Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) van 6 mei 2025 tot wijziging van de Regeling melden interne collectieve waardeoverdracht pensioenfondsen bij transitie

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op artikel 150m, tweede lid, laatste volzin, van de Pensioenwet;

Gelet op artikel 145l, tweede lid, laatste volzin, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling melden interne collectieve waardeoverdracht pensioenfondsen bij transitie wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. INVAARSJABLOON

Gepubliceerd op https://www.dnb.nl/media/mdxf1cbu/invaarsjabloon_v2_2.xlsx

ARTIKEL II

Bijlage 1, zoals die luidde op 30 juni 2025, blijft van toepassing op fondsen die de melding als bedoeld in artikel 3 op uiterlijk 1 juli 2025 hebben gedaan bij DNB.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1. Bijlage 1 wordt gepubliceerd op de website van DNB, te weten op https://www.dnb.nl/media/mdxf1cbu/invaarsjabloon_v2_2.xlsx.

Amsterdam, 6 mei 2025

De Nederlandsche Bank N.V. G.J. Salden Directeur

TOELICHTING

Op grond van artikel 150m Pensioenwet en artikel 145l Wet verplichte beroepspensioenregeling melden pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen (hierna: fondsen) het voornemen tot waardeoverdracht bij DNB (hierna: de invaarmelding). De Regeling melden interne collectieve waardeoverdracht bij transitie (hierna: de Regeling) schrijft voor welke informatie DNB voor de beoordeling van de melding dient te ontvangen, waaronder de vorm waarin deze informatie moet worden overgelegd. De Regeling is in werking getreden op 1 juli 2023 (Staatscourant 2023, 18235).

De Regeling is voor de eerste keer gewijzigd per 8 november 2023 (Staatscourant 2023, 30262). Deze eerste wijziging zag onder meer op de introductie van het invaarsjabloon, bijlage 1 bij de Regeling. Met het invaarsjabloon verstrekken fondsen een deel van de gegevens die DNB voor de beoordeling van de melding nodig heeft.

De Regeling is vervolgens gewijzigd per 26 juli 2024 (Staatscourant 2024, 24360) en per 13 september 2024 (Staatscourant 2024, 24360). Deze beide wijzigingen zagen op wijzigingen in het invaarsjabloon.

De onderhavige regeling tot wijziging van de Regeling ziet opnieuw op wijzigingen in het invaarsjabloon. Een deel van de wijzigingen is nodig door de aanpassing in bijlage 2a bij de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling met betrekking tot de toepassing van de standaardregel, die op 25 december 2024 in werking is getreden (Staatscourant 2024, 42208). De toepassing van de standaardregel is enerzijds gewijzigd voor fondsen die in één financieel geheel zowel uitkeringsovereenkomsten als premieovereenkomsten uitvoeren en anderzijds verduidelijkt voor fondsen die uitsluitend premieovereenkomsten uitvoeren. Tevens zijn enkele wijzigingen van de Regeling doorgevoerd om te verduidelijken welke informatie niet meer hoeft te worden aangeleverd door fondsen die reeds een partiële beoordeling door DNB hebben afgerond. Bij een partiële beoordeling legt een fonds een afgebakend deel van het besluit over het voornemen tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m Pensioenwet en artikel 145l Wet verplichte beroepspensioenregeling aan DNB voor wanneer het fonds de besluitvorming daarover heeft afgerond. Daarnaast zijn nieuwe vragen toegevoegd die zijn voortgekomen uit de eerste beoordelingen door DNB van de invaarmeldingen. Tijdens deze beoordelingen is gebleken dat de informatie waarop deze vragen betrekking hebben, vaak alsnog moet worden opgevraagd. De overige wijzigingen betreffen een vernummering van enkele vragen, een aanpassing van enkele vragen om deze te verduidelijken, fouten te corrigeren en/of beter te laten aansluiten op de tekst van de wet- en regelgeving en een verwijdering van een vraag. Deze wijzigingen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting hierna.

Het invaarsjabloon is gepubliceerd op de website van DNB. Vanaf 1 juli 2025, de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, dient de gewijzigde versie van het invaarsjabloon gehanteerd te worden.

