Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 26 mei 2025, nr. IENW/BSK-2025/116317, tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023–2030 in verband met een wijziging van de einddatum voor het uitvoeren van de activiteiten [KetenID WGK027856]

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, en 5, onderdeel d, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In artikel 5, achtste lid, van de Regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023–2030 wordt ‘31 december 2025’ vervangen door ‘31 december 2027’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling voorziet in een wijziging van de op 1 september 2023 in werking getreden Regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023–2030 (hierna: de regeling). Op grond van deze regeling kunnen specifieke uitkeringen worden verstrekt om deelnemers van samenwerkingsregio’s in staat te stellen de Regionale Aanpak Laadinfrastructuur op te stellen, te actualiseren en uit te voeren.

2. Inhoud en noodzaak tot wijziging

Na de publicatie van de regeling werd duidelijk dat de samenwerkingsregio’s aanvullend budget nodig hebben om een bijdrage te kunnen leveren aan de realisatie van voldoende laadinfrastructuur voor de logistieke sector. Gelet hierop is de regeling op 10 oktober 2024 gewijzigd1. Met die wijziging is het beschikbare plafond voor de jaren 2024 en 2025 met, afgerond, 18 miljoen euro opgehoogd.

De regeling kende de verplichting de activiteiten vóór 31 december 2025 uit te voeren. Gebleken is dat dit onvoldoende tijd is om de activiteiten uit te voeren. Om de samenwerkingsregio’s voldoende tijd te geven om deze aanvullende budgetten te besteden, is deze uitvoeringstermijn met de onderhavige wijziging met twee jaar verlengd.

3. Gevolgen van de wijziging

De wijziging van de regeling is met de zes mogelijke ontvangers besproken en afgestemd, en heeft als gevolg dat de ontvangers voldoende tijd hebben om de beschikbaar gestelde middelen te besteden.

De wijziging heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve lasten voor ondernemers en burgers. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie2 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven. De wijziging heeft naar haar aard evenmin gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven. Om deze reden is deze regeling niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

De wijziging heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksoverheid.

4. Inwerkingtreding van de regeling

In afwijking van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen treedt, met een beroep op aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, deze regeling een dag na de bekendmaking in werking. De wijziging van de regeling dient ruim voor het einde van de uitvoeringsperiode kenbaar te zijn, zodat de ontvangers tijdig een gewijzigde planning kunnen opstellen. Zij zijn bekend met deze wijziging en onderkennen de (gewenste) gevolgen daarvan.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen


X Noot
2

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven