Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatscourant 2025, 18441 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatscourant 2025, 18441 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Gelet op de artikelen 6, aanhef en vijfde lid, onderdeel b, 8, eerste en tweede lid, 9, tweede lid, 11, derde lid, 14 en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies en artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, c, f en m, van de Kaderwet overige BZK-subsidies;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
gebied, bestaande uit alle postcodes in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo, met uitzondering van het versterkingsgebied;
adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;
de totale oppervlakte van het gebouw binnen de thermische schil;
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), laatstelijk gewijzigd door Verordening (EU) 2023/1315 (PbEU 2023, L 167);
de totale verliesoppervlakte van het gebouw binnen de thermische schil;
basisregistratie adressen en gebouwen als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;
a. waarvan ten minste 70% van de massa bestaat uit biobased materiaal, zoals blijkt uit de materiaalsamenstelling van het product genoemd in de environmental product declaration van de fabrikant; en
b. met een maximale milieukostenindicator van 0,85, genoemd in de categorie 1-productkaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product, bij een Rd-waarde van 3,5 m2K/W;
maatregel waarbij een laag isolatiemateriaal op de bodem van de kruipruimte wordt aangebracht;
bedrijf dat is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid, bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
door de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland bindend verklaarde Nationale Beoordelingsrichtlijn 9500, zoals vastgesteld op 1 juli 2023, inclusief latere wijzigingen;
verklaring als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de de-minimisverordening;
Verordening (EU) van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2023, L 2023/2831);
woningeigenaars, eigenaar-bewoners of verhuurders die maximaal één gebouw verhuren, die niet in de hoedanigheid van ondernemer, zelf de isolatie- en ventilatiemaatregelen uitvoeren;
eigenaar van een gebouw, woonboot dan wel woonwagen, dat onderdeel is van een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging en daar zijn hoofdverblijf heeft;
isolatieplan voor een rijks-, provinciaal- of gemeentelijk monument dat getoetst is aan cultuurhistorische waarden en wordt aangeboden vanuit het ontzorgingsprogramma maatregel 29;
voor bewoning bestemde gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan dan wel een recreatiewoning met een woonfunctie in de BAG;
gebouw of deel van een gebouw dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister, bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet;
vereniging van eigenaars, bestaande uit een combinatie van eigenaar-bewoners, woningcorporaties of verhuurders als leden;
investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing als bedoeld in titel 4.5. van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies;
natuurlijke persoon of ondernemer die bewoners, verhuurders, bewonerscollectieven of organisaties adviseert bij het isoleren of ventileren van gebouwen, die een opleiding heeft voltooid die passend is voor een bekwame uitvoering van zijn rol binnen deze regeling, en die voldoet aan de eisen die voor de isolatieadviseur basis zijn opgenomen op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/eisenisolatieadviseurs;
natuurlijke persoon of ondernemer die bewoners, verhuurders, bewonerscollectieven of organisaties adviseert bij het isoleren of ventileren van gebouwen, die een opleiding heeft voltooid die passend is voor een bekwame uitvoering van zijn rol binnen deze regeling, die berekeningen kan uitvoeren volgens NTA 8800 en die voldoet aan de eisen die voor de isolatieadviseur uitgebreid zijn opgenomen op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/eisenisolatieadviseurs;
natuurlijke persoon of ondernemer die bewoners, verhuurders, bewonerscollectieven of organisaties adviseert bij het isoleren of ventileren van een gebouw zijnde een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument, die een opleiding heeft voltooid die passend is voor een bekwame uitvoering van zijn rol binnen deze regeling, en die voldoet aan de eisen die voor de isolatieregisseur voor monumenten zijn opgenomen op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/eisenisolatieadviseurs;
catalogus van maatregelen en marktconforme prijzen voor de subsidiabele activiteiten, gepubliceerd op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/maatregelencatalogus;
catalogus van maatregelen en marktconforme prijzen voor de subsidiabele activiteiten voor doe-het-zelvers, gepubliceerd op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/maatregelencatalogus;
afdichting van openingen rondom bouwkundige elementen waar lucht ongecontroleerd naar binnen of buiten kan stromen, door middel van onder andere borstelstrips, kit, schuimband, tape of tochtstrips;
nummer waarmee het branchegerelateerd bedrijf of de aanvrager staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007;
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
gebouw of deel van een gebouw dat is ingeschreven in het provinciaal erfgoedregister, genoemd in artikel 3.17, vierde lid, van de Erfgoedwet;
Besluit van de Europese Commissie van 27 januari 2022 inzake Steunmaatregel SA.100273 (2021/N) inhoudende een regionale steunkaart voor Nederland die specifieke steunopslagen mogelijk maakt voor regionale steungebieden in onder meer de provincies Groningen en Drenthe;
gebouw of deel van een gebouw dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;
door de Rijksoverheid aangegeven halfjaarlijks bepaalde bedrag in de Normenbrief, ontleend aan de Toeslagenwet en gebaseerd op iemands leeftijd en burgerlijke staat, dat iemand minimaal nodig heeft om van te leven;
standaard voor de maximale warmtebehoefte om een gebouw aardgasvrij te maken, opgenomen in bijlage II bij deze regeling;
Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen;
Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars;
thermische schil als beschreven in de meest recente druk van ISSO-publicatie 82.1;
Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die één of meer huurwoningen in eigendom heeft, niet zijnde een woningcorporatie;
gebied, gepubliceerd op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/definitieversterkingsgebied;
maatregel waarbij isolatiemateriaal wordt aangebracht aan de bovenkant of aan de onderkant van de vloer, of waarbij de gehele kruipruimte wordt gevuld met isolatiemateriaal;
vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 112, eerste lid, onderdeel e, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
berekening van het thermisch verlies van een gebouw, zodat kan worden bepaald wat het benodigde vermogen van een verwarmingssysteem moet zijn gelet op een bepaalde buitentemperatuur in de winter;
wooncoöperatie als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Woningwet;
toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;
eigenaar van een gebouw, woonboot dan wel woonwagen, niet zijnde onderdeel van een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging of eigendom van een verhuurder of woningcorporatie;
vereniging die eigenaar is van één of meer gebouwen en waarvan de leden het recht hebben om in een bepaalde woning die deel uitmaakt van dat gebouw of die gebouwen te wonen.
1. Deze regeling heeft tot doel verduurzaming van gebouwen, woonboten en woonwagens in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo te stimuleren door middel van het verstrekken van subsidie aan de doelgroep, bedoeld in het tweede lid.
2. De doelgroep van deze regeling zijn woningeigenaars, eigenaar-bewoners, verhuurders, wooncoöperaties, woonverenigingen, VvE’s en woningcorporaties met een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE, die eigenaar zijn van of opgericht zijn voor een gebouw, woonboot of woonwagen in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo.
1. Bij de verstrekking van een subsidie op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling, wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.
2. Bij de verstrekking van een subsidie op grond van hoofdstuk 3 van deze regeling, wordt toepassing gegeven aan hoofdstukken I en II en artikel 38bis, leden 11, 14 tot en met 16, van de algemene groepsvrijstellingverordening of de de-minimisverordening.
1. De minister verstrekt op aanvraag van een woningeigenaar, eigenaar-bewoner, het bestuur van een VvE, verhuurder, bestuur van een wooncoöperatie of bestuur van een woonvereniging die behoort tot de doelgroep uit artikel 2, tweede lid, subsidie voor de volgende activiteiten:
a. isolatiemaatregelen, inhoudende:
1°. het aanbrengen van spouwmuurisolatie;
2°. het aanbrengen van zolder- of vlieringisolatie;
3°. het aanbrengen van binnen- of buitengevelisolatie;
4°. het aanbrengen van vloerisolatie;
5°. het aanbrengen van bodemisolatie;
6°. het aanbrengen van schuimbeton met een Rd-waarde van minimaal 3,5 m2K/W;
7°. het aanbrengen van dakisolatie bij een plat dak, of bij een hellend dak van binnenuit;
8°. het vervangen van bestaand glas door HR++-glas zonder nieuwe kozijnen;
9°. het vervangen van bestaand glas door HR++-glas met nieuwe kozijnen, waarvoor uitsluitend subsidie kan worden aangevraagd indien een opdracht daarvoor is verleend of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering daarvan is gestart vanaf 25 april 2023 en vóór 10 maart 2025;
10°. het vervangen van een dak, gevel of vloer, waarvoor uitsluitend subsidie kan worden aangevraagd indien een opdracht daarvoor is verleend of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering daarvan is gestart vanaf 25 april 2023 en vóór 10 maart 2025;
11°. het vervangen van bestaand glas door triple glas met nieuwe kozijnen;
12°. het plaatsen van voor- of achterzetbeglazing;
13°. indien sprake is van een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument, het vervangen van glas door monumentenglas of vacuümglas;
14°. indien sprake is van een karakteristiek, beeldbepalend dan wel beeldondersteunend gebouw, het vervangen van glas door HR++-glas, dan wel het vervangen van glas door vacuümglas indien HR++-glas niet toegepast kan worden;
15°. het aanbrengen van kierdichting;
16°. het aanbrengen van een kozijnpaneel of deurisolatie; of
17°. het vervangen van een buitendeur door een nieuwe isolerende deur;
b. ventilatiemaatregelen, waaronder:
1°. natuurlijke ventilatie (type A);
2°. mechanische ventilatie (type C+);
3°. decentrale balansventilatie (type D); of
4°. indien sprake is van een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument: centrale balansventilatie (type D);
c. het natuurvrij maken van het gebouw, de woonboot of woonwagen door het nemen van noodzakelijke, mitigerende maatregelen, uitgevoerd door een isolatiebedrijf met het keurmerk natuurvriendelijk isoleren.
2. Van subsidie is uitgesloten:
a. het aanschaffen en installeren van installaties,waaronder in ieder geval vloerverwarming of -koeling, radiatoren, warmtepompen, biomassaketels, thuisbatterijen, rolluiken, zonneboilers, airconditioning en zonnepanelen vallen; en
b. in het geval van een subsidie voor het aanbrengen van bodemisolatie, het aanbrengen van schuimbeton, het vervangen van bestaand glas door triple glas met nieuwe kozijnen, of een maatregel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, waarmee een hogere isolatiewaarde wordt behaald dan noodzakelijk is om de standaard voor woningisolatie te behalen: de kosten uit categorie 2 en categorie 3 van de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus.
3. De over de in het eerste lid genoemde activiteiten verschuldigde btw komt tevens voor subsidie in aanmerking.
4. Doe-het-zelvers kunnen subsidie aanvragen voor de maatregelen die zijn opgenomen in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf. Andere aanvragers kunnen subsidie aanvragen voor de maatregelen die zijn opgenomen in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus.
1. Het subsidieplafond bedraagt in 2025 € 125 miljoen.
2. In de beschikking tot subsidieverlening verleent de minister een voorschot van maximaal 100% voor de isolatie- en ventilatiemaatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien door de aanvrager bij de aanvraag een factuur daarvan is overgelegd.
3. De minister kan na de beschikking tot subsidieverlening en vóór de beschikking tot subsidievaststelling een voorschot van maximaal 100% voor de isolatie- en ventilatiemaatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, verlenen, indien een aanvrager hierom verzoekt en bij de aanvraag daartoe een deel- dan wel eindfactuur van deze isolatie of ventilatiemaatregelen overlegt.
4. De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
5. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één volledige aanvraag is ontvangen, stelt de minister de onderlinge rangschikking van aanvragen vast op volgorde van binnenkomst.
6. Indien gedurende een kalenderjaar voortijdig het subsidieplafond wordt bereikt, worden de aanvragen aan een wachtlijst toegevoegd om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van deze regeling in het daaropvolgende jaar en op 1 januari van het nieuwe jaar op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen. De beslistermijn wordt dienovereenkomstig verlengd. Dit is niet van toepassing op het laatste subsidiejaar.
1. De subsidie wordt uitbetaald aan de aanvrager, bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien het een subsidie op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling betreft, of een subsidie op grond van artikel 13, vierde lid, of artikel 17, vierde lid, of indien de aanvrager een doe-het-zelver is.
2. Indien het een andere subsidie betreft dan de subsidies, bedoeld in het eerste lid, wordt de subsidie uitbetaald aan:
a. het Nationaal Warmtefonds, indien dit op verzoek is van de aanvrager en diegene daarmee een lening heeft afgesloten;
b. de gemeente, indien zij deze subsidie heeft voorgefinancierd; of
c. het branchegerelateerd bedrijf dat de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor subsidie wordt verstrekt zal gaan uitvoeren of al dan niet deels heeft uitgevoerd, indien de factuur van deze maatregelen nog niet door de aanvrager, het Warmtefonds of de gemeente is betaald.
1. Alleen de isolatie- en ventilatiemaatregelen die binnen de bestaande thermische schil vallen zijn subsidiabel, uitgaande van de situatie tot 25 april 2023.
2. Het gebouw is geregistreerd als woonfunctie in de BAG. De ligplaats van de woonboot is geregistreerd in de BAG of de standplaats van de woonwagen is geregistreerd in de BAG.
3. De subsidie is gebonden aan het gebouw, de woonboot of woonwagen.
4. In afwijking van het derde lid is de aanvullende subsidie die aan aanvragers met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum wordt verstrekt op grond van artikelen 13, vierde lid, onderdelen a en b, of 17, vierde lid, onderdelen a en b, persoonsgebonden en bedoeld voor het treffen van isolatie- en ventilatiemaatregelen die onder deze regeling vallen en waartoe een aanvraag is ingediend.
5. Als op grond van deze regeling al subsidie is verstrekt voor het treffen van maatregelen aan een gebouw, woonboot of woonwagen en deze van eigenaar verandert, heeft de nieuwe eigenaar alleen recht op het eventuele restant van het subsidiebedrag, bedoeld in de artikelen 13, tweede en vierde lid, of 17, tweede en vierde lid, voor de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor niet eerder subsidie is verstrekt op grond van deze regeling, indien ook wordt voldaan aan de overige voorwaarden die hieraan verbonden zijn.
6. Een nieuwe eigenaar heeft geen recht op de aanvullende subsidie van € 1.000, bedoeld in de artikelen 13 vierde lid, onderdeel b, of 17, vierde lid, onderdeel b, als die al aan een vorige eigenaar is verstrekt.
7. Voor subsidie komen alle bestaande woongedeelten van een gebouw, woonboot of woonwagen met een bouwjaar van vóór 1 juli 2012 met een adres dat is ontstaan op of vóór 25 april 2023 in aanmerking.
8. In afwijking van het zevende lid komt een gebouw, woonboot of woonwagen met een bouwjaar na 1 juli 2012 wel in aanmerking voor subsidie als de aanvrager met een omgevingsvergunning aantoont dat deze vergunning is verleend voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012.
9. Alle sloop-nieuwbouw gebouwen met een bouwjaar na 1 juli 2012 zijn uitgesloten van subsidie.
10. Een aanvrager overlegt bij de aanvraag een isolatieplan, bedoeld in artikel 8, tenzij artikel 9 op hem van toepassing is.
11. Een aanvrager kan het uitvoeren van een isolatie- en ventilatiemaatregel niet over meerdere subsidieaanvragen verdelen, tenzij de verduurzaming gefaseerd wordt uitgevoerd in verschillende delen van het gebouw, de woonboot of woonwagen.
12. Er wordt alleen subsidie verstrekt voor het deel van de isolatie- en ventilatiemaatregelen dat is of wordt uitgevoerd en waarvoor subsidie is aangevraagd.
13. Voordat een aanvraag kan worden ingediend voor subsidie op grond van deze regeling, dient een verhuurder, VvE, wooncoöperatie of woonvereniging, een vaststellingsbeschikking te hebben ontvangen gedateerd vanaf 25 april 2023 op grond van de SVOH dan wel de SVVE.
14. In aanvulling op het dertiende lid wordt de subsidie op grond van hoofdstuk 2 of 3 pas vastgesteld nadat de subsidie op grond van de SVOH of SVVE is verleend dan wel de aanvraag daartoe is afgewezen.
15. Ten aanzien van een aanvraag voor subsidie door een VvE of wooncoöperatie geldt de aanvullende voorwaarde dat het bestuur daarvan middels de notulen van de algemene ledenvergadering aantoont dat is besloten in de VvE of wooncoöperatie isolatie- en ventilatiemaatregelen aan de gezamenlijke delen van het gebouw waarop de subsidieaanvraag ziet uit te voeren of uitgevoerd te hebben.
16. Ten aanzien van een aanvraag voor subsidie door een woonvereniging geldt de aanvullende voorwaarde dat het bestuur daarvan middels de statuten of de notulen van de algemene ledenvergadering aantoont dat is besloten in de woonvereniging isolatie- en ventilatiemaatregelen aan de gezamenlijke delen van het gebouw waarop de subsidieaanvraag ziet uit te voeren of uitgevoerd te hebben.
17. Een eigenaar-bewoner in een VvE kan individueel een subsidie aanvragen voor de uit te voeren of uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen aan delen van het gebouw die volgens de akte van splitsing bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.
1. Indien het totaal aan kosten van de isolatie- en ventilatiemaatregelen van een aanvraag meer dan € 10.000 bedraagt of eerder op grond van deze regeling subsidie is verstrekt en het aangevraagde bedrag uit de nieuwe aanvraag, opgeteld bij het bedrag dat is toegekend op basis van de eerdere aanvraag, hoger is dan € 10.000, overlegt de aanvrager alsnog bij de aanvraag voor subsidie een isolatieplan ook al was dit oorspronkelijk niet verplicht.
2. In geval van isolatie van een dak of een muur aan de buitenzijde van een gebouw, woonboot of woonwagen, overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie een isolatieplan.
3. Het isolatieplan bij een gebouw, woonboot, of woonwagen met een bouwjaar:
a. voor 1 januari 1945 wordt opgesteld door een isolatieadviseur uitgebreid; of
b. vanaf 1 januari 1945 wordt opgesteld door een isolatieadviseur basis of een isolatieadviseur uitgebreid.
4. In afwijking van het derde lid wordt er voor een gebouw zijnde een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument een isolatieadvies voor monumenten opgesteld door een isolatieregisseur voor monumenten.
5. Het isolatieplan wordt opgesteld volgens het formulier dat beschikbaar wordt gesteld door de minister.
6. In geval het bestuur van een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging de aanvrager voor subsidie is, wordt het isolatieplan aangevuld met een specificatie per type gebouw. Het isolatieplan wordt opgesteld volgens de BRL9500-MWA-W, aangevuld met een overzicht van de uit te voeren isolatie- en ventilatiemaatregelen om te voldoen aan de standaard voor woningisolatie per gebouw.
7. De minister zorgt ervoor dat er geen kosten zijn gemoeid voor de aanvrager met de werkzaamheden van degene die het isolatieplan opstelt.
1. Er hoeft geen isolatieplan te worden overgelegd bij de aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling voor een isolatie- of ventilatiemaatregel, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. het totaal aan kosten van de isolatie- en ventilatiemaatregelen van een aanvraag bedraagt minder dan € 10.000;
b. het bouwjaar van het gebouw, de woonboot dan wel woonwagen ligt tussen 1 januari 1965 en 31 december 1991;
c. het gebouw betreft geen rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument;
d. er is niet eerder subsidie aangevraagd voor één of meer maatregelen met een isolatieplan; en
e. de isolatie- of ventilatiemaatregelen uit de aanvraag voldoen aan de volgende grenswaarden bij het:
1°. isoleren van het dak: een Rc-waarde van maximaal 3,8 m2K/W;
2°. aanbrengen van vloerisolatie: een Rc-waarde van maximaal 3,5 m2K/W;
3°. plaatsen van gevel- spouwmuurisolatie: een Rc-waarde van maximaal 1,7 m2K/W;
4°. vervangen van de voordeur: U-waarde van minimaal 1,4 W/m2K;
5°. vervangen van bestaand glas: U-waarde van minimaal 1,1 W/m2K;
6°. plaatsen van een paneel in een kozijn: U-waarde van minimaal 1,2 W/m2K;
7°. plaatsen van ventilatieroosters en voor de hoofdverblijfruimte mechanische ventilatie met warmteterugwinning: grenswaarden bepaald volgens NEN 8087; en
8°. plaatsen van voor- of achterzetbeglazing: U-waarde van minimaal 2.7 W/m2K.
2. Er hoeft geen isolatieplan te worden overgelegd bij de aanvraag voor subsidie voor een isolatie- of ventilatiemaatregel, als de aanvraag voor subsidie uitsluitend ziet op:
a. het vervangen van bestaand glas door triple glas met nieuwe kozijnen;
b. het isoleren van de bodem; of
c. het isoleren met schuimbeton.
3. Er hoeft geen isolatieplan te worden overgelegd indien het een subsidieaanvraag op grond van hoofdstuk 2 betreft.
1. Voor zover noodzakelijk voor de bepaling van het recht op subsidie, de subsidiehoogte en om dubbele subsidie te voorkomen op grond van deze regeling kunnen uitsluitend de volgende gegevens worden uitgewisseld tussen de minister, de provincies Groningen en Drenthe, de gemeenten, ontzorgende partijen die in opdracht van een gemeente subsidieaanvragers begeleiden en ondersteunen, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Klimaat en Groene Groei en het Nationaal Warmtefonds:
a. het adres van het gebouw, de woonboot of woonwagen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
b. de gesubsidieerde activiteiten;
c. de naam van de regeling waarvoor eerder subsidie is verkregen die ziet op dezelfde subsidiabele activiteiten als deze regeling, het subsidiebedrag dat toen is verstrekt en de datum van de beschikking tot subsidieverlening en -vaststelling, intrekking, wijziging of afwijzing;
d. de facturen en offertes van de gesubsidieerde activiteiten;
e. het projectnummer of het contractnummer;
f. het isolatieplan met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten; en
g. de hoogte van het voorgefinancierde bedrag door de gemeente.
2. Als het voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk is om vast te stellen of een gebouw de status van een monument heeft, kunnen daartoe de volgende gegevens worden uitgewisseld tussen de minister, het Cultuurfonds en het Nationaal Restauratiefonds:
a. het adres van het gebouw, de woonboot of woonwagen waarvoor subsidie wordt aangevraagd; en
b. de status van het gebouw, de woonboot of woonwagen waarvoor subsidie wordt aangevraagd als rijksmonument, gemeentelijk monument of provinciaal monument.
3. Ten behoeve van het monitoren van de voortgang van de activiteiten op basis van deze regeling kunnen gegevens worden uitgewisseld die daartoe noodzakelijk zijn tussen de minister, de provincie Groningen en de provincie Drenthe.
4. Ten behoeve van het begeleiden en ondersteunen van subsidieaanvragers kunnen ontzorgende partijen die in opdracht van een gemeente subsidieaanvragers begeleiden en ondersteunen onderling informatie over isolatieplannen en de voortgang in de uitvoering uitwisselen.
1. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie kan door een aanvrager van 3 juni 2025 vanaf 12.00 uur tot en met 1 oktober 2026 17.00 uur worden ingediend, indien vanaf 25 april 2023 en vóór 3 juni 2025 een opdracht is verstrekt tot uitvoering van de subsidiabele activiteiten of die door een doe-het-zelver zijn gestart. In afwijking van de vorige zin geldt voor het vervangen van bestaand glas door HR++-glas met nieuwe kozijnen, of het vervangen van een vloer, gevel of dak dat de opdracht moet zijn verstrekt of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering daarvan moet zijn gestart vanaf 25 april 2023 en vóór 10 maart 2025.
2. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking wordt gesteld.
3. Een aanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
a. een beschrijving van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen;
b. de voorletters en achternaam, het telefoonnummer, het e-mailadres, het correspondentieadres en het bankrekeningnummer van de aanvrager;
c. het adres van het gebouw, de woonboot of woonwagen dan wel gebouwen in geval van een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging, waarvoor subsidie wordt aangevraagd en, indien van toepassing, de akte van splitsing, bedoeld in artikel 108 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
d. in het geval van een gemachtigde: de voorletters en achternaam of naam van de persoon of rechtspersoon, het telefoonnummer, het e-mailadres, het correspondentieadres en het machtigingsfomulier;
e. de facturen en betaalbewijzen van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen, inhoudende:
1°. bij contante betaling: de kwitantie; of
2°. bij elektronische betaling: een betaalbewijs met bankrekeningnummer van de aanvrager, het bedrag, het betalingskenmerk, de datum van de overboeking, de naam en het bankrekeningnummer van de ontvangende partij;
f. indien van toepassing: het KVK-nummer van de aanvrager;
g. indien van toepassing: een de-minimisverklaring;
h. indien van toepassing: een bewijs van betalingen die gedaan zijn uit het bouwdepot van het Warmtefonds dan wel bij voorfinanciering door de gemeenten;
i. indien van toepassing: de beschikking tot subsidieverlening, intrekking, wijziging of -vaststelling op grond van de ISDE, SVOH, SVVE of een andere regeling die ziet op dezelfde subsidiabele activiteiten als deze regeling;
j. in geval van een VvE of wooncoöperatie: de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is besloten in de VvE of wooncoöperatie om isolatie- en ventilatiemaatregelen aan de gezamenlijke delen van het gebouw uitgevoerd te hebben en op grond waarvan het bestuur bevoegd is om een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling in te dienen;
k. in geval van een VvE of wooncoöperatie: een verdeelsleutel waaruit blijkt welk subsidiebedrag voor welk gebouw wordt aangevraagd en de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is ingestemd met deze verdeelsleutel;
l. in geval van een woonvereniging: de statuten of de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is besloten in de woonvereniging om isolatie- en ventilatiemaatregelen aan de gezamenlijke delen van het gebouw uitgevoerd te hebben en op grond waarvan het bestuur bevoegd is om een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling in te dienen;
m. in geval van een woonvereniging: een verdeelsleutel waaruit blijkt welk subsidiebedrag voor welk gebouw wordt aangevraagd en de statuten of de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is ingestemd met deze verdeelsleutel;
n. in geval van een woningcorporatie met een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE: een verklaring dat de woningcorporatie aan deze voorwaarde voldoet;
o. in geval van een doe-het-zelver: een verklaring van de isolatieadviseur uitgebreid dan wel isolatieadviseur basis, waarvoor een format beschikbaar wordt gesteld door de minister, waaruit blijkt dat de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling zijn uitgevoerd;
p. in geval van een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument, mits van toepassing: de omgevingsvergunning voor het treffen van isolatie- en ventilatiemaatregelen op grond van deze regeling; en
q. indien de aanvrager een verzamelinkomen heeft tot 140% van het sociaal minimum: een inkomensverklaring van de aanvrager en indien van toepassing diens echtgenoot, geregistreerd partner, of fiscaal partner op een andere wijze, waaruit blijkt dat de aanvrager in het jaar voorafgaande aan de aanvraag binnen deze categorie valt.
4. Een aanvraag tot vaststelling van de aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 13, vierde lid, onderdeel a of b, kan door een aanvrager worden ingediend tegelijk met of nadat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, is ingediend.
Onverminderd de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit BZK-subsidies wijst de minister een aanvraag voor een subsidie af voor zover op grond van deze regeling de subsidiabele kosten voor meer dan 100% zouden worden gesubsidieerd vanwege samenloop met subsidie die is verstrekt aan de aanvrager voor dezelfde isolatie- en ventilatiemaatregelen op grond van de ISDE, SVOH, SVVE of een andere subsidieregeling.
1. De subsidiehoogte voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen waartoe een aanvraag op grond van deze regeling is ingediend, wordt bepaald op basis van bij de aanvraag aangeleverde facturen en betaalbewijzen, met uitzondering van aanvragen van doe-het-zelvers, waarbij de subsidiehoogte wordt bepaald op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf bepaalde eenheidsprijzen.
2. De subsidie waartoe een aanvraag op grond van deze regeling is ingediend, bedraagt per gebouw, woonboot of woonwagen voor:
a. woningeigenaars:
1°. in het versterkingsgebied: 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE;
2°. met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum: 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE; of
3°. in het aangewezen gebied: 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE;
b. verhuurders die maximaal één gebouw verhuren:
1°. in het versterkingsgebied, met uitzondering van verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in gemengde VvE’s, gemengde wooncoöperaties en gemengde woonverenigingen: 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket; of
2°. in het aangewezen gebied: 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket;
c. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, niet zijnde een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging:
1°. in het versterkingsgebied: 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket; of
2°. in het aangewezen gebied: 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket; en
d. eigenaar-bewoners en verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging, woningcorporaties met een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE, verhuurders die meer dan één gebouw verhuren: 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
3. In afwijking van het tweede lid wordt het te verstrekken subsidiebedrag niet meegerekend ten behoeve van het voor de betreffende doelgroep geldende maximumbedrag dat aan subsidie kan worden ontvangen op grond van het tweede en vierde lid, en bedraagt de subsidie 30% van de kosten van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus bepaalde eenheidsprijzen of, in het geval van een aanvraag van een doe-het-zelver, op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf bepaalde eenheidsprijzen, voor het vervangen van bestaand glas door triple glas met nieuwe kozijnen, indien vanaf 10 maart 2025 een opdracht is verstrekt tot uitvoering daarvan of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering daarvan is gestart en waarbij de voorwaarde geldt dat het triple glas een U-waarde heeft van maximaal 0,7 W/m2K en de kozijnen een Uf-waarde hebben van maximaal 1,5 W/m2K.
4. In aanvulling op het tweede lid wordt de subsidie verhoogd:
a. met 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximale verhoging van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH of SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket, voor:
1°. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, niet zijnde een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging die in het aangewezen gebied vallen en een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum;
2°. eigenaar-bewoners in een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging in het versterkingsgebied;
3°. verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in een gemengde VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het versterkingsgebied; en
4°. eigenaar-bewoners in een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging in het aangewezen gebied, die een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum;
b. met € 1.000 per gebouw ter ondersteuning bij de uit te voeren subsidiabele activiteiten voor:
1°. woningeigenaars in het versterkingsgebied;
2°. woningeigenaars in het aangewezen gebied met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum;
3°. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, in het versterkingsgebied; en
4°. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, in het aangewezen gebied die een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum.
5. Als een subsidie is toegekend aan het bestuur van een VvE, het bestuur van een wooncoöperatie of het bestuur van een woonvereniging, dan wordt het subsidiebedrag toegewezen per gebouw op basis van de door het bestuur van een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging bij de aanvraag aangeleverde verdeelsleutel. Dat per gebouw toegewezen bedrag wordt in mindering gebracht op het voor de betreffende doelgroep geldende maximumbedrag uit het tweede en vierde lid.
De subsidieontvanger bewaart gedurende vijf jaar de facturen en betaalbewijzen van de gesubsidieerde activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, gerekend vanaf de dag na de verzenddatum van de beschikking tot subsidievaststelling.
1. Indien vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling een opdracht is verstrekt tot uitvoering van de subsidiabele activiteiten of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering daarvan is gestart, kan een aanvraag tot verlening van de subsidie door een aanvrager worden ingediend vanaf het moment, bedoeld in bijlage I, op basis van de postcode waartoe het gebouw, de woonboot of woonwagen van de aanvrager behoort tot en met 3 juni 2035.
2. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking wordt gesteld.
3. Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de voorletters en achternaam, het telefoonnummer, het e-mailadres, het correspondentieadres en het bankrekeningnummer van de aanvrager of het bankrekeningnummer van degene aan wie de subsidie moet worden uitbetaald;
b. het adres van het gebouw, de woonboot of woonwagen waarvoor subsidie wordt aangevraagd dan wel gebouwen in geval van een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging en, indien van toepassing, de akte van splitsing, bedoeld in artikel 108 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
c. in het geval van een gemachtigde: de voorletters en achternaam of naam van de persoon of rechtspersoon, het telefoonnummer, het e-mailadres, het correspondentieadres, en het machtigingsformulier;
d. indien van toepassing: het isolatieplan;
e. een beschrijving van de isolatie- en ventilatiemaatregelen die worden uitgevoerd;
f. indien van toepassing: het KVK-nummer van de aanvrager;
g. indien van toepassing: een factuur of offerte van de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd;
h. in geval van een VvE of wooncoöperatie: de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is besloten om in de VvE of wooncoöperatie isolatie- en ventilatiemaatregelen aan de gezamenlijke delen van het gebouw uit te voeren en waartoe het bestuur bevoegd is om een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling in te dienen;
i. in geval van een VvE of wooncoöperatie: een verdeelsleutel waaruit blijkt welk subsidiebedrag voor welk gebouw wordt aangevraagd en de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is ingestemd met deze verdeelsleutel;
j. in geval van een woonvereniging: de statuten of de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is besloten om in de woonvereniging isolatie- en ventilatiemaatregelen aan de gezamenlijke delen van het gebouw uit te voeren en waartoe het bestuur bevoegd is om een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling in te dienen;
k. in geval van een woonvereniging: een verdeelsleutel waaruit blijkt welk subsidiebedrag voor welk gebouw wordt aangevraagd en de statuten of de notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat is ingestemd met deze verdeelsleutel;
l. in geval van een woningcorporatie met een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE: een verklaring dat zij aan deze voorwaarde voldoet;
m. in geval van een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument, mits van toepassing: de omgevingsvergunning voor het treffen van isolatie- en ventilatiemaatregelen op grond van deze regeling;
n. indien de aanvrager een verzamelinkomen heeft tot 140% van het sociaal minimum: een inkomensverklaring van de aanvrager en indien van toepassing diens echtgenoot, geregistreerd partner, of fiscaal partner op een andere wijze, waaruit blijkt dat de aanvrager in het jaar voorafgaande aan de aanvraag binnen deze categorie valt; en
o. indien van toepassing: een de-minimisverklaring of, indien toepassing wordt gegeven aan hoofdstukken I en II en artikel 38bis, leden 11, 14 tot en met 16, van de algemene groepsvrijstellingverordening, een verklaring dat er geen sprake is van:
1°. een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in de algemene groepsvrijstellingsverordening;
2°. een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in de algemene groepsvrijstellingsverordening; en
3°. ongeoorloofde cumulatie van steun op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
4. Een aanvraag tot vaststelling van de aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 17, vierde lid, onderdeel a of b, kan door een aanvrager worden ingediend tegelijk met of nadat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, of de aanvraag, bedoeld in artikel 19, tweede lid, is ingediend.
Onverminderd de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit BZK-subsidies wijst de minister een aanvraag voor een subsidie af voor zover op grond van deze regeling de subsidiabele kosten voor meer dan 100% zouden worden gesubsidieerd vanwege samenloop met subsidie die is verstrekt aan de aanvrager voor dezelfde isolatie- en ventilatiemaatregelen op grond van de ISDE, SVOH, SVVE of een andere subsidieregeling.
1. De subsidiehoogte voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen waartoe een aanvraag op grond van deze regeling is ingediend, wordt bepaald op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus bepaalde eenheidsprijzen, of, in het geval van een aanvraag van een doe-het-zelver, op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf bepaalde eenheidsprijzen, of, indien de kosten van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen lager zijn, op basis van bij de aanvraag tot subsidieverlening of de aanvraag tot subsidievaststelling aangeleverde facturen en betaalbewijzen.
2. De subsidie waartoe een aanvraag op grond van deze regeling is ingediend, bedraagt per gebouw, woonboot of woonwagen voor:
a. woningeigenaars:
1°. in het versterkingsgebied: 100% van de kosten voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000;
2°. met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum: 100% van de kosten voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000; of
3°. in het aangewezen gebied: 50% van de kosten voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000;
b. verhuurders die maximaal één gebouw verhuren:
1°. in het versterkingsgebied, met uitzondering van verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in gemengde VvE’s, gemengde wooncoöperaties en gemengde woonverenigingen: 100% van de kosten voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket; of
2°. in het aangewezen gebied: 50% tot een maximum van € 20.000 van de kosten voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket;
c. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, niet zijnde een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging:
1°. in het versterkingsgebied: 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket; of
2°. in het aangewezen gebied: 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket; en
d. eigenaar-bewoners en verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging, woningcorporaties met een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE en verhuurders die meer dan één gebouw verhuren: 50% van de kosten voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH, SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
3. In afwijking van het tweede lid wordt het te verstrekken subsidiebedrag niet meegerekend ten behoeve van het voor de betreffende doelgroep geldende maximumbedrag dat aan subsidie kan worden ontvangen op grond van het tweede en vierde lid, en bedraagt de subsidie 30% van de kosten van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus bepaalde eenheidsprijzen of, in het geval van een aanvraag van een doe-het-zelver, op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf bepaalde eenheidsprijzen voor:
a. het aanbrengen van bodemisolatie;
b. het aanbrengen van schuimbeton;
c. een maatregel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, waarmee een hogere isolatiewaarde wordt behaald dan noodzakelijk is om de standaard voor woningisolatie te behalen; of
d. het vervangen van bestaand glas door triple glas met nieuwe kozijnen, waarbij de voorwaarde geldt dat het triple glas een U-waarde heeft van maximaal 0,7 W/m2K en de kozijnen een Uf-waarde hebben van maximaal 1,5 W/m2K.
4. In aanvulling op het tweede lid wordt de subsidie verhoogd:
a. met 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximale verhoging van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH of SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket, voor:
1°. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, niet zijnde een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging die in het aangewezen gebied vallen en een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum;
2°. eigenaar-bewoners in een gemengde VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het versterkingsgebied;
3°. verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in een gemengde VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het versterkingsgebied; en
4°. eigenaar-bewoners in een gemengde VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, die een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum;
b. met € 1.000 per gebouw ter ondersteuning bij de uit te voeren subsidiabele activiteiten, voor:
1°. woningeigenaars in het versterkingsgebied;
2°. woningeigenaars met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum;
3°. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, in het versterkingsgebied; en
4°. eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, die een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum.
5. Als een subsidie is toegekend aan het bestuur van een VvE, het bestuur van een wooncoöperatie of het bestuur van een woonvereniging, dan wordt het subsidiebedrag toegewezen per gebouw op basis van de door het bestuur van een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging bij de aanvraag aangeleverde verdeelsleutel. Dat per gebouw toegewezen bedrag wordt in mindering gebracht op het voor de betreffende doelgroep geldende maximumbedrag uit het tweede en derde lid.
6. Voor het bepalen van de hoogte van de subsidie geldt dat de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste de volgende te isoleren oppervlakten bij:
a. het aanbrengen van bodemisolatie: ten hoogste 130 vierkante meter;
b. het aanbrengen van schuimbeton: ten hoogste 130 vierkante meter;
c. het vervangen van bestaand glas door triple glas met nieuwe kozijnen: ten hoogste 45 vierkante meter;
d. de volgende maatregelen, als de maatregel geen deel uitmaakt van de set van maatregelen die op grond van een isolatieplan nodig is om de standaard voor woningisolatie te behalen:
1°. het aanbrengen van spouwmuurisolatie: ten hoogste 130 vierkante meter;
2°. het aanbrengen van zolder- of vlieringisolatie: ten hoogste 130 vierkante meter;
3°. het aanbrengen van binnen- of buitengevelisolatie: ten hoogste 170 vierkante meter;
4°. het aanbrengen van vloerisolatie: ten hoogste 130 vierkante meter;
5°. het aanbrengen van dakisolatie bij een plat dak: ten hoogste 130 vierkante meter;
6°. het aanbrengen van dakisolatie bij een hellend dak van binnenuit: ten hoogste 200 vierkante meter;
7°. het vervangen van bestaand glas door HR++-glas zonder nieuwe kozijnen: ten hoogste 45 vierkante meter;
8°. het plaatsen van voor- of achterzetbeglazing: ten hoogste 45 vierkante meter;
9°. indien sprake is van een rijksmonument, provinciaal dan wel gemeentelijk monument, het vervangen van glas door monumentenglas of vacuümglas: ten hoogste 45 vierkante meter; of
10°. indien sprake is van een karakteristiek, beeldbepalend dan wel beeldondersteunend gebouw, het vervangen van glas door HR++-glas, dan wel het vervangen van glas door vacuümglas indien HR++-glas niet toegepast kan worden: ten hoogste 45 vierkante meter.
1. De aanvrager voltooit de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten binnen vierentwintig maanden, gerekend vanaf de dag na de verzenddatum van de beschikking tot subsidieverlening.
2. De minister kan op verzoek van de aanvrager de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste twaalf maanden verlengen, indien sprake is van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan het aannemelijk is dat deze termijn niet kan worden gehaald.
3. De subsidieontvanger bewaart gedurende vijf jaar de facturen en betaalbewijzen van de gesubsidieerde activiteiten, gerekend vanaf de dag na de verzenddatum van de beschikking tot subsidievaststelling.
4. De aanvrager laat maatregelen alleen uitvoeren door een branchegerelateerd bedrijf indien dit bedrijf zich heeft gecommitteerd aan de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus. Dat bedrijf hanteert maximaal de in die catalogus genoemde bedragen voor het uitvoeren van de maatregelen.
1. Een subsidieontvanger dient binnen 6 maanden na het verstrijken van de uitvoeringstermijn, bedoeld in artikel 18, eerste lid, een aanvraag tot subsidievaststelling in, die ten minste de volgende gegevens bevat:
a. het adres van het gebouw, de woonboot of woonwagen waarvoor subsidie is aangevraagd;
b. voor- en achternaam of naam de rechtspersoon, correspondentieadres, contactgegevens en het bankrekeningnummer van de partij aan wie de subsidie moet worden uitbetaald;
c. in geval van een doe-het-zelver: het overleggen van foto’s die aantonen dat de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van deze regeling zijn uitgevoerd;
d. in geval van een uitgevoerde energiebesparende maatregel: de naam, het type, de dikte en de Rc-waarde of U-waarde ervan, inclusief vermelding van de locatie binnen het gebouw waar de activiteit is uitgevoerd en de oppervlakte die is geïsoleerd;
e. in geval een ventilatiesysteem als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b,is geplaatst: de naam en het type ervan;
f. in geval van glas- of deurisolatie: de glasmaat en de netto afmetingen van het glas, inclusief vermelding van de locatie binnen het gebouw waar de activiteit is uitgevoerd en de oppervlakte die is geïsoleerd;
g. de facturen en betaalbewijzen van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen en indien van toepassing het betaalbewijs van het uitgevoerde isolatieplan dat daaraan vooraf is gegaan, inhoudende:
1°. bij contante betaling: de kwitantie; of
2°. bij elektronische betaling: een betaalbewijs met bankrekeningnummer van de aanvrager of van de in onderdeel d bedoelde persoon of rechtspersoon, het bedrag, betalingskenmerk, de datum van de overboeking, naam en bankrekeningnummer van de ontvangende partij; en
h. indien van toepassing: een bewijs van betalingen aan het branchegerelateerd bedrijf, een bewijs van betalingen die gedaan zijn uit het bouwdepot van het Warmtefonds dan wel bij voorfinanciering door de gemeenten.
2. In afwijking van het eerste lid en van artikel 15 dient een aanvrager direct een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen vierentwintig maanden na de datum van de laatste factuur of het laatste betaalbewijs met betrekking tot de isolatie- en ventilatiemaatregelen. De aanvraag bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 11, derde lid.
Op verzoek van de minister verleent de aanvrager medewerking en verstrekt deze informatie ten behoeve van de voortgang en evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze regeling.
De minister zendt binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze regeling aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
|
Datum openstelling aanvraagloket |
Postcodes |
|---|---|
|
2 september 2025 vanaf 12.00 uur |
9355,9464,9492,9512,9541,9545, 9585,9621,9635,9645,9654,9655, 9656,9657,9658,9659,9733,9736, 9738,9741,9791,9792,9793,9794, 9795,9796,9797,9798,9827,9828, 9831,9844,9864,9886,9891,9893, 9912,9914,9917,9918,9924,9936, 9942,9943,9944, 9959,9983,9984, 9979 |
|
7 oktober 2025 vanaf 12.00 uur |
9514,9331,9471,9502,9515,9679, 9715,9742,9743,9822,9861,9862, 9881,9882,9933,9982,9985,9986, 9628,9619 |
|
4 november 2025 vanaf 12.00 uur |
9484,9494,9483,9473,9681,9682, 9665,9367,9811,9812,9833,9841, 9842,9845,9883,9884,9885,9716, 9718,9737,9697,9981,9925,9996, 9997,9934,9636,9617 |
|
2 december 2025 vanaf 12.00 uur |
9642,9354,9362,9468,9469,9561, 9684,9687,9688,9713,9721,9863, 9866,9901,9988,9995,9998,9616, 9618,9623,9624,9625,9626,9627, 9629, 9939 |
|
6 januari 2026 vanaf 12.00 uur |
9443,9356,9444,9446,9447,9452, 9453,9454,9481,9581,9663,9686, 9691,9693,9712,9714,9902,9956, 9989,9999 |
|
3 februari 2026 vanaf 12.00 uur |
9462,9363,9602,9672,9673,9711, 9731,9765,9781,9945,9991 |
|
3 maart 2026 vanaf 12.00 uur |
9648,9301,9475,9482,9485,9674, 9717,9732,9753,9784,9785,9832, 9843,9865,9919,9909,9601 |
|
7 april 2026 vanaf 12.00 uur |
9472,9313,9336,9337,9342,9364, 9365,9366,9501,9607,9649,9695, 9724,9725,9726,9771,9773,9774, 9804,9805,9824,9825,9892,9953, 9954,9955,9957,9961,9962,9946, 9915,9903,9311 |
|
5 mei 2026 vanaf 12.00 uur |
9461,9307,9314,9334,9341,9563, 9591,9608,9671,9698,9727,9744, 9746,9749,9951,9905,9906,9937, 9921,9465,9511,9347,9747,9609, 9722 |
|
2 juni 2026 vanaf 12.00 uur |
9641,9304,9305,9312,9315,9333, 9335,9343,9566,9584,9614,9622, 9661,9696,9699,9745,9755,9756, 9761,9963,9964,9967,9968,9969, 9947,9904,9907,9908,9911,9922, 9923,9931,9948,9949,9987,9992, 9463,9466,9467,9611,9351 |
|
7 juli 2026 vanaf 12.00 uur |
9631,9359,9361,9474,9491,9493, 9495,9496,9497,9503,9551,9644, 9675,9821,9965,9966,9971,9972, 9973,9932,9993,9913,9994,9479, 9734,9735,9751,9752,9615,9651 |
|
4 augustus 2026 vanaf 12.00 uur |
9646,9321,9448,9449,9451,9457, 9458,9603,9605,9606,9613,9632, 9633,9677,9678,9685,9723,9728, 9766,9801,9974,9975,9977,9978, 9976 |
|
Gebouwtype |
Standaard compactheid (Als/Ag) |
Netto warmtevraag (kWh/m2 per jaar) |
|---|---|---|
|
Eengezinswoning |
<1,00 |
43 |
|
≥ 1,00 |
43 + 40*(Als/Ag-1,0) |
|
|
Meergezinswoning (appartement, veelal onderdeel van een VvE, wooncoöperatie, woonvereniging) |
<1,00 |
45 |
|
≥ 1,00 |
45 + 45*(Als/Ag-1,0) |
Met deze regeling wordt een subsidieregeling vastgesteld voor isolatie- en ventilatiemaatregelen voor inwoners in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo in Noord-Drenthe. Deze regeling is een reactie op de bevindingen van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan één van de maatregelen in de kabinetsreactie op het rapport ‘Groningers boven gas’ van de Parlementaire enquête aardgaswinning Groningen.1
‘De belangen van Groningers zijn structureel genegeerd bij de aardgaswinning in Groningen’, zo luidt de hoofdconclusie van de enquêtecommissie. In haar rapport ‘Groningers boven gas’ stelt de commissie dat Nederland een ereschuld heeft aan de Groningers en dat het kabinet deze in moet lossen. Invulling geven aan een ereschuld omvat veel aspecten. Het gaat om de erkenning van het leed dat Groningers ondervinden, om meer politieke en maatschappelijke aandacht, om de inzet van extra menskracht voor schadeafhandeling en versterking en middelen om die inzet mogelijk te maken. Tot slot gaat het ook om de bewustwording ook buiten Groningen van het leed dat Groningers ondervinden.
De commissie doet aanbevelingen voor het inlossen van de ereschuld waarbij één van de aanbevelingen uit het rapport is om toekomstperspectief te bieden aan de regio, bijvoorbeeld door middel van verduurzaming. In april 2023 kwam het kabinet met een reactie op de parlementaire enquête gaswinning in Groningen met de kabinetsreactie ‘Nij Begun’, waarin deze aanbeveling is overgenomen. In ‘Nij Begun’ zijn 50 maatregelen gepresenteerd ter compensatie van de nadelige effecten van de gaswinning en inlossing van de ereschuld. Eén van deze maatregelen is ‘Maatregel 29 Verduurzamingsstimulering voor gebouwen in Groningen en Noord-Drenthe’.
Na zestig jaar leed door gaswinning voelt het kabinet de morele verplichting om mensen in de getroffen regio te helpen met isolatie- en ventilatiemaatregelen die de energierekening van inwoners omlaag brengt, zodat hun besteedbaar inkomen stijgt. Het kabinet vindt het schrijnend dat juist in deze regio de grootste energiearmoede is. Deze regeling is een extra impuls voor verduurzaming door middel van isolatie en ventilatie. Hiermee wil het kabinet recht doen aan de disproportionele last die bewoners hebben gedragen door de winning van aardgas. De prioriteit zal daarbij liggen op de meest kwetsbare wijken en huishoudens, omdat daar de energiearmoede vaak het grootst is en mensen zelf minder mogelijkheden hebben om te investeren. Deze regeling geeft hieraan invulling.
Na de publicatie van de kabinetsreactie is maatregel 29 door het Rijk, de provincie Groningen, alle Groningse gemeenten en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo verder uitgewerkt. Op 6 maart 2024 zijn de uitgangspunten van deze maatregel door Rijk en regio gezamenlijk gepresenteerd.2 Dit is vervolgens uitgewerkt. De opbouw van deze regeling is als volgt. Hoofdstukken 1 en 4 zijn van toepassing op de gehele doelgroep. Hoofdstuk 2 is van toepassing op de gevallen waarin vanaf 25 april 2023 en voor de inwerkingtreding van deze regeling een opdracht is verstrekt tot uitvoering van de subsidiabele activiteiten dan wel die door een doe-het-zelver zijn gestart. Indien een doe-het-zelver met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten is gestart voor de inwerkingtreding van deze regeling en deze vanaf die datum afrondt, valt diegene dus onder dit hoofdstuk. Hoofdstuk 3 is van toepassing op de gevallen waarin vanaf de inwerkingtreding van deze regeling een opdracht is verstrekt tot uitvoering van de subsidiabele activiteiten dan wel die door een doe-het-zelver zijn gestart.
Alle woningen in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo met een woonfunctie in de BAG vallen onder deze regeling. Dat geldt ook voor recreatiewoningen met een woonfunctie in de BAG, woonwagens met een geregistreerde standplaats en woonboten met een geregistreerde ligplaats in de BAG. Woningen gebouwd volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Bouwbesluit 2012 zoals dat gold vanaf 1 juli 2012 (alsmede woningen die na 1 juli 2012 zijn gebouwd, maar waarvoor de bouwvergunning is afgegeven voor 1 april 2012) vallen niet onder de regeling.
Deze regeling heeft tot doel verduurzaming van gebouwen, woonboten en woonwagens in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo te stimuleren door middel van het verstrekken van subsidie aan woningeigenaren, zodat de gebouwen in deze regio qua isolatie en ventilatie klaar zijn om van het aardgas af te gaan. In deze regeling wordt dit aangeduid met de standaard voor woningisolatie, die geldt voor aanvragers die bij een aanvraag voor subsidie een isolatieplan moeten overleggen. Voor alle gebouwen wordt de naoorlogse (1945) standaard voor woningisolatie van RVO gehanteerd. De volgende standaard geldt3:
|
Gebouwtype |
Standaard compactheid (Als /Ag) |
Netto warmtevraag (kWh/m² per jaar) |
|---|---|---|
|
Eengezinswoning |
<1,00 |
43 |
|
≥ 1,00 |
43 + 40*(Als/Ag-1,0) |
|
|
Meergezinswoning (appartement, veelal onderdeel van een VvE, wooncoöperatie, woonvereniging) |
<1,00 |
45 |
|
≥ 1,00 |
45 + 45*(Als/Ag-1,0) |
In artikel 8 staat aangegeven in welke gevallen een aanvrager een isolatieplan overlegt. Onder bepaalde voorwaarden kan ook een aanvraag voor subsidie worden ingediend zonder een isolatieplan. Dit is geregeld in artikel 9.
Gebouwen in dit gebied zijn gemiddeld ouder en groter dan elders in Nederland en verbruiken daardoor meer energie. Ook ligt hier het gemiddelde inkomen van huishoudens lager dan het landelijk gemiddelde en heeft een groot gedeelte van de doelgroep in afwachting van schadeherstel of versterking investeringen in verduurzaming van het gebouw uitgesteld. Zo werken de gevolgen van de gaswinning ongunstig door in de energierekening van mensen en zijn verschillen ontstaan in de mate van verduurzaming van gebouwen in deze regio.
De doelgroep van deze regeling zijn woningeigenaars, eigenaar-bewoners binnen al dan niet gemengde VvE’s, verhuurders, wooncoöperaties, woonverenigingen en woningcorporaties met een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE, die eigenaar zijn van een gebouw dat geregistreerd is met een woonfunctie in de BAG, een woonboot waarvan de ligplaats geregistreerd is in de BAG of een woonwagen waarvan de standplaats geregistreerd is in de BAG in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo.
Gebouwen van woningcorporaties in VvE’s met een meerderheidsbelang ontvangen geen subsidie onder deze subsidieregeling. Landelijk zien we dat VvE’s langzamer verduurzamen dan grondgebonden woningen. De besluitvorming en hoge investering belemmeren en vertragen de besluitvorming binnen VvE’s. Om VvE’s waarin woningcorporaties een minderheidsbelang hebben extra te stimuleren om te verduurzamen is ervoor gekozen om voor deze gebouwen ook subsidie open te stellen. Om de rest van de woningvoorraad van woningcorporaties al dan niet in een VvE met meerderheidsbelang te verduurzamen ontvangen de woningcorporaties € 200 miljoen tot en met 2035.
Binnen de categorie verhuurders wordt onderscheid gemaakt tussen verhuurders die maximaal één gebouw verhuren en verhuurders die meer dan één gebouw verhuren. Dit hangt samen met de staatssteunregels, en wordt hieronder verder toegelicht.
De doelgroep in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo komt in aanmerking voor subsidie vanuit maatregel 29. De hoogte van het subsidiebedrag varieert per categorie binnen de doelgroep en de locatie van het gebouw. Dit is bestuurlijk afgesproken, om recht te doen aan de regio daar waar de meeste schade is geleden door de gaswinning. Op 6 maart 2024 zijn deze uitgangspunten van de maatregel door Rijk en regio gezamenlijk gepresenteerd:4
– Woningen met (middel)zware versterking: hieronder vallen diegenen bij wie de versterking van hun woning minimaal 4 maanden duurt en die in die periode niet thuis kunnen wonen. Bij deze groep worden de kosten voor isolatie helemaal meegefinancierd in de versterking van de woning. Zij hoeven hiervoor niet bij te betalen. Dit wordt in mandaat uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG) en valt onder maatregel 28 uit de kabinetsreactie. Bewoners ontvangen ook een tegemoetkoming van € 1.000 voor de kosten van afwerking.
– Woningeigenaren, eigenaar-bewoners en verhuurders die maximaal één gebouw verhuren binnen de scope van de NCG of binnen het versterkingsgebied: woningeigenaren met gebouwen binnen de scope van de NCG (niet zijnde gebouwen die vallen onder maatregel 28) en eigenaar-bewoners of verhuurders met maximaal één gebouw in het versterkingsgebied krijgen 100% van de isolatie- en ventilatiekosten vergoed, tot een maximum van € 40.000 per woning. Dit is inclusief subsidie op grond van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (hierna: ISDE), Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (hierna: SVOH) dan wel Subsidie voor verduurzaming voor vereniging van eigenaars (hierna: SVVE) met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket. In andere woorden: de ontvangen subsidie op grond van de ISDE, SVVE of SVOH wordt in mindering gebracht op het maximum dat op grond van deze regeling wordt vergoed, maar dat geldt niet voor de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket op grond van die regelingen, dat wordt niet in mindering gebracht bij deze regeling. Hieronder vallen:
○ alle gebouwen in wijken en buurten5 waar afgerond naar boven 30% of meer van de gebouwen binnen de versterkingsoperatie vallen en die behoren tot het versterkingsgebied. Dit komt overeen met de postcodelijsten die door de vijf betrokken gemeenten zijn gepubliceerd;
○ alle gebouwen in de scope van de NCG; ook gebouwen die voldoen aan de veiligheidsnorm, gebouwen die liggen buiten het afgebakende versterkingsgebied en gebouwen die nog voor lichte versterking in aanmerking komen. Woningeigenaars en eigenaar-bewoners ontvangen ook een tegemoetkoming van € 1.000 voor de kosten van afwerking.
– Woningeigenaars en eigenaar-bewoners binnen een al dan niet gemengde VvE die maximaal 140% van het sociaal minimum verdienen: deze groep krijgt 100% van de isolatie- en ventilatiekosten vergoed tot een maximum van € 40.000 per woning. Dit is inclusief subsidie op grond van de ISDE dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket. Ook zij ontvangen een tegemoetkoming van € 1.000 voor de kosten van afwerking.
– Woningeigenaars, eigenaar-bewoners en verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in het aangewezen gebied, verhuurders die meer dan één gebouw verhuren: deze groep krijgt 50% subsidie voor isolatie- en ventilatiemaatregelen, tot een maximum van € 20.000 per woning. Dit is inclusief subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van een zeer energiezuinig pakket.
– Woningcorporaties: woningcorporaties hebben al met de overheid afgesproken om woningen met energielabels E, F en G te verduurzamen. De woningcorporaties in de regio ontvangen in totaal een aanvullende bijdrage van € 200 miljoen voor het isoleren van hun gebouwen. Huurders van woningcorporaties hoeven niet te betalen voor de isolatie- en ventilatiemaatregelen. De huur mag niet om deze reden worden verhoogd. Huurverhoging vanwege inflatie blijft wel mogelijk. Woningcorporaties kunnen geen subsidie op grond van deze regeling aanvragen, tenzij ze onderdeel zijn van een gemengde VvE met daarbinnen een minderheid van het totaal aantal gebouwen. In dat geval kan het VvE-bestuur ook subsidie aanvragen voor deze gebouwen.
– Wooncoöperaties en woonverenigingen: deze groep ontvangt in het versterkingsgebied 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket of in het aangewezen gebied, 50% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de SVVE, met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket. De subsidie wordt voor leden van een wooncoöperatie of woonvereniging die in het aangewezen gebied valt en een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum met 50% verhoogd tot maximaal € 20.000, inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket. Verder geldt voor wooncoöperaties en woonverenigingen in het versterkingsgebied en leden van een wooncoöperatie of woonvereniging die in het aangewezen gebied valt en een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum, een aanvullende subsidie van € 1.000 om hen te ondersteunen bij de uit te voeren subsidiabele activiteiten, zoals advies- en afwerkkosten.
De doelgroep kan via het overzicht op https://www.nijbegun.nl/themas/isolatieaanpak/voor-wie/, inzien of ze in aanmerking komt voor 50% of 100% subsidie. Het versterkingsgebied wordt bepaald op basis van de zogeheten 30% CBS-buurten. Dit zijn buurten waar volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de statistiek de 30% meest risicovolle woningen staan, gebaseerd op de kans op aardbevingsschade door gaswinning. Als een buurt binnen de 30% meest risicovolle CBS-buurten valt, komt deze in aanmerking voor 100% subsidie. Voor de doelgroep tot 140% van het sociaal minimum vindt een inkomenstoets plaats.
De subsidiehoogte wordt bepaald op basis van het door de aanvrager ingediende isolatieplan (alleen van toepassing als een aanvrager onder hoofdstuk 3 valt), de isolatie- en ventilatiemaatregelen en de bijbehorende eenheidsprijzen in de maatregelencatalogus of de factuur bij maatregelen die onder de terugwerkende kracht vallen. Een uitzondering op dat laatste zijn aanvragen van doe-het-zelvers, waarbij de subsidiehoogte wordt bepaald op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf bepaalde eenheidsprijzen.
Bij een aanvraag op grond van hoofdstuk 3 geldt: als de factuur van de aanvrager lager is dan de eenheidsprijs in de catalogus wordt het subsidiebedrag aangepast aan de kosten in bijbehorende factuur. De isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus bevat de laagste investeringskosten en marktconforme prijzen voor de subsidiabele activiteiten. Om het gebruik van biobased materialen te stimuleren staan in de maatregelencatalogus hogere bedragen voor maatregelen met biobased materiaal vermeld.
Het voorgaande brengt mee dat de subsidiehoogte dus voor elk gebouw anders is. De verwachting is dat de subsidie bij kleinere maatregelen enkele duizenden euro’s zal bedragen en bij de noodzaak tot grote of meervoudige maatregelen ongeveer € 10.000 tot € 20.000. Zelfs in de meest complexe gevallen zal dit zelden € 40.000 of meer bedragen.
In afwijking van het voorgaande is een subsidie opgenomen van 30% voor schuimbeton, bodemisolatie en maatregelen waarmee verdergaand wordt geïsoleerd dan noodzakelijk is om de standaard voor woningisolatie te behalen. Indien vanaf 10 maart 2025 een opdracht is verstrekt tot uitvoering daarvan of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering daarvan is gestart vanaf 10 maart 2025 geldt ook voor triple glas en nieuwe kozijnen een subsidie van 30%. Deze subsidies zijn overgenomen uit de ISDE, om te waarborgen dat men deze subsidieaanspraken niet verliest. Daarnaast wordt er hiermee voor gezorgd dat woningeigenaren één aanvraag kunnen doen voor zowel de subsidie voor maatregel 29 als het ISDE-gedeelte voor isolatie- en/of ventilatiemaatregelen. Om die reden vallen deze subsidies dan ook buiten het maximumbedrag dat de burger kan ontvangen, hetgeen hiervoor is beschreven.
Deze subsidies tellen dus niet mee bij berekening van het maximum van € 40.000 of € 20.000 dat de burger kan ontvangen.
De over de maatregelen verschuldigde btw komt tevens voor subsidie in aanmerking.
De regeling is zodanig ingericht dat de aanvragers centraal staan en de regeling tot zo min mogelijk administratieve lasten voor hen leidt. Een aanvraag wordt ingediend bij de uitvoeringsinstantie die deze regeling uitvoert, namelijk bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: SNN). Het streven is om de aanvrager hierbij zo veel mogelijk te ondersteunen en mogelijkheden voor ondersteuning aan te bieden via het subsidieloket en gemeenten.
Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit kwalificeren als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden; het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan er op zichzelf al toe leiden dat er sprake is van een onderneming. Dit geldt voor de activiteit ‘het uitvoeren van de regeling’ alsook de activiteiten die worden verricht door de aanvragers van de subsidie. Omdat de uitvoerder van de regeling via een transparante procedure is gekozen, is hier geen sprake van selectiviteit en betreft de subsidie voor het uitvoeren van de regeling geen staatssteun.
De activiteit die aanvragers onder deze subsidieregeling verrichten, te weten het (laten) verduurzamen en het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen van huurwoningen, wordt doorgaans gezien als economische activiteit. Hiermee wordt voldaan aan de eerste voorwaarde voor staatssteun. Daarnaast is de steunmaatregel afkomstig van de Staat, levert de maatregel een voordeel op voor de subsidieontvanger, omdat deze subsidie onder normale marktomstandigheden niet was verkregen en er sprake is van selectiviteit, omdat de subsidie niet door partijen die buiten de scope van de regeling vallen, kan worden aangevraagd. Als laatste dient er te worden voldaan aan de voorwaarde dat de maatregel leidt tot een (dreigende) vervalsing van de mededinging op de interne markt of een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer. De Europese Commissie oordeelt al snel dat er sprake is van een (dreigende) vervalsing van de mededinging. Er is sprake van vervalsing van de markt als de subsidie een financieel voordeel verschaft in een private sector daar waar er concurrentie is of zou kunnen zijn (Alzetta/Mauro T-298/97 en Altmark C280-00). Hierdoor is er sprake van staatssteun.
Er wordt verondersteld geen sprake te zijn van vervalsing van de mededinging of beïnvloeding van het handelsverkeer als een verhuurder bedrijfsmatig niet meer dan één pand verhuurt. Het financiële voordeel van deze regeling voor de verhuurder is in dit geval zo beperkt ten opzichte van zijn concurrenten dat er geen sprake is van een verstoring. Hierdoor komen verhuurders die maximaal één woning verhuren in het versterkingsgebied in aanmerking voor maximaal 100% subsidie.
Staatssteun is gereguleerd op Europees niveau en zal op basis van Europees recht gerechtvaardigd moeten worden. In deze subsidieregeling is gebruik gemaakt van twee Europese verordeningen ter rechtvaardiging van de gegeven steun. Dit onderscheid is gemaakt, omdat de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV)6 niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast en de de-minimis-verordening7 wel.
Voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen aan het gebouw, de woonboot of woonwagen die onder hoofdstuk 2 van deze regeling vallen, wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.
Voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen aan het gebouw, de woonboot of woonwagen die onder hoofdstuk 3 van deze regeling vallen, wordt toepassing gegeven aan de hoofdstukken I en II en artikel 38bis, leden 11, 14 tot en met 16, van de AGVV.
Ten aanzien van een woningcorporatie in een gemengde VvE die isolatie- en ventilatiemaatregelen aan het gebouw neemt, wordt toepassing gegeven aan hoofdstukken I en II en artikel 38bis, leden 11, 14 tot en met 16, van de AGVV. De voorwaarden die hieraan zijn verbonden worden toegelicht in paragraaf 3.2.b.
Om een gezonde marktwerking niet te belemmeren mag de subsidie aan bedrijfsmatige verhuurders niet te hoog zijn. Tevens is het zo dat wordt ingeschat dat verhuurders die niet meer dan één pand verhuren niet worden gezien als een bedrijfsmatige verhuurder en dat er dus voor deze groep geen staatssteungerelateerde beperkingen zijn. De opbrengst van de verhuur is beperkt en verstoring van de markt nihil. Hierdoor komen verhuurders die maximaal één woning verhuren in het versterkingsgebied in aanmerking voor maximaal 100% subsidie.
De subsidies die worden verleend met toepassing van de de-minimisverordening zijn gebonden aan een aantal voorwaarden. De de-minimisverordening staat subsidie toe tot een drempel van € 300.000 zonder dat er sprake is van een effect op het handelsverkeer. Op grond van de de-minimisverordening mag de subsidieontvanger als zijnde een zelfstandige onderneming een maximum van € 300.000 ontvangen aan de-minimissteun. Er is dan geen sprake van staatssteun volgens artikel 107, eerste lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dat betekent dat in een periode van drie opeenvolgende jaren VvE’s en verhuurders die meer dan één woning verhuren niet meer dan het maximumbedrag van € 300.000 aan de-minimissteun mogen ontvangen. Hierbij is van belang dat alle ontvangen de-minimissteun meetelt, dus ook de-minimissteun die is verstrekt op grond van andere subsidies van het Rijk of een decentrale overheid. De de-minimissteun mag ook worden verleend op het moment dat de activiteiten lopende zijn of al zijn afgerond.
Subsidies worden verstrekt volgens de algemene en procedurele bepalingen in hoofdstukken I en II en artikel 38bis van de AGVV.
Kennisgeving
Deze regeling wordt binnen 20 dagen na inwerkingtreding kennisgegeven aan de Europese Commissie. Deze regeling heeft op grond van artikel 1, tweede lid, onder a, van de AGVV een jaarlijks subsidieplafond dat de aanmeldingsdrempel van € 150 miljoen niet overschrijdt.
Stimulerend effect
Op grond van artikel 6 van de AGVV wordt enkel steun uitgekeerd indien deze een stimulerend effect heeft. Dit betekent dat de activiteit niet mag worden gestart voordat de aanvraag is ingediend.
