Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 42208 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 42208 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 46d van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling;
Besluit:
De Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21, eerste lid, subonderdeel 4°, wordt ‘persoonlijke pensioenvermogens’ vervangen door ‘van voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal’.
B
In bijlage 2a wordt voor artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:
In deze bijlage wordt verstaan onder:
iedere deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde;
premieovereenkomst of premieregeling;
voor pensioenuitkering bestemd vermogen in de solidaire premieovereenkomst dan wel solidaire premieregeling dan wel het kapitaal in de flexibele premieovereenkomst dan wel flexibele premieregeling.
C
In bijlage 2a komt artikel 1 te luiden:
1. De contante waarde van alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten CWvoor wordt vastgesteld door eerst de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten KSvoor(i,h) voor ieder individu i en voor alle looptijden h > 0 vast te stellen. Vervolgens worden de kasstromen van ieder individu per looptijd gesommeerd en wordt hiervan de contante waarde vastgesteld. Voor opgebouwde pensioenaanspraken of variabele uitkeringen die voortvloeien uit een premieovereenkomst is de contante waarde CWvoor gelijk aan het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies.
2. Indien sprake is van een premieovereenkomst geldt in afwijking van het eerste lid dat de opgebouwde pensioenaanspraken of variabele uitkeringen niet hoeven te worden meegenomen in CWvoor en KSvoor(i,h), maar in de waarde P. De waarde P is dan gelijk aan de som van het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies van ieder individu.
3. Indien sprake is van een premieovereenkomst met inleggarantie of rendementsgarantie wordt de waarde van de inleggarantie of rendementsgarantie in afwijking van het eerste lid opgenomen in waarde P. De waarde van de inleggarantie of rendementsgarantie is gelijk aan de specifiek hiervoor aangehouden voorziening of wordt vastgesteld door toepassing van de vba-methode, bedoeld in artikel 46c van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. De overwegingen om al dan niet van het tweede lid gebruik te maken worden overeenkomstig artikel 46, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling opgenomen in het implementatieplan. De onderbouwing bevat ook een toelichting waarom de gemaakte keuze bijdraagt aan de evenwichtigheid van de transitie.
D
In bijlage 2a wordt artikel 2 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de formule voor q(h) als volgt te luiden:
2. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: ‘Voor opgebouwde pensioenaanspraken, variabele uitkeringen, inleggarantie of rendementsgarantie die voortvloeien uit een premieovereenkomst en die volgens artikel 1, tweede of derde lid, worden meegenomen in waarde P wordt geen aanpassingskasstroom vastgesteld.’
3. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid toegevoegd, luidende:
2. Om de contante waarde van de aanpassingskasstromen KS*(i,h) bij opgebouwde pensioenaanspraken of variabele uitkeringen die voortvloeien uit een premieovereenkomst vast te stellen, worden de volgende stappen doorlopen:
a. Voor ieder individu i en voor alle looptijden h > 0 worden de verwachte uitgaande kasstromen KSvoor(i,h) bepaald, zodat de contante waarde hiervan gelijk is aan CWvoor, oftewel gelijk aan het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbare gestelde premies. Voor deze bepaling gebruikt het fonds de hiervoor benodigde aannames en methodes, waarbij het zich baseert op:
1°. het op 30 juni 2022 in de actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet dan wel artikel 140 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, vastgelegde beleidskader;
2°. zo realistisch mogelijke aannames; en
3°. de op dat moment bij de uitvoerder geldende tarieven.
Een fonds kan afwijken van dit vastgelegde beleidskader voor zo ver dit leidt tot een realistischere bepaling van de kasstromen KSvoor(i,h).
b. Vervolgens kan de contante waarde van de aanpassingskasstromen KS*(i,h) bepaald worden, overeenkomstig het eerste lid.
4. In het derde lid(nieuw) wordt ‘de spreidingstermijn, van tien jaar’ vervangen door ‘de spreidingstermijn van tien jaar,’
E
In bijlage 2a komt artikel 3 te luiden:
De schalingsfactor x voor de aanpassingskasstroom wordt vastgesteld via de formule
waarbij M gelijk is aan het beschikbare vermogen van een fonds waar de standaardregel op toegepast wordt. Voor zover de waarde P, als bedoeld in artikel 1, tweede of derde lid, niet van toepassing is, is de waarde P in deze formule gelijk aan 0.
F
In bijlage 2a komt artikel 4 te luiden:
1. Het voor pensioenuitkering bestemd vermogen dan wel het kapitaal, waarbij gebruik is gemaakt van artikel 1, eerste lid, wordt vastgesteld door eerst de verwachte uitgaande kasstromen in de solidaire premieovereenkomst dan wel solidaire premieregeling, of flexibele premieovereenkomst dan wel flexibele premieregeling KSna(i,h) voor ieder individu i en voor alle looptijden h > 0 vast te stellen via de formule
Vervolgens is het voor pensioenuitkering bestemd vermogen dan wel kapitaal voor ieder individu gelijk aan de contante waarde van deze kasstroom.
2. Het voor pensioenuitkering bestemd vermogen dan wel kapitaal is gelijk aan het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies voor ieder individu, indien gebruik is gemaakt van de waarde P, als bedoeld in artikel 1, tweede lid.
3. Indien sprake is van een premieovereenkomst met inleggarantie of rendementsgarantie wordt het voor pensioenuitkering bestemd vermogen dan wel kapitaal volgend uit het eerste of tweede lid voor ieder individu verhoogd met de in waarde P opgenomen waarde van diens inleggarantie of rendementsgarantie, als bedoeld in artikel 1, derde lid.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Aanleiding
Uit signalen van de pensioensector is gebleken dat de standaardregel van de standaardmethode tot onbedoelde belemmeringen leidt bij de waardering van pensioenaanspraken en -rechten, indien het (beroeps)pensioenfonds (hierna: pensioenfonds) een combinatie van uitkeringsovereenkomsten en uitkeringsregelingen (hierna: uitkeringsovereenkomsten) en premieovereenkomsten en premieregelingen (hierna: premieovereenkomsten) uitvoert, of alleen premieovereenkomsten uitvoert. Het doel van de voorgestelde aanpassing van de standaardregel is om het voor pensioenfondsen die zowel uitkeringsovereenkomsten als premieovereenkomsten uitvoeren mogelijk te maken om tot een evenwichtige transitie te komen. De toepassing van de standaardregel is daarom enerzijds gewijzigd voor pensioenfondsen die in één financieel geheel zowel uitkeringsovereenkomsten als premieovereenkomsten uitvoeren en anderzijds verduidelijkt voor pensioenfondsen die uitsluitend premieovereenkomsten uitvoeren. De wijzigingen zijn verwerkt in bijlage 2a van de Regeling Pensioenwet, behorend bij artikel 21, tweede lid. Voor de vba-methode is deze wijziging niet nodig, aangezien toepassing van de vba-methode duidelijk is ten aanzien van alle type pensioenovereenkomsten (uitkeringsovereenkomst, kapitaalovereenkomst en premieovereenkomst).
De standaardregel
De standaardregel waardeert en rekent vervolgens het beschikbare vermogen van het pensioenfonds om naar voor pensioenuitkering bestemd vermogen in de solidaire premieregeling of kapitaal in de flexibele premieregeling. Het waarderen en omrekenen vindt plaats binnen vier stappen. Het geheel van deze vier stappen vormt de standaardregel:
1. Vaststellen van de contante waarde van alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten;
2. Vaststellen van de contante waarde van de aanpassingskasstromen;
3. Vaststellen van de schalingsfactor voor de aanpassingskasstroom; en
4. Vaststellen voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal.
Door toepassing van de standaardregel wordt een tekort of overschot in een spreidingstermijn van in beginsel 10 jaar toebedeeld aan alle (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid om gemotiveerd en onder voorwaarden af te wijken van de standaard spreidingstermijn van 10 jaar.
Pensioenfondsen met uitkeringsovereenkomsten en premieovereenkomsten
Voor pensioenfondsen die een combinatie van uitkeringsovereenkomsten en premieovereenkomsten uitvoeren binnen één financieel geheel is de standaardregel gewijzigd. De toedeling van het tekort of overschot vindt aan de hand van de gekozen spreidingstermijn plaats over de premieovereenkomst(en) en uitkeringsovereenkomst(en), alvorens de omrekening naar voor pensioenuitkering bestemd vermogen in de solidaire premieregeling of kapitaal in de flexibele premieregeling plaatsvindt. Zonder de aangebrachte wijzigingen in de standaardregel kan dit tot gevolg hebben dat het tekort of overschot onbedoeld wordt toebedeeld aan de groep (gewezen) deelnemers, gewezen partners, en pensioengerechtigden met een premieovereenkomst, terwijl zij hier in de premieovereenkomst geen aanspraak op konden maken. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij het juist evenwichtig wordt geacht dat deelnemers in de premieovereenkomst meedelen in het tekort of overschot, omdat deze deelnemers in de premieovereenkomst bijvoorbeeld bij pensionering of uitdiensttreding wel aanspraak kunnen maken op het overschot en verplicht meedelen in het tekort.
Indien een pensioenfonds kiest voor de standaardmethode, dan wordt met toepassing van de standaardregel het overschot of tekort dus over alle pensioenaanspraken en -rechten binnen het financieel geheel verdeeld. In artikelen 1 en 2 zijn wijzigingen opgenomen die het mogelijk maken dat pensioenfondsen een evenwichtig besluit kunnen nemen ten aanzien van de verdeling van het overschot of tekort over alle (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden.
Het is hierbij van belang dat het pensioenfonds in het implementatieplan onderbouwt waarom de genomen besluiten bijdragen aan de evenwichtigheid van de transitie.
Toepassing van de standaardregel
Indien er sprake is van een combinatie van uitkeringsovereenkomsten en premieovereenkomsten binnen één financieel geheel, zijn artikel 1 t/m 4 van bijlage 2a van de Ministeriële regeling van toepassing.
Artikel 1
In artikel 1 is beschreven hoe de contante waarde van alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt vastgesteld. Het vaststellen van de contante waarde volgt voor opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten uit de verwachte uitgaande kasstromen. De verwachte uitgaande kasstromen zijn voor de opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen uit premieovereenkomsten niet bekend. De contante waarde van opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen uit premieovereenkomsten is gelijk aan de som van het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies van alle deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Het kapitaal dat voortvloeit uit de beschikbaar gestelde premies is inclusief de behaalde rendementen. Daarnaast wordt bij de vaststelling van de contante waarde rekening gehouden met reeds gedane uitkeringen.
Verder is in de regeling gewijzigd dat het pensioenfonds de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen uit premieovereenkomsten, niet hoeft te betrekken in het bepalen van de verwachte uitgaande kasstromen maar kan aanmerken als de waarde P. Dit kan bijvoorbeeld ten aanzien van een evenwichtige transitie wenselijk zijn.
Voor premieovereenkomsten met inleg- of rendementsgaranties dient de inleg- of rendementsgarantie separaat te worden gewaardeerd. Deze premieovereenkomsten worden in twee delen opgedeeld. Namelijk het deel van de premieovereenkomst zonder garantie (a), en het garantiedeel (b). De totale waarde van de premieovereenkomst is gelijk aan: a+b. Oftewel de waarde van de overeenkomst zonder garantie (a) vermeerderd met de waarde van de garantie (b). Het garantiedeel dient te worden bepaald als de som van de optiewaarde van de betreffende garantie per deelnemer. Indien het pensioenfonds een voorziening aanhoudt die de optiewaarde is van deze garantie kan deze voorziening gebruikt worden. Als het pensioenfonds dit niet heeft, dient het pensioenfonds een realistische marktwaarde van de betreffende garantie te berekenen. Het deel van de optiewaarde deelt niet mee in het tekort of overschot. De waarde van de inleg- of rendementsgarantie moet verplicht worden aangemerkt in de waarde P. Het resterende deel na aftrek van de garantie wordt behandeld als een premieovereenkomst zonder garantie.
Ten slotte is aan artikel 1 toegevoegd dat indien het pensioenfonds de keuze maakt de opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen uit premieovereenkomsten aan te merken als de waarde P, de overwegingen daartoe opneemt in het implementatieplan.
Daarbij is het ook van belang dat een toelichting wordt opgenomen waarom de gemaakte keuzes bijdragen aan een evenwichtige transitie.
Artikel 2 en 3
In artikel 2 worden aanpassingskasstromen bepaald voor alle pensioenaanspraken en -rechten.
De aanpassingskasstromen voor de pensioenaanspraken en -rechten waarvoor in artikel 1 is vastgesteld dat ze worden aangemerkt onder de waarde P, zijn gelijk aan 0.
Indien het pensioenfonds ervoor gekozen heeft om de opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen uit premieovereenkomsten niet aan te merken in de waarde P, dient het pensioenfonds kasstromen te bepalen alvorens het aanpassingskasstromen kan bepalen.
In de regeling is daarom verduidelijkt dat deze kasstromen bepaald dienen te worden aan de hand van de op dat moment bij de uitvoerder geldende tarieven. Hierbij wordt rekening gehouden met het beleid zoals vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota.
Bij de vaststelling van de verwachte uitgaande kasstromen dient de situatie van omzetting van premieregeling naar uitkeringsovereenkomst bij pensionering in ogenschouw genomen te worden.
Vervolgens kan voor alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten worden vastgesteld wat de verwachte uitgaande kasstromen zijn en vervolgens de contante waarde hiervan worden bepaald.
Verder is in artikel 3 voorgeschreven hoe de aanpassingskasstroom, bepaald in artikel 2, voor ieder individu geschaald wordt met de schalingsfactor x. Voor de waarde P geldt, zoals hierboven aangegeven, dat de aanpassingskasstromen gelijk zijn aan 0. In artikel 3 is daarom gewijzigd dat bij het vaststellen van de schalingsfactor, de waarde P buiten beschouwing worden gelaten in de berekening van de schalingsfactor, voor het schalen van de aanpassingskasstroom.
De som van de contante waarde van de verwachte uitgaande kasstromen die voortvloeien uit de aangepaste opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, is gelijk aan het beschikbare vermogen M, minus P.
Artikel 4
In artikel 4 is voorgeschreven hoe de waarde van het voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal, na invaren van de huidige pensioenaanspraken en -rechten bepaald dienen te worden.
Het eerste lid is van toepassing voor de pensioenaanspraken en -rechten waarvoor verwachte uitgaande kasstromen zijn vastgesteld.
Er is daarnaast een tweede lid toegevoegd voor de pensioenaanspraken en -rechten die door het pensioenfonds zijn aangemerkt als P. Voor deze pensioenaanspraken en -rechten blijft het kapitaal voor een deelnemer voor en na toepassing van de standaardregel gelijk. Anders gezegd, het voor pensioenuitkering bestemd vermogen in de solidaire premieregeling of kapitaal in de flexibele premieregeling, is na invaren gelijk aan P.
In het geval dat een pensioenfonds premieovereenkomsten uitvoert met inleg- of rendementsgarantie, dient de waarde van de inleg- of rendementsgarantie die verplicht aangemerkt dient te worden als P, te worden opgeteld bij de waarde die volgt uit lid 1 of lid 2 om te komen tot het voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in het derde lid van artikel 4.
Pensioenfondsen met uitsluitend premieovereenkomsten
De standaardregel is voor pensioenfondsen die uitsluitend premieovereenkomsten uitvoeren verduidelijkt. Hieronder wordt dit toegelicht en wordt vervolgens ingegaan op bijzondere premieovereenkomsten.
Voor pensioenfondsen die uitsluitend één of meer premieovereenkomsten uitvoeren en geen vaste uitkering aanbieden is geen verdeling van een tekort of overschot voorzien. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat de opbouw van het pensioenkapitaal plaatsvindt bij het pensioenfonds in een premieovereenkomst en het kapitaal op of voor pensioendatum wordt aangewend voor een vastgestelde uitkering bij een andere pensioenuitvoerder.
Als de pensioenuitvoerder in de opbouw een premieovereenkomst uitvoert en in de uitkeringsfase een variabele uitkering, wordt dat voor de standaardregel gezien als een bestaande premieovereenkomst.
Een pensioenfonds kan bij een basispensioenregeling een nettopensioenregeling uitvoeren. Een nettopensioenregeling is een premieovereenkomst. Een belangrijke voorwaarde bij nettopensioenregelingen is dat het niet is toegestaan om middelen van de basispensioenregeling te vermengen met middelen van de nettopensioenregeling (fiscale hygiëne). Bij toepassing van de standaardregel blijft deze voorwaarde onverminderd van toepassing.
Toepassing van de standaardregel
Voor pensioenaanspraken en -rechten die door het pensioenfonds zijn aangemerkt als P, blijft het kapitaal voor een deelnemer voor en na toepassing van de standaardregel gelijk. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in de artikelen 1 en 4 van bijlage 2a, welke hierboven zijn toegelicht.
Consultatie en advies
De verduidelijking van de standaardregel voor de waardering van premieovereenkomsten is na overleg met De Nederlandsche Bank (DNB) verwerkt. De Pensioenfederatie is geconsulteerd over de voorgestelde aanpassingen. Via de Pensioenfederatie heeft afstemming met diverse pensioenfondsen plaatsgevonden. Vanwege de wens om op korte termijn duidelijkheid te geven is de regeling niet voor openbare internetconsultatie opengesteld.
Gevolgen regeldruk
Deze regeling geeft nadere verduidelijking aan de eerder vastgestelde formule in bijlage 2a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling waarmee pensioenen conform de standaardregel omgerekend kunnen worden naar een nieuwe pensioenregeling. Met betrekking tot de regeldruk zijn de gevolgen te onderscheiden in twee categorieën:
A. Regeldruk voor pensioenfondsen die uitsluitend premieovereenkomsten zonder garanties uitvoeren. Voor deze groep pensioenfondsen hoeven geen kasstromen te worden berekend. Dit zijn naar verwachting twee pensioenfondsen. Dit resulteert in een vermindering van de regeldruk.
B. Regeldruk voor pensioenfondsen met één of meerdere premieovereenkomsten zonder garanties, en één of meerdere uitkeringsovereenkomsten. Voor deze groep pensioenfondsen hoeven door de wijziging van deze regeling geen kasstromen te worden berekend. Dit zijn naar verwachting veertig pensioenfondsen. Dit resulteert in een vermindering van de regeldruk.
De kwantificering van de verlaging en verhoging van de regeldruk van bovengenoemde categorieën is in onderstaande tabel weergegeven. In totaliteit verlaagt de regeling de regeldruk naar verwachting met ca. € 50.484.
Categorie A |
Categorie B |
Totaal |
|
---|---|---|---|
Aantal pensioenfondsen |
2 |
40 |
|
Totale besteding |
–€ 2.404 |
–€ 48.080 |
–€ 50.484 |
Voor pensioenfondsen die premieovereenkomsten met garanties, uitsluitend uitkeringsovereenkomsten of één of meerdere kapitaalovereenkomsten uitvoeren, blijft de regeldruk ongewijzigd. Dit betreft de grote meerderheid van de pensioenfondsen. Voor werkgevers en burgers zorgt deze regeling niet voor aanvullende regeldruk.
ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De omrekenmethode is onderdeel van de bredere transitie naar nieuwe pensioenregelingen conform de Wet toekomst pensioenen. De regeldruk van deze Wet toekomst pensioenen en het daarop gebaseerde Besluit toekomst pensioenen, en daarmee dus van de omrekenmethode, is reeds beschreven in de bijbehorende regeldrukparagrafen. Deze wet en het besluit zijn op 1 juli 2023 in werking getreden.
Het vierde onderdeel in het eerste lid wordt gewijzigd om het aan te laten sluiten bij zowel de flexibele premieovereenkomst als de solidaire premieovereenkomst. Bij de flexibele premieovereenkomst is er sprake van kapitaal, bij de solidaire premieovereenkomst is er sprake van voor pensioenuitkering bestemd vermogen.
Met de toevoeging van een definitie van ‘ieder individu’ wordt in bijlage 2a aangeduid iedere deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.
Met de toevoeging van een definitie van ‘premieovereenkomst’ wordt aangegeven dat in bijlage 2a met premieovereenkomst ook de premieregeling wordt bedoeld, zoals deze in de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt genoemd.
Met de toevoeging van een definitie van ‘het voor pensioenuitkering bestemd vermogen dan wel kapitaal’ wordt aangegeven dat in bijlage 2a hiermee het voor pensioenuitkering bestemd vermogen in de solidaire premieovereenkomst dan wel solidaire premieregeling dan wel het kapitaal in de flexibele premieovereenkomst dan wel flexibele premieregeling wordt bedoeld.
In het artikel wordt verduidelijkt hoe de contante waarde van opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten voortvloeiend uit premieovereenkomsten kan worden vastgesteld.
Uit het eerste lid volgt dat de contante waarde van opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen voortvloeiend uit premieovereenkomsten gelijk is aan het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbare premies inclusief de hierop behaalde rendementen.
In het tweede lid wordt de optie voor fondsen opgenomen om de contante waarde van premieovereenkomsten, in volgende berekeningsstappen, al dan niet te verhogen of verlagen met respectievelijk een overschot of tekort van het fonds. Deze keuze geldt alleen voor opgebouwde pensioenaanspraken en variabele uitkeringen voortvloeiend uit premieovereenkomsten. De contante waarde voor vaste uitkeringen voortvloeiend uit premieovereenkomsten kan daarentegen alleen door toepassing van het eerste lid worden vastgesteld.
Het derde lid regelt dat de waarde van de inleggarantie en rendementsgarantie niet meegenomen kan worden bij de verdeling van een tekort of overschot van het fonds. De waarde van de garantie kan worden vastgesteld door de vba-methode of indien het fonds een voorziening op de balans heeft getroffen voor deze garantie kan specifiek deze voorziening gebruikt worden voor de waardering. De waarde moet per rechthebbende op de garantie worden vastgesteld. Voor de waardering van alle opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten blijven het eerste en tweede lid onverminderd van toepassing. Dat betekent dat het fonds voor de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten kan kiezen tussen toepassing van het eerste of tweede lid, en voor de garanties geldt in alle gevallen dat de waarde hiervan wordt opgenomen in waarde P en geen sprake is van een keuze.
Tot slot wordt in het vierde lid aangegeven dat een fonds die een premieregeling uitvoert in het implementatieplan moet aangegeven waarom wel of juist niet gekozen is voor de optie om het kapitaal te verhogen of verlagen met de standaardregel.
In het eerste lid wordt q(t) vervangen door q(h). Hiermee wordt een omissie hersteld en sluit het eerste lid weer aan bij de rest van dit artikel en bij artikel 4 van bijlage 2a, waarin al wordt gerekend met q(h).
In een nieuwe laatste zin van het eerste lid wordt aangegeven dat geen aanpassingskasstromen vastgesteld mag worden voor de opgebouwde pensioenaanspraken, pensioenrechten en garanties die worden meegenomen in waarde P. Dat betekent dat deze niet worden verhoogd of verlaagd met de standaardregel.
In het tweede lid wordt stapsgewijs de aanpassingskasstromen voor premieregelingen die met de standaardregel worden verhoogd of verlaagd bepaald.
a. In de eerste stap worden de verwachte uitgaande kasstromen voor ieder individu i en voor alle looptijden (horizonnen) h > 0 de verwachte uitgaande kasstromen KSvoor(i,h) op basis van het fondsbeleid bepaald, zodat de contante waarde hiervan gelijk is aan het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbare gestelde premies. Daarbij gelden een aantal eisen.
1°. Het fonds sluit bij de waardering van de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten aan bij het beleidskader en financiële toetsingskaderbeleid uit de actuariële en bedrijfstechnische nota geldend op 30 juni 2022;
2°. Het fonds hanteert zo realistisch mogelijke verwachtingen in de doorrekening van het fondsbeleid; en
3°. Het fonds past de op dat moment bij de uitvoerder geldend inkoopbeleid toe.
Een fonds kan slechts afwijken van het fondsbeleid, indien dit leidt tot een realistischere bepaling van de kasstromen.
b. Vervolgens kunnen de aanpassingskasstromen KS*(i,h) worden vastgesteld doormiddel van de in het eerste lid genoemde formules. Deze aanpassingskasstromen worden net als andere aanpassingskasstromen meegenomen in de vaststelling van de contante waarde CW*.
Het derde lid is redactioneel verbeterd.
Artikel 3 wordt aangepast waardoor waarde P wordt meegenomen bij het vaststellen van de aanpassingskasstromen. Indien waarde P niet van toepassing is, is waarde P gelijk aan 0. Zie voor een verdere toelichting het algemeen deel van de toelichting.
Het opschrift van artikel 4 wordt gewijzigd om het aan te laten sluiten bij zowel de flexibele premieovereenkomst als de solidaire premieovereenkomst. Bij de flexibele premieovereenkomst is er sprake van kapitaal, bij de solidaire premieovereenkomst is er sprake van voor pensioenuitkering bestemd vermogen.
Het eerste lid wordt aangepast zodat deze alleen ziet op opgebouwde pensioenaanspraken en -uitkeringen die worden verhoogd of verlaagd met de standaardregel.
In het nieuwe tweede lid wordt bepaald hoe het voor uitkering bestemd vermogen of kapitaal wordt bepaald indien de pensioenaanspraak of variabele uitkering niet wordt aangepast door de standaardregel. Het voor uitkering bestemd vermogen of kapitaal is dan gelijk aan het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbare premies inclusief de hierop behaalde rendementen.
Het derde lid regelt dat de waarde van de inleggarantie of rendementsgarantie wordt toegevoegd aan het voor uitkering bestemd vermogen of kapitaal zoals dat in het eerste hetzij het tweede lid voor de betrokkene is vastgesteld. Zie voor een verdere toelichting op deze leden het algemeen deel van de toelichting.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven aan pensioenfondsen die een combinatie van premieovereenkomsten en uitkeringsovereenkomsten uitvoeren en pensioenfondsen die alleen premieovereenkomsten uitvoeren. Ook kunnen pensioenfondsen die zowel premieovereenkomsten als uitkeringsovereenkomsten uitvoeren op deze manier eerder gebruik maken van de keuzemogelijkheden opgenomen in deze regeling.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-42208.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.