De gewijzigde versie van het invaarsjabloon hoeft niet te worden gebruikt door fondsen die uiterlijk op 1 juli 2025 het op 30 juni 2025 geldende invaarsjabloon hebben ingediend.

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting op de wijzigingen aan Bijlage 1

Algemeen

De tabbladen 0 (Inhoudsopgave), 2 (Datakwaliteit), 3 (Andere risico’s), 4 (Risicohouding), 5 (Risicohouding maatstaven) 6 (SPR contract), 14 (Omrekenmethoden), 15 (Transitie-effecten), 20 t/m 24 (Scenario verkenning) en 25 (Evenwichtigheidsweging) van het invaarsjabloon worden gewijzigd. Deze wijzigingen worden hierna per tabblad toegelicht.

Aansluitend wordt toegelicht welke informatie niet meer hoeft te worden aangeleverd door fondsen die reeds een partiële beoordeling hebben afgerond.

Tabblad 0. ‘Inhoudsopgave’

Er zijn drie vragen toegevoegd om na te gaan of het fonds een Partiële beoordeling Datakwaliteit, Risicohouding en/of Contract heeft afgerond.

Tabblad 2. ‘Datakwaliteit’

Vraag 1.3 en 2.1 zijn aangepast naar ‘voor de transitie’ in plaats van ‘voor, tijdens en na de transitie’.

Tabblad 3. ‘Overige risico’s (niet finan)’

Vraag 1.2, 1.3 en 1.4 zijn toegevoegd om na te gaan of het fonds de good practices ‘Borging datakwaliteit tijdens en na transitie', 'Nadere invulling pensioenbeheer in het implementatieplan' en 'Assurance verklaringen ten aanzien van de nieuwe/aangepaste IT-omgeving samenhangend met de pensioentransitie' van DNB heeft toegepast of niet.

Naar aanleiding van de publicatie van deze good practices zijn onder kopje ‘2. Risicobeheersing voor, tijdens en na de transitie’ vraag 2.2 en 2.3 toegevoegd. Dit heeft tot een vernummering geleid bij een aantal andere vragen uit dit kopje. Daarnaast is de formulering van vraag 2.1 en 2.5 aangepast om deze beter te laten aansluiten op de tekst van de wet- en regelgeving.

Vraag 3.2 is uitgebreid en vraag 4.3 en 4.4 zijn toegevoegd naar aanleiding van de publicatie van bovengenoemde good practices.

Tabblad 4. ‘Risicohouding’

Dit tabblad is ter verduidelijking onderverdeeld in twee kopjes, namelijk ‘vaststelling risicohouding’ en ‘vormgeving beleggingsbeleid op basis van de risicohouding’.

Vraag 1.8 is toegevoegd. Deze vraag gaat over de definitie die het fonds heeft gehanteerd voor "de mate van relatieve risicoaversie" bij het afleiden van deze maat uit het risicopreferentie-onderzoek als bedoeld in artikel 14v, eerste lid, Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Vraag 1.8 en 1.9 zijn vernummerd naar 1.9 en 1.10.

Tabblad 5. ‘Risicohouding maatstaven’

Aan de tabel is kolom J toegevoegd. Hier moet het fonds ‘de mate van relatieve risicoaversie rapporteren’ rapporteren die uit het risicopreferentie-onderzoek is afgeleid (artikel 14v, eerste lid, Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling).

Tabblad 6. ‘SPR contract’

Vraag 1.3 is toegevoegd zodat DNB kan beoordelen hoe wordt omgegaan met de vermogensbeheerkosten van de beleggingen die ter bescherming tegen renterisico worden aangehouden in de collectieve portefeuille bij de toedeling van het beschermings- en overrendement.

Vraag 1.3 en 1.4 zijn vernummerd naar 1.4 en 1.5

In vraag 1.5 is gespecificeerd dat het gaat om een resultaat op operationele kosten/uitvoeringskosten.

