Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 7 mei 2025, nr. Min-Buza.2025.2515867, tot vaststelling van een subsidieplafond en beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2026–2030)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;1

Gelet op artikel 2.10 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;2

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.10 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten op het gebied van begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1. Voor subsidieverlening in het kader van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2026–2030 geldt voor de periode vanaf 1 januari 2026 tot en met 31 december 2030 een subsidieplafond van € 8.903.065.

  • 2. Van het in het eerste lid genoemde bedrag zijn voor de hierna genoemde vormen van begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. activiteiten op het gebied van resocialisatie:€ € 3.783.803;

    • b. activiteiten op het gebied van zorg: € 2.225.766;

    • c. activiteiten op het gebied van aanvullende juridische ondersteuning: € 2.893.496.

  • 3. Subsidieverlening geschiedt onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste komt van een nog niet vastgestelde begroting voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

Aanvragen voor een subsidie in het kader van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2026–2030 worden ingediend vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 15 augustus 2025 17:00 uur CET.

Artikel 4

  • 1. De verdeling van de subsidieplafonds bedoeld in artikel 2, tweede lid, sub a en sub c, vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat, per subsidieplafond, uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, alleen de aanvraag die het beste voldoet aan die maatstaven voor subsidieverlening in aanmerking komt.

  • 2. De verdeling van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 2, tweede lid sub b, vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, alleen de twee aanvragen die het beste voldoen aan die maatstaven voor subsidieverlening in aanmerking komen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage en bijbehorende annex 1 (Landenlijst) in de Staatscourant worden geplaatst. De overige annexen bij de bijlage (Annex 2 t/m 7) worden via internet bekend gemaakt.3

De Minister van Buitenlandse Zaken, namens deze, de Directeur-Generaal Europese Samenwerking, H.E. Bakker

TOELICHTING

I Inleiding en doelstelling

Eén van de onderdelen van het beleid van de Minister van Buitenlandse Zaken op het terrein van consulaire zaken en consulaire bijstand aan Nederlanders in het buitenland is het beleid met betrekking tot de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie4. Met inachtneming van een evenwichtige inzet wereldwijd van beschikbare middelen is het doel van de gedetineerdenbegeleiding het bijdragen aan het welzijn van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen, door het bevorderen van menswaardige omstandigheden tijdens detentie, resocialisatie, (psycho-)sociale ontwikkeling en het bevorderen van een adequate rechtsgang. Het monitoren van de situatie van Nederlandse gedetineerden in het buitenland gebeurt bij gedetineerden die hebben aangegeven daar prijs op te stellen, door consulaire bijstand van medewerkers van ambassades en consulaten-generaal (posten in het buitenland) en door contacten met particuliere organisaties die hiervoor subsidie ontvangen.

De Minister van Buitenlandse Zaken hanteert voor gedetineerdenbegeleiding een landenlijst (zie Annex 1 bij deze beleidsregels) waarop zijn opgenomen de landen waarin de gedetineerden, voor zover zij hebben aangegeven consulaire bijstand te willen ontvangen, basisbegeleiding ontvangen). In niet op de lijst opgenomen landen kunnen gedetineerden, naast het basispakket, in aanmerking komen voor aanvullende begeleiding. De verschillende onderdelen van het basispakket en het aanvullend maatwerkpakket staan genoemd in de brochure ‘Gearresteerd in het buitenland’5.

De inzet van de Minister van Buitenlandse Zaken is erop gericht de instrumenten voor gedetineerdenbegeleiding, waaronder de subsidieverlening, op maat en naar behoefte in te zetten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan zich zo onder meer maximaal richten op de specifieke rol die bij de begeleiding van gedetineerden in het buitenland is voorbehouden aan de overheid zelf. Bijvoorbeeld het contact met lokale autoriteiten over het waarborgen van een eerlijke procesgang, humane detentieomstandigheden, gelijke rechten en voorzieningen voor Nederlandse gedetineerden als voor andere gedetineerden en aanvullende bijstand in zaken waar de doodstraf dreigt. Voor andere, meer specialistische activiteiten in het kader van de gedetineerdenbegeleiding verleent de Minister van Buitenlandse Zaken sinds enkele decennia subsidie aan particuliere organisaties.

De activiteiten van particuliere organisaties die in aanmerking kunnen komen voor subsidie en die in het verlengde liggen van de consulaire bijstand door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn: resocialisatie, (psycho-)sociale, maatschappelijke en geestelijke zorg en aanvullende juridische ondersteuning. Resocialisatie en zorg omvatten onder meer persoonlijke bezoeken aan de gedetineerden.

Net als in voorgaande jaren heeft de Minister van Buitenlandse Zaken per 2026 tot en met eind 2030 middelen beschikbaar voor subsidies voor dergelijke activiteiten op het gebied van gedetineerdenbegeleiding door particuliere organisaties voor een meerjarige periode (1 januari 2026 tot en met 31 december 2030). Van deze middelen is een deel beschikbaar voor activiteiten in het kader van resocialisatie, een deel voor activiteiten in de vorm van het verlenen van zorg aan de gedetineerden en een deel voor activiteiten op het gebied van aanvullende juridische ondersteuning.

De activiteiten in de vorm van het verlenen van zorg komen alleen voor subsidie in aanmerking indien het gaat om zorgverlening aan Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor de aanvullende begeleiding. Dit betekent dat de zorg aanvullend is op de zorg die reeds door lokale gevangenissen wordt gegeven aan Nederlandse gedetineerden, in landen die niet zijn opgenomen op de landenlijst van Annex 1 bij deze beleidsregels. De lokale autoriteiten van het detentieland zijn verantwoordelijk voor de algemene detentieomstandigheden en de zorg die daaronder valt.

II Subsidieverlening in het kader van gedetineerdenbegeleiding

Voor subsidieverlening in het kader van gedetineerdenbegeleiding komen in aanmerking activiteiten op het terrein van:

  • Resocialisatie: het ondersteunen van de resocialisatie van Nederlandse gedetineerden in het buitenland die na hun detentie naar Nederland willen terugkeren;. Bijvoorbeeld door inzet van vrijwilligers die gedetineerden tijdens hun detentie in het buitenland bezoeken, organiseren van cursussen, advisering bij financiële zaken.

  • Aanvullende juridische ondersteuning: het verschaffen van algemene juridische ondersteuning ten behoeve van een eerlijke en goede rechtsgang van Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Bijvoorbeeld door aan gedetineerden en/of hun contactpersonen informatie te verlenen over de lokale rechtsgang, de inzet van een lokale advocaat of verzoeken tot strafoverdracht6. Het gaat hierbij niet om (het inhuren van) lokale juridische bijstand voor de Nederlandse gedetineerde ten behoeve van de verdediging in de zaak waarvoor de gedetineerde in het buitenland vastzit. ‘Aanvullend’ betekent juridische ondersteuning geven aanvullend op hetgeen de eigen lokale advocaat van de gedetineerde doet en daarmee op hetgeen waar in veel gevallen in het buitenland alleen de lokaal gevestigde advocaat toe bevoegd is. Met gelijktijdige verwijzing naar beoordelingscriterium 2 (Hoofdstuk VII) wordt vermeld dat het uitdrukkelijk niet het doel is dat aan alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland aanvullend juridische ondersteuning wordt geboden. Prioritering wordt gemaakt door de subsidieontvanger, in het geval de omvang van de via subsidieverlening beschikbaar gestelde middelen daartoe reden geeft. Prioriteit wordt gegeven aan kwetsbare Nederlandse gedetineerden en Nederlandse gedetineerden in zorglanden.

  • Zorg aan Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor de aanvullende begeleiding. Het moet daarbij gaan om zorg die aanvullend is op de zorg die reeds door lokale gevangenissen wordt gegeven aan Nederlandse gedetineerden, in landen die niet zijn opgenomen op de landenlijst van Annex 1 bij deze bijlage. Het dient verder te gaan om zorg op maatschappelijk, (psycho-)sociaal dan wel geestelijk vlak die is gericht op het welzijn van Nederlandse gedetineerden tijdens hun buitenlandse detentie. Deze extra zorg betreft niet: activiteiten die gericht zijn op resocialisatie, juridische ondersteuning en zorg op medisch vlak.

Uitgangspunt bij resocialisatie en zorg is dat de activiteiten worden verzorgd vanuit het land van detentie via een lokaal netwerk van vrijwilligers, medewerkers en/of experts en zo veel mogelijk in de Nederlandse taal dan wel in de taal die de te begeleiden gedetineerde beheerst.

Voor juridische ondersteuning geldt het uitgangspunt dat de activiteiten zoveel mogelijk worden verzorgd in samenwerking met (een netwerk van) lokale experts. Voor eventuele lokale vrijwilligers, medewerkers en/of experts in het land van detentie op het gebied van juridische ondersteuning geldt het uitgangspunt van de Nederlandse taal niet.

Elke aanvraag dient betrekking te hebben op één van de hiervoor genoemde drie categorieën van gedetineerdenbegeleiding (kavels). Organisaties kunnen aanvragen voor meerdere kavels indienen.

III Wie kan voor subsidie in aanmerking komen

Organisaties die in aanmerking kunnen komen voor subsidie in het kader van gedetineerdenbegeleiding:

  • zijn rechtspersonen met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht die statutair in Nederland of een andere EU-lidstaat zijn gevestigd;

  • dienen minimaal vijf jaar relevante ervaring te hebben met het begeleiden/adviseren van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie op een of meer van de in hoofdstuk II genoemde gebieden;

  • moeten beschikken over een lokaal netwerk van vrijwilligers, medewerkers en/of experts in de voor gedetineerdenbegeleiding (resocialisatie en zorg) relevante landen (de landen van detentie).

IV Subsidiabele kosten

Onder direct subsidiabele kosten vallen:

Onder personeelskosten (o.m.):

  • opleidingskosten die gemaakt worden ter bevordering van de deskundigheid van (lokale) vrijwilligers en medewerkers;

  • kosten van direct productieve uren, zoals het uitwerken van verslagen, het begeleiden van vrijwilligers;

Onder activiteitkosten (o.m.):

  • kosten voor kleine attenties voor gedetineerden;

  • cursusgelden t.b.v. cursussen voor gedetineerden gericht op resocialisatie;

Onder extern: consultants en adviseurs (o.m.):

  • kosten van de inhuur van juridisch advies ten behoeve van het bevorderen van een zorgvuldige rechtsgang (alleen in het kader van hogergenoemde subsidiecategorie ‘aanvullende juridische ondersteuning’);

Onder (deels) activiteitkosten en (deels) onder extern (o.m.):

  • reiskosten: via verrekening gebruik makend van de Reiskostenvergoeding Externe Adviseurs (Annex 2: BZ REA 2023). NB: Gelet op de uitgangspunten om begeleiding door middel van een lokaal netwerk dicht bij de gedetineerde in te richten en reiskosten te minimaliseren, zijn internationale reiskosten van het lokaal netwerk voor resocialisatie en zorg niet subsidiabel, tenzij daar expliciet vooraf goedkeuring voor is verleend door de Minister van Buitenlandse Zaken. Deze beperking t.a.v. internationale reiskosten geldt niet voor juridische ondersteuning en voor internationale reiskosten bij resocialisatie en zorg in het kader van activiteiten zoals opleidingen, trainingen, seminars en conferenties. Kosten voor taxiritten of hotelovernachtingen in Nederland zijn nooit subsidiabel;

Onder overhead / indirecte kosten (o.m.):

  • De met bovenstaande subsidiabele kosten samenhangende indirecte kosten (overhead) zijn eveneens subsidiabel tot een maximum van 15% van het totaal voor de voorgestelde activiteiten begrote kosten. Nadere informatie hierover (incl. berekeningswijze) is te vinden in Annex 6.

Voor eventuele bijzondere kosten die hier niet zijn genoemd die op de begroting worden opgevoerd geldt dat zij alleen subsidiabel zijn na goedkeuring van de Minister van Buitenlandse Zaken.

V Criteria voor beoordeling en selectie

Op de subsidieverstrekking in het kader van gedetineerdenbegeleiding is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Voor de subsidiëring van activiteiten ten behoeve van de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland gelden in aanvulling op het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 de in deze beleidsregels opgenomen maatstaven. Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie dient een aanvraag in elk geval te voldoen aan alle drempelcriteria (zie hoofdstuk VI) en in ruim voldoende mate te voldoen aan de beoordelingscriteria (zie hoofdstuk VII). Daarnaast geldt het volgende.

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van gedetineerdenbegeleiding dient de aanvrager in staat te zijn tot een adequaat financieel beheer en dient hij door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten te kunnen waarborgen.7

Tevens dient de aanvrager aan te tonen dat hij een integriteitsbeleid heeft en procedures om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Het screenen van personeel bij werving vormt onderdeel van dit integriteitsbeleid en de procedures om er toepassing aan te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de aanvrager en de door hem ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.

Op beide vereisten (capaciteit en integriteit) worden alleen aanvragen getoetst van aanvragers wier aanvraag aan de drempeltoets voldoet. Deze aanvragers worden na de drempeltoets door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgenodigd om de voldoende kwaliteit van hun organisatorische capaciteit en hun integriteitsbeleid aan te tonen. Indien deze beide van voldoende kwaliteit blijken te zijn, kan hun aanvraag in aanmerking komen voor subsidie. Zo niet, dan wordt de aanvraag afgewezen. Ook indien de gevraagde aanvullende informatie benodigd voor de toets op capaciteit en integriteit niet of niet tijdig wordt aangeleverd, wordt de aanvraag afgewezen.

VI Drempelcriteria

Om voor subsidieverlening in het kader van gedetineerdenbegeleiding in aanmerking te kunnen komen dient een subsidieaanvraag in ieder geval aan de volgende criteria te voldoen:

  • 1. De aanvrager is een rechtspersoon naar burgerlijk recht die statutair is gevestigd in Nederland of een andere EU-lidstaat.

  • 2. De aanvrager heeft minstens vijf jaar ervaring met het begeleiden/ adviseren van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie op een of meer van de genoemde gebieden onder hoofdstuk II en deze ervaring betreft die vorm(en) van gedetineerdenbegeleiding waarop zijn aanvraag betrekking heeft (zie drempelcriterium 3).

  • 3. De aanvraag betreft activiteiten op het gebied van één van de volgende vormen van begeleiden van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie:

    • a) het ondersteunen van de resocialisatie van Nederlandse gedetineerden die voornemens zijn na detentie terug te keren naar Nederland;

    • b) zorg aan Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor het aanvullend maatwerkpakket, aanvullend op de zorg die reeds door lokale gevangenissen wordt gegeven, op maatschappelijk, (psycho-)sociaal dan wel geestelijk vlak, in landen die niet zijn opgenomen op de landenlijst van Annex 1 bij deze beleidsregels8;

    • c) aanvullende juridisch ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden.

  • 4. De budgetomvang van een aanvraag is als volgt. Voor activiteiten op het gebied van:

    • a) resocialisatie: € 3.783.803;

    • b) zorg: € minimaal 1.112.883;

    • c) aanvullende juridische ondersteuning: € 2.893.496.

  • 5. De aanvraag betreft een periode van minimaal en tegelijkertijd maximaal vijf jaren, waarbij de activiteiten niet eerder en niet later starten dan 1 januari 2026 en uiterlijk 31 december 2030 worden afgerond.

  • 6. Specifiek voor activiteiten gericht op zorg of resocialisatie: de aanvrager beschikt op het moment van indienen van de aanvraag over een relevant en adequaat lokaal netwerk van vrijwilligers en/of medewerkers in de voor gedetineerdenbegeleiding relevante landen (de landen van detentie).

Het lokaal netwerk is relevant in de zin van kwaliteit, zoals relevante kennis en kunde met het oog op de activiteiten op het gebied van resocialisatie en zorg, en beschikbaarheid in tijd. Een lokaal netwerk is adequaat zodra in ten minste 75% van de landen waar er sprake is van Nederlandse gedetineerden die in aanmerking komen voor begeleiding en deze wensen te ontvangen, deze bijstand door een lokale vrijwilliger, medewerker en/of expert kan worden verleend. Met het oog op het gewenste maatwerk geldt hierbij het uitgangspunt dat de lokale vrijwilliger of medewerker in het land van de gedetineerde woonachtig is of in het directe grensgebied van een buurland nabij de detentiefaciliteiten.

Indien aan één of meer van bovenstaande criteria niet wordt voldaan, wordt de aanvraag afgewezen en niet verder beoordeeld.

