Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 14441 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 14441 | ander besluit van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op:
− Verordening (EU) 2025/219 van de Raad van 30 januari 2025 tot vaststelling, voor 2025, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee;
− Verordening (EU) 2025/202 van de Raad van 30 januari 2025 tot vaststelling, voor 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft vangstmogelijkheden voor 2025;
− de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de omschrijving van de begrippen ‘Europees quotum’ en ‘Nederlands quotum’wordt ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden’.
b. Na de begripsbepaling van ‘producentenorganisatie’ wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden, met inbegrip van visserijactiviteiten die worden georganiseerd door commerciële entiteiten in de toeristische sector en in de sector van sportwedstrijden;.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden:
Verordening (EU) 2025/202 van de Raad van 30 januari 2025 tot vaststelling, voor 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft vangstmogelijkheden voor 2025;.
b. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ komt te luiden:
Verordening (EU) 2025/219 van de Raad van 30 januari 2025 tot vaststelling, voor 2025, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee;.
B
In de artikelen 8, zesde lid, 10, eerste lid en derde lid, onderdelen c en d, 11, onderdeel e, 12, eerste lid, aanhef, en tweede lid, 29, vierde lid, 46c, tweede en derde lid, aanhef, en 79, eerste lid, wordt ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden’.
C
In artikel 13, eerste lid, wordt ‘18, eerste, derde en vierde lid’ vervangen door ‘18, derde en vierde lid’.
D
In artikel 17, tweede lid, vervalt ‘9, derde en vierde lid,’.
E
In artikel 29, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘die vissoort’ ingevoegd ‘en op dat moment voor die vissoort in bijlage 8 een percentage van 0% was opgenomen’.
F
Artikel 120 vervalt.
G
Artikel 140p wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘artikel 55, tweede lid, van de controleverordening,’ vervalt.
b. ‘18, tweede en vijfde lid’ wordt vervangen door ‘artikel 18, vijfde lid’.
c. ‘de artikelen 9 en 10, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening 2019/1241’ wordt vervangen door ‘en de artikelen 9 en 10, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee’.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel d komt te luiden:
d. meer dan het in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal witte koolvis voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 12, tweede lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;.
b. Onder verlettering van onderdeel e tot f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. in de artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde periode witte koolvis voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 12, tweede lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden;.
3. In het derde lid wordt ‘artikel 11, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘11, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
4. In het vierde lid wordt na ‘zeebaars’ ingevoegd ‘, witte koolvis’.
H
Onder vernummering van artikel 140r tot artikel 140t worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
I
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van onderdeel B wordt ‘de artikelen 14, vijfde lid, 75, tweede lid, 77, vijfde lid, 78, zevende lid, 78a, vierde lid, 124, vierde lid, en 133, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij’ vervangen door ‘de artikelen 14, vierde lid, 124, vierde lid, 133, tweede en zevende lid, 140f, tweede lid, 140h, vijfde lid, 140i, zevende lid, 140j, vierde lid, en 140n, derde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij’.
2. In het opschrift van onderdeel C wordt ‘artikel 116, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij’ vervangen door ‘de artikelen 116, tweede lid, en 140g, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 28 april 2025
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J. Rummenie
De Uitvoeringsregeling zeevisserij strekt onder meer tot uitvoering van de Europese verordeningen die in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zijn vastgesteld. In het kader van het GVB worden jaarlijks de vangstmogelijkheden en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften door de Raad van de Europese Unie (hierna: Raad) vastgesteld.
In december 2024 heeft de Raad politieke akkoorden bereikt, die zijn vastgelegd in geconsolideerde conceptteksten van de verordening vangstmogelijkheden voor 2025 en 2026 en van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee. Bij de Regeling van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 20 december 2024, nr. WJZ/96044987, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de vaststelling van de diverse vangstrechten voor 2025 en 2026 (Stcrt. 2024, 42975) zijn deze verordeningen omgezet in de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Dit was dus nog op basis van niet definitief vastgestelde en gepubliceerde teksten.
Op 30 januari 2025 zijn de verordeningen officieel vastgesteld en gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.1 In deze wijzigingsregeling zijn de opschriften van deze verordeningen in de Uitvoeringsregeling zeevisserij opgenomen (artikel I, onderdeel A, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid). Daarnaast is in artikel I, onderdelen C, D en G, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling gebruik gemaakt van de gelegenheid om de verwijzingen naar artikelen uit de verordening vangstmogelijkheden voor 2025 en 2026 en van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee te laten vervallen waarin niet bepaalde handelingen worden verboden. Het betreft artikel 18, eerste en tweede lid, van de eerstgenoemde verordening en artikel 9, derde en vierde lid, van laatstgenoemde verordening. In deze artikelen is enkel een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte vastgesteld. Hierin staat niet wat de gevolgen zijn van het vangen of aanlanden van vis kleiner dan deze grootte, waardoor hiermee niet direct in strijd kan worden gehandeld. Daarom zijn deze verwijzingen vervallen. Uit artikel 13, eerste lid, van verordening 2019/12412, waarin wordt verwezen naar andere verordeningen, volgt wel wat de regels zijn voor het aanlanden en gebruiken van vis die kleiner is dan deze grootte. Zo mag deze vis op grond van artikel 15, elfde lid, van basisverordening3 niet worden gebruikt voor menselijke consumptie als het gaat om een soort waar de aanlandingsverplichting op van toepassing is. Voor andere soorten geldt dat deze moeten worden teruggegooid als ze niet aan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voldoen. Daarmee in strijd handelen is reeds verboden ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Deze regels gelden al en zijn reeds uitgevoerd in nationale regelgeving. Het vervallen van de verwijzingen naar de verordeningen betreffende vangstmogelijkheden heeft dan ook geen gevolgen voor de gelding van de artikelen waarin deze gevolgen zijn geregeld.
Verder is met artikel I, onderdeel E van deze regeling in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij verduidelijkt hoe een contingent wordt berekend als een ondernemer in het voorafgaande jaar recht had op een contingent van 0 kilogram. Uit onderdeel b volgt dat in dat geval het contingent wordt berekend door het toepasselijke percentage uit bijlage 8 te vermenigvuldