eisen die nodig zijn om risico’s te beperken en zijn hierin gevaren, risico’s en maatregelen vermeld.

Voor de ondersteuning in de uitvoering voorziet de Europese Commissie in de Commission guidance on the application of Regulation 2020/741 on minimum requirements for water reuse.8 Hierin wordt richting gegeven aan de interpretatie en uitvoering van de verordening.

7. Toezicht en handhaving

In paragraaf 8 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater is ingegaan op het toezicht en de handhaving van de regels ter uitvoering van de verordening. De provincies zullen 3 jaar nadat de verordening van toepassing wordt (dus vanaf 26 juni 2026) een evaluatie laten plaatsvinden waarbij de regels via deze wijzigingsregeling aan de Omgevingsregeling zijn toegevoegd worden meegenomen.

8. Financiële gevolgen

In paragraaf 9 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater is al opgenomen dat de kosten voor de aanvraag van de vergunning, waaronder het opstellen van het risicobeheerplan en het raadplegen van partijen over het risicobeheerplan, door de aanvrager worden gedragen. Kortheidshave wordt daarnaar nu verwezen.

9. Evaluatie

Drie jaar na het van toepassing worden van de verordening (26 juni 2026, niet lang na inwerkingtreding van deze regeling) wordt een nationale evaluatie gedaan.

De Europese Commissie voert uiterlijk op 26 juni 2028 een evaluatie van de verordening uit. De invulling van de evaluatie staat beschreven in artikel 12 van de verordening. Op basis van de evaluatie beoordeelt de Commissie of de verordening, en daarmee eventueel ook de nationale uitvoeringsregelgeving, moet worden aangepast.

10. Advies en consultatie

De uitvoeringsregeling is in overleg met provincies en waterschappen tot stand gekomen. Er hebben daarbij een bestuurlijke consultatie en een internetconsultatie plaatsgevonden (zie voor de reacties paragraaf 10 van de toelichting bij de Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater).

Inhoudelijk zijn er geen verschillen tussen de wijziging van de Omgevingsregeling in deze wijzigingsregeling en de wijziging zoals deze in artikel 3 van de uitvoeringsregeling was opgenomen. Om die reden en om verdere vertraging te voorkomen is de voorliggende wijzigingsregeling niet opnieuw ter consultatie aangeboden.

De uitvoeringsregeling is destijds voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier toen niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft. De voorliggende wijzigingsregeling is daarom niet voorgelegd aan de ATR.

11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten of minimuminvoeringstermijn voor regelgeving. Dit is mogelijk, omdat het gaat om een reparatie die een juiste uitvoering van een Europese verordening garandeert. Zonder de aanpassingen aan de Omgevingsregeling die in deze regeling zijn opgenomen gelden de regels die in artikel 1 en 2 van de uitvoeringsregeling zijn opgenomen en wordt de verordening niet juist uitgevoerd.

Artikelsgewijs deel

Artikel 1 (wijziging Omgevingsregeling)

A

In artikel 2.45 van de Omgevingsregeling zoals toegevoegd door deze regeling zijn de gebieden aangewezen waarin het verboden is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te gebruiken. Het gaat om de drinkwaterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden die op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder c, onder 2° en artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen in respectievelijk een regionaal waterprogramma en de omgevingsverordening. Een grondwaterbeschermingsgebied omvat zowel de 25-jaarszone als de 100-jaarszone. Het water dat binnen een dergelijk gebied de grond in gaat, bereikt na een periode van respectievelijk 25 of 100 jaar een bron waaruit water wordt onttrokken. De kwaliteit van het grondwater in deze gebieden moet langdurig worden beschermd om de drinkwatervoorziening voor toekomstige generaties te kunnen verzekeren.

B

Het nieuwe artikel 7.157b van de Omgevingsregeling verplicht ertoe dat bij de aanvraag om een vergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water een aantal gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt.

Allereerst zal een risicobeheerplan moeten worden verstrekt. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 5, eerste lid, van de Verordening hergebruik stedelijk afvalwater. Hierin is bepaald dat de bevoegde autoriteit ervoor zorgt dat voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water een risicobeheerplan voor hergebruik van water wordt opgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag van de vergunning, die op het risicobeheerplan moet worden gebaseerd, controleren gedeputeerde staten of met het risicobeheerplan aan de eisen van de verordening wordt voldaan. Op deze manier zorgen ze ervoor dat een goed en volledig risicobeheerplan ten grondslag ligt aan de vergunning.

Daarnaast zullen door de aanvrager de gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd, die noodzakelijk zijn om aan artikel 6, derde en zesde lid, van de verordening te voldoen.