Cumulatie
Bij subsidieverstrekking worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van de AGVV in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld dient te worden om het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie).
Geen subsidie bij openstaand terugvorderingsbesluit
Op grond van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van de AGVV wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard (Deggendorfclausule).
Geen subsidie aan ondernemingen in moeilijkheden
Op grond van artikel 1, vierde lid 4, onder c, van de AGVV8 wordt geen steun toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden.
Publicatie en informatie
Op grond van artikel 9 van de AGVV worden de publicatieverplichtingen nageleefd. Bij individuele steunverleningen van € 100.000 of meer worden de benodigde gegevens binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun gepubliceerd via de State Aid Transparency Award Module (TAM). Vanaf de datum van steunverlening blijven de gegevens tien jaar beschikbaar (artikel 9, vierde lid, van de AGVV).
Steunintensiteit
In deze regeling wordt geregeld dat de hoogte van de subsidie voor verduurzamingactiviteiten (zoals vermeld in de artikelen 13 en 17 van deze regeling) ten hoogste 50% van de projectkosten van de subsidiabele activiteiten bedraagt. Dat betekent dat, volgens de geregelde steunintensiteiten van 38bis van de AGVV, in het bijzonder het elfde, veertiende en vijftiende lid, de subsidie voor de investeringskosten van energiebesparende maatregelen in gebouwen voor kleine en middelgrote ondernemingen 50% van de projectkosten mag bedragen. Ingevolge artikel 38bis, veertiende tot en met het zestiende lid, van de AGVV kan de steunintensiteit worden verhoogd. Gelet op de regionale steunkaart brengt dit mee dat ook grote ondernemingen een maximum van 50% van subsidiabele kosten mogen ontvangen. Hiervoor is het adres van het te isoleren pand bepalend of op grond van de steunkaart opslag kan worden verleend. Dat betekent eveneens dat grote ondernemingen, naast het basispercentage van 30% van de projectkosten een regionale steunopslag van maximaal 15% mogen ontvangen in steungebieden in Groningen en Noord-Drenthe gecombineerd met een opslag van maximaal 15% voor de verbetering van de energie-efficiëntie van bestaande gebouwen te ontvangen op grond van artikel 38bis, veertiende lid, van de AGVV, zolang de totale steunintensiteit niet de 50% van de subsidiabele kosten overschrijdt.
Scheiding tussen de-minimissteun en AGVV-steun
Verhuurders die volgens het Europees recht gelden als kleine onderneming (zelfstandige ondernemingen waar minder dan vijftig personen werken en de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal de € 10 miljoen niet overschrijdt) of als middelgrote onderneming (zelfstandige ondernemingen waar minder dan 250 personen werken en de jaaromzet de € 50 miljoen en/of het jaarlijkse balanstotaal de € 43 miljoen niet overschrijdt) komen voor de nog te verrichten activiteiten en voor de subsidiabele kosten met terugwerkende kracht in aanmerking voor de-minimissteun, met een maximum van € 300.000 aan totale steun over een periode van drie jaren. Zelfstandige ondernemingen met meer dan 250 personen werkzaam en een jaaromzet van meer dan € 50 miljoen en/of een jaarlijks balanstotaal van meer dan € 43 miljoen gelden als grote ondernemingen volgens het Europees recht (bijlage I bij de AGVV). Ten aanzien van grote ondernemingen geldt dat zij in aanmerking komen voor steunverlening voor nog te verrichten activiteiten op grond van de voorwaarden van artikel 38 bis van de AGVV.
Een beschikking tot het verstrekken van een subsidie op grond van deze regeling is een beschikking in de zin van de Awb. De regels omtrent beschikkingen uit de Awb zijn dus van toepassing hierop. Indien een aanvrager het niet eens is met de beschikking van de minister, kan de aanvrager op grond van de Awb daartegen bezwaar maken en vervolgens beroep instellen bij de bestuursrechter. Dit wordt verder toegelicht in de brief met het subsidiebesluit.
De doelgroep moet voldoen aan hetgeen is bepaald in de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit BZK-subsidies. Ten aanzien van een aantal onderdelen in deze regeling zijn nadere regels opgesteld, waarbij de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit BZK-subsidies als grondslag fungeren. In de artikelsgewijze toelichting worden deze gevallen benoemd.
Deze subsidie kan worden gecombineerd met subsidies die op grond van andere regelingen zijn verstrekt. Dit kunnen zowel rijksregelingen zijn als regelingen van andere overheden. Voor de rijksregelingen in het bijzonder zijn dit de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE), de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) en de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE).
De subsidie op grond van deze regeling is een aanvulling op deze bestaande subsidies. Na de inwerkingtreding van deze regeling kan een aanvrager die onder hoofdstuk 3 van deze regeling valt, geen ISDE meer aanvragen voor isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor ook een subsidie op grond van de ISDE kan worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die deze regeling uitvoert, maar dient de aanvrager een aanvraag in bij SNN op grond van deze regeling.
Voordat een aanvraag kan worden ingediend voor subsidie op grond van deze regeling, dient een verhuurder, VvE, wooncoöperatie of woonvereniging een aanvraag voor subsidie in op grond van de SVOH dan wel de SVVE. De subsidie wordt pas op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling vastgesteld of op grond van hoofdstuk 3 verleend, nadat de subsidie op grond van de SVOH of SVVE is vastgesteld dan wel de aanvraag daartoe is afgewezen.
De subsidie op grond van deze regeling mag ook gecombineerd worden met de specifieke regelingen voor het aardbevingsgebied. Of de andere regeling eveneens een dergelijke cumulatie toelaat, zal moeten blijken uit de desbetreffende regeling. De samenloop mag in ieder geval niet ertoe leiden dat meer dan 100% van de subsidiabele kosten voor dezelfde isolatie- en ventilatiemaatregel op grond van de ISDE, SVOH, SVVE of een andere subsidieregeling worden vergoed dan wel, indien van toepassing, dat meer wordt vergoed dan op grond van het betreffende staatssteunkader is toegestaan. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om bij de gemeentelijke subsidieregelingen te toetsen of aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Ook is een samenloop denkbaar met de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA), namelijk in het geval van gebouwen met een woonfunctie in de zorgsector. Ook in dat geval geldt dat op grond van deze regeling cumulatie is toegestaan, waarbij rekening wordt gehouden met de maximumbedragen op grond van deze regeling (in het geval van een verhuurder die meer dan 1 gebouw verhuurt is dat 50% van de kosten van de maatregelen tot ten hoogste € 20.000), en met de vereisten op grond van de de-minimisverordening dan wel hoofdstukken I en II en artikel 38bis, leden 11, 14 tot en met 16, van de AGVV.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, overlegt een aanvrager, indien van toepassing, de beschikking tot subsidieverlening, wijziging, intrekking of -vaststelling op grond van de ISDE, SVOH, SVVE of een andere subsidieregeling die ziet op dezelfde subsidiabele activiteiten als waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd. Daarnaast zullen gegevens worden uitgewisseld tussen de uitvoerder van deze regeling, SNN en de andere in artikel 10 genoemde partijen voor de bepaling van het recht op subsidie, de subsidiehoogte en om dubbele subsidie te voorkomen, om vast te stellen of een gebouw de status van een monument heeft en ten behoeve van het monitoren van de voortgang van de activiteiten op basis van deze regeling.
Deze subsidieregeling levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Ook bouwbedrijven en projectontwikkelaars profiteren van deze regeling, doordat de werkvoorraad toeneemt. Ook investeerders en verhuurders hebben baat bij deze regeling. Zij zijn weliswaar niet verplicht om ook een aanvraag voor subsidieverlening of -vaststelling in te dienen, maar degenen die gebruik maken van deze subsidie, zullen enige regeldruk ondervinden. Onder regeldrukkosten wordt verstaan de kosten per handeling (tijdsbesteding x uurtarief + out-of-pocket-kosten) vermenigvuldigd met het aantal handelingen per jaar.
Alle te nemen of uitgevoerde isolatie- en ventilatie maatregelen op grond van deze regeling kunnen in één aanvraag voor subsidie worden gebundeld indien deze binnen 24 maanden kunnen worden uitgevoerd. Het is door de specifieke aard van deze regeling, door de subsidiabele isolatie- en ventilatiemaatregelen waarmee wordt afgeweken van andere regelingen, doordat de regeling slechts voor een deel van Nederland beschikbaar is en doordat RVO niet de uitvoeringsorganisatie is, niet mogelijk geweest om de subsidie volledig samen te voegen met de ISDE, SVVE, of SVOH.
Doordat een deel van de ISDE voor dezelfde isolatiemaatregelen in deze regeling aan het budget wordt toegevoegd hoeven woningeigenaren na inwerkingtreding van deze regeling niet eerst ISDE aan te vragen.
Er is dus sprake van een incidentele handeling. Onderstaande regeldruk analyse is opgedeeld naar verschillende categorieën binnen de doelgroep die in de regeling worden genoemd.
Alle aanvragers, niet zijnde doe-het-zelvers, vragen zoveel mogelijk vooraf subsidie aan. Hierdoor moeten deze aanvragers facturen en bonnen indienen om hun subsidie vast te stellen.
Voor doe-het-zelvers geldt dat ze de subsidie achteraf aan moeten vragen, dus als de isolatie- en ventilatiemaatregelen volledig zijn uitgevoerd. De eis van het verstrekken van facturen en betaalbewijzen levert voor hen daarom geen extra administratieve lasten op.
Eigenaar-bewoners, woningeigenaars en verhuurders die maximaal één gebouw verhuren
Voor isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvan de offerte is gedateerd tussen 25 april 2023 en 2 september 2025 of voor openstelling van het loket op basis van de postcodefasering, kunnen aanvragers subsidie aanvragen nadat de investering (de aanschaf en het installeren, aanbrengen of aansluiten) heeft plaatsgevonden en de factuur is betaald. Voor investeringen vanaf 2 september 2025 kan met uitzondering van doe-het-zelf ook vooraf subsidie worden aangevraagd. Deze handelingen zouden ook verricht moeten worden zonder subsidie. De eis van het verstrekken van de factuur of bon met betaalbewijs, in het geval van doe-het-zelf, levert daarom geen extra administratieve lasten op voor de subsidieaanvrager. De aanvraag kan digitaal worden ingediend. Het doen van een subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van SNN en het verzamelen van alle gegevens kost de aanvrager naar verwachting ongeveer 120 minuten voor verschillende investeringen tezamen. Dit kan korter zijn omdat er voor inwerkingtreding van de regeling ook ISDE en SVOH voor dezelfde investeringen is aangevraagd.
Op basis van het beschikbare budget en het huidige aantal ISDE aanvragen zullen er in 2025 naar verwachting circa 6.000 eigenaar-bewoners een aanvraag met terugwerkende kracht indienen.
Daarnaast is de verwachting dat 3.000 eigenaar-bewoners een aanvraag indienen vanaf 2 september 2025. Er wordt rekening gehouden met het feit dat uiteindelijk 10% van de aanvragen niet leidt tot een verzoek tot vaststelling of een goedgekeurde vaststelling. Uit soortgelijke regelingen blijkt dat een klein deel van de projecten niet wordt gerealiseerd of dat aanvragen worden afgewezen bij de vaststelling.
Zoals voorgeschreven in de Rijksbrede methodiek voor regeldrukeffecten, wordt uitgegaan van 17 euro aan kosten per uur die een burger besteedt aan administratieve lasten. De administratieve lasten voor eigenaar-bewoners worden daarmee geschat op circa € 404.600.
|
Handeling |
Uren |
Uurtarief |
Aantal aanvragen |
Totaal |
|---|---|---|---|---|
|
Aanvragen terugwerkende kracht |
2 |
€ 17 |
5.400 |
€ 183.600 |
|
Aanvragen na inwerking treding |
2 |
€ 17 |
2.600 |
€ 88.400 |
|
Aanvragen ISDE en SVOH bij terugwerkende kracht |
1 |
€ 17 |
4.500 |
€ 76.500 |
|
Aanvragen omgevingsvergunning monumenten na inwerking treding |
1 |
€ 17 |
500 |
€ 8.500 |
|
Aanvraag voor verzamelinkomens tot 140% sociaal minimum |
0,5 |
€ 17 |
1.000 |
€ 8.500 |
|
Ontzorging |
1 |
€ 17 |
500 |
€ 8.500 |
|
10€ uitval bij aanvragen |
2 |
€ 17 |
900 |
€ 30.600 |
|
Totaal |
€ 404.600 |
VvE’s en verhuurders (met meer dan één verhuurde woning)
Voor verduurzamings- en ventilatiemaatregelen waarvan de offerte is gedateerd voor 2 september 2025 of voor openstelling van het loket op basis van de postcodefasering, kunnen aanvragers subsidie aanvragen nadat de investering (de aanschaf, en het installeren, aanbrengen of aansluiten) heeft plaatsgevonden en de factuur is betaald. Voor investeringen vanaf 2 september 2025 kan met uitzondering van doe-het-zelf ook vooraf subsidie worden aangevraagd. De eis van het verstrekken van de factuur of bon met betaalbewijs, in het geval van doe-het-zelf, levert daarom geen extra administratieve lasten op voor de subsidieaanvrager omdat deze handelingen ook zonder subsidieaanvraag moeten worden verricht.
De gehele subsidieaanvraag (inclusief verzoek tot vaststelling), inclusief het lezen van de informatie op de website van SNN, kost een VvE, wooncoöperatie of woonvereniging ongeveer 240 minuten bij een uurtarief van € 54. Dit tijdsbestek is voor VvE’s en verhuurders groter dan voor eigenaar-bewoners, omdat zij voorafgaand aan de investering de subsidieaanvraag indienen en na realisatie een verzoek om vaststelling moeten doen. Bij investeringen met een factuurdatum voor 2 september of voor openstelling van de postcode op basis van de postcodefasering, wordt de subsidieaanvraag achteraf ingediend.
Op basis van het huidige aantal SVVE-aanvragen in 2024 worden circa 100 aanvragen van VvE’s verwacht voor isolatie- en ventilatiemaatregelen. Er wordt rekening gehouden met een opslag van 10% voor aanvragen die afgewezen worden. De totale administratieve lasten van de subsidieaanvraag voor deze niet-eigenaar-bewoners van grondgebonden gebouwen worden daarmee geschat op circa € 33.210.
|
Handeling |
Uren |
Uurtarief |
Aantal aanvragen |
Totaal |
|---|---|---|---|---|
|
Aanvragen terugwerkende kracht |
4 |
€ 54 |
25 |
€ 5.400 |
|
Aanvragen na inwerkingtreding |
4 |
€ 54 |
75 |
€ 16.200 |
|
Informatieverplichtingen (georganiseerde) burgers |
2 |
€ 54 |
25 |
€ 2.700 |
|
Aanvragen SVOH en SVVE |
4 |
€ 54 |
25 |
€ 5.400 |
|
Aanvragen omgevingsvergunning monumenten |
1 |
€ 54 |
5 |
€ 270 |
|
10€ uitval bij aanvragen |
4 |
€ 54 |
10 |
€ 2.160 |
|
Totaal |
€ 32.130 |
Uitvoering
De regeling is zo vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten voor aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn er wel voldoende waarborgen tegen misbruik opgenomen. De uitvoering gaat bij digitale indiening van de aanvraag als volgt:
• Aanvragers van deze subsidie kunnen zich aanmelden bij het elektronisch aanvraagloket van SNN. Woningeigenaars en eigenaar-bewoners melden zich aan met behulp van DigiD. Wooncoöperaties, bedrijfsmatige verhuurders, woonverenigingen en VvE’s melden zich aan met behulp van eHerkenning. Verhuurders die meer dan één gebouw verhuren, melden zich aan met behulp van DigiD of eHerkenning. Dit levert geen extra regeldruk op omdat eHerkenning ook voor een SVVE- en SVOH-aanvraag nodig was.
• In het aanvraagformulier wordt onder andere aangegeven om welke isolatie- en ventilatiemaatregel(en) het gaat.
• Op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag een verleningsbeschikking of, bij een aanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2, een vaststellingsbeschikking gegeven, met een mogelijkheid tot verlenging van nog eens 8 weken.
• Voor monumenten, karakteristieke panden en beschermd stadgezicht moet voorafgaand aan de aanvraag een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Daarnaast moeten in sommige gevallen leges en precario’s worden aangevraagd. Het isolatieplan voor monumenten is gebaseerd op een isolatieadvies voor monumenten, opgesteld door een isolatieregisseur voor monumenten. Dat is een aangepast isolatieplan zodat het passend is bij de verduurzaming van monumenten. Voor erfgoedpanden niet zijnde een monument, waarvoor het gebruikelijke isolatieplan wordt gebruikt, geldt dat er ten behoeve van het opstellen van dat isolatieplan een Leidraad verduurzaming voor karakteristiek erfgoed beschikbaar zal worden gesteld, welke behulpzaam zal zijn in het maken van afwegingen over isolatie- en ventilatie uit de maatregelencatalogus voor deze gebouwen.
• Een indirect gevolg is dat er door de impuls van deze subsidieregeling meer ISDE, SVVE en SVOH-aanvragen worden ingediend.
• Aanvragers die in aanmerking willen komen voor aanvullende subsidie op basis van inkomen moeten aanvullende informatie aanleveren. Dit levert mogelijk ook een extra informatievraag op.
Algemene maatregelen om regeldruk te verlagen
• Minder bewijslast: waar mogelijk wordt gewerkt met steekproeven in plaats van volledige documentatievereisten voor vaststelling van de subsidie.
• Kwaliteitswaarborging: evaluaties en gebruikerservaringen worden structureel opgehaald en verwerkt om de regeling en het aanvraagformulier te verbeteren.
• Heldere communicatie: er komt uitgebreide informatie op de website. Daarnaast komt een lijst met veelgestelde vragen, stappenplan en handleiding beschikbaar.
• Kwetsbare huishoudens en aanvragers die daar behoefte aan hebben kunnen gedeeltelijke of volledige ontzorging krijgen. Deze ontzorging bestaat uit begeleiding door gemeenten en andere ontzorgers in opdracht van gemeenten bij het opstellen van isolatieplannen en subsidieaanvragen. Deze ontzorgers zullen bewoners activeren, informeren en begeleiden al naar gelang daar behoefte aan is.
• Formulieren: er worden verschillende formulieren beschikbaar gesteld voor onder andere het isolatieplan, voor machtiging en voor VvE’s om inzicht te geven in alle gebouwen.
In de kabinetsreactie ‘Nij Begun’ van 25 april 2023 is opgenomen dat voor de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo € 1,5 miljard beschikbaar is voor de periode 2026–2055 voor het isoleren van gebouwen. Dit bedrag komt bovenop de generatielange investering in deze regio van € 250 miljoen per jaar voor 30 jaar. Daarnaast is incidenteel € 150 miljoen beschikbaar voor de periode 2025 en 2026, hetgeen op de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Ministerie van VRO) voor 2025 staat. Dit draagt bij aan een voortvarende start met de uitvoering van deze regeling en met het openstellen van het subsidieloket vanaf 3 juni 2025 voor de doelgroep die onder hoofdstuk 2 van deze regeling valt. Het voornemen is om een deel van het budget van de ISDE tot en met 2030 aan deze regeling toe te voegen. Dit bedrag zal dan bij de voorjaarsnota van 2025 aan het budget van deze regeling worden toegevoegd, indien hiervoor goedkeuring is gegeven.
Om te waarborgen dat ook voor de doelgroep die onder hoofdstuk 3 van deze regeling valt, vanaf 2 september 2025 voldoende financiële middelen beschikbaar zullen zijn, zal een voorstel bij de Voorjaarsnota van 2025 worden gedaan in lijn met de kabinetsreactie en budgettaire besluitvorming ‘Nij Begun’. Dit voorstel is gedaan om de middelen die nu nog op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën gereserveerd zijn voor de isolatieaanpak naar de begroting van het Ministerie van VRO over te hevelen op een wijze die qua kasreeks passend is bij de jaarlijks te verwachten aanvragen, de ambitie om alle gebouwen in Groningen en Noord-Drenthe voor 2036 te isoleren tot de standaard voor woningisolatie. De verwachting is dat hiermee de openstelling van het subsidieloket vanaf 2 september 2025 onbelemmerd van start kan gaan. Het indienen van een aanvraag gebeurt om uitvoeringstechnische redenen vanaf die datum gefaseerd, namelijk op basis van de postcode waartoe het gebouw van de aanvrager behoort.
Het beschikbare budget, de subsidiehoogte per aanvrager en de prijzen in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus en de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf worden, indien mogelijk en voor zover daartoe aanleiding is, jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd. De peildatum van indexering is de datum van de offerte dan wel factuur voor de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd.
Het kabinet doet in de Staat van Groningen en Noord-Drenthe jaarlijks verslag van behaalde resultaten over de doelen uit de kabinetsreactie. Deze regeling valt hieronder en zal aan de hand van de indicatoren uit de Staat van Groningen en Noord-Drenthe geëvalueerd worden.
Deze regeling is opgesteld in nauwe samenwerking met de dertien betrokken gemeenten en de provincies Groningen en Drenthe. De conceptregeling en toelichting zijn in december 2024 ter consultatie voorgelegd aan de bestuurders van de dertien gemeenten en de provincie Groningen en Drenthe.
Daarnaast vindt op grond van artikel 21 van deze regeling een evaluatie plaats binnen één jaar na inwerkingtreding van de regeling, overeenkomstig artikel 4.10, derde lid, onderdeel b, van de Comptabiliteitswet 2016.
De Subsidieregeling isolatie en ventilatie gebouwen, woonboten en woonwagens provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noorderveld en Tynaarlo stond van 8 januari 2025 tot en met 27 januari 2025 open voor internetconsultatie. Via de internetconsultatie is gevraagd of men wil reageren op de conceptregeling en -toelichting. Op de consultatie zijn 673 reacties binnengekomen van woningeigenaren, bedrijven, brancheorganisaties, verhuurders, gemeenten en gemeentefracties. De reacties hebben geleid tot aanvullingen, verduidelijkingen en/of verbeteringen in de regeling en de toelichting.
Over het algemeen blijkt dat men blij is met een ruime subsidieregeling voor isolatie- en ventilatiemaatregelen. Tegelijkertijd is er teleurstelling over een aantal onderdelen zoals het uitsluiten van triple glas en kozijnen, de complexiteit van de regeling en de hoogte van de subsidie.
Uitsluiten van triple glas, nieuwe kozijnen en het vervangen van vloer, gevel en dak
Veel reacties gaan over het uitsluiten van triple glas en kozijnen. In de reacties komt naar voren dat veel woningeigenaren in de veronderstelling waren dat het vervangen van bestaand glas door triple glas en nieuwe kozijnen ook onder deze subsidie zouden vallen. Er is verduidelijkt in de regeling dat zowel voor terugwerkende kracht als voor nieuwe gevallen wel subsidie beschikbaar zal komen, en welke subsidiepercentages hiervoor gelden.
Er wordt coulance toegepast voor terugwerkende kracht conform de percentages van 50% en 100% die op 6 maart 2024 zijn gecommuniceerd. Deze coulance betreft zowel de combinatie van triple glas met kozijnen als de combinatie van HR++-glas met kozijnen en het vervangen van vloer, dak of gevel. Deze coulance stopt bij de start van de voorhang in de Tweede Kamer van deze subsidieregeling.
Voor alle opdrachtverstrekkingen tot het vervangen van triple glas met nieuwe kozijnen zal, nadat de voorhang in de Tweede Kamer is gestart op 10 maart 2025, subsidie beschikbaar zijn voor Groningen en Noord-Drenthe in lijn met de ISDE-regeling (of, in het geval van een doe-het-zelver, als de uitvoering is gestart vanaf 10 maart 2025). Hierbij wordt het hoge percentage van 30% gehanteerd dat geldt bij het nemen van twee maatregelen. Hiervoor geldt geen isolatieplaneis en blijft de subsidie buiten het subsidieplafond van maatregel 29. Dit is in deze regeling opgenomen en zal door SNN worden uitgevoerd, zodat de bewoners met één loket te maken hebben. Dit geldt voor alle doelgroepen.
Voor opdrachtverstrekkingen vanaf 25 april 2023 tot 10 maart 2025 (9 maart is de laatste dag van deze termijn) is voor HR++-glas met nieuwe kozijnen, voor triple glas met nieuwe kozijnen en het vervangen van vloer, gevel of dak 50% of 100% subsidie beschikbaar. Met ingang van 10 maart 2025 is voor HR++-glas (zonder nieuwe kozijnen) 50% of 100% subsidie beschikbaar, voor triple glas met nieuwe kozijnen 30% subsidie en voor het vervangen van vloer, gevel of dak is geen subsidie beschikbaar.
Eigenaar-bewoners, woningeigenaars, VvE’s en verhuurders in Groningen en Noord-Drenthe krijgen hierdoor de keuze tussen 50% of 100% voor HR++-glas zonder kozijnen binnen het subsidieplafond of 30% subsidie voor de combinatie triple glas en kozijnen buiten het subsidieplafond van € 20.000 of € 40.000.
De regeling is op deze punten aangepast.
Complexiteit van de regeling
De reacties over de leesbaarheid van de regeling lopen uiteen van heel duidelijk tot erg complex. ik ben me ervan bewust dat het een lange en ingewikkelde regeling is door dat alle doelgroepen in één subsidieregeling zijn opgenomen. Er wordt momenteel gewerkt aan nadere toelichting en hulp voor woningeigenaren die dit nodig hebben. Deze nadere toelichting en hulp zal onder andere bestaan uit uitgebreide digitale informatie, een klantcontactcentrum voor vragen en ontzorging van bewoners vanuit gemeenten. Ook is de regeling verduidelijkt door de leesbaarheid van de teksten te verbeteren.
Contouren van het versterkingsgebied en aangewezen gebied
Uit een aantal reacties komt naar voren dat de grens tussen het versterkingsgebied en het aangewezen gebied dwars door een straat loopt en daardoor als oneerlijk wordt ervaren. Op 6 maart 2024 is door rijk en regio besloten tot een hogere subsidie voor inwoners met een laag inkomen en voor inwoners in de kern van het versterkingsgebied. Daarbij is voor het versterkingsgebied een contour vastgesteld op basis van het percentage woningen in de versterkingsoperatie in een bepaalde CBS-buurt. Hoewel elke afbakening tot grensgevallen leidt, wordt dit door rijk en regio als het best mogelijke criterium voor afbakening beschouwd.
Postcodefasering in het eerste jaar
Er is een aantal reacties binnengekomen waarin wordt aangegeven dat het onduidelijk is hoe de aanvraag tijdens deze fasering verloopt. Samen met de uitvoerder wordt nadere communicatie en informatievoorziening over het aanvraagproces uitgewerkt. De reacties leiden niet tot een wijziging van de regeling zelf.
Hoogte van de subsidie
In de consultatie is ingebracht dat de hoogte van € 20.000 in het aangewezen gebied en € 40.000 in het versterkingsgebied onvoldoende is. De kosten om grote gebouwen te verduurzamen zouden in werkelijkheid veel hoger liggen. Er is begrip voor dit standpunt, maar het uitgangspunt is dat er voor iedereen de komende 10 jaar subsidie beschikbaar moet zijn, en dat het redelijk is een maximum te stellen aan de beschikbare subsidie per gebouw. Dit maximum is zeer ruim gesteld. De gemiddelde kosten voor het verduurzamen tot de standaard voor woningisolatie per gebouw liggen rond de € 14.000 euro. De regeling is hierop niet aangepast.
Onduidelijkheid welke maatregelen onder de regeling vallen
Uit een aantal reacties komt naar voren dat het niet duidelijk is welke maatregelen onder de subsidieregeling vallen. In de communicatie bij de subsidieverstrekker zal een duidelijk lijstje beschikbaar komen.
De subsidie vergoedt (een deel van) de volgende maatregelen:
– Isolatie van je dak, waarbij specifiek voor een hellend dak geldt dat enkel subsidie beschikbaar is voor het van binnenuit isoleren, en bij een plat dak voor zowel het van binnenuit als van buitenaf isoleren;
– Glas vervangen voor HR++-glas;
– Ventilatieroosters of decentrale mechanische ventilatie in de hoofdverblijfruimte plaatsen;
– Vloerisolatie niet zijnde vervanging van de vloer;
– Spouwmuurisolatie of, als er geen spouwmuur is, het plaatsen van een voorzetwand;
– Het dichten van naden en kieren, bijvoorbeeld met tochtstrips of kit
Op basis van deze reacties zijn de teksten in de regeling aangepast.
Uitsluiting woningen met een bouwjaar jonger dan 2012
In een aantal reacties wordt opgemerkt dat woningen met een bouwjaar jonger dan 2012 niet uitgesloten zouden moeten worden. Woningen met een bouwjaar na 1 juli 2012 voldoen aan het Besluit bouwwerken leefomgeving of het Bouwbesluit 2012 (zoals dat vanaf 1 juli 2012 gold) en voldoen daarmee per definitie aan de standaard voor woningisolatie. Er kan voor deze woningen wel ISDE worden aangevraagd bij RVO. Een woning met een bouwjaar na 1 juli 2012 komt wel in aanmerking voor subsidie als de aanvrager met een omgevingsvergunning aantoont dat deze vergunning is verleend voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 (1 april 2012). Dan staat immers niet vast dat de woning voldoet aan de standaard voor woningisolatie. Deze opmerkingen leiden niet tot aanpassing van de regeling.
Installaties zoals warmtepompen, vloerverwarming en zonnepanelen
In een aantal reacties worden maatregelen zoals de aanschaf van een warmtepomp of zonnepanelen voorgesteld. Installaties zoals warmtepompen zijn geen isolatiemaatregelen en zijn daarom uitgesloten van subsidie. Via de ISDE, SVVE en SVOH kunnen woningeigenaren die toch die een extra stap, zoals het aanschaffen van een warmtepomp, willen zetten, subsidie aanvragen. Deze opmerkingen leiden niet tot aanpassing van de regeling.
Kosten isolatieplan
Een aantal reacties gaat over de zorgen voor de kosten die woningeigenaren moeten maken voor het opstellen van een isolatieplan. Isolatieadviseurs stellen in opdracht van bewoners isolatieplannen op. De kosten voor een isolatieplan komen niet ten laste van de aanvragers. Deze opmerkingen leiden niet tot aanpassing van de regeling.
Hoge kosten voor een DuMo advies
Er zijn meerdere reacties binnengekomen over de hoge kosten voor een DuMo-advies. Dit kan in sommige gevallen oplopen tot € 7.000. Er is via het Ontzorgingsprogramma verduurzaming van de RCE en het Nationaal Restauratiefonds subsidie beschikbaar voor DuMo-advies. Deze is niet volledig dekkend. In overleg met het Erfgoedloket zal daarom een eenvoudiger advies beschikbaar worden gesteld zodat inwoners zelf geen kosten hoeven te maken. Er zal een vergoeding voor dit eenvoudiger advies beschikbaar worden gesteld. De regeling is hierop aangepast.
Maatregelencatalogus
Een aantal reacties gaat over het ontbreken van de maatregelencatalogus. Er wordt momenteel nog aan de catalogus gewerkt waardoor deze nog niet kon worden toegevoegd. Doordat de bedragen meerdere keren per jaar worden geïndexeerd is het niet wenselijk om de bedragen in de regeling op te nemen. De catalogus wordt niet in de regeling opgenomen maar op een vaste plek online gepubliceerd. De reacties hebben niet geleid tot een wijziging van de regeling.
Ontbrekende postcodes
Er zijn drie reacties binnengekomen dat er een postcode ontbreekt. De betrokken gemeenten hebben alle postcodes in de tabel van de postcodefasering nog een keer gecontroleerd.
Op basis van deze reacties zijn de ontbrekende postcodes toegevoegd.
In haar advies van 6 februari 2025 geeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) aan geen opmerkingen te hebben met betrekking tot de toetsing van nut en noodzaak. Voor enkele andere zaken wordt aandacht dan wel nadere uitleg gevraagd.
Allereerst adviseert het ATR om deze nieuwe subsidieregeling in te voegen in bestaande regelingen danwel om in de toelichting aan te geven waarom samenvoegen niet mogelijk is. Door de specifieke aard van de regeling die voor een deel van Nederland beschikbaar is en doordat de regeling niet door RVO wordt uitgevoerd is samenvoegen niet mogelijk. RVO en SNN zullen gegevens uitwisselen waardoor de regeldruk zoveel mogelijk wordt beperkt.
Daarnaast adviseert het ATR om in de toelichting te verduidelijken wat de ontzorging inhoudt en wie daar een beroep op kunnen doen. Dit punt is verholpen in de definitieve toelichting. Tot slot adviseert het ATR om de gevolgen voor de regeldruk volledig in beeld te brengen conform de Rijksbede methodiek. Ook dit punt is verholpen in de definitieve versie van de toelichting.
Een doenvermogentoets geeft inzicht of beleid, wet- en regelgeving uitgaat van realistische aannames over het doenvermogen van de doelgroepen.
Het ‘doenvermogen’ wordt door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid omschreven als: dat burgers niet alleen de regels kennen, maar ook in staat moeten zijn om daarnaar te handelen.9 Daarbij gaat het om een ander soort mentale vermogens, zoals alertheid, het vermogen om in actie te komen, het hoofd voldoende koel houden, en om het vasthouden aan goede voornemens.
Doenvermogen speelt op verschillende manieren een rol bij Maatregel 29. In eerste instantie in de mate van de verwachting van potentiële aanvragers dat zij in aanmerking komen voor de regeling en ook dat zij het proces kunnen doorlopen. In de tweede plaats gaat het over het daadwerkelijk kunnen volhouden van het aanvraagproces. Omdat de regeling nieuw is zal een inschatting gemaakt worden op basis van vergelijkbare regelingen. Indien het proces het toe laat zal ook de directe doelgroep bevraagd worden.
Vanwege de context is het van extra groot belang dat deze regeling goed rekening houdt met het doenvermogen van alle doelgroepen die hiervan gebruik mogen maken. Bij veel bewoners is er namelijk lange tijd stress en onzekerheid geweest. Vroeg in de ontwikkeling van de regeling is daarom via een klankbordgroep en in gesprekken met bewoners en bewonersverenigingen regelmatig stilgestaan bij de stappen die bij de aanvraag nodig zijn en hoe deze zo simpel en laagdrempelig mogelijk gehouden konden worden. Ook is een klantreis in kaart gebracht bij het opstellen van het aanvraagloket en is een doenvermogen expert gevraagd voor advies.
Uit de analyse met deze middelen blijkt dat de regeling naast de financiële ondersteuning ook een sterk ontzorgend karakter heeft die de last op het doenvermogen klein houdt ondanks de complexiteit van de regeling zelf. Wanneer een bewoner dat wil kan deze via een woningplan die door een energiecoach is opgesteld uit een lijst erkende uitvoerders kiezen en worden de kosten rechtstreeks aan de uitvoerder uitgekeerd zodat zo min mogelijk handelingen bij de bewoner terecht komen. Vanuit gemeenten zal er ook ondersteuning geboden worden aan kwetsbare doelgroepen en groepen die hulp nodig hebben met de digitale aanvraag. Bij sommige groepen zal er een stapeling van verschillende aanvragen kunnen voorkomen, bijvoorbeeld wanneer ook aanvragen voor herstel, NWF, ISDE of SVVE gedaan moeten worden. Ook hierbij zou deze ontzorging verlichting van de druk op het doenvermogen kunnen betekenen.
Verder geeft de geraadpleegde doenvermogenexpert als waarschuwing dat het proces voor eigenaren die zelf zonder woningplan te werk willen gaan, bijvoorbeeld via doe-het-zelf, vrij complex is.
Dit kan een risico meebrengen dat investeringen die gedaan worden niet gesubsidieerd worden. Om dat risico zoveel mogelijk te mitigeren wordt zo duidelijk mogelijk gecommuniceerd over de regeling op de website van SNN, ook met specifieke informatie over doe-het-zelf.
Wanneer wel gebruik wordt gemaakt van de ondersteunende maatregelen die worden geboden past deze regeling daarentegen goed bij het doenvermogen van de doelgroep. Wel is het daarbij erg belangrijk dat het voorgenomen ontzorgend aanbod, het aantal opgeleide adviseurs en het communicatieplan daadwerkelijk bij ingang van de regeling volledig zijn uitgewerkt, beschikbaar zijn en effectief werken. Veel van deze zaken zijn nog in voorbereiding en daarom is minder goed in te schatten of deze ook in de praktijk de ondersteuning bieden die nodig is.
Dit advies is ter harte genomen. Er wordt volledig op ingezet om tijdig een zo goed mogelijke ondersteuning te realiseren.
Deze regeling is voorgelegd aan de Tweede Kamer in het kader van de voorhangprocedure die is opgenomen in artikel 4.10, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Tijdens de voorhangprocedure zijn er middels het verslag van een schriftelijk overleg vragen gesteld door leden van de Tweede Kamer over de conceptregeling. De vragen ging voornamelijk over inhoudelijke verduidelijking van de conceptregeling en over de uitvoering en subsidie-afhandeling. Deze vragen hebben niet geleid tot inhoudelijke wijziging van de regeling.
Op 14 mei 2025 vond het Tweeminutendebat over de conceptregeling plaats. Hier zijn door leden van de Tweede Kamer meerdere moties ingediend welke door de Kamer zijn aangenomen. De moties gaan onder andere over uitgaan van vertrouwen richting woningeigenaren en het voorkomen van bureaucratische rompslomp, over het voorkomen van wachtrijen bij het subsidieloket, het evalueren van de regeling na 1 jaar en rapporteren over het aantal huurwoningen wat verduurzaamd wordt. In de regeling is opgenomen dat na 1 jaar geëvalueerd zal worden. Aan de andere moties wordt in de komende periode door Rijk en regio gezamenlijk uitvoering gegeven.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de gehele doelgroep van deze regeling.
Dit artikel geeft een opsomming van veelgebruikte begrippen in de regeling.
Als een woningcorporatie onderdeel is van een gemengde VvE met een minderheid van het totaal aantal gebouwen daarbinnen en deze VvE subsidie aanvraagt op grond van deze regeling voor het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen, dan komt de woningcorporatie in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling. Dat brengt mee dat woningcorporaties die niet onderdeel zijn van een gemengde VvE of woningcorporaties die onderdeel zijn van een gemengde VvE met een meerderheid van het totaal aantal gebouwen niet in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling.
Om na te gaan of iemand valt onder de categorie sociaal minimum, kan de halfjaarlijkse Normenbrief die gepubliceerd wordt op de website van de Rijksoverheid, welke ontleend is aan de Toeslagenwet, geraadpleegd worden. Op de website van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen staan de actuele bedragen van het sociaal minimum.10
Voor een omschrijving van materialen die kwalificeren als biobased materiaal kan NEN-EN16575:2014 worden geraadpleegd.
Er kan alleen subsidie worden aangevraagd voor bestaande gebouwen, woonboten dan wel woonwagens met een woonfunctie. Andere ruimtes met een andere functie dan wonen volgens het BAG, zoals winkels, kantoren en garages, vallen niet onder deze regeling. Deze oppervlakten tellen ook niet mee voor de berekening van de subsidiehoogte op grond van deze regeling. Een bedrijfsruimte in bijvoorbeeld een VvE valt dus niet onder de doelgroep van deze regeling en daarvoor kan dus geen subsidie aangevraagd worden.
Verder geldt de beperking dat alleen woningcorporaties die een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE hebben, voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking komen. Dit gelet op de omstandigheid dat woningcorporaties, volgens de afspraken die zijn gemaakt op 6 maart 2024 tussen het Rijk en de regio11, via een aparte regeling middelen zullen ontvangen voor de verduurzaming van hun woningbezit. Dit gaat verder dan de Nationale Prestatieafspraken. De woningcorporaties zijn zelf verantwoordelijk voor de verduurzaming en het tempo hiervan en leggen hiervoor verantwoording af in de Staat van Groningen en Noord-Drenthe.
Dit artikel geeft in het eerste lid een opsomming van de activiteiten waarvoor de minister subsidie verstrekt op grond van deze regeling. Het uitgangspunt is dat alleen doelmatige isolatie- en ventilatiemaatregelen die bijdragen aan het behalen van de standaard voor woningisolatie subsidiabel zijn. Daarop bestaan de volgende uitzonderingen:
– Triple glas en nieuwe kozijnen zijn niet nodig voor het behalen van de standaard voor woningisolatie, omdat HR++-glas volstaat. Wel is er subsidie beschikbaar voor triple glas en nieuwe kozijnen, zie daarover het algemeen deel van de toelichting;
– Ook is er een subsidie van 30% opgenomen voor schuimbeton, bodemisolatie, en maatregelen die juist verdergaand isoleren dan de standaard voor woningisolatie. Deze subsidiegrondslagen zijn toegevoegd met het oog op de samenhang met de ISDE en de SVVE, om ervoor te zorgen dat de burger in het aardbevingsgebied ook toegang blijft behouden tot subsidies voor deze activiteiten, maar dan op grond van deze regeling in plaats van op grond van de ISDE of SVVE.
Indien de opdracht is verleend of, in het geval van een doe-het-zelver, de uitvoering is gestart vanaf 25 april 2023 en vóór 10 maart 2025 wordt subsidie voor triple glas en kozijnen, het vervangen van vloeren, gevel en daken en HR++-glas en kozijnen conform de percentages van 50% en 100% verstrekt binnen het subsidieplafond. Dit stopt bij de start van de voorhang in de Tweede Kamer van deze subsidieregeling, op 10 maart 2025.
Voor alle opdrachtverstrekkingen of, in het geval van een doe-het-zelver, als de uitvoering is gestart nadat de voorhang in de Tweede Kamer is gestart is subsidie beschikbaar voor Groningen en Noord-Drenthe in lijn met de ISDE-regeling. Hierbij wordt het hoge percentage van 30% gehanteerd dat geldt bij het nemen van twee of meer maatregelen. Hiervoor geldt geen isolatieplaneis en blijft de subsidie buiten het subsidieplafond van maatregel 29. Dit geldt voor alle doelgroepen.
Voor opdrachtverstrekkingen of, in het geval van een doe-het-zelver, als de uitvoering is gestart van het aanbrengen van HR++-glas met nieuwe kozijnen, voor triple glas met nieuwe kozijnen en het vervangen van vloeren, gevels en daken is tot 10 maart 2025 (dus uiterlijk op 9 maart) 50% of 100% subsidie beschikbaar binnen het subsidieplafond. Na 10 maart 2025 is er geen subsidie beschikbaar voor nieuwe kozijnen bij HR++-glas en het vervangen van vloeren, gevels en daken, en na 10 maart 2025 is er 30% subsidie beschikbaar voor triple glas met nieuwe kozijnen.
Voor een omschrijving van ventilatiemaatregelen kan NEN 8087 worden geraadpleegd.
In het tweede lid worden activiteiten genoemd die zijn uitgesloten van subsidie op grond van deze regeling. Zo is onder andere het aanschaffen en installeren van installaties uitgesloten van subsidie. Daarbij worden voorbeelden genoemd (zoals zonnepanelen) die richting geven, maar dat is geen uitputtende opsomming. Bij twijfel of een voorgenomen activiteit subsidiabel is kan contact opgenomen worden met SNN.
In het omgevingsplan van de gemeenten is vastgelegd of er sprake is van een karakteristiek, beeldbepalend dan wel beeldondersteunend gebouw.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat bij een beschikking tot subsidieverlening alleen een voorschot van maximaal 100% aan de subsidieontvanger wordt verleend indien de aanvrager bij de aanvraag een factuur heeft overgelegd van de isolatie- en ventilatiemaatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarvoor een aanvraag is ingediend. Indien hieraan niet wordt voldaan, wordt geen voorschot verleend. Uit het derde lid volgt dat een subsidieontvanger na de beschikking tot subsidieverlening en voorafgaand aan de beschikking tot subsidievaststelling een voorschot van maximaal 100% op de isolatie- en ventilatiemaatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, kan ontvangen, indien diegene hierom verzoekt en bij de aanvraag daartoe een deel- dan wel eindfactuur hiervan overlegt. Met deze bepaling wordt voorkomen dat de subsidieontvanger een financiële drempel heeft bij het nemen van isolatie- en ventilatiemaatregelen op grond van deze regeling. De grondslag van de hiervoor vermelde bepalingen is gelegen in artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies.
Indien gedurende het kalenderjaar het subsidieplafond wordt overschreden, worden de aanvragen aan een wachtlijst toegevoegd om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van deze regeling in het daaropvolgende jaar. De subsidieverstrekker rangschikt de aanvragen op tijdstip van binnenkomst, tot op de minuut. Doordat de aanvraag op een wachtlijst wordt geplaatst en deze zodra er weer budget beschikbaar is wordt behandeld, hoeft de aanvrager niet opnieuw een aanvraag in te dienen. Dit is niet van toepassing op het laatste subsidiejaar.
Op grond van artikel 4:14 van de Awb wordt de beslistermijn verlengd.
In de beschikking staat aan wie de subsidie wordt uitbetaald. In dit artikel is geregeld in welke gevallen de subsidie aan de aanvrager zelf wordt uitbetaald en in welke gevallen de subsidie wordt uitbetaald aan het Nationaal Warmtefonds, de gemeente of het branchegerelateerd bedrijf dat de isolatie- en ventilatiemaatregelen uitvoert of heeft uitgevoerd.
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat isolatie- en ventilatiemaatregelen alleen voor subsidie in aanmerking komen als deze worden toegepast in de bestaande thermische schil. Met een bestaande thermische schil wordt uitgegaan van de situatie tot 25 april 2023. Dat betekent dat een eventueel veranderde situatie na die datum niet onder de bestaande thermische schil valt, bijvoorbeeld een uitbouw, plaatsing van een dakkapel en ombouw van een garage.
Alle bestaande woongedeelten van een gebouw, woonboot of woonwagen met een bouwjaar van vóór 1 juli 2012 komen in aanmerking. Deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 2, brengt mee dat indien een aanvrager een bedrijf aan huis heeft, dit gedeelte van het gebouw, de woonboot of woonwagen niet voor subsidie in aanmerking komt. Het gedeelte van een gebouw, woonboot of woonwagen binnen de thermische schil die valt onder woonfunctie in de BAG komt echter wel voor subsidie in aanmerking.
In het geval dat een geheel gebouw, gehele woonboot of woonwagen of een gedeelte van een gebouw, woonboot of woonwagen onderdeel is van een maatschap, komt alleen het bestaande woongedeelte binnen de thermische schil in aanmerking voor deze subsidie. Dit betekent wanneer het woongedeelte bijvoorbeeld het dak, de vloer of de gevel deelt met een bedrijfsgedeelte alleen het deel binnen de thermische schil van het woongedeelte in aanmerking komt voor subsidie.
De regeling houdt geen rekening met het toekomstig splitsen van een gebouw, woonboot of woonwagen naar meerdere adressen. Dat betekent dat als een adres is ontstaan na 25 april 2023, het gehele gebouw, de gehele woonboot of woonwagen of dat gedeelte ervan niet in aanmerking komt voor subsidie op grond van deze regeling.
Alle sloop-nieuwbouw gebouwen zijn uitgesloten van subsidie omdat zij reeds voldoen aan het Besluit bouwwerken leefomgeving. Onder sloop-nieuwbouw gebouwen wordt een gebouw, woonboot of woonwagen verstaan, hetgeen eerst wordt gesloopt en daarna wordt herbouwd.
Indien een aanvrager een isolatieplan bij de aanvraag voor subsidie moet overleggen, komen alleen de isolatie- en ventilatiemaatregelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking die nodig zijn om te voldoen aan de standaard voor woningisolatie. Dat betekent dat als kosten zijn gemaakt die boven deze standaard vallen, deze voor eigen rekening van de aanvrager zijn. Een voorbeeld hiervan is dikkere isolatie dan volgens het isolatieplan noodzakelijk is om te voldoen aan de standaard voor woningisolatie. Wel is het mogelijk om andere maatregelen te treffen die niet zijn opgenomen in het woningplan, en waarmee verdergaand wordt geïsoleerd dan de standaard voor woningisolatie. Voor die maatregelen is 30% subsidie beschikbaar.
Verder is in dit artikel opgenomen dat eenmalig subsidie wordt uitgekeerd per type isolatie- en ventilatiemaatregel, tenzij het gefaseerd wordt uitgevoerd in verschillende delen van het gebouw. Een voorbeeld hiervan is dat eerst een subsidie is verstrekt voor het plaatsen van glasisolatie op de begane grond en vervolgens een nieuwe aanvraag wordt ingediend, waarna een subsidie wordt verstrekt voor het plaatsen van glasisolatie op de eerste verdieping.
Niet alle isolatie- en ventilatiemaatregelen uit het isolatieplan hoeven dus in één keer te worden uitgevoerd en aangevraagd. Er wordt alleen subsidie op grond van deze regeling verstrekt voor het deel van de isolatie- en ventilatiemaatregelen dat is of wordt uitgevoerd en waarvoor subsidie is aangevraagd.
Dit artikel geeft aan wie het isolatieplan opstelt. Als een isolatieadviseur basis is ingeschakeld voor het opstellen van een isolatieplan, hetgeen mogelijk is bij gebouwen met een bouwjaar vanaf 1945, kan het voorkomen dat het specifieke gebouw te ingewikkeld blijkt voor de isolatieadviseur basis. In dat geval kan ook een isolatieadviseur uitgebreid worden ingeschakeld.
Het isolatieplan wordt opgesteld volgens het voorgeschreven formulier dat beschikbaar wordt gesteld door de minister. Het formulier bevat de volgende gegevens:
1. het type gebouw, het adres en bouwjaar van het te isoleren gebouw;
2. de naam van de isolatieadviseur basis dan wel isolatieadviseur uitgebreid met de datum van het advies;
3. een berekening op basis van de NTA 8800, een bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen;
4. een overzicht van de delen van het gebouw die wel, niet, dan wel onvoldoende zijn geïsoleerd;
5. een overzicht van de uit te voeren isolatie- en ventilatiemaatregelen om te voldoen aan de standaard voor woningisolatie;
6. een overzicht van het aantal m2 per isolatiemaatregel, een beschrijving in welk deel van het gebouw dit wordt uitgevoerd en de prijs voor de uitvoering daarvan op basis van de laagste investeringskosten volgens de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus (dan wel isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf in het geval van een doe-het-zelver);
7. een warmteverliesberekening, uitgedrukt in kWh/m2 per jaar, op basis van de huidige staat van het gebouw en gespecificeerd per uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregel, inclusief een berekening van de hoogte van de energierekening bij standaard gebruik; of
8. bij het uitvoeren van meerdere isolatie- en ventilatiemaatregelen, een warmteverliesberekening, uitgedrukt in kWh/m2 per jaar, op basis van de huidige staat van het gebouw op het moment van het opstellen van het isolatieplan, gevalideerd met het huidige energieverbruik, waarbij het isolatieplan aangeeft wat de standaardwaarde is voor de specifieke woning om aan de standaard voor woningisolatie te voldoen en in welke mate deze standaard voldoet;
9. een vermelding van het instrument dat is gebruikt om de warmteverliesberekening, bedoeld in onderdelen 7 en 8, te maken, waarbij als voorwaarde geldt dat het instrument werkt volgens de NTA8800-methode, dat inzicht biedt in de energiekosten die worden bespaard als de verduurzaming plaatsvindt; en
10. ondertekening door de isolatieadviseur basis of isolatieadviseur uitgebreid.
