Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 juni 2023, nr. IENW/BSK-2023/166149, houdende regels met betrekking tot de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PbEU 2020, L 177) (Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2.21, eerste lid, en 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet en de artikelen 5, derde lid, en 6 van het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater;

BESLUIT:

Artikel 1 (aanwijzing gebieden waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken)

De stroomgebiedsdistricten of delen daarvan waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken, bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater, zijn de krachtens artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer bij provinciale verordening aangewezen waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden.

Artikel 2 (indieningsvereisten)

Bij een aanvraag om een vergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater of een wijziging daarvan worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een risicobeheerplan als bedoeld in artikel 5 van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater; en

  • b. de gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan artikel 6, derde en zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater.

Artikel 3 (wijziging Omgevingsregeling)

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 2 wordt een nieuwe afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 2.10 GEBIEDEN UITSLUITING HERGEBRUIK STEDELIJK AFVALWATER VOOR LANDBOUWIRRIGATIE

Artikel 2.45 (aanwijzing gebieden waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken)

De stroomgebiedsdistricten of delen daarvan waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken, bedoeld in artikel 19.1d, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater, zijn:

  • a. de waterwinlocaties die op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder c, onder 2°, van het Besluit kwaliteit leefomgeving in een regionaal waterprogramma zijn aangewezen; en

  • b. de grondwaterbeschermingsgebieden die op grond van artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bij omgevingsverordening zijn aangewezen.

B

Aan paragraaf 7.2.3 van de Omgevingsregeling wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 7.2.3.13 Overige milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten

Artikel 7.157b (milieubelastende activiteit: produceren, leveren, opslaan, distribueren en gebruiken van gezuiverd stedelijk afvalwater voor landbouwirrigatie)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 19.1c, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een risicobeheerplan als bedoeld in artikel 5 van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater; en

  • b. de gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan artikel 6, derde en zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater.

Artikel 4 (inwerkingtreding en verval)

  • 1. Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater in werking treedt, met uitzondering van artikel 3, dat in werking treedt op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. De artikelen 1 en 2 vervallen op het tijdstip dat artikel 3 in werking treedt.

Artikel 5 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling verordening hergebruik stedelijk afvalwater.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Op 25 mei 2020 is Verordening (EU) nr. 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water vastgesteld (PbEU 2020, L 177) (hierna: de verordening). Deze verordening regelt het hergebruik van effluent afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties voor de irrigatie van landbouwgewassen. Vanaf 26 juni 2023 is de verordening van toepassing. Ter uitvoering van de verordening zijn zowel regels gesteld in het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater als in deze regeling. In deze regeling zijn regels opgenomen die van toepassing zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet en wijzigingen aangebracht in de Omgevingsregeling die gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt.

2. Implementatiewetgeving

Het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater en deze regeling zorgen samen voor een goede uitvoering van de verordening. In paragraaf 2 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit hergebruik stedelijk afvalwater1 is nader inhoudelijk ingegaan op de verordening.

3. Hoofdlijnen van het voorstel

Het is niet toegestaan om Europese verordeningen over te schrijven of om te zetten. In lijn daarmee zijn alleen die regels opgenomen die noodzakelijk zijn om aan de verordening te voldoen.

In deze regeling is de aanwijzing opgenomen van gebieden waarin het verboden is teruggewonnen water2 voor landbouwirrigatie te gebruiken. Daarnaast is opgenomen welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een (wijziging van een) vergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Hieronder wordt op beide onderdelen ingegaan.

Aanwijzen gebieden waarin het verboden is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te gebruiken

De verordening is van toepassing wanneer gezuiverd stedelijk afvalwater wordt hergebruikt voor landbouwirrigatie. Overeenkomstig artikel 2, tweede lid, kunnen de lidstaten besluiten dat het in een of meer van hun stroomgebiedsdistricten of delen daarvan niet passend is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te hergebruiken. Een lidstaat kan gebieden aanwijzen waar hergebruik van water verboden is vanwege:

  • a) de geografische en klimatologische omstandigheden van het district of delen daarvan;

  • b) de druk op en de toestand van andere watervoorraden, inclusief de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen als bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG;3

  • c) de druk op en de toestand van de oppervlaktewaterlichamen waarin gezuiverd stedelijk afvalwater wordt geloosd; of

  • d) de milieu- en hulpbronkosten van teruggewonnen water en andere watervoorraden.

In Nederland is, op basis van het hierboven onder b bepaalde, ervoor gekozen om de waterwingebieden4 en de daaromheen liggende grondwaterbeschermingsgebieden aan te wijzen. Het gezuiverd stedelijk afvalwater bevat vele stoffen waaronder zware metalen, organische microverontreinigingen en zeer zorgwekkende stoffen. Hoewel er een risicobeheerplan moet worden opgesteld met daaraan verbonden maatregelen is het volledig afdekken van alle risico’s voor deze gebieden geen zekerheid. Voor een langdurige bescherming van de drinkwaterwinning is het niet wenselijk dat hergebruik in deze gebieden plaatsvindt. De Nederlandse drinkwaterbronnen dienen goed beschermd te blijven.

Overigens zal ook buiten deze aangewezen gebieden het produceren en leveren van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie achterwege moeten blijven, als geconstateerde onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier niet weggenomen kunnen worden door het, verbinden van voorschriften aan de vergunning (conform artikel 6, derde lid, onderdelen c en d, van de verordening).

Indieningsvereisten

Voor een goede uitvoering van de verordening zijn regels opgenomen over de indieningsvereisten van vergunningaanvragen voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Deze indieningsvereisten gelden ook voor het aanvragen van een wijziging van al een verleende vergunning.

4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving

In paragraaf 4 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater is ingegaan op de verhouding met hogere (Europese) regelgeving. In deze regeling wordt volstaan met verwijzing daarnaar.

Ten aanzien van de verhouding tot nationale regelgeving geldt het volgende. Deze regeling bevat algemene regels die gelden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet en regels die vanaf dat moment gelden. Hieronder wordt kort ingegaan op de verhouding tot die nationale regelgeving die raakt aan de vereisten van deze regeling en waarvoor een nadere duiding doelmatig is geacht.

Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater

Ter uitvoering van de verordening zijn zowel regels gesteld in het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater als in deze regeling. In het besluit zijn regels gesteld die van toepassing zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet en zijn wijzigingen aangebracht in het Besluit activiteiten leefomgeving, en het Omgevingsbesluit. In het besluit is bepaald dat een vergunningplicht voor het produceren en leveren van teruggewonnen water geldt, en niet voor de opslag, distributie en het gebruik van het teruggewonnen water. Verder is daarin de provincie aangewezen als de bevoegde autoriteit, waarbij een aantal taken zijn toebedeeld aan de omgevingsdienst. Tot slot is in het besluit het verbod opgenomen in strijd te handelen met rechtstreeks werkende bepalingen die in de verordening zijn opgenomen.

Algemene wet bestuursrecht

In de Algemene wet bestuursrecht zijn enkele algemene indieningsvereisten opgenomen die voor een aanvraag gelden, zoals de naam en het adres van de indiener van de aanvraag.5 De indieningsvereisten die in de Omgevingsregeling zijn opgenomen zijn aanvullend op die genoemd in de Algemene wet bestuursrecht. Een aanvrager hoeft alleen de gegevens en bescheiden6 te verstrekken waarover hij beschikt.7

Regeling omgevingsrecht (voor inwerkingtreding van de Omgevingswet)

In de Regeling omgevingsrecht zijn indieningsvereisten opgenomen voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijke afvalwater is de vergunningplicht voor het produceren of leveren van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de verordening gelijkgesteld met het verbod zonder deze omgevingsvergunning een project uit te voeren. Hierdoor gelden, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de algemene aanvraagvereisten van de Regeling omgevingsrecht ook voor de aanvraag om een vergunning voor het produceren of leveren van teruggewonnen water.

Omgevingsregeling (na inwerkingtreding van de Omgevingswet)

Hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden. In afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling is bepaald dat die afdeling van toepassing is op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet. Door de gelijkstelling van de vergunningplicht voor het produceren of leveren van teruggewonnen water als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de verordening met het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, gelden, vanaf het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet, de algemene aanvraagvereisten van de Omgevingsregeling ook voor de aanvraag om een vergunning voor het produceren of leveren van teruggewonnen water. Voorbeelden van aanvraagvereisten uit afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling zijn een beschrijving van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd of het telefoonnummer van de aanvrager.

5. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

Met het Uitvoeringsbesluit verordening stedelijk afvalwater en deze regeling is een duidelijk kader gegeven waaronder hergebruik van effluent van landbouwtoepassingen mogelijk is. Als gevolg hiervan wordt hergebruik van teruggewonnen water gestimuleerd, terwijl er tegelijkertijd voldoende waarborgen zijn opgenomen om mens, dier en milieu te beschermen. Zie ook paragraaf 6 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit hergebruik van stedelijk afvalwater.

6. Uitvoering

Om teruggewonnen water te mogen produceren en leveren is een vergunning vereist. Een belangrijk onderdeel van de vergunningaanvraag betreft een risicobeheerplan dat beschrijft hoe hergebruik veilig kan plaatsvinden. In een risicobeheerplan zijn belangrijke elementen opgenomen, zoals de identificatie van betrokken partijen en de beoordeling van de risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier. Daarnaast bevat een risicobeheerplan aanvullende eisen die nodig zijn om risico’s te beperken en zijn hierin gevaren, risico’s en maatregelen vermeld.

Er is een handreiking opgesteld met handvatten voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (VTH). Daarin wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande praktijk van het nationale VTH-stelsel. Het bevoegd gezag kan gebruik maken van deze handreiking.

Voor de ondersteuning in de uitvoering voorziet de Commissie in de Commission guidance on the application of Regulation 2020/741 on minimum requirements for water reuse. Hierin wordt richting gegeven aan de interpretatie en uitvoering van de verordening.

7. Toezicht en handhaving

In paragraaf 8 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater is ingegaan op het toezicht en de handhaving van de regels ter uitvoering van de verordening. Daarin is verschil gemaakt in de situatie voor en na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

De provincies zullen 3 jaar nadat de verordening van toepassing wordt een evaluatie laten plaatsvinden waarbij de regels die in deze regeling zijn opgenomen worden meegenomen.

8. Financiële gevolgen

In paragraaf 9 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater is al opgenomen dat de kosten voor de aanvraag van de vergunning, waaronder het opstellen van het risicobeheerplan en het raadplegen van partijen over het risicobeheerplan, door de aanvrager worden gedragen.

9. Evaluatie

Drie jaar na het van toepassing worden van de verordening (en de regelgeving die de verordening effectueert) (in 2026) wordt een nationale evaluatie gedaan.

De Commissie voert uiterlijk op 26 juni 2028 een evaluatie van de verordening uit. De invulling van de evaluatie staat beschreven in artikel 12 van de verordening. Op basis van de evaluatie beoordeelt de Commissie of de verordening, en daarmee eventueel ook de nationale uitvoeringsregelgeving, moet worden aangepast.

10. Advies en consultatie

Deze regeling is in overleg met provincies en waterschappen tot stand gekomen. Er hebben een bestuurlijke consultatie en een internetconsultatie plaatsgevonden. De regeling is naar aanleiding daarvan niet inhoudelijk gewijzigd.

Het IPO kan zich vinden in de voorgestelde regeling.

De Unie van Waterschappen heeft ingestemd met de voorstelde regeling. De UvW hoopt dat ze in de komende jaren samen met het rijk, provincies en drinkwaterbedrijven kunnen blijven werken aan de mogelijkheden om hergebruik van effluent een volwaardige plek te geven in het waterbeheer. De toename van het waterverbruik en klimaatverandering zijn redenen om ook voor nieuwe ontwikkelingen te blijven openstaan. Vanuit één waterschap is via de internetconsultatie aandacht gevraagd voor de rol van de waterschappen. De suggestie wordt gedaan voor waterschappen een adviesrol op te nemen bij het beoordelen van de vergunningaanvraag voor het produceren en leveren van teruggewonnen water, om zo mee te kunnen denken op de gevolgen voor de waterkwaliteit. Er is niet voor gekozen in het Omgevingsbesluit expliciet op te nemen dat advies en instemming van het dagelijks bestuur van een waterschap is vereist bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water. Uiteraard wordt bij het verlenen van de vergunning zonodig afgestemd met het dagelijks bestuur van een waterschap (conform artikel 2.2, eerste lid van de Omgevingswet).

De Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) kan zich vinden in de voorgestelde regeling. De risico’s die de Vewin ziet voor de kwaliteit van het grondwater en de bronnen voor het Nederlandse drinkwater zijn met het verbod op hergebruik voor landbouwirrigatie in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden voldoende geborgd.

Er zijn verder nog vier reacties ontvangen van particulieren. Daaruit blijken zorgen voor de stoffen die het teruggewonnen water kan bevatten (zoals PFAS of medicijnresten), maar wordt ook het belang onderkend om zuinig om te springen met zoet water.

De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

11. Overgangsrecht en inwerkingtreding

De verordening is van toepassing met ingang van 26 juni 2023. De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Tot het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden de artikelen 1, 2, 4 en 5. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden de artikelen 3 tot en met 5. In verband met de Europees gestelde implementatiedatum wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn.

Artikelsgewijs

Artikel 1 (aanwijzing gebieden waarin het verboden is water voor landbouwirrigatie te hergebruiken)

In dit artikel zijn de gebieden aangewezen waarin het verboden is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te gebruiken. Het gaat om de drinkwaterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden die krachtens artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer zijn aangewezen bij provinciale verordening. Een grondwaterbeschermingsgebied omvat zowel de 25-jaarszone als de 100-jaarszone. Het water dat binnen een dergelijk gebied de grond in gaat, bereikt na een periode van respectievelijk 25 of 100 jaar een bron waaruit water wordt onttrokken. De kwaliteit van het grondwater in deze gebieden moet langdurig worden beschermd om de drinkwatervoorziening voor toekomstige generaties te kunnen verzekeren.

Artikel 2 (indieningsvereisten)

In dit artikel is opgenomen dat bij de aanvraag om een vergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water een aantal gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt.

Allereerst zal een risicobeheerplan moeten worden verstrekt. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 5, eerste lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater waarin is bepaald dat de bevoegde autoriteit ervoor zorgt dat voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water een risicobeheerplan voor hergebruik van water wordt opgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag van de vergunning, die op het risicobeheerplan moet worden gebaseerd, controleren gedeputeerde staten of met het risicobeheerplan aan de eisen van de verordening wordt voldaan. Op deze manier zorgen ze ervoor dat een goed en volledig risicobeheerplan ten grondslag ligt aan de vergunning.

Daarnaast zullen door de aanvrager de gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd, die noodzakelijk zijn om aan artikel 6, derde en zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater te voldoen.

In artikel 6, derde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater is opgenomen wat de vergunning onder meer vermeldt:

  • a) de kwaliteitsklasse(n) van het teruggewonnen water en het agrarisch gebruik waarvoor, overeenkomstig bijlage I bij de verordening, het teruggewonnen water is vergund, de plaats van gebruik, de waterterugwinningsvoorzieningen en het geraamde jaarlijkse volume teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;

  • b) de voorwaarden met betrekking tot de minimumeisen voor waterkwaliteit en monitoring, zoals omschreven in bijlage I, deel 2, bij de verordening;

  • c) alle voorwaarden met betrekking tot aanvullende eisen voor de exploitant van de waterterugwinningsvoorziening, zoals vermeld in het risicobeheerplan voor hergebruik van water;

  • d) alle andere voorwaarden die nodig zijn om onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier weg te nemen, zodat de risico’s van een aanvaardbaar niveau zijn;

  • e) de geldigheidsperiode van de vergunning;

  • f) het nalevingspunt.8

De bovenstaande gegevens moeten beschikbaar zijn bij het bevoegd gezag. De volgende gegevens en bescheiden zullen daarom moeten worden aangeleverd door degene die de vergunning aanvraagt:

  • a)

    • de kwaliteitsklasse(n) van het teruggewonnen water

    • welk agrarisch gebruik;

    • de plaats van gebruik;

    • de waterterugwinningsvoorzieningen;

    • het geraamde jaarlijkse volume teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;

  • b) de maatregelen die worden getroffen om onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier weg te nemen;

  • c) de periode waarvoor een vergunning wordt aangevraagd;

  • d) de locatie van het nalevingspunt.

