Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22112 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22112 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50 en 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, 17, eerste lid, 19, tweede lid, 25, 44, eerste en tweede lid, 48, derde lid, 50, vierde en zevende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma, een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2023, C 107).
B
Artikel 1.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na ‘de groepsvrijstellingsverordening visserij’ ingevoegd ‘, respectievelijk het visserijsteunkader’.
2. In onderdeel a wordt na ‘de groepsvrijstellingsverordening visserij’ ingevoegd ‘, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 85, van het visserijsteunkader’.
3. In onderdeel b wordt na ‘de groepsvrijstellingsverordening visserij’ ingevoegd ‘, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 88, van het visserijsteunkader’.
4. In onderdeel c wordt na ‘de groepsvrijstellingsverordening visserij’ toegevoegd ‘, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 89, van het visserijsteunkader’.
C
Artikel 1.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het twaalfde lid tot dertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
12. Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het visserijsteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
a. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.2.4, onderdeel 105, onder a en b, van het visserijsteunkader, en
b. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.2.4, onderdeel 105, onder c, van het visserijsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 10.000.
2. In het dertiende lid (nieuw) wordt ‘derde tot en met elfde lid’ vervangen door ‘derde tot en met twaalfde lid’.
D
Na titel 2.25 wordt een titel toegevoegd, luidende:
1. In deze titel wordt verstaan onder:
verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354);
CFR (common fleet register)-nummer als bedoeld in artikel 2, onderdeel l, van uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PbEU 2017, L 34);
verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343);
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het eigendom heeft van een vissersvaartuig en onder wiens naam het in het visserijregister is ingeschreven;
garnaal als bedoeld in artikel 1, onder u, van de Uitvoeringsregeling visserij;
een vergunning als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij;
gemeenschappelijk visserijbeleid als bedoeld in de basisverordening;
de gegevens die overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van de controleverordening zijn verstrekt;
schriftelijke toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Visserijwet 1963;
verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PbEU 2021, L 247);
vis als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Visserijwet 1963;
visserijactiviteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 28, van de basisverordening;
machtiging als bedoeld in artikel 7 van de controleverordening;
register als bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;
vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 4 van de basisverordening, dat is ingeschreven in het visserijregister;
vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de controleverordening.
zeedag als bedoeld in de bijlage bij artikel 1 van gedelegeerd besluit (EU) 2021/1167 van de Commissie van 27 april 2021 tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022 (PbEU 2021, L 253).
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan de eigenaar van een vissersvaartuig voor de definitieve stopzetting van de visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig, door sloop van dat vissersvaartuig.
2. De subsidie wordt uitsluitend verleend indien:
a. uit de logboekgegevens blijkt dat de totale hoeveelheid vis die met het vissersvaartuig in het kalenderjaar 2022, 2023 of 2024 is gevangen, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, voor ten minste 70 procent uit garnalen bestaat.
b. het vissersvaartuig op 1 januari 2024 stond geregistreerd in het visserijregister;
c. het vissersvaartuig op 6 oktober 2025 in eigendom is van de subsidieaanvrager en nadien in zijn eigendom is gebleven;
d. uit de logboekgegevens blijkt dat met het vissersvaartuig in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 58 dagen per jaar visserijactiviteiten zijn bedreven;
e. op 6 oktober 2025 voor het vaartuig een garnalenvergunning geldt en deze garnalenvergunning nadien niet is gewijzigd of overgedragen;
f. de op 6 oktober 2025 voor het vissersvaartuig geldende visvergunning, vismachtigingen en schriftelijke toestemmingen nadien niet zijn gewijzigd;
g. de eigenaar heeft verklaard dat, ingeval de subsidie wordt verleend, hij voldoet aan de verplichtingen van artikel 2.26.9, dat de subsidie niet wordt besteed aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan artikel 18 van verordening (EU) 2021/1139, en dat hij ervan op de hoogte is dat:
1°. de garnalenvergunning, de visvergunning en de vismachtigingen die ten behoeve van het vissersvaartuig zijn verleend, overeenkomstig artikel 70, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij, onderscheidenlijk artikel 96, eerste lid, en artikel 100, eerste lid van de Uitvoeringsregeling zeevisserij worden ingetrokken; en
2°. de schriftelijke toestemmingen die voor het vissen met het vissersvaartuig zijn verleend worden ingetrokken;
h. in het geval dat een pandrecht op een garnalenvergunning of vismachtiging is geregistreerd bij de minister, de pandhouder heeft verklaard dat de registratie van het pandrecht wordt beëindigd indien de subsidie verleend wordt.
1. De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het subsidiebedrag per zeedag, genoemd in bijlage 2.26, vermenigvuldigd met het hoogste aantal zeedagen per kalenderjaar dat blijkens de logboekgegevens met het vissersvaartuig in een van de kalenderjaren 2021, 2022, 2023 of 2024 is gemaakt, te verminderen met het bedrag per brutotonnage van het vaartuig, genoemd in bijlage 2.26, vermenigvuldigd met de brutotonnage van het vaartuig.
2. De brutotonnage van het vissersvaartuig, bedoeld in het eerste lid, is de brutotonnage die op 6 oktober 2025 bij het vissersvaartuig was vermeld in het visserijregister.
3. De subsidie wordt verminderd met de vergoeding die de subsidieontvanger, na aftrek van de sloopkosten, ontvangt van het sloopbedrijf voor het vissersvaartuig.
4. Indien het vissersvaartuig verloren gaat op een tijdstip tussen het moment van subsidieverlening en het moment waarop het vissersvaartuig voor sloop wordt overgedragen aan het sloopbedrijf, wordt de subsidie bedoeld in het eerste lid, verminderd met het bedrag van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding.
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
1. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit is één jaar na de subsidieverlening.
2. De minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de subsidieaanvrager eenmaal met ten hoogste één jaar verlengen indien dit naar het oordeel van de minister passend en geboden is.
Onverminderd de artikelen 22 en 23 van het besluit beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidieverlening indien:
a. hij het onaannemelijk acht dat de subsidieaanvrager tijdig zal voldoen aan de verplichtingen van artikel 2.26.9, eerste tot en met vierde, zevende en negende lid;
b. het vaartuig op het moment van subsidieverlening niet staat ingeschreven in het visserijregister;
c. het vaartuig op het moment van subsidieverlening niet in eigendom is van de subsidieaanvrager;
d. de subsidieaanvrager op het moment van de subsidieverlening niet beschikt over een garnalenvergunning die ten behoeve van het vaartuig is verleend;
e. toekenning van de subsidie leidt tot een schending van het toepasselijke Unierecht, waaronder situaties, genoemd in onderdelen 61 en 136 van het visserijsteunkader.
Een aanvraag voor subsidieverlening op grond van artikel 2.26.2 bevat in ieder geval:
a. gegevens over de eigenaar van een vissersvaartuig, waaronder de naam van de eigenaar van een vissersvaartuig, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en rekeningnummer;
b. gegevens over de contactpersoon bij de eigenaar van een vissersvaartuig, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;
c. het CFR-nummer van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;
d. de verklaring van de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.26.2, tweede lid, onderdeel g;
e. logboekgegevens over de kalenderjaren 2021, 2022, 2023 en 2024, voor zover het vissersvaartuig gedurende die kalenderjaren of delen daarvan onder buitenlandse vlag heeft gevaren; en
f. indien een pandrecht op een garnalenvergunning of vismachtiging is geregistreerd bij de minister, een verklaring als bedoeld in artikel 2.26.2, tweede lid, onderdeel h.
1. In afwijking van de artikelen 45 tot en met 47 van het besluit verstrekt de minister ambtshalve één voorschot.
2. Het voorschot wordt ambtshalve verstrekt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening.
3. Het voorschot bedraagt 10% van het subsidiebedrag.
1. De subsidieontvanger is verplicht om vóór de aanvraag tot subsidievaststelling ervoor zorg te dragen dat:
a. het vissersvaartuig is gesloopt;
b. de teboekstelling van het vissersvaartuig in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is doorgehaald overeenkomstig artikel 195 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
c. het sloopbedrijf een sloopverklaring afgeeft waarvoor door de minister een model ter beschikking wordt gesteld; en
d. overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998, mededeling wordt gedaan dat het vissersvaartuig niet meer gebruikt wordt als vissersvaartuig en is gesloopt.
2. De subsidieontvanger schrijft vanaf de dag dat de subsidie is aangevraagd tot en met vijf jaar en vier weken na de datum van de subsidievaststelling geen vissersvaartuig in het visserijregister in.
3. In de termijn, genoemd in het tweede lid, verhoogt de subsidieontvanger niet de vangstcapaciteit van een ander vaartuig, vraagt hiervoor geen visvergunning aan en vraagt geen garnalenvergunning voor een ander vaartuig aan.
4. Indien de subsidieontvanger deel uitmaakt van een groep, draagt de subsidieontvanger er tevens zorg voor dat de andere ondernemingen die deel uitmaken van die groep, of die binnen vijf jaar en vier weken na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling deel uitmaken van die groep, tot en met vijf jaar en vier weken na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede en derde lid.
5. De verplichtingen, genoemd in het eerste tot en met vierde lid, berusten in het geval van opheffing van de rechtspersoon die de subsidieontvanger is, gedurende de in die leden genoemde periode, bij de uiteindelijk begunstigde of de uiteindelijk begunstigden van de subsidie.
6. De verplichtingen, genoemd in het eerste lid, gelden niet in de situatie, bedoeld in artikel 2.26.10, vierde lid.
7. De subsidieontvanger onthoudt zich tot vijf jaar en vier weken na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling van gedragingen die leiden tot situaties, genoemd in onderdelen 61 en 136 van het visserijsteunkader.
8. De verplichtingen van de artikelen 39 en 40 van het besluit zijn niet van toepassing.
9. De subsidieontvanger besteedt de subsidie niet aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan de in artikel 18 van verordening (EU) 2021/1139 gestelde eisen.
1. Onverminderd artikel 50, tweede lid, van het besluit gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van:
a. de overeenkomst met het sloopbedrijf, waaruit blijkt welke vergoeding de subsidieontvanger, na aftrek van de sloopkosten, ontvangt van het sloopbedrijf voor het ter sloop overgedragen vissersvaartuig;
b. een afschrift waaruit blijkt dat de teboekstelling van het vissersvaartuig in de openbare registers is doorgehaald; en
c. een sloopverklaring als bedoeld in artikel 2.26.9, eerste lid, onderdeel c.
2. In afwijking van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het besluit behoeft de aanvraag niet vergezeld te gaan van een controleverklaring.
3. De minister kan ten behoeve van de vaststelling van de subsidie bij de subsidieontvanger aanvullende informatie of bewijsstukken opvragen die nodig zijn om te beoordelen of voldaan is aan de bij deze regeling gestelde eisen.
4. In afwijking van het eerste lid wordt, indien het vissersvaartuig verloren gegaan is op een tijdstip tussen het moment van subsidieverlening en het moment waarop het vissersvaartuig voor sloop wordt aangeboden, bij de aanvraag tot subsidievaststelling meegezonden:
a. een bewijs van het verloren gaan van het vissersvaartuig meegezonden;
b. een afschrift waaruit blijkt dat de teboekstelling van het vissersvaartuig in de openbare registers is doorgehaald; en
c. een verklaring van de verzekeringsmaatschappij omtrent de hoogte van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding.
E
Na bijlage 2.24 worden een bijlage ingevoegd, luidende:
In de tabel behorende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 wordt na de rij van titel 2.25, een rij ingevoegd, luidende:
|
Titel 2.26: Sanering garnalenvisserij |
Artikel 2.25.2, eerste lid |
Garnalenvissers |
03-11-2025 t/m 02-02-2026 |
€ 40.000.000 |
De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel a, komt de begripsbepaling van minister te luiden:
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;.
B
Artikel 70, vijfde lid, komt te luiden:
5. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt ingetrokken indien:
a. de vergunninghouder afstand van de vergunning heeft gedaan als bedoeld in het derde lid, onderdeel a; of
b. de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend definitief worden stopgezet en ten aanzien van de stopzetting door de minister of door de Europese Commissie subsidie is verleend.
In artikel 96, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij vervalt ‘als bedoeld in artikel 20 van de EMFAF-verordening’.
De Beleidsregel verlagen subsidies EMFAF en BAR wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van minister komt te luiden:
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;.
2. Onder vervanging van de punt na de laatste begripsbepaling door een puntkomma, wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Titel 2.26 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
B
In artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De minister besluit voor subsidies die verstrekt worden in het kader van de Regeling sanering garnalenvisserij, tot het verlagen van subsidie in het in artikel 10 genoemde geval op basis van de bevoegdheden, bedoeld in de afdelingen 4.2.5 en 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt na ‘artikel 1.8, derde lid van de Tijdelijke subsidieregeling BAR visserij’ ingevoegd ‘, artikel 2.25.9, zevende lid, van de Regeling sanering garnalenvisserij’.
2. In de aanhef van het tweede lid wordt ‘Tijdelijke regeling BAR visserij’ vervangen door ‘Tijdelijke subsidieregeling BAR visserij of de Regeling sanering garnalenvisserij’.
D
In artikel 13 wordt ‘Beleidsregel verlagen EMFAF en BAR’ vervangen door ‘Beleidsregel verlagen EMFAF, BAR en Regeling sanering garnalenvisserij’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 2 juli 2025
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Deze regeling wijzigt de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025. Er wordt een subsidiemodule (Sanering garnalenvisserij) voor de visserij toegevoegd aan de RNES. Op grond van deze subsidiemodule kan een eigenaar van een garnalenkotter steun verkrijgen voor de definitieve stopzetting van de visserijactiviteiten en de sloop van zijn vissersvaartuig. Tevens zijn er wijzigingen van technische aard doorgevoerd in de Uitvoeringsregeling Visserij en in de Uitvoeringsregeling Zeevisserij ten behoeve van de subsidiemodule.
De (garnalen)visserijsector is van wezenlijk belang voor de lokale economieën en culturele identiteit van Nederlandse kustgemeenschappen. Zowel economisch als ecologisch kent de garnalenvisserij echter grote uitdagingen. Wetenschappelijk onderzoek1 toont aan dat de huidige garnalenvisserij-intensiteit in de Nederlandse kustwateren te hoog is in relatie tot de ecologische draagkracht; economische prestaties belemmert door groei overbevissing, en mogelijk zelfs kan leiden tot een structurele afname van de garnalenpopulatie met blijvende effecten op het voedselweb (recruitment overbevissing). Een permanente verlaging van de visserijdruk is nodig, enerzijds vanuit natuurbeheerperspectief op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206) (hierna: de Habitatrichtlijn), en anderzijds vanuit beheer van het garnalenbestand op de lange termijn. Aldus moet worden geborgd dat de capaciteit van de Nederlandse garnalenvloot niet weer kan toenemen opdat er economisch perspectief is voor de resterende vloot. In 2023 maakte de garnalenvloot het meeste verlies van alle visserijsectoren in Nederland, namelijk € 8 miljoen verlies in 2023.
Uit de recent voltooide ecologische evaluaties van de Natura 2000 beheerplannen2 blijkt dat instandhoudingsdoelen voor het habitattype H1110 en verscheidene vogelsoorten waarschijnlijk niet behaald gaan worden. Bodemberoering en vogelverstoring door garnalenvisserij worden hierbij als negatieve factoren genoemd. Momenteel wordt gewerkt aan een toekomstvisie voor de garnalenvisserij. Hierbij wordt onderzocht welke ruimtelijke en temporele maatregelen ten aanzien van garnalenvisserij nodig zijn om tot een toekomstbestendige en economisch gezonde garnalenvisserij binnen de ecologische draagkracht van de Natura 2000 gebieden te komen.
De sanering die wordt gestimuleerd met deze regeling is een additionele maatregel om de visserij-intensiteit verder en permanent te verlagen door de vloot te verkleinen. Naast een verlichting van de druk op het habitat H1110 (permanent overstroomde zandbanken) en verscheidene vogeldoelsoorten, zal een sanering ook zorgen voor meer economisch perspectief voor de vissers.
De subsidiemodule beperkt zich tot die vissers die zich in hun bedrijfsuitoefening primair richten op de garnalenvisserij. Het gaat daarbij om vaartuigen ten aanzien waarvan uit de logboekgegevens blijkt dat de totale hoeveelheid vis gevangen in ten minste één van de peiljaren voor ten minste 70 procent uit garnalen bestaat. Met een percentage van 70 procent is verzekerd dat garnalen de primaire doelsoort zijn en er sprake is van ‘garnalenvisserij’.
Tot 70 procent van de visserij-inspanning door de garnalensector wordt binnen beschermde Natura 2000-gebieden uitgevoerd3. Uit monitoringsgegevens van Wageningen Marine Research over de jaren 2013 tot en met 2023 blijkt dat er door de garnalenvloot, gemiddeld genomen, 224.575 uur per jaar in de Natura 2000 gebieden gevist is. Van de 131 eigenaren van vaartuigen die naar verwachting in de doelgroep vallen, hebben 129 eigenaren voor de komende zes jaar een omgevingsvergunning voor garnalenvissen in Natura 2000 gebieden aangevraagd. Daarmee kan worden aangenomen dat met deze doelgroep de sanering het beoogde effect van een verlaging van visserijdruk in Natura 2000 gebieden zal hebben.
Voor deze regeling is in totaal € 49,5 miljoen beschikbaar gesteld. Het subsidieplafond van de subsidieregeling is vastgesteld op € 40 miljoen. De resterende € 9,5 miljoen wordt gereserveerd voor uitvoeringskosten (+- € 1 miljoen) en eventueel flankerend beleid. Mocht het subsidiebudget van € 40 miljoen uitgeput worden, dan kan het subsidieplafond worden opgehoogd met de resterende middelen voor het eventuele flankerend beleid.
Bij deze sanering gaat het om het beëindigen van visserijactiviteiten met actieve vaartuigen. Alle vaartuigen dienen, naast de voorwaarde dat ten minste 70 procent van de totale vangst uit garnalen dient te bestaan, ten minste 58 dagen per kalenderjaar in de twee jaren voorafgaand aan de steun te hebben gevist. Verder gelden als voorwaarden dat het vissersvaartuig op 1 januari 2024 stond geregistreerd in het visserijregister en dat voor het vaartuig een garnalenvergunning geldt.
Belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van steun voor het definitief beëindigen van visserijactiviteiten is dat visserijactiviteiten met het gesaneerde vaartuig in de toekomst onmogelijk zijn. Om uit te sluiten dat vaartuigen in de toekomst alsnog voor visserijactiviteiten gebruikt kunnen worden is in deze saneringsregeling een sloopverplichting opgenomen.
De capaciteit van gesaneerde vaartuigen wordt definitief uit het visserijregister gehaald en in mindering gebracht op het capaciteitsmaximum als bedoeld in artikel 22, zevende lid, en vermeld in bijlage II van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) (hierna: de basisverordening). De visvergunning en vismachtiging van gesaneerde vaartuigen wordt conform de artikelen 96 en 100 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij ingetrokken.
Daarnaast wordt de garnalenvergunning die geldt voor het te slopen vaartuig geregistreerd staat ingetrokken. Artikel 70 van de Uitvoeringsregeling visserij verzekert dat het totale aantal garnalenvergunningen niet kan toenemen; er ligt dus een zogenoemde ring om het aantal garnalenvergunningen. Nu in het kader van deze saneringsregeling garnalenvergunningen worden ingetrokken, wordt vanwege de systematiek van artikel 70 het totale aantal garnalenvergunningen permanent verlaagd. Ook de schriftelijke toestemmingen die voor het vissen met het vissersvaartuig zijn verleend zullen worden ingetrokken of aangepast.
Voor de systematiek van de waardebepaling is aangesloten bij de systematiek die ten grondslag ligt aan de saneringsmodule van de Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij (hierna: Tijdelijke subsidieregeling BAR visserij)4. Deze houdt in dat het subsidiebedrag wordt bepaald aan de hand van het inkomensverlies dat de eigenaar van het visserschip zal leiden omdat zijn vaartuig wordt gesloopt.
Als referentieperiode is de periode 2018 tot en met 2022 gekozen omdat dit de meest recente periode is waarover representatieve economische data beschikbaar zijn. Tussen 2020 en 2022 hebben twee mondiale crises ook significante invloed gehad op de visserij: de coronacrisis, waardoor de vloot tijdelijk heeft stilgelegen, en de oorlog in Oekraïne met als gevolg een disproportionele stijging van de brandstofkosten. Om die reden is de vergoeding die uitbetaald is voor de stilligperiode in 2020 door de coronacrisis buiten beschouwing gelaten omdat het geen relatie heeft met de normale bedrijfsvoering. Ook zijn de brandstofkosten van het jaar 2022 omgerekend met de prijs van 2021.
Wageningen Economic Research (WEcR) onderzoek gedaan naar generiek toepasbare rekenmodellen die een uitkoopwaarde bepalen5. Die berekening is opgesteld aan de hand van inkomensverlies per visser, rekening houdende met voornoemde referentieperiode, met de doelgroep van garnalenvissers, een kapitalisatiefactor, en individuele factoren die van invloed zouden kunnen zijn op een waardebepaling.
Referentieperiode
Om de uitkoopwaarde te bepalen is het gemiddelde netto inkomen van een eigenaar van het desbetreffende vaartuig in de periode 2018 tot en met 2022 berekend. Omdat ervan uit wordt gegaan dat eigenaren na de sanering een inkomen uit een andere betrekking zullen (gaan) verwerven, is hier bij het opstellen van een rekenmodel rekening gehouden met een mogelijk toekomstig alternatief inkomen van de eigenaar. Hoewel dit niet voor alle vissers realistisch zal zijn, is de verwachting dat dit gemiddeld genomen een reëel beeld geeft. Omdat het bedrag in één keer uitgekeerd wordt voor een toekomstige periode, is dit getal gecorrigeerd met een verdisconteringsfactor naar de netto contante waarde uitgaande van een periode van acht jaar. Dit leidt tot een berekening van het inkomensverlies van de ondernemer als gevolg van het beëindigen van visserijactiviteiten met een vaartuig.
Doelgroep
De garnalenvissers vormen een zeer heterogene groep. Zo zijn er dagvissers, vissers die van maandag tot en met vrijdag op zee zijn, en vissers die seizoensmatig op garnalen vissen. De grootte van de schepen en de mate waarin schepen een gemengde bedrijfsvoering voeren, waarbij op meer dan één doelsoort wordt gevist, variëren sterk. Dit is een wezenlijk verschil met de doelgroep van de Tijdelijke subsidieregeling BAR visserij, waar het veelal grote kotters betrof met eenzelfde kostenstructuur, die allemaal lange weken op zee maakten en op een soortgelijke manier visten. Deze variëteit maakt dat het aantal gemaakte zeedagen een grotere rol spelen in het bepalen van het gemiddeld jaarinkomen van een kotter, maar ook dat een groter deel van het gemiddelde netto inkomen niet modelmatig kan worden verklaard.
Kapitalisatiefactor
In het onderzoek van WEcR is rekening gehouden met een zogeheten kapitalisatiefactor, dat is een factor die gebruikt wordt om (toekomstige) jaarlijks terugkerend inkomensverlies te berekenen. Ter illustratie, bij een gedwongen onteigening wordt factor tien gebruikt. Omdat bij deze regeling geen sprake is van dwang, maar van een vrijwillige keuze om visserijactiviteiten te beëindigen, is gekozen voor factor acht. Corresponderend daarmee is voor de berekening van de netto contante waarde van de uitkoopwaarde een periode van acht jaar gekozen. Deze kapitalisatiefactor is gelijk aan de kapitalisatiefactor gebruikt in de Tijdelijke subsidieregeling BAR visserij.
Individuele factoren
Het gemiddelde netto inkomen van een eigenaar van een vaartuig kan afhankelijk zijn van verschillende factoren, waaronder het aantal zeedagen, het motorvermogen van het schip, de motorvermogensklasse, tonnage van het schip, het type vergunning (GK of GV) en het vlootsegment van het schip (MFL1 of MFL2).
Uit het onderzoek van WEcR blijkt dat een uitkoopwaarde die afhankelijk is van het aantal gemaakte zeedagen en brutotonnage van het vaartuig het beste aansluit bij de individuele situatie van de visser. Hierdoor ontvangt elke ondernemer die zijn onderneming wil stopzetten hiervoor een bedrag dat aansluit bij zijn bedrijfswaarde.
De gemiddelde bedragen die WEcR heeft berekend, zijn in de regeling vertaald naar een gemiddeld bedrag per zeedag, gecorrigeerd met een bedrag per brutotonnage van het vaartuig. WEcR beschrijft in het onderzoek meerdere modellen. Het in deze regeling opgenomen rekenmodel is een variant op het oorspronkelijke model. Het oorspronkelijke model, eveneens op basis van zeedagen en brutotonnage, kan leiden tot een negatief subsidiebedrag. WEcR heeft op dit oorspronkelijke model een correctie toegepast, waarmee wordt voorkomen dat er negatieve subsidiebedragen worden berekend.
Het subsidiebedrag wordt verminderd met eventuele opbrengsten van de sloop van het vaartuig. De kosten van sloop worden van een eventuele vergoeding van het sloopbedrijf afgetrokken. Indien er een positieve vergoeding van het sloopbedrijf resteert wordt het subsidiebedrag verminderd met deze vergoeding.
Rekenvoorbeeld
Een eigenaar van een vissersvaartuig heeft als hoogste aantal zeedagen 160 dagen, de brutotonnage van het te saneren vaartuig bedraagt 100 brutoton, de kosten van de sloop bedragen € 10.000 en de vergoeding van het sloopbedrijf bedraagt € 13.000.
De subsidie bedraagt aldus:
(160 [dagen] x € 5.542) minus (100 [BT] x € 5.072) = € 379.520. De sloopvergoeding bedraagt, na aftrek van de sloopkosten, € 3.000. Dit bedrag wordt afgetrokken van € 379.520. Het subsidiebedrag = € 376.520.
Eigenaren van vissersvaartuigen zijn verplicht hun vaartuig te slopen. De eigenaar van het vissersvaartuig draagt er zorg voor dat het vaartuig uiterlijk één jaar na subsidieverlening geheel gesloopt is.
De ontvanger van een subsidie mag in de vijf jaar en vier weken na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling geen enkel ander vaartuig inschrijven in het visserijregister. Deze bepaling geldt voor de hele groep indien de eigenaar van het gesaneerde vaartuig deel uitmaakt van een groep van ondernemingen, evenals voor ondernemingen die binnen vijf jaar en vier weken na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling deel uit gaan maken van de groep. Dat betekent ook dat het vervangen van een ander vaartuig binnen dezelfde onderneming of groep van ondernemingen niet is toegestaan. Daarnaast geldt de verplichting om binnen die termijn niet de vangstcapaciteit te verhogen en de verplichting om in die termijn zich te onthouden van gedragingen die leiden tot een van de situaties, genoemd in de punten 61 en 136 van de Richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (hierna: visserijsteunkader)6. Het gaat hierbij met name om ernstige inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, betrokken raken bij illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij of fraude met geld uit Europese visserijfondsen. Ook deze verplichting geldt gedurende vijf jaar en vier weken na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.
Indien de subsidieontvanger een rechtspersoon is, kan het zijn dat deze rechtspersoon wordt opgeheven gedurende de periode dat de verplichtingen nog doorlopen. De verplichtingen gaan dan over op de uiteindelijk begunstigde(n).
Deze subsidiemodule bevat staatssteun omdat wordt voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 107, eerste lid, van het VWEU. Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met het visserijsteunkader, aan de hand waarvan de Europese Commissie beoordeelt of de steun als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd. De bepalingen in deel II, paragraaf 3.4, van het visserijsteunkader zien op steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, en zijn daarom in het bijzonder van belang. De subsidievoorwaarden en subsidieverplichtingen in deze module vloeien in belangrijke mate voort uit het visserijsteunkader. Deze regeling is op 19 mei 2025 genotificeerd bij de Europese Commissie (dossiernummer notificatie SA.117742 (2025/N)). De Europese Commissie heeft bij besluit van 6 juni 2025 goedkeuring verleend aan de staatssteun.
Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De vertegenwoordigers van de garnalenvisserij zijn mede daarom meermaals informeel geconsulteerd tijdens de totstandkoming van de onderhavige regeling.
De regeldrukkosten voor onderhavige subsidiemodule bedragen in totaal € 45.500,– voor de subsidieperiode. Dit is 0,11% procent van het subsidiebudget van € 40.000.000,–. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 40 aanvragen worden ingediend en op de uitvoering van de volgende activiteiten: kennisname van de regeling en aanvraagprocedure, het invullen van het aanvraagformulier, het overdragen van het vaartuig aan een sloopbedrijf en daarbij behorende documenten aanleveren (overdrachtscontract, document van levering, sloopbewijs en uitschrijving vaartuig bij het Kadaster) en het aanleggen van een administratie waarin aanvrager duidelijk maakt dat hij aan verplichtingen voldoet.
Voor de overdracht van het vissersvaartuig aan het sloopbedrijf wordt gebruik gemaakt van de procedure die sloopbedrijven die vallen onder verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PbEU 2013, L 330) toepassen. Dat bestaat uit een overdrachtscontract waarin staat voor welk bedrag de aanvrager het vaartuig overdraagt aan het sloopbedrijf, en een sloopbewijs dat het sloopbedrijf verstrekt aan de aanvrager op het moment dat het vaartuig gesloopt is. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) komen modeldocumenten beschikbaar die de aanvrager kan gebruiken. Omdat vissersvaartuigen registergoederen zijn, is de verplichting opgenomen dat aanvragers een bewijs van uitschrijving bij het Kadaster aanleveren.
In de doorrekening is ervan uitgegaan dat een groot aantal aanvragers gebruik maakt van een gemachtigde als penvoerder en dat maar een kwart dit zelf zal invullen. Voor een gemachtigde is uitgegaan van een uurtarief van € 60,–. Voor de aanvrager zelf is uitgegaan van een uurtarief van € 47,– Daarom is voor het uurtarief de volgende berekening gehanteerd: 75% * € 60 (gemachtigde als penvoerder) + 25% * € 47 (aanvrager als penvoerder) = € 56,75.
De verwachting is dat 100 potentiële aanvragers de regeling bekijken en hier twee uur aan besteden, 40 aanvragers zullen de aanvraagprocedure ingaan en de aanvraagformulieren voor subsidieverstrekking invullen. Voor de kennisname geldt dat uitgegaan wordt van uurtarief € 56,75 en 100 aanvragers die daar 2 uur mee bezig zijn: € 56,75 * 100 * 2 = € 11.350,–. Met betrekking tot de aanvraagprocedure en het invullen van het aanvraagformulier wordt uitgegaan van uurtarief € 56,75 en 40 aanvragers die daar 2 uur mee bezig zijn: € 56,75 * 40 * 2 = € 4.540,–, in totaal: € 15.890,–.
Voor de overdracht van het vissersvaartuig aan sloopbedrijf en het aanleveren bijbehorende documenten wordt geschat dat aanvragers hier 10 uur mee bezig zijn. De kosten worden berekend als volgt: € 56,75 * 40 * 10, in totaal € 22.700,–.
Voor het bijhouden van administratie van het voldoen aan de verplichtingen, is geschat dat aanvragers daar 3 uur mee bezig zijn. Hieronder valt ook het doen van een aanvraag tot subsidievaststelling. De kosten worden berekend als volgt: € 56,75 * 40 * 3, in totaal € 6.810,–.
Totale administratieve lasten bedragen € 15.890,– + € 22.700,– + € 6.810 = € 45.500,–.
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR geeft aan dat de regeldruk goed in kaart is gebracht. Het dossier is niet geselecteerd voor een formeel advies omdat ATR geen significante gevolgen voorziet voor de regeldruk.
De regeling leidt niet tot heffing van btw over de subsidie. Doel van deze subsidiemodule is om de visserij-intensiteit verder en permanent te verlagen door de vloot te verkleinen. Dit is nodig, enerzijds vanuit natuurbeheerperspectief op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn, en anderzijds vanuit beheer van het garnalenbestand op de lange termijn. Uit de regeling is voor de btw geen verbruik bij wie dan ook vast te stellen.
De subsidie heeft in beginsel ook consequenties voor de belastingheffing van garnalenvissers. De subsidie die de garnalenvissers ontvangen behoort tot de winst (inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting). De regeling zal worden aangemerkt als overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Artikel 12a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (UBIB 2001) zal hiertoe worden aangepast. Het aanmerken van de regeling als overheidsingrijpen betekent onder andere dat voor de toepassing van de herinvesteringsreserve soepelere voorwaarden gelden. Deze aanpassing is dus van belang voor ondernemingen die na het ontvangen van de subsidie bedrijfsmiddelen willen vervreemden en herinvesteren in andere bedrijfsmiddelen, bijvoorbeeld bij het aanpassen van de activiteiten, of bij het stoppen van de huidige onderneming in combinatie met het starten van/voortzetten in een andere onderneming.
Artikel 3.54 van Wet IB 2001 is van algemene aard en is van toepassing op alle ondernemingen en takken van bedrijvigheid die aan de betreffende voorwaarden voldoen. Bijgevolg is het voordeel dat verleend wordt door het gebruik van de herinvesteringsreserve niet selectief. Met de opname van deze subsidieregeling in artikel 12a UBIB 2001 wordt enkel gevolg gegeven aan het algemene beginsel dat ten grondslag ligt aan de inkomstenbelasting dat de herinvesteringsreserve in deze situaties soepeler kan worden gebruikt. De Europese Commissie heeft in het besluit SA. 41842 (2015/N) in een soortgelijke situatie besloten dat het gebruik van de fiscale herinvesteringsreserve niet te beschouwen is als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, omdat de betreffende steun in de vorm van de belastingmaatregel niet selectief is.
De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van de RVO. Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.
Aan artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna ‘RNES’) is een begripsbepaling toegevoegd van de Richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector. Deze toevoeging is nodig in verband met de hierna toegelichte wijzigingen van de artikelen 1.7 en 1.8 van de RNES en omdat in de met deze regeling aan de RNES toegevoegde subsidiemodule naar dit steunkader wordt verwezen.
In artikel 1.7 van de RNES is van de mogelijkheid, genoemd in artikel 4, onderdeel h, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit), gebruik gemaakt om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over onderwerpen die, in afwijking van of in aanvulling op de regels van het Kaderbesluit, nadere regeling behoeven op basis van een Europees steunkader. In artikel 1.7 is opgenomen op welke wijze de in aanmerking komende kosten berekend worden, rekening houdend met de diverse Europese steunkaders. Er is nu voor gezorgd dat dit ook duidelijk is voor de gevallen waarin subsidie wordt verleend op grond van het visserijsteunkader.
De Europese steunkaders die voor subsidieverlening op grond van de RNES van belang zijn, bevatten bekendmakingsverplichtingen voor de lidstaten die bij het verlenen van staatssteun in acht genomen moeten worden. Artikel 1.8 van de RNES bevat bepalingen die ervoor zorgen dat aan deze verplichtingen voldaan wordt. Daaraan is nu een bepaling toegevoegd die betrekking heeft op de bekendmakingsverplichtingen van het visserijsteunkader.
Met dit onderdeel is een nieuwe titel (subsidiemodule) opgenomen in de RNES. Hieronder worden de artikelen van deze nieuwe titel afzonderlijk toegelicht.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die naast de begripsbepalingen in artikel 1.1 van de RNES nodig zijn voor deze subsidiemodule.
Het gaat onder meer om een verwijzing naar de basisverordening en de controleverordening7.
Voor het common fleet register (CFR)-nummer is verwezen naar de definitie die daarvan wordt gegeven in artikel 2, onderdeel l, van de Uitvoeringsverordening inzake vissersvlootregister van de Unie8. Het CFR-nummer is het unieke identificatienummer van een vissersvaartuig van de Europese Unie. Het nummer bestaat uit een driecijferige indicator voor het land waar het vissersvaartuig voor het eerst in gebruik is genomen, gevolgd door negen cijfers.
Bij de definitie van eigenaar van een vissersvaartuig is gebruik gemaakt van de bewoordingen die voor deze definitie wordt gebruikt in het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998. In aanvulling daarop wordt aangegeven dat de eigenaar ook degene is onder wiens naam het vaartuig in het visserijregister is ingeschreven. Dit heeft ermee te maken dat voor de check op de eigenaar naar het visserijregister zal worden gekeken, maar dat verwijzing alleen daarnaar verwarrend is vanwege de definitie van eigenaar die in het Besluit registratie vissersvaartuigen is opgenomen. Voor het begrip visserijregister wordt naar de definitie daarvan in het Besluit registratie vissersvaartuigen verwezen.
De begripsbepaling van het begrip garnaal verwijst naar artikel 1, onder u, van de Uitvoeringsregeling visserij. Het gaat in deze subsidiemodule dus om de noordzeegarnaal (Crangon crangon). Om op garnalen te vissen is een garnalenvergunning nodig. De begripsbepaling maakt duidelijk dat het daarbij gaat om een vergunning als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij.
Ook wordt een definitie gegeven van logboekgegevens. Dit gaat om de gegevens die worden verstrekt op grond van de artikelen 14 en 15 van de controleverordening. Uit deze gegevens kan worden afgeleid hoeveel kilogram levend gewicht een bepaald vissersvaartuig van een bepaald visbestand heeft gevangen. Ook kan op basis van de logboekgegevens het aantal zeedagen worden bepaald.
De begripsbepaling van het begrip vis verwijst naar artikel 1, tweede lid van de Visserijwet 1963. Onder het begrip vis vallen vissen en schaal- en schelpdieren van de in bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling visserij aangewezen soorten.
Voor de definitie van visserijactiviteit wordt verwezen naar de definitie in de basisverordening. Deze definitie heeft betrekking op alle activiteiten die leiden tot het vangen en aanlanden van vis. Ook voor de definitie van vissersvaartuig wordt verwezen naar de basisverordening, met dien verstande dat hieraan wordt toegevoegd dat het om een vissersvaartuig moet gaan dat in het (Nederlandse) visserijregister is geschreven.
Vervolgens wordt voor de definitie van vismachtiging en visvergunning verwezen naar de definitie zoals opgenomen in de controleverordening. De visvergunning geeft het recht om een bepaalde vangstcapaciteit te gebruiken voor visserijactiviteiten. De vismachtiging geeft meer specifiek aan in welke gebieden gevist mag worden of bijvoorbeeld op welke gequoteerde bestanden mag worden gevist.
Voor de definitie van het begrip ‘zeedag’ wordt verwezen naar de betekenis die daaraan in Europees verband wordt gegeven, namelijk: elke doorlopende periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in een afgebakend visserijgebied.9
Het eerste lid bevat de kern van deze subsidiemodule: de minister kan subsidie verlenen aan eigenaren van vissersvaartuigen voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten. Het vissersvaartuig moet worden gesloopt. De sloopverplichting is geregeld in artikel 2.26.9 (verplichtingen subsidieontvanger). Dat de subsidiemodule alleen betrekking heeft op garnalenvissers blijkt uit de subsidievoorwaarden (tweede lid, onderdeel a).
Het tweede lid van artikel 2.26.2 bevat de subsidievoorwaarden.
Onderdeel a betreft in wezen de doelgroep van de subsidiemodule. Het gaat om eigenaren van vissersvaartuigen waarvoor geldt dat de totale hoeveelheid vis die daarmee in het kalenderjaar 2022, 2023 of 2024 is gevangen, voor ten minste 70 procent uit garnalen bestaat. Dit percentage verzekert dat het gaat om garnalenvissers. De minimale garnalenvangst moet in ten minste één van de kalenderjaren 2022, 2023 of 2024 zijn behaald. De minimale garnalenvangst hoeft dus niet in elk van deze jaren te zijn behaald. Voor de jaren 2022, 2023 en 2024 is gekozen omdat dit de meest recente referentiejaren zijn en zo wordt geborgd dat de vissers die in aanmerking komen de huidige garnalenvissers zijn. Het jaar 2023 werd gekenmerkt door zeer slechte garnalenvangsten, reden waarom ook het jaar 2022 als referentiejaar hierbij opgenomen is.
Als voorwaarde (onderdeel b) geldt verder dat het vissersvaartuig op 1 januari 2024 stond geregistreerd in het visserijregister. In de loop van 2024 is in de visserijsector bekend geworden dat aan een saneringsregeling werd gewerkt. Voor de datum van 1 januari 2024 is gekozen om te voorkomen dat (in het buitenland geregistreerde) visserijbedrijven die enkel met het oog op deelname aan de saneringsregeling een vissersvaartuig in het visserijregister hebben ingeschreven voor subsidie in aanmerking komen.
Onderdeel d bepaalt dat met het vissersvaartuig in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 58 dagen per jaar visserijactiviteiten moeten zijn bedreven. Het visserijsteunkader gaat uit van minimaal 90 actieve dagen per jaar (onderdeel 275, onder c), maar biedt de mogelijkheid om dat aantal naar rato van het aantal beschikbare dagen lager vast te stellen (onderdeel 276). Met het oog op het Nederlandse weekendverbod voor de garnalenvisserij – als gevolg waarvan het aantal beschikbare dagen kleiner is – is van die mogelijkheid gebruikt gemaakt. Het weekendverbod is geregeld in artikel 22 van de Uitvoeringsregeling visserij en houdt in dat het verboden is om van vrijdag 12.00 uur tot de daaropvolgende zondag 24.00 uur – in totaal 2,5 dag per week – buiten de haven te zijn met een vaartuig dat enig vistuig aan boord heeft geschikt voor het vangen van garnalen. Het minimale aantal actieve dagen per jaar is daarom – naar rato van het aantal beschikbare dagen per jaar van 234 – vastgesteld op 58. Bij de toetsing van deze subsidievoorwaarde wordt uitgegaan van het aantal unieke kalenderdagen waarop in een bepaald kalenderjaar tenminste één visserijactiviteit in het logboek is geregistreerd, ongeacht de duur van die activiteit.
In de onderdelen a en d wordt gebruik gemaakt van het begrip ‘logboekgegevens’. Dit begrip is gedefinieerd in artikel 2.26.1 (begripsbepalingen). Dit betekent dat alleen uit deze gegevens kan blijken dat aan de desbetreffende eisen wordt voldaan. Een eigenaar van een vissersvaartuig kan dat niet op een andere manier aantonen. De minister beschikt zelf over de logboekgegevens van vissersvaartuigen, voor zover die in het Nederlandse visserijregister staan ingeschreven. De subsidieaanvrager dient echter zelf de logboekgegevens aan te leveren voor zover het vissersvaartuig gedurende de peiljaren onder buitenlandse vlag heeft gevaren. Deze informatieverplichting is geregeld in artikel 2.26.7, onderdeel e.
Onderdeel e stelt als voorwaarde dat op 6 oktober 2025 voor het vissersvaartuig een garnalenvergunning geldt. Met dit onderdeel is, in samenhang met de afwijzingsgrond in artikel 2.26.6, onderdeel d, verzekerd dat een garnalenvergunning aan het vaartuig verbonden is, zodat die in het kader van de sanering kan worden ingetrokken. Het totaal aantal garnalenvergunningen wordt daardoor kleiner en er kan daadwerkelijk permanent minder op garnalen worden gevist.