VII Beoordelingscriteria

Subsidieaanvragen in het kader van gedetineerdenbegeleiding worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waaraan in ruim voldoende mate moet worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie in het kader van gedetineerdenbegeleiding:

  • 1. De mate waarin de activiteiten aansluiten op het beleid van de Minister van Buitenlandse Zaken voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland, zoals laatstelijk verwoord in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 28 januari 2025.9 Beoordeeld wordt:

    • a. de mate waarin de activiteiten tijdens de buitenlandse detentie bijdragen aan het welzijn van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie. Dit dient te worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld over de manier waarop de begeleiding wordt gegeven aan een individuele gedetineerde die het welzijn tijdens detentie zou moeten verbeteren;

    • b. de mate waarin de activiteiten worden aangeboden in de Nederlandse taal dan wel in de taal die de te begeleiden gedetineerde beheerst;

    • c. de mate waarin de subsidieaanvrager concrete uitwisseling van ervaringen en samenwerking voorstelt met andere organisaties die subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2026–2030;

    • d. specifiek voor activiteiten gericht op zorg of resocialisatie: de mate waarin zorg dan wel resocialisatie wordt uitgevoerd door inzet van lokale vrijwilligers in de landen van detentie;

    • e. specifiek voor activiteiten gericht op aanvullende juridische ondersteuning: de mate waarin aanvullend juridisch advies wordt uitgevoerd door samenwerking met lokale vrijwilligers, medewerkers en/of experts in de landen van detentie.

  • 2. De mate waarin de activiteiten kosteneffectief zijn, waarbij gestreefd dient te worden naar:

    • het beperken van het aantal internationale reisbewegingen vanuit Nederland;

    • het maximaal aanwenden van het beschikbare budget voor directe activiteiten die gedetineerden ten goede komen10;

    • het niet vragen van een eigen bijdrage aan gedetineerden of diens netwerk, noch het doorverwijzen naar commerciële partijen;

    • een zo groot mogelijk bereik van de te geven gedetineerdenbegeleiding.

  • 3. De mate waarin de aanvraag is uitgewerkt in Doelstellingen, Resultaten, Activiteiten en Middelen en de verbanden hiertussen logisch zijn uitgewerkt.

  • 4. De mate waarin de aanvraag Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden is geformuleerd.

  • 5. De mate waarin de aanvrager periodiek evalueert of de door hem geboden begeleiding voldoende aansluit bij de behoeften van de gedetineerden en deze zo nodig aanpast naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie.11

  • 6. De wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat de ondersteuning alleen wordt gegeven indien de gedetineerde daar expliciet om heeft gevraagd.

  • 7. Voor de aparte categorieën van activiteiten gelden daarnaast de volgende specifieke beoordelingscriteria:

    • a. Resocialisatie: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • Nederlandse gedetineerden die na hun detentie naar Nederland willen of moeten terugkeren worden ondersteund bij de resocialisatie in Nederland;

      • de ondersteuning direct wordt verleend door middel van persoonlijke gesprekken;

      • de ondersteuning bijzondere aandacht heeft voor kwetsbare gedetineerden12.

    • b. Aanvullende juridische ondersteuning: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • de ondersteuning een aantoonbare toegevoegde waarde heeft. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn in geval van: nog niet onherroepelijke strafzaken, juridisch complexe strafzaken, strafzaken met een lokaal toegevoegd advocaat waarin alleen zeer beperkte lokale juridische bijstand beschikbaar is vanwege een in het betreffende land onderontwikkeld systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand. Ook kan het gaan om aspecten en aan de strafzaak verwante procedures die (mede) voortkomen uit het Nederlandse recht en niet tot de taak en directe verantwoordelijkheid van de lokale advocaat behoren.

    • c. Zorg: de wijze waarop en de mate waarin wordt gewaarborgd dat:

      • de zorg maatschappelijk, (psycho-)sociaal en/of geestelijk van aard is;

      • de zorg direct wordt verleend door middel van persoonlijke gesprekken;

      • de zorg bijzondere aandacht heeft voor kwetsbare gedetineerden.

Indien niet in ruim voldoende mate wordt voldaan aan bovenstaande beoordelingscriteria (of inzicht wordt gegeven hoe aan deze criteria wordt voldaan), wordt de aanvraag afgewezen.

VIII Beoordelingsprocedure en verdeling van de beschikbare middelen

Organisaties die een subsidieaanvraag indienen in het kader van Gedetineerdenbegeleiding 2026–2030 dienen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie, allereerst te voldoen aan de drempelcriteria van hoofdstuk VI. De aanvragen die hieraan voldoen worden vervolgens beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria van hoofdstuk VII. Daaraan zal in ruim voldoende mate moeten worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie. Tevens dienen aanvragende organisaties te voldoen aan de eisen die worden gesteld t.a.v. organisatorische capaciteit en integriteit (zie hoofdstuk V).

In totaal is voor subsidieverlening in het kader van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2026–2030 voor de periode vanaf 1 januari 2026 tot en met 31 december 2030 een bedrag van € 8.903.065 beschikbaar. Dit subsidieplafond is als volgt verdeeld over de verschillende categorieën (kavels) van gedetineerdenbegeleiding:

  • a. activiteiten op het gebied van resocialisatie: € 3.783.803 (42,5%);

  • b. activiteiten op het gebied van zorg: € 2.225.766 (25%);

  • c. activiteiten op het gebied van aanvullende juridische ondersteuning: € 2.893.496 (32,5%).

De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de voor Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2026–2030 beschikbare middelen vinden (in verband met de subsidieplafonds: per kavel) plaats via een subsidietender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking, mits van ruim voldoende kwaliteit (zie hierboven). De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde, met in achtneming van het volgende:

Voor de kavels resocialisatie en aanvullende juridische ondersteuning zal maximaal één aanvraag, de best scorende, worden gehonoreerd. Voor het kavel zorg zullen maximaal twee aanvragen, de aanvraag die als beste en de aanvraag die als op een na beste zijn beoordeeld, worden gehonoreerd. Voor het kavel zorg geldt daarbij verder: Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om genoemde twee best scorende aanvragen volledig te honoreren, worden de voor dit kavel beschikbare middelen gelijkelijk over beide aanvragen verdeeld (beide de helft van de beschikbare middelen).

IX Vereisten projectaanvraag

De aanvraag dient bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Hoofddirectie Consulaire en Visumzaken, Afdeling Beleid, Cluster Nederlanders in het Buitenland (HDCV/BE/NB), per post; Postbus 20061, 2500 EB Den Haag, en/of email; HDCV@minbuza.nl onder vermelding van ‘SBK Gedetineerdenbegeleiding’, ontvangen te zijn uiterlijk op 15 augustus 2025, 17:00uur CET. Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend en rechtsgeldig te zijn ondertekend.13

De aanvraag dient vergezeld te gaan van:14

  • 1. Aanvraagformulier, volledig ingevuld volgens format in Annex 3 bij deze beleidsregels;

  • 2. Statuten van de aanvrager (indien geen subsidie ontvangen van BZ in de afgelopen 5 jaar);

  • 3. Track record van de aanvrager. Uit deze beschrijving blijkt dat de aanvrager minstens vijf jaar ervaring heeft met het begeleiden/ adviseren van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie op een of meer van de genoemde gebieden onder 2 en deze ervaring die vorm(en) van gedetineerdenbegeleiding betreft waarop zijn aanvraag betrekking heeft (format voor het track record is te vinden in Annex 5 bij deze beleidsregels);

  • 4. Lokale netwerk van de aanvrager (Beschrijving en lijst). Uit de beschrijving blijkt dat de aanvrager over een dergelijk netwerk van vrijwilligers, medewerkers en/of experts beschikt in de voor gedetineerdenbegeleiding relevante landen (de landen van detentie) en wordt het percentage vermeld van alle landen met Nederlandse gedetineerden waar een vrijwilliger, medewerker en/of expert beschikbaar is. Daarnaast wordt een lijst van beschikbare aantallen vrijwilligers, medewerkers en/of experts per land toegevoegd. De beschrijving wordt opgenomen in het aanvraagformulier (onder de toelichting in D.6). De lijst wordt als bijlage aangeleverd;

  • 5. Activiteitenplan met daarin een overzicht van de activiteiten voor de eerste 12 maanden en een globaal overzicht van de activiteiten voor de resterende periode van het tijdvak van de subsidieaanvraag;

  • 6. Gespecificeerde begroting voor de eerste 12 maanden aangevuld met een kostenraming voor de resterende subsidieperiode. De begroting wordt opgesteld conform het format uit Annex 7 aan de hand van de handleiding die is bijgevoegd als Annex 6 bij deze beleidsregels;

  • 7. Jaarrekeningen over de jaren 2022, 2023 en 2024.

Annexen bij deze beleidsregels zijn:

Annex 1 Landenlijst

9

Annex 2 BZ Reiskostenvergoeding Externe Adviseurs 2023

9

Annex 3 Format aanvraagformulier (Excel)

9

Annex 4 Format activiteitenplan

9

Annex 5 Format track record beschrijving

9

Annex 6 Handleiding budget model

9

Annex 7 Budget model (Excel)

9

Nb. Annex 1 is hieronder te vinden. Annex 2 t/m 7 zijn te vinden op https://www.Rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2025/05/12/subsidiebeleidskader-gedetineerdenbegeleiding-buitenland-2026-2030.

Annex 1 Landenlijst

Lijst landen basispakket15: Andorra; Australië; België; Bulgarije; Canada; Cyprus; Denemarken; Duitsland; Estland; Finland; Frankrijk; Griekenland; Hongar; Ierland; Italië; IJsland; Kroatië; Letland; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Malta; Monaco; Nieuw-Zeeland; Noorwegen; Oostenrijk; Polen; Portugal; Roemenië; San Marino; Singapore; Slovenië; Slowakije; Spanje; Tsjechië; Vaticaanstad; Verenigd Koninkrijk; Zweden; Zwitserland.


X Noot
4

Dit betreft uitdrukkelijk niet gedetineerden in Nederlandse detentie, ook niet als deze gedetineerden gehuisvest worden in een ander land onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid.

X Noot
6

Strafoverdracht kan op basis van wetten voor internationale strafoverdracht: Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS), Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS).

X Noot
7

Artikel 4 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

X Noot
8

De Minister van Buitenlandse Zaken kan landen op- en afvoeren van de lijst. Indien dit gebeurt, zullen de subsidieontvangers hierover worden geïnformeerd en verzocht hier bij hun eerstvolgende jaarplan rekening mee te houden.

X Noot
9

Kamerbrief met bijlagen van de Minister van Buitenlandse Zaken van 28 januari 2025, nummer 30010-61.

X Noot
10

Voor een eenduidige definitie en berekening van directe en indirecte kosten wordt verwezen naar Annex 6 bij dit subsidiebeleidskader; Handleiding Budget Model.

X Noot
11

Prisonwatch – Dr. Femke van der Meulen, ‘Evaluatie Gesubsidieerde gedetineerdenbegeleiding – Onderzoeksrapportage in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken’, 26 augustus 2024.

X Noot
12

Kwetsbaarheid kan bijvoorbeeld gelegen zijn in minderjarigheid, hoge leeftijd, fysieke, psychische of mentale gezondheidsproblemen, lichamelijke handicap, zwangerschap, kinderen in detentie/buiten detentie, sociaal isolement/geen sociaal vangnet/thuisfront, analfabetisme, taalbarrière, zwakbegaafdheid, risico verhogende delict-achtergrond (bijv. zedendelinquent, politiek), verslaving, discriminatie, mobbing/pesten, isolement, activistisch (hongerstaking).

X Noot
13

Indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden berust het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het Ministerie geheel bij de aanvrager. Indien de aanvraag per post wordt ingediend (anders dan met de aanduiding ‘port betaald’) wordt de aanvraag nog als tijdig ingediend beschouwd, als de aanvraag voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, waarbij het datumstempel van de post doorslaggevend is, en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Bij gebruikmaking van een envelop met de aanduiding ‘port betaald’ is de datum van ontvangst bepalend bij het vaststellen of de aanvraag tijdig, d.w.z. uiterlijk 15 augustus 2025, om 17:00 uur CET, is ingediend. Houdt hierbij rekening met de omstandigheid dat de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven

X Noot
14

Zie artikel 25 tot en met artikel 27 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

X Noot
15

De Minister van Buitenlandse Zaken kan landen op- en afvoeren van de lijst. Indien dit gebeurt, zullen de subsidieontvangers hierover worden geïnformeerd en verzocht hier bij hun eerstvolgende jaarplan rekening mee te houden.

Naar boven