In het geval van een monument wordt een isolatieadvies voor monumenten opgesteld door een isolatieregisseur voor monumenten.
Artikel 9 regelt de gevallen waarin geen isolatieplan hoeft te worden aangeleverd bij de aanvraag. De in het eerste lid opgenomen onderdelen a tot en met e gelden cumulatief: aan al deze onderdelen moet worden voldaan om geen isolatieplan te hoeven aanleveren.
Daarnaast staan de in het tweede en derde lid opgenomen gevallen op zichzelf. Als sprake is van de situatie in één van die twee leden, hoeft geen isolatieplan te worden aangeleverd.
Om het recht op subsidie op grond van deze regeling en de subsidiehoogte te bepalen en om dubbele betalingen te voorkomen, is het noodzakelijk dat gegevensuitwisseling plaatsvindt tussen SNN (in mandaat namens de minister, daarom wordt in de regeling gesproken van ‘de minister’) en de in het eerste lid van artikel 10 genoemde partijen. Belangrijk hierbij te vermelden is dat waar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is genoemd, dat samenhangt met de ministeriële verantwoordelijkheid van die minister voor de versterking. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen ontleent zijn bevoegdheid op dat gebied aan de minister, en de NCG is de uitvoerende instantie die in mandaat de versterking uitvoert. Dus feitelijk gaat het om gegevenswisseling tussen SNN en de NCG. Soortgelijk geldt dat de Minister van Klimaat en Groene Groei verantwoordelijk is voor de ISDE, en in die hoedanigheid is opgenomen in dit artikel. Feitelijk wordt de uitvoering van de ISDE in mandaat uitgevoerd door de RVO, dus feitelijk gaat het om gegevensuitwisseling tussen SNN en RVO.
Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdelen b, c en m, van de Kaderwet overige BZK-subsidies worden deze nadere regels gesteld bij ministeriële regeling. Dit artikellid voorziet hierin en omvat de limitatieve opsomming van de gegevens die uitgewisseld mogen worden indien dit noodzakelijk is om de regeling uit te voeren. Als onduidelijkheid bestaat voor welke gesubsidieerde activiteiten eerder subsidie is verstrekt, kunnen de facturen van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen worden uitgewisseld tussen deze instanties. Te denken valt aan de situatie dat eerder subsidie is verstrekt voor glasisolatie, maar onduidelijk is in welk deel van het gebouw (bijvoorbeeld de begane grond of de eerste verdieping) dit heeft plaatsgevonden.
In het tweede lid is een grondslag opgenomen voor gegevensuitwisseling aan de hand waarvan SNN kan vaststellen of sprake is van een monument.
In het derde lid is een grondslag opgenomen voor monitoring van de voortgang van de activiteiten op basis van deze regeling.
Ten slotte is in het vierde lid een grondslag opgenomen voor ontzorgende partijen om onderling isolatieplannen uit te kunnen wisselen en de voortgang in de uitvoering.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de gevallen waarin vanaf 25 april 2023 en vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling opdracht is verstrekt tot uitvoering van de subsidiabele activiteiten dan wel die door een doe-het-zelver zijn gestart. Indien een doe-het-zelver met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten is gestart vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling en deze vanaf die datum afrondt, valt diegene dus onder dit hoofdstuk.
Dit artikel geeft de periode aan waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend. Er kan op grond van hoofdstuk 2 alleen subsidie worden aangevraagd nadat de subsidiabele activiteiten zijn afgerond.
Verder bevat dit artikel een overzicht welke gegevens de aanvraag ten minste moet bevatten. Dit betreft een aanvulling op artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
Bij de aanvraag overlegt een doe-het-zelver een verklaring van de isolatieadviseur uitgebreid dan wel isolatieadviseur basis, hetgeen een voorgeschreven formulier betreft dat beschikbaar is gesteld door de minister, waaruit blijkt dat de isolatie- en ventilatiemaatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd op grond van deze regeling zijn uitgevoerd. Deze verplichting geldt alleen voor een doe-het-zelver, omdat bij deze categorie niet altijd uit de factuur en het betaalbewijs van bijvoorbeeld een bouwmarkt blijkt welke isolatie- en ventilatiemaatregel is uitgevoerd of welke materialen zijn gebruikt en met welke grenswaarden.
Een verklaring dat de woningcorporatie voldoet aan de voorwaarde dat zij een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE heeft, houdt in dat zij het betreffende formulier dat op de website van SNN staat invult en bijvoegt bij het indienen van een aanvraag voor subsidie.
Om privacyredenen (gelet op dat er mogelijk informatie over inkomen kan worden aangeleverd) en uitvoeringstechnische redenen is de regeling zo ingericht dat de in artikel 13, vierde lid, opgenomen aanvullende subsidies, door de aanvrager kan worden aangevraagd tegelijk met of nadat de in het eerste lid bedoelde aanvraag is ingediend. Ter voorbeeld: als een VvE een subsidie aanvraagt voor isolatie van gemeenschappelijke delen van de gebouwen binnen de VvE, dan kan een eigenaar-bewoner binnen die VvE met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum vanaf het moment van die aanvraag zelf een aanvraag indienen voor de aanvullende subsidie.
Een aanvrager toont aan dat diegene valt binnen de categorie van een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum. Dit kan met een inkomensverklaring van de Belastingdienst over het jaar voorafgaande aan de aanvraag. Als de aanvrager getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft of een fiscaal partner heeft, overlegt diegene ook de inkomensverklaring van de partner. Zie voor een uitleg over het begrip ‘fiscaal partner’ de actuele informatie daarover op de website van de Belastingdienst.
Dit artikel vormt een aanvulling op hetgeen is opgenomen in de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit BZK-subsidies. De grondslag hiervoor is artikel 14 van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
Ten aanzien van degenen die gestart zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten vóór de inwerkingtreding van deze regeling geldt dat de subsidiehoogte wordt bepaald op basis van de bij de aanvraag aangeleverde facturen en betaalbewijzen. Dat geldt niet voor doe-het-zelvers. Voor doe-het-zelvers geldt dat de subsidiehoogte wordt bepaald op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus voor doe-het-zelf bepaalde eenheidsprijzen.
Ingevolge de de-minimisverordening dienen verhuurders die meer dan één woning verhuren er rekening mee te houden dat zij maximaal € 300.000 per onderneming over drie jaren mogen ontvangen voor het totaal aan alle ontvangen de-minimissteun, dus ook de-minimissteun die is verstrekt op grond van andere subsidies van het Rijk of een decentrale overheid. De de-minimissteun mag ook worden verleend op het moment dat de activiteiten lopende zijn of al zijn afgerond.
Verhuurders krijgen alleen 100% subsidie tot een maximum van € 40.000 per gebouw inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket, indien zij maximaal één gebouw verhuren in het versterkingsgebied. Dat betekent dat verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in het aangewezen gebied en verhuurders die meer dan één gebouw verhuren, in aanmerking komen voor 50% subsidie tot een maximum van € 20.000 per gebouw en inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
Woningeigenaars in het versterkingsgebied, woningeigenaars met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum, verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in het versterkingsgebied en eigenaar-bewoners in een VvE, niet zijnde in een gemengde VvE in het versterkingsgebied, hebben recht op 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000 per gebouw waarvoor een aanvraag is gedaan op grond van deze regeling en inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
Verder wordt de subsidie voor eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, niet zijnde een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging, die in het aangewezen gebied vallen en een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum, eigenaar-bewoners in een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging in het versterkingsgebied met 50%, verhoogd tot een maximale verhoging van € 20.000 per gebouw, woonboot of woonwagen en inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket. In totaal hebben zij dus recht op 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000 per gebouw waarvoor een aanvraag is gedaan op grond van deze regeling en inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
De aanvullende subsidie van € 1.000 per gebouw, woonboot of woonwagen voor woningeigenaars in het versterkingsgebied, woningeigenaars met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum, eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het versterkingsgebied, eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het aangewezen gebied die een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum, is ervoor bedoeld om hen te ondersteunen bij de uitgevoerde subsidiabele activiteiten, zoals advies- en afwerkkosten.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de gevallen waarbij vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling een opdracht is verstrekt tot uitvoering van de subsidiabele activiteiten dan wel die door een doe-het-zelver zijn gestart.
Dit artikel geeft een overzicht welke gegevens de aanvraag ten minste moet bevatten. Dit betreft een aanvulling op artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
Het indienen van een aanvraag gebeurt om uitvoeringstechnische redenen gefaseerd, namelijk op basis van de postcode waartoe het gebouw, de woonboot of woonwagen van de aanvrager behoort. De voortgang van de uitvoering en subsidieverlening zal maandelijks door SNN geëvalueerd worden. Indien nodig wordt de postcodefasering aangepast. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een versnelde openstelling van postcodes. Van deze fasering mag door SNN worden afgeweken in de versterkingsoperatie tussen mijlpaal 7 ‘Start Planvorming’ en mijlpaal 11 ‘Bouw Gereed’, die in het versterkingsproces zitten en de verduurzaming als koppelkans van de versterking (in natura) willen uitvoeren of ten aanzien van degenen die de versterking in eigen beheer uitvoert.12 In dat verband is het aan de NCG om te toetsen of de verduurzaming, volgens de koppelkansenrichtlijnen, redelijkerwijs nog mee te nemen is in de versterking.
Een doe-het-zelver hoeft geen aanvraag tot subsidieverlening in te dienen, omdat diegene na afronding van de gesubsidieerde activiteiten direct een aanvraag tot subsidievaststelling indient.
Een verklaring dat de woningcorporatie voldoet aan de voorwaarde dat zij een minderheid van het totaal aantal gebouwen in een gemengde VvE heeft, houdt in dat zij het betreffende formulier dat op de website van SNN staat invult en bijvoegt bij het indienen van een aanvraag voor subsidie.
Om privacyredenen (gelet op dat er mogelijk informatie over inkomen kan worden aangeleverd) en uitvoeringstechnische redenen is de regeling zo ingericht dat de in artikel 13, vierde lid, opgenomen aanvullende subsidies, door de aanvrager kan worden aangevraagd tegelijk met of nadat de in het eerste lid bedoelde aanvraag is ingediend. Ter voorbeeld: als een VvE een subsidie aanvraagt voor isolatie van gemeenschappelijke delen van de gebouwen binnen de VvE, dan kan een eigenaar-bewoner binnen die VvE met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum vanaf het moment van die aanvraag zelf een aanvraag indienen voor de aanvullende subsidie.
Een aanvrager toont aan dat diegene valt binnen de categorie van een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum. Dit kan met een inkomensverklaring van de Belastingdienst over het jaar voorafgaande aan de aanvraag. Als de aanvrager getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft of een fiscaal partner heeft, overlegt diegene ook de inkomensverklaring van de partner. Zie voor een uitleg over het begrip ‘fiscaal partner’ de actuele informatie daarover op de website van de Belastingdienst.
Dit artikel vormt een aanvulling op hetgeen is opgenomen in de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit BZK-subsidies. De grondslag hiervoor is artikel 14 van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
De isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus bevat de laagste investeringskosten en marktconforme prijzen voor de subsidiabele activiteiten. De subsidiehoogte wordt op basis van de in de isolatie- en ventilatiemaatregelencatalogus opgenomen eenheidsprijzen bepaald (of voor doe-het-zelvers op grond van de specifiek voor hun geldende catalogus), tenzij de kosten lager zijn. In dat laatste geval wordt de subsidiehoogte bepaald op basis van de bij de aanvraag aangeleverde facturen en betaalbewijzen.
Verhuurders krijgen alleen 100% subsidie tot een maximum van € 40.000 per gebouw en inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket, indien zij maximaal één gebouw verhuren in het versterkingsgebied. Dat betekent dat verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in het aangewezen gebied en verhuurders die meer dan één gebouw verhuren, in aanmerking komen voor 50% subsidie tot een maximum van € 20.000 per gebouw en inclusief eventuele subsidie op grond van de SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
Woningeigenaars in het versterkingsgebied, woningeigenaars met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum, verhuurders die maximaal één gebouw verhuren in het versterkingsgebied en eigenaar-bewoners in een VvE, niet zijnde een gemengde VvE in het versterkingsgebied, hebben recht op 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000 per gebouw waarvoor een aanvraag is gedaan op grond van deze regeling en inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
Verder wordt de subsidie voor eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging, niet zijnde een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging, die in het aangewezen gebied vallen en een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum, eigenaar-bewoners in een gemengde VvE, gemengde wooncoöperatie, of gemengde woonvereniging in het versterkingsgebied met 50% verhoogd tot een maximale verhoging van € 20.000 per gebouw, woonboot of woonwagen en inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket. In totaal hebben zij dus recht op 100% van de kosten voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen tot een maximum van € 40.000 per gebouw waarvoor een aanvraag is gedaan op grond van deze regeling en inclusief eventuele subsidie op grond van de ISDE, SVOH dan wel SVVE met uitzondering van de subsidieverhoging voor realisatie van een zeer energiezuinig pakket.
De aanvullende subsidie van € 1.000 per gebouw, woonboot of woonwagen voor woningeigenaars in het versterkingsgebied, woningeigenaars met een verzamelinkomen tot 140% van het sociaal minimum, eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het versterkingsgebied, eigenaar-bewoners in een VvE, wooncoöperatie, of woonvereniging in het aangewezen gebied die een verzamelinkomen hebben tot 140% van het sociaal minimum, is ervoor bedoeld om hen te ondersteunen bij de uitgevoerde subsidiabele activiteiten, zoals advies- en afwerkkosten.
In afwijking van het voorgaande is een subsidie opgenomen van 30% voor schuimbeton, bodemisolatie, maatregelen waarmee verdergaand wordt geïsoleerd dan noodzakelijk is om de standaard voor woningisolatie te behalen, en indien vanaf 10 maart 2025 een opdracht is verstrekt tot uitvoering daarvan of, in het geval van een doe-het-zelver, als de uitvoering vanaf 10 maart 2025 is gestart geldt ook voor triple glas en nieuwe kozijnen een subsidie van 30%. Zie het slot van paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting voor een uitgebreidere toelichting hierover,
Voor deze maatregelen zijn in het zesde lid van dit artikel maximale oppervlaktes isolatiemateriaal opgenomen waarvoor subsidie kan worden verkregen, in lijn met (artikel 4.5.4 van de) ISDE.
Van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan het aannemelijk is dat de subsidieontvanger de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten niet binnen vierentwintig maanden voltooit, is bijvoorbeeld sprake in geval van faillissement van het branchegerelateerde bedrijf, bouwmateriaal dat niet op tijd geleverd wordt en slechte weersomstandigheden tijdens de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.
Dit artikel bevat een overzicht welke gegevens de aanvraag ten minste moet bevatten. Dit betreft een aanvulling op artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
Indien een subsidieontvanger niet binnen vierentwintig maanden na de datum van de verleningsbeschikking voor de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling indient, kan ingevolge artikel 4:44, vierde lid, van de Awb de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.
Het tweede lid ziet op aanvragers die een aanvraag indienen na uitvoering van de maatregelen, en daarom dus geen aanvraag voor subsidieverlening doen, maar direct voor vaststelling van de subsidie. Voor die aanvragers is geregeld dat zij binnen vierentwintig maanden na de datum op de bon of factuur van de uitgevoerde isolatie- en ventilatiemaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling kunnen indienen.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de gehele doelgroep van deze regeling.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 3 juni 2025 en vervalt met ingang van 3 juni 2035, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen voor subsidies die voor deze datum zijn ingediend. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Het uitwerken van de regeling heeft meer tijd gekost dan aanvankelijk werd gedacht. Om ervoor te zorgen dat de aanvragers niet nog langer moeten wachten is ervoor gekozen om de regeling buiten de vaste verandermomenten om te publiceren. Dit is in het belang van de regio. De looptijd van deze regeling is dus tien jaren. Dit is een afwijking van artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, die op grond van het derde lid van dit artikel mogelijk is. Uit de toelichting moet dan blijken dat het vervallen van de regeling binnen vijf jaren na inwerkingtreding ervan, gelet op de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, afbreuk doet aan de effectiviteit van die activiteiten. Dit is bij deze regeling het geval. De opgave tot het isoleren van alle gebouwen in Groningen en Noord-Drenthe is namelijk dermate groot en vergt zodanig veel uitvoeringscapaciteit dat besloten is de isolatieaanpak in tien jaar uit te voeren. De regeling sluit daarbij aan. Een kortere looptijd wordt qua uitvoering niet realistisch geacht.
In deze bijlage is opgenomen vanaf welke datum een aanvrager een aanvraag voor subsidie kan indienen. Dit is afhankelijk van de postcode waartoe het gebouw, woonboot of woonwagen van de aanvrager behoort. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 15.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Deze tabel is vastgesteld in bijlage II van deze regeling, en de inhoud daarvan is afgeleid van de tabel die is gepubliceerd door RVO op https://www.rvo.nl/onderwerpen/wetten-en-regels-gebouwen/standaard-streefwaarden-woningisolatie
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2017) Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-18441.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.