In artikel 6, zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater is bepaald dat de vergunning regelmatig moet worden getoetst en geactualiseerd in ten minste de onderstaande gevallen:

  • a) de capaciteit is aanzienlijk veranderd;

  • b) de uitrusting is opgewaardeerd;

  • c) nieuwe apparatuur of nieuwe processen zijn toegevoegd; of

  • d) er is sprake van veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen aanzienlijk beïnvloeden.

Dit betekent dat gegevens hierover beschikbaar moeten zijn voor het bevoegd gezag. De volgende gegevens die noodzakelijk zijn om aan artikel 6, zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater te voldoen, zullen daarom als moeten worden aangeleverd:

  • a) een wijziging van capaciteit;

  • b) de opwaardering van uitrusting;

  • c) de toevoeging van nieuwe apparatuur of nieuwe processen; en

  • d) veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de ecologische toestand van een oppervlaktewaterlichaam aanzienlijk beïnvloeden.

Naast de indieningsvereisten die in deze regeling zijn opgenomen, is artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Hierin is opgenomen dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste de naam en het adres van een aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd bevat. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bevoegd gezag vragen om meer informatie als dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig is. Ook de algemene aanvraagvereisten van de Regeling omgevingsrecht zijn van toepassing bij de aanvraag voor het produceren en leveren van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie.

Artikel 3 (wijziging Omgevingsregeling)

A

In artikel 2.45 van de Omgevingsregeling zoals toegevoegd door deze regeling zijn de gebieden aangewezen waarin het verboden is teruggewonnen water voor landbouwirrigatie te gebruiken. Het gaat om de drinkwaterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden die op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder c, onder 2° en artikel 7.11, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn aangewezen in respectievelijk een regionaal waterprogramma en de omgevingsverordening. Een grondwaterbeschermingsgebied omvat zowel de 25-jaarszone als de 100-jaarszone. Het water dat binnen een dergelijk gebied de grond in gaat, bereikt na een periode van respectievelijk 25 of 100 jaar een bron waaruit water wordt onttrokken. De kwaliteit van het grondwater in deze gebieden moet langdurig worden beschermd om de drinkwatervoorziening voor toekomstige generaties te kunnen verzekeren.

B

Het nieuwe artikel 7.157b van de Omgevingsregeling verplicht ertoe dat bij de aanvraag om een vergunning voor het produceren en leveren van teruggewonnen water een aantal gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt.

Allereerst zal een risicobeheerplan moeten worden verstrekt. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 5, eerste lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater. Hierin is bepaald dat de bevoegde autoriteit ervoor zorgt dat voor de productie, de levering en het gebruik van teruggewonnen water een risicobeheerplan voor hergebruik van water wordt opgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag van de vergunning, die op het risicobeheerplan moet worden gebaseerd, controleren gedeputeerde staten of met het risicobeheerplan aan de eisen van de verordening wordt voldaan. Op deze manier zorgen ze ervoor dat een goed en volledig risicobeheerplan ten grondslag ligt aan de vergunning.

Daarnaast zullen door de aanvrager de gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd, die noodzakelijk zijn om aan artikel 6, derde en zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater te voldoen.

In artikel 6, derde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater is opgenomen wat de vergunning onder meer vermeldt:

  • a) de kwaliteitsklasse(n) van het teruggewonnen water en het agrarisch gebruik waarvoor, overeenkomstig bijlage I bij de verordening, het teruggewonnen water is vergund, de plaats van gebruik, de waterterugwinningsvoorzieningen en het geraamde jaarlijkse volume teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;

  • b) de voorwaarden met betrekking tot de minimumeisen voor waterkwaliteit en monitoring, zoals omschreven in bijlage I, deel 2, bij de verordening;

  • c) alle voorwaarden met betrekking tot aanvullende eisen voor de exploitant van de waterterugwinningsvoorziening, zoals vermeld in het risicobeheerplan voor hergebruik van water;

  • d) alle andere voorwaarden die nodig zijn om onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier weg te nemen, zodat de risico’s van een aanvaardbaar niveau zijn;

  • e) de geldigheidsperiode van de vergunning;

  • f) het nalevingspunt.9

De bovenstaande gegevens moeten beschikbaar zijn bij het bevoegd gezag. De volgende gegevens en bescheiden zullen daarom moeten worden aangeleverd door degene die de vergunning aanvraagt:

  • a)

    • de kwaliteitsklasse(n) van het teruggewonnen water

    • welk agrarisch gebruik;

    • de plaats van gebruik;

    • de waterterugwinningsvoorzieningen;

    • het geraamde jaarlijkse volume teruggewonnen water dat zal worden geproduceerd;

  • b) de maatregelen die worden getroffen om onaanvaardbare risico’s voor het milieu en voor de gezondheid van mens en dier weg te nemen;

  • c) de periode waarvoor een vergunning wordt aangevraagd;

  • d) de locatie van het nalevingspunt.

In artikel 6, zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater is bepaald dat de vergunning regelmatig moet worden getoetst en geactualiseerd in ten minste de onderstaande gevallen:

  • a) de capaciteit is aanzienlijk veranderd;

  • b) de uitrusting is opgewaardeerd;

  • c) nieuwe apparatuur of nieuwe processen zijn toegevoegd; of

  • d) er is sprake van veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen aanzienlijk beïnvloeden.

Dit betekent dat gegevens hierover beschikbaar moeten zijn voor het bevoegd gezag. De volgende gegevens die noodzakelijk zijn om aan artikel 6, zesde lid, van de verordening hergebruik stedelijk afvalwater te voldoen, zullen daarom als moeten worden aangeleverd:

  • a) een wijziging van capaciteit;

  • b) de opwaardering van uitrusting;

  • c) de toevoeging van nieuwe apparatuur of nieuwe processen; en

  • d) veranderingen in de klimatologische of andere omstandigheden die de ecologische toestand van een oppervlaktewaterlichaam aanzienlijk beïnvloeden.

Naast de indieningsvereisten die in deze regeling zijn opgenomen, is artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Hierin is opgenomen dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd bevat. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bevoegd gezag vragen om meer informatie als dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig is. Ook de algemene vereisten van afdeling 7.2 van de Omgevingsregeling zijn van toepassing bij de aanvraag voor het produceren en leveren van teruggewonnen water voor landbouwirrigatie.

Artikel 4 (inwerkingtreding en verval)

De artikelen 1, 2, 4 en 5 van deze regeling treden in werking op hetzelfde moment als het Uitvoeringsbesluit verordening hergebruik stedelijk afvalwater van toepassing wordt. De artikelen 1 en 2 vervallen op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 3 van deze regeling wijzigt de Omgevingsregeling en treedt in werking op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip. Dit maakt het mogelijk om, bij inwerkingtreding van de regelgeving in het stelsel van de Omgevingswet, te voorzien in een technisch correcte volgorde van inwerkingtreding van de diverse regelingen die voorzien in wijzigingen van die regeling.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Stb. 2023, 199.

X Noot
2

Teruggewonnen water is in artikel 3, vierde lid, van de verordening gedefinieerd als stedelijk afvalwater dat is gezuiverd in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 91/271/EEG en dat het resultaat is van verdere zuivering in een waterterugwinningsvoorziening overeenkomstig deel 2 van bijlage I bij deze verordening.

X Noot
3

In artikel 7, derde lid, van Richtlijn 2000/60/EG is het volgende opgenomen: ‘De lidstaten dragen zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen. De lidstaten kunnen voor die waterlichamen beschermingszones vaststellen.’

X Noot
4

Alleen de waterwinlocaties gelegen in een grondwaterlichaam, niet de waterwinlocaties in een oppervlaktewaterlichaam.

X Noot
5

Zie artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

X Noot
6

Voor een nadere duiding wat onder gegevens en bescheiden wordt verstaan zie Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, p. 88.

X Noot
7

Dit volgt uit artikel 16.55, vijfde lid, van de Omgevingswet.

X Noot
8

Dit is in artikel 3, punt 11, van de verordening gedefinieerd als het punt waar de exploitant van een waterterugwinningsvoorziening het teruggewonnen water aan de volgende schakel in de keten levert.

X Noot
9

Dit is in artikel 3, punt 11, van de verordening gedefinieerd als het punt waar de exploitant van een waterterugwinningsvoorziening het teruggewonnen water aan de volgende schakel in de keten levert

Naar boven