Onderdelen c en f regelen dat op of na 6 oktober 2025 het vissersvaartuig niet meer wordt verhandeld en de ten behoeve van dat vissersvaartuig verleende visvergunning, vismachtigingen en schriftelijke toestemmingen na 6 oktober 2025 niet meer worden gewijzigd. Dit is nodig om voldoende tijd te reserveren voor de administratieve verwerking van deze wijzigingen en aldus de uitvoerbaarheid van de subsidiemodule te verzekeren.
Ook moet de aanvrager op grond van onderdeel g van dit artikel verklaren dat, als de subsidie wordt verleend, er zal worden voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikel 2.26.9. Dat betreft onder meer de sloopverplichting. Daarnaast moet de eigenaar van het vissersvaartuig verklaren dat de subsidie niet gebruikt zal worden aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een ander vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 18 van de EMFAF-verordening10. Ook zal de eigenaar van het vissersvaartuig moeten verklaren dat hij ervan op de hoogte is dat zijn garnalenvergunning, visvergunning, vismachtigingen en de schriftelijke toestemmingen die voor het vissen met het vissersvaartuig zijn verleend door de minister zullen worden ingetrokken. Intrekking van de schriftelijke toestemming ten behoeve van de sleepnetvisserij in de Oosterschelde zal betekenen dat ook de vrijstelling van artikel 43 van de Uitvoeringsregeling visserij niet meer geldt. De grondslag voor de intrekking van de garnalenvergunning staat in artikel 70, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij. Dit artikellid is in de onderhavige regeling geactualiseerd. De grondslag voor de intrekking van de visvergunning is te vinden in artikel 96, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Dit onderdeel is in de onderhavige regeling eveneens geactualiseerd. In artikel 7, vierde lid, van de controleverordening is opgenomen dat de vismachtiging automatisch wordt ingetrokken als de visvergunning voor het vaartuig is ingetrokken. In artikel 100, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij is opgenomen dat de minister de vismachtiging intrekt als de visvergunning is ingetrokken.
Tot slot worden, in uitzonderingsgevallen en alleen op verzoek van de pandhouder, pandrechten op een garnalenvergunning of vismachtiging geregistreerd bij RVO. In de gevallen dat er sprake is van een registratie van pandrechten dient er bij de aanvraag om subsidieverlening een verklaring van de pandhouder te worden bijgevoegd dat deze instemt met beëindiging van de registratie van het pandrecht indien de subsidie verleend wordt.
De hoogte van de subsidie die ondernemers ontvangen voor het beëindigen van de visserijactiviteiten en de sloop van hun vaartuig, bestaat uit een bedrag per zeedag die met het betrokken vissersvaartuig is gemaakt verminderd met een bedrag per brutotonnage van het vaartuig.
Voor het aantal zeedagen wordt uitgegaan van het hoogste aantal in één van de kalenderjaren 2021, 2022, 2023 of 2024. Voor deze jaren is gekozen omdat het aantal gemaakte zeedagen van jaar tot jaar kan variëren. Er is gekozen voor relatief veel referentiejaren om op die manier rekening te houden met externe omstandigheden die mogelijk van invloed zijn geweest op het aantal gemaakte zeedagen, zoals bijvoorbeeld de crisis van het coronavirus, hoge olieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne en het grillige populatiepatroon van de garnaal.
Een zeedag is niet een kalenderdag. Evenals in het onderzoek van WEcR dat aan dit onderdeel van de subsidiemodule ten grondslag ligt, wordt hier onder het begrip zeedag verstaan: elke doorlopende periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in een afgebakend visserijgebied (zie de begripsbepaling in artikel 2.25.1 en de toelichting daarbij).
Het bedrag per zeedag en het bedrag per brutotonnage zijn opgenomen in bijlage 2.26.
Het tweede lid bepaalt dat de brutotonnage zoals die op de 6 oktober 2025 was ingeschreven in het visserijregister bij het vissersvaartuig, gebruikt zal worden bij de berekening van het subsidiebedrag. In de uitvoering is het immers gemakkelijker als er met een gefixeerde lijst van brutotonnages gewerkt kan worden. Daarom is gekozen om voor de brutotonnage een peildatum te kiezen die niet ver in het verleden ligt.
Het derde lid regelt dat de vergoeding die een eigenaar krijgt van het sloopbedrijf in mindering wordt gebracht op de subsidie. Eventuele sloopkosten worden van deze vergoeding afgetrokken. Deze bepaling is opgenomen om overcompensatie te voorkomen.
In het vierde lid is een regeling opgenomen voor het geval het vissersvaartuig vergaat tussen het tijdstip waarop de subsidie is verleend en het moment dat het vaartuig voor sloop wordt overgedragen aan het sloopbedrijf. In dat geval wordt ook de door de verzekering uitgekeerde vergoeding afgetrokken van de subsidie. Artikel 2.26.10, vierde lid, voorziet in de stukken die in een dergelijk geval moeten worden verstrekt bij de aanvraag voor subsidievaststelling. In een dergelijk geval moet de subsidieontvanger aan alle verplichtingen van de subsidie blijven voldoen.
Dit artikel regelt de wijze waarop de minister het beschikbare subsidieplafond zal verdelen. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van de volgorde van binnenkomst. Dit betreft dus het uitgangspunt dat ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’.
Het eerste lid regelt dat de realisatietermijn één jaar bedraagt. Dat betekent dat het vissersvaartuig binnen één jaar na de subsidieverlening gesloopt moet zijn. Die termijn kan op grond van het tweede lid op verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste één jaar worden verlengd indien dit naar het oordeel van de minister passend en geboden is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de capaciteit van de sloopbedrijven aan tijdige sloop van het vissersvaartuig in de weg staat. De minister zal een verzoek om verlenging van de termijn niet inwilligen als aan dat verzoek bijvoorbeeld de wens ten grondslag ligt om langer door te vissen en aldus de visserijactiviteiten nog niet definitief te beëindigen.
Dit artikel bevat bijzondere afwijzingsgronden. Deze afwijzingsgronden gelden in aanvulling op de algemene afwijzingsgronden bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit. In onderdeel a van dit artikel wordt verwezen naar de verplichtingen op grond van artikel 2.26.9, eerste tot en met vierde, zevende en negende lid, van deze regeling. Daaronder valt ook de sloopverplichting. Als de minister het onaannemelijk acht dat een aanvrager zich tijdig aan deze verplichtingen kan of zal houden, dan wordt de aanvraag om die reden afgewezen.
In onderdeel b is opgenomen dat de aanvraag wordt afgewezen indien het vissersvaartuig niet staat ingeschreven in het visserijregister op het moment van subsidieverlening. Als een vissersvaartuig niet meer in het visserijregister staat ingeschreven wordt ook de visvergunning ingetrokken (artikel 96, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij). Deze afwijzingsgrond dient een tweeledig doel. In de eerste plaats wordt hiermee verzekerd dat de capaciteit van het vissersvaartuig apart wordt geregistreerd en de totale vangstcapaciteit van de Nederlandse vloot daadwerkelijk definitief wordt verlaagd. Hiermee wordt voldaan aan artikel 22, zesde lid, van de basisverordening waarin is bepaald dat vangstcapaciteit die met overheidssteun wordt onttrokken, niet wordt vervangen. Daarnaast beoogt onderdeel b dat de subsidie een stimulerend effect heeft op het definitief beëindigen van visserijactiviteiten.
Een aanvraag om subsidieverlening wordt ook afgewezen als het vissersvaartuig niet meer in eigendom is van de subsidieaanvrager of als de subsidieaanvrager niet beschikt over een geldige garnalenvergunning die ten behoeve van het vaartuig is verleend (onderdelen c en d). Daarmee is verzekerd dat er een vissersvaartuig is dat wordt gesloopt en dat er een garnalenvergunning is die wordt ingetrokken.
Voorts wordt de aanvraag afgewezen als toekenning van de subsidie zou leiden tot een schending van het toepasselijke Unierecht, waaronder situaties, genoemd in onderdelen 61 en 136 van het visserijsteunkader (onderdeel e). Specifiek gaat het dan over situaties waarin de subsidieontvanger een ernstige inbreuk heeft gepleegd als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/200811 of in artikel 90 van de controleverordening, of in andere door het Europees Parlement en de Raad in het kader van het GVB vastgestelde wetgeving, betrokken is geweest bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van een vissersvaartuig op de Unielijst van IOO-vaartuigen als bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of van een vaartuig dat de vlag voerde van een land dat overeenkomstig artikel 33 van die verordening als niet-meewerkend derde land is aangemerkt, of een van de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG12 beschreven milieudelicten heeft gepleegd. Deze afwijzingsgrond komt wat inhoud betreft overeen met artikel 11 van de EMFAF-verordening. De beoordeling van deze afwijzingsgrond geschiedt op dezelfde wijze. Dit betekent dat indien een aanvraag niet ontvankelijk zou zijn op basis van artikel 11 van de EMFAF-verordening, deze afgewezen wordt.
Artikel 19 van het Kaderbesluit regelt dat een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld. Dit betreft een formulier dat via de website www.rvo.nl beschikbaar zal worden gesteld.
Artikel 2.26.7 bepaalt welke stukken en gegevens in elk geval met de aanvraag moeten worden meegestuurd. Dat betreft onder meer logboekgegevens over de genoemde peiljaren voor zover het vissersvaartuig gedurende die jaren, of gedurende delen daarvan, onder buitenlande vlag heeft gevaren (onderdeel e). De minister beoordeelt aan de hand van de logboekgegevens of is voldaan aan de subsidievoorwaarden bedoeld in artikel 2.26.2, tweede lid, onderdelen a en d. Ook zijn de logboekgegevens nodig om de hoogte van de subsidie te bepalen (artikel 2.26.3, eerste lid). De minister beschikt zelf over de logboekgegevens van vissersvaartuigen voor zover die in het visserijregister staan ingeschreven. Bij de minister zijn echter geen logboekgegevens aanwezig over periodes waarin een vissersvaartuig onder buitenlandse vlag heeft gevaren, met uitzondering van de activiteiten die in Nederlandse wateren of havens hebben plaatsgevonden. De logboekgegevens van een vissersvaartuig die onder buitenlandse vlag van activiteiten buiten de Nederlandse wateren of havens moet de aanvrager daarom zelf aanleveren. De minister zal dan beoordelen of de aangeleverde gegevens de benodigde informatie bevatten en voldoende betrouwbaar zijn.
Dit artikel regelt dat de minister ambtshalve één keer een voorschot verstrekt van 10 procent van het maximale hoogte van de subsidie. Het voorschot wordt verstrekt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening. Hiermee wordt afgeweken van de artikelen 45 tot en met 47 van het Kaderbesluit. Die artikelen kennen een voorschotsystematiek die niet past bij het karakter van de onderhavige saneringsregeling. Artikel 48, derde lid, onder a, van het Kaderbesluit geeft de grondslag voor afwijking van de artikelen 45 tot en met 47. Bij de verstrekking van de saneringssubsidie wordt nauw aangesloten bij de voorwaarden van het Europese steunkader.
Dit artikel bevat de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. Deze verplichtingen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld in hoofdstuk 11 van het Kaderbesluit dat eveneens ziet op verplichtingen van de subsidieontvanger. Daarbij wordt opgemerkt dat de verplichtingen van artikel 39 en artikel 40 van het Kaderbesluit niet passen bij het karakter van deze subsidiemodule. Daarom bepaalt het achtste lid van artikel 2.26.9 dat die verplichtingen niet van toepassing zijn.
De verplichtingen genoemd in het eerste lid van artikel 2.26.9 moet de subsidieontvanger uitvoeren voordat subsidievaststelling wordt aangevraagd. De verplichting opgenomen in onderdeel a bevat de kern: de subsidieontvanger moet ervoor zorgen dat het vissersvaartuig wordt gesloopt. Als het vissersvaartuig daadwerkelijk wordt gesloopt, dient de teboekstelling van het vaartuig in de openbare registers te worden doorgehaald (onderdeel b). De doorhaling van de teboekstelling is geregeld in artikel 195 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Ook moet de subsidieontvanger er zorg voor dragen dat het sloopbedrijf een sloopverklaring afgeeft (onderdeel c). Het model van de benodigde sloopverklaring zal door minister ter beschikking worden gesteld via de website www.rvo.nl. Deze verklaring dient door het sloopbedrijf te worden ingevuld. De verplichting tot sloop leidt ertoe dat de eigenaar van het vissersvaartuig melding moet doen aan de minister van het feit dat het vissersvaartuig niet meer wordt gebruikt als een vissersvaartuig en is gesloopt op grond van artikel 7, eerste lid, onderdelen a of c, van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998. Voor de volledigheid is deze verplichting opgenomen in artikel 2.26.9, eerste lid, onderdeel d. Als gevolg van deze melding zal de minister besluiten om de inschrijving van het vissersvaartuig door te halen op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998.
De verplichting om vijf jaar en vier weken lang geen nieuw vaartuig in het visserijregister in te schrijven is opgenomen in het tweede lid. Deze verplichting vloeit voort uit het visserijsteunkader (onderdeel 275, onder f). Hierin is opgenomen dat deze verplichting geldt gedurende vijf jaar na ontvangst van de steun. Deze termijn begint te lopen op het moment dat de subsidie is aangevraagd en loopt tot en met vijf jaar en vier weken na de subsidievaststelling. Hierbij is rekening gehouden met de daadwerkelijke overboeking van het bedrag na het verzenden van de beschikking tot subsidievaststelling en wordt invulling gegeven aan de verplichting, opgenomen in onderdeel 275, onderdeel f, uit het visserijsteunkader. Voor de overboeking van de (resterende) betaling is maximaal vier weken nodig. Deze overboeking wordt pas gerealiseerd nadat de beschikking tot subsidievaststelling is verstuurd. Daarnaast geldt de verplichting om binnen die termijn het motorvermogen of tonnage van een ander vissersvaartuig niet te verhogen. Deze verplichting vloeit voort uit het visserijsteunkader (onderdeel 278) en brengt ook met zich dat de subsidieontvanger in de diezelfde termijn van vijf jaar en vier weken niet met meer capaciteit op garnalen gaat vissen. Hij mag dus een eventueel ander vissersvaartuig niet in gebruik nemen voor het vissen op garnalen. Evenmin mag het motorvermogen of brutotonnage van eventueel andere vissersvaartuigen worden verhoogd. In beide situaties geldt dat in verband daarmee dus ook geen garnalenvergunning mag worden aangevraagd voor een ander vissersvaartuig.
In het vierde lid is geregeld dat deze verplichtingen gelden voor de hele groep indien de eigenaar van het gesaneerde vaartuig onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen. Dat betekent ook dat het vervangen van een ander vaartuig binnen dezelfde onderneming of groep van ondernemingen gedurende vijf jaar en vier weken na de subsidievaststelling niet is toegestaan. Dit geldt ook voor een onderneming in de periode van vijf jaar en vier weken na de subsidievaststelling onderdeel gaat uitmaken van een groep waarbinnen een rechtspersoon subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidiemodule. Wat onder een groep wordt verstaan is geregeld in artikel 1 van het Kaderbesluit. Ook in deze periode van vijf jaar en vier weken is rekening gehouden met de daadwerkelijke overboeking van het bedrag na het verzenden van de beschikking tot subsidievaststelling.
De verplichtingen in het eerste, tweede en derde lid berusten bij de subsidieontvanger. Indien de subsidieontvanger een rechtspersoon is, kan het zijn dat deze rechtspersoon wordt opgeheven gedurende de periode dat de verplichtingen nog doorlopen. De verplichtingen gaan dan over op de uiteindelijk begunstigde. Dit is geregeld in het vijfde lid. Bij de inschrijving van een vaartuig in het visserijregister zal de RVO controleren of er geen uiteindelijk begunstigde van een saneringssubsidie bij betrokken is.
In het zesde lid is geregeld dat de verplichting om het vaartuig te slopen niet geldt in de situatie dat het vissersvaartuig is vergaan in de periode tussen de subsidieverlening en subsidievaststelling.
Ingevolge het zevende lid dient de subsidieontvanger zich te onthouden van gedragingen die leiden tot situaties, genoemd in onderdelen 61 en 136 van het visserijsteunkader. Deze verplichting volgt uit onderdeel 136 waarin opgenomen is dat steunmaatregelen dienen te waarborgen dat de begunstigde de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleeft en dit blijft doen gedurende de gehele periode van uitvoering van het project en gedurende een periode van vijf jaar na de definitieve betaling van de steun aan de onderneming. In onderdeel 61 van het visserijsteunkader zijn situaties opgenomen waarin sprake is van overtreding van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De periode van vijf jaar na de definitieve betaling van de steun aan de onderneming eindigt op vijf jaar en vier weken na de subsidievaststelling. Met het bepalen van deze periode is, net als in het tweede en vierde lid, rekening gehouden met de tijd van daadwerkelijke overboeking van het bedrag (de ontvangst van de steun) na het verzenden van de beschikking tot subsidievaststelling.
Ten slotte is het de subsidieontvanger niet toegestaan om de subsidie te besteden aan de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig, tenzij wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 18 van de EMFAF-verordening. Steun aan bedrijven voor investeringen die de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig behelzen, moeten aan de gestelde eisen voldoen om de energie-efficiëntie te verhogen en de CO2-uitstoot te verminderen.
Artikel 50 van het Kaderbesluit bepaalt dat de aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld. Dit betreft een formulier dat via de website www.rvo.nl beschikbaar zal worden gesteld. Artikel 50 van het Kaderbesluit regelt ook welke bescheiden in ieder geval bij de aanvraag om subsidievaststelling moeten worden overgelegd.
Artikel 2.26.10, eerste lid, regelt welke bescheiden in aanvulling daarop moeten worden aangeleverd. Dat betreft de overeenkomst met het sloopbedrijf. Hieruit moet blijken welke vergoeding de subsidieontvanger heeft of zal ontvangen voor het vissersvaartuig. Verder moet de sloopverklaring worden meegestuurd, en een afschrift van de doorhaling van de teboekstelling.
Het tweede lid bepaalt dat – in afwijking van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit – geen controleverklaring behoeft te worden overgelegd. Zo’n controleverklaring voegt niets toe aan de sloopverklaring die al met de aanvraag moet worden meegestuurd.
In het derde lid is opgenomen dat de minister ten behoeve van de vaststelling van de subsidie nog aanvullende informatie of bewijsstukken kan opvragen bij de subsidieontvanger. Deze stukken mogen alleen worden opgevraagd als ze nodig zijn om te beoordelen of er is voldaan aan de bij deze regeling gestelde eisen.
In het vierde lid is een regeling opgenomen voor de situatie waarin het vissersvaartuig tussen het moment van subsidieverlening en het moment waarop het vaartuig fysiek wordt overgedragen aan het sloopbedrijf, vergaat. In dat geval dient de subsidieontvanger een bewijs te verstrekken waaruit blijkt dat het vissersvaartuig is vergaan. Daarnaast moet een verklaring worden meegestuurd van de verzekeringsmaatschappij waaruit de hoogte van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding blijkt. Deze gegevens komen in plaats van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.
De regeling vervalt op 1 januari 2030. De opgenomen vervaldatum hangt samen met artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, dat voorschrijft dat een subsidieregeling van een horizonbepaling voorzien moet zijn.
Met dit onderdeel is een bijlage toegevoegd aan de RNES. In deze bijlage zijn de bedragen per zeedag en per brutonnage opgenomen, waar naar verwezen wordt in artikel 2.26.3.
Dit artikel strekt tot wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025, om de openstelling en het subsidieplafond van de nieuwe subsidiemodule te regelen. Met deze wijziging wordt de subsidiemodule opengesteld van 3 november 2025 t/m 2 februari 2026. Het subsidieplafond voor deze openstelling bedraagt € 40.000.000.
Dit artikel wijzigt artikel 70, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij. Dat artikellid bevat intrekkingsgronden voor de garnalenvergunning en wordt om technische redenen gewijzigd. Onderdeel a bevatte een foutieve verwijzing (naar het tweede lid, waar het derde lid is bedoeld) die met deze wijziging is hersteld. Onderdeel b bevatte een verwijzing naar een Europese verordening die met ingang van 1 januari 2007 is ingetrokken, en is daarom gewijzigd.
In het kader van de nieuwe subsidiemodule in titel 2.26 van de RNES (Sanering garnalenvisserij) zullen garnalenvergunningen die aan te slopen vissersvaartuigen verbonden zijn worden ingetrokken. Intrekking van de garnalenvergunning zal telkens plaatsvinden met gebruikmaking van de intrekkingsgrond van het gewijzigde onderdeel b, namelijk omdat de visserijactiviteiten van het vissersvaartuig definitief worden stopgezet en ten aanzien van de stopzetting door de minister subsidie is verleend.
Dit artikel wijzigt artikel 96, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Artikel 96, eerste lid, bevat intrekkingsgronden voor de visvergunning. Onderdeel c strekt tot intrekking van de visvergunning in het geval van stopzetting van visserijactiviteiten. Met het vervallen van de zinssnede ‘als bedoeld in artikel 20 van de EMFAF-verordening’ in onderdeel c, is deze intrekkingsgrond ook toepasbaar met betrekking tot de nieuwe subsidiemodule in titel 2.26 van de RNES (Sanering garnalenvisserij).
In het kader van de nieuwe saneringsregeling zullen visvergunningen die aan te slopen vissersvaartuigen verbonden zijn worden ingetrokken. Intrekking van de visvergunning zal telkens plaatsvinden met gebruikmaking van de intrekkingsgrond van het gewijzigde onderdeel c.
Dit artikel wijzigt de Beleidsregel verlagen subsidies EMFAF en BAR. In deze beleidsregel is vastgesteld hoe omgegaan wordt met het verlagen van subsidies, wanneer subsidieontvangers de regels van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021, de EMFAF-Verordening of hoofdstuk 2 van Tijdelijke subsidieregeling BAR visserij niet naleven. Aan deze regels is toegevoegd de nieuwe subsidiemodule in titel 2.26 van de RNES.
In artikel 10 is het kortingspercentage bepaald voor de situatie waarin de subsidieontvanger niet voldoet aan de subsidieverplichting om zich tot vijf jaar en vier weken na de subsidievaststelling te onthouden van een schending van artikel 2.26.9, zevende lid, van de Regeling sanering garnalenvisserij. Het betreft hier zogenoemde ernstige inbreuken, dit zijn gevallen waarin belangrijke verplichtingen niet worden nagekomen. Net als bij de tijdelijke subsidieregeling BAR visserij geldt voor de subsidieregeling sanering garnalenvisserij een afwijkend kortingspercentage. De reden hiervoor zijn hetzelfde. Ten eerste is het voor deze subsidie een voorwaarde dat het vissersvaartuig onklaar wordt gemaakt of wordt gesloopt. De subsidie is bedoeld als een overbrugging naar het vinden van een nieuwe bron van inkomsten. Als het vissersvaartuig onklaar is gemaakt of is gesloopt, is de ontvanger zijn belangrijkste bedrijfsmiddel kwijt. Bovendien mag hij gedurende vijf jaar geen nieuw vissersvaartuig inschrijven (zie artikel 2.26.9, tweede lid). Het onklaar maken en slopen van het vissersvaartuig is onomkeerbaar. Als de subsidie van de ontvanger met (bijna) 100% gekort wordt, is de ontvanger al zijn inkomsten uit zijn gesloopte vissersvaartuig kwijt. Hierin verschilt de situatie van korting ook essentieel van de situatie waarin iemand vanwege een ernstige inbreuk niet ontvankelijk wordt verklaard voor een saneringssubsidie. Deze persoon beschikt dan nog over zijn vissersvaartuig en heeft daarmee een mogelijke bron van inkomsten. Het omslagpunt ligt in deze beleidsregel dan ook op het moment dat het vissersvaartuig wordt uitgeschreven uit het visserijregister zoals geregeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen. Als er een vaststellingsbeschikking is gegeven, is het vissersvaartuig sowieso al gesloopt omdat dit een voorwaarde is voor vaststelling (zie artikel 2.26.10). Een tweede reden voor een afwijkend kortingsregime heeft te maken met de hoogte van het subsidiebedrag. Bij een saneringssubsidie gaat het over relatief hoge subsidiebedragen. Het verliezen van misschien wel ruim een miljoen euro als gevolg van het plegen van een ernstige inbreuk is disproportioneel in vergelijking met de korting op (andere) EMFAF-subsidies die over het algemeen veel minder hoog zijn.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling. Ten aanzien van de invoeringstermijn van ten minste twee maanden tussen bekendmaking en inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De doelgroep wordt zowel ten tijde van de publicatie als voorafgaand aan de datum van openstelling van de regeling uitgebreid geïnformeerd over de subsidieregeling. Om deze reden wordt niet verwacht dat een afwijking van de minimuminvoeringstermijn tot problemen leidt. De doelgroep van de regeling is daarnaast gebaat bij een spoedige inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Beoordeling van ecologische effecten van garnalenvisserij op bodem en biota: Mate van wetenschappelijke onderbouwing (Wageningen Marine Research, 2023).
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 juli 2022, tot vaststelling van subsidie-instrumenten voor de visserij ter vermindering van de gevolgen van Brexit, betaald uit de Brexit Adjustment Reserve (Tijdelijke subsidieregeling vermindering gevolgen Brexit voor de visserij), Stcrt. 2022, nr. 19616.
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU L 343).
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PbEU 2017, L 34).
Bijlage bij artikel 1 van Gedelegeerd besluit (EU) 2021/1167 van de Commissie van 27 april 2021 tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022 (PbEU 2021, L 253).
Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PbEU 2021, L 247).
Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999, (PbEU 2008, L 286).
Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht, (PbEU 2008, L 328).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-22112.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.