Tabblad 14. ‘Omrekenmethoden’

Bij vragen 1.2a en 1.2b stond een verwijzing naar artikel 2, tweede en derde lid, van bijlage 2a bij de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Door de aanpassing van deze bijlage 2a die op 25 december 2024 in werking is getreden (Staatscourant 2024, 42208) is de verwijzing gewijzigd naar artikel 2, derde en vierde lid, van bijlage 2a bij de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Vraag 1.5b is toegevoegd zodat DNB kan beoordelen welke maatstaf een fonds hanteert bij het berekenen van de last waar het fonds mogelijk voor wil compenseren als bedoeld in artikel 46, tweede lid, sub d, Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Vraag 1.5b en 1.5c zijn vernummerd naar 1.5c en 1.5d.

Vraag 1.7 is verplaatst naar kopje 7.

Vragen onder kopje 4 ‘aanspraken en -rechten die niet worden ingevaren’ zijn toegevoegd zodat DNB, indien van toepassing, kan beoordelen hoe een fonds omgaat met pensioenaanspraken en -rechten die niet worden ingevaren als bedoeld in artikel 150l, zevende lid, Pensioenwet en artikel 145k, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Vragen onder kopje 5 ‘Toepassing omrekenmethode’ zijn toegevoegd zodat DNB kan beoordelen hoe een fonds met meerdere regelingen onderbouwt hoe zal worden omgegaan met de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in artikel 46, tweede lid, Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Een aanpassing in bijlage 2a bij de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling met betrekking tot de toepassing van de standaardregel is op 25 december 2024 in werking getreden (Staatscourant 2024, 42208). Onder kopje ‘6. Premieregeling’ zijn vragen toegevoegd zodat DNB kan beoordelen of een fonds dat premieovereenkomsten uitvoert voldoet aan het bepaalde in deze bijlage 2a.

Vragen 7.1a t/m 7.2b zijn toegevoegd zodat DNB kan beoordelen of een fonds voldoet aan de wettelijke vereisten met betrekking tot het afwijken van de uitkomsten na toepassing van de standaardregel als bedoeld in artikel 150n, vijfde en zesde lid Pensioenwet en artikel 145m, vijfde en zesde lid Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Kopje 4 is vernummerd naar kopje 8 en kopje 5 is vernummerd naar kopje 9.

Tabblad 15. ‘Transitie-effecten’

Vraag 1.5b en 1.5c zijn toegevoegd voor een verduidelijking ten aanzien van de vragen over het onderscheiden van deelnemersgroepen bij de transitie-effecten. Deze vragen hebben vraag 1.5b vervangen.

Vragen 2.2c tot en met 2.2g zijn toegevoegd. Tijdens de beoordelingen van de invaarmeldingen is gebleken dat DNB geregeld additionele vragen ten aanzien van de premiemodellering moest stellen. Deze vragen zijn toegevoegd aan het invaarsjabloon om de beoordeling door DNB efficiënter te laten plaatsvinden.

Vraag 3.4 is toegevoegd zodat DNB kan beoordelen welke duiding het fonds geeft aan de transitie-effecten en de gevolgen hiervoor voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden als bedoeld in artikel 46, tweede lid, Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Vraag 3.4, 3.5 en 3.6 zijn vernummerd naar 3.5, 3.6 en 3.7.

Tabblad 20 t/m 24. ‘Verkenning van verschillende scenario’s’

Bij deze tabbladen is de kwantitatieve uitvraag uitgebreid waarbij de onderliggende cijfers bij de scenario’s worden uitgevraagd, zodat DNB deze kan betrekken in de beoordeling. Deze uitbreiding heeft betrekking op de volgende onderdelen: (i) marktwaarde uitkeringen en premie inleg bij ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst, (ii) waarde pensioenvermogen bij toepassing standaardregel en (iii) marktwaarde uitkeringen en premie-inleg na omrekening via de standaardmethode of de vba-methode.

Tabblad 25. ‘Evenwichtigheidsweging’

Bij vraag 2.1 en 2.2 is een verwijzing toegevoegd naar artikel 46, tweede lid, onderdeel f (vraag 2.1) en onderdeel g (vraag 2.2) BUPW.

Partiële Beoordelingen:

Bij een partiële beoordeling legt een fonds een afgebakend deel van het besluit over het voornemen tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m Pensioenwet en artikel 145l Wet verplichte beroepspensioenregeling aan DNB voor wanneer het fonds de besluitvorming daarover heeft afgerond. Een partiële beoordeling kan gaan over de deelonderwerpen (i) het vaststellen van de risicohouding (hierna: risicohouding), (ii) de vormgeving van de pensioenregeling door het fonds (hierna: contract) en (iii) de borging en zekerstelling van de datakwaliteit vóór invaren (hierna: datakwaliteit). Voor fondsen die een dergelijke partiële beoordeling hebben afgerond, geldt dat zij bij de invaarmelding niet alle informatie opnieuw hoeven aan te leveren. Dit heeft geleid tot wijzigingen in het invaarsjabloon, waarbij in de relevante tabbladen (tabblad 2 voor datakwaliteit, tabblad 4 en 5 voor risicohouding en tabblad 6, 7 en 8, of 9 en 10 voor contract) wordt aangegeven wat een fonds wel of niet moet invullen en welke documentatie nog moet worden aangeleverd.

Kort gezegd komt deze wijziging neer op het volgende.

Partiële beoordeling datakwaliteit

Een fonds dat een partiële beoordeling datakwaliteit heeft afgerond, hoeft tabblad 2. ‘Datakwaliteit’ niet opnieuw in te vullen. Indien de partiële beoordeling door DNB zonder bevindingen is afgesloten, hoeft het fonds alleen een verklaring van het bestuur te overleggen bij de invaarmelding waarin wordt bevestigd dat er geen relevante wijzigingen zijn doorgevoerd en dat alle 'get clean'-activiteiten zijn afgerond. Indien de partiële beoordeling door DNB met bevindingen is afgesloten, moet aanvullende documentatie worden aangeleverd door het fonds waarin wordt toegelicht hoe de bevindingen zijn opgelost.

Partiële beoordeling risicohouding

Een fonds dat een partiële beoordeling risicohouding heeft afgerond, moet tabblad 4. ‘Risicohouding’ en tabblad 5. ‘Risicohouding maatstaven’ wel opnieuw invullen. Het fonds hoeft echter niet alle documentatie opnieuw te overleggen bij de invaarmelding, maar alleen de aangepaste documentatie en een verklaring van het bestuur waarin wordt bevestigd dat er geen aanpassingen zijn gemaakt in de documenten die niet opnieuw zijn overgelegd. Indien de partiële beoordeling door DNB met bevindingen is afgesloten, dient bij de aangepaste documentatie een leeswijzer te worden toegevoegd waarin wordt uitgelegd hoe deze bevindingen zijn geadresseerd door het fonds.

Partiële beoordeling contract

Een fonds dat een partiële beoordeling contract heeft afgerond, moet tabblad 6. ‘SPR contract’, tabblad 7. ‘Toedeelregels SPR’ en tabblad 8. ‘SAA SPR’, of tabblad 9. ‘FPR contract’ en tabblad 10. ‘SAA FPR’ wel opnieuw invullen. Het fonds hoeft echter niet alle documentatie opnieuw te overleggen bij de invaarmelding, maar alleen de aangepaste documentatie en een verklaring van het bestuur waarin wordt bevestigd dat er geen aanpassingen zijn gemaakt in de documenten die niet opnieuw zijn overgelegd. Indien de partiële beoordeling door DNB met bevindingen is afgesloten, dient bij de aangepaste documentatie een leeswijzer te worden toegevoegd waarin wordt uitgelegd hoe deze bevindingen zijn geadresseerd door het fonds.

Partiële beoordeling risicohouding én contract zonder bevindingen

Indien zowel de partiële beoordeling risicohouding als contract beide door DNB zonder bevindingen zijn afgesloten, hoeft het fonds de betreffende tabbladen niet opnieuw in te vullen. Wel moet het fonds een verklaring van het bestuur overleggen bij de invaarmelding waarin wordt bevestigd dat er geen relevante wijzigingen zijn ten aanzien van de risicohouding, het beleggingsbeleid en het contract.

Naar boven