In artikel 6, derde lid, van de verordening is opgenomen wat de vergunning onder meer vermeldt:

  • a) de kwaliteitsklasse(n) van het teruggewonnen water en het agrarisch gebruik waarvoor, overeenkomstig bijlage I bij de verordening, het teruggewonnen water is vergund, de plaats van gebruik, de waterterugwinningsvoorzieningen en het geraamde jaarlijkse volume teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;

  • b) de voorwaarden met betrekking tot de minimumeisen voor waterkwaliteit en monitoring, zoals omschreven in bijlage I, deel 2, bij de verordening;

  • c) alle voorwaarden met betrekking tot aanvullende eisen voor de exploitant van de waterterugwinningsvoorziening, zoals vermeld in het risicobeheerplan voor hergebruik van water;

  • d) alle andere voorwaarden die nodig zijn om onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier weg te nemen, zodat de risico’s van een aanvaardbaar niveau zijn;

  • e) de geldigheidsperiode van de vergunning;

  • f) het nalevingspunt.9

De bovenstaande gegevens moeten beschikbaar zijn bij het bevoegd gezag. De volgende gegevens en bescheiden zullen daarom moeten worden aangeleverd door degene die de vergunning aanvraagt:

  • a)

    • de kwaliteitsklasse(n) van het teruggewonnen water

    • welk agrarisch gebruik;

    • de plaats van gebruik;

    • de waterterugwinningsvoorzieningen;

    • het geraamde jaarlijkse volume teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;

  • b) de maatregelen die worden getroffen om onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier weg te nemen;

  • c) de periode waarvoor een vergunning wordt aangevraagd;

  • d) de locatie van het nalevingspunt.

In artikel 6, zesde lid, van de verordening is bepaald dat de vergunning regelmatig moet worden getoetst en geactualiseerd in ten minste de onderstaande gevallen:

  • a) de capaciteit is aanzienlijk veranderd;

  • b) de uitrusting is opgewaardeerd;

  • c) nieuwe apparatuur of nieuwe processen zijn toegevoegd; of

  • d) er is sprake van veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen aanzienlijk beïnvloeden.

Dit betekent dat gegevens hierover beschikbaar moeten zijn voor het bevoegd gezag. De volgende gegevens die noodzakelijk zijn om aan artikel 6, zesde lid, van de verordening te voldoen, zullen daarom als moeten worden aangeleverd:

  • a) een wijziging van capaciteit;

  • b) de opwaardering van uitrusting;

  • c) de toevoeging van nieuwe apparatuur of nieuwe processen; en

  • d) veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de ecologische toestand van een oppervlaktewaterlichaam aanzienlijk beïnvloeden.

Naast de indieningsvereisten die in deze regeling zijn opgenomen, is artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Hierin is opgenomen dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd bevat. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bevoegd gezag vragen om meer informatie als dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig is. Ook de algemene vereisten van afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling zijn van toepassing bij de aanvraag voor het produceren en leveren van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie.

Artikel 2 (inwerkingtreding en verval)

In het algemeen deel van de toelichting is opgenomen dat de regeling in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst om de verordening zo spoedig mogelijk goed uit te kunnen voeren.

In artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater is opgenomen dat artikelen 1 en 2 van die regeling vervallen op het tijdstip dat artikel 3 van die regeling in werking treedt. Aangezien is besloten artikel 3 van de uitvoeringsregeling niet meer in werking te laten treden, maar de inhoud ervan in deze regeling op te nemen, is een artikel opgenomen om artikelen 1 en 2 van de uitvoeringsregeling te laten vervallen. Ook de andere artikelen van de Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater hebben geen toegevoegde waarde meer, waardoor die regeling in zijn geheel kan komen te vervallen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman


X Noot
1

Teruggewonnen water is in artikel 3, vierde lid, van de verordening gedefinieerd als stedelijk afvalwater dat is gezuiverd in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 91/271/EEG en dat het resultaat is van verdere zuivering in een waterterugwinningsvoorziening overeenkomstig deel 2 van bijlage I bij deze verordening.

X Noot
2

In artikel 7, derde lid, van Richtlijn 2000/60/EG is het volgende opgenomen: ‘De lidstaten dragen zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen. De lidstaten kunnen voor die waterlichamen

beschermingszones vaststellen.’

X Noot
3

Alleen de waterwinlocaties gelegen in een grondwaterlichaam, niet de waterwinlocaties in een oppervlaktewaterlichaam.

X Noot
4

In de verordening hergebruik stedelijk afvalwater wordt gesproken over ‘bevoegde autoriteit’.

X Noot
5

Zie artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

X Noot
6

Voor een nadere duiding wat onder gegevens en bescheiden wordt verstaan zie Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, p. 88.

X Noot
7

Dit volgt uit artikel 16.55, vijfde lid, van de Omgevingswet.

X Noot
8

Mededeling van de Commissie Richtsnoeren ter ondersteuning van de toepassing van Verordening (EU) 2020/741 inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PbEU 2022, C 298/01), ook te vinden op https://environment.ec.europa.eu/publications/minimum-requirements-water-reuse-guidelines_en

X Noot
9

Dit is in artikel 3, punt 11, van de verordening gedefinieerd als het punt waar de exploitant van een waterterugwinningsvoorziening het teruggewonnen water aan de volgende schakel in de keten levert.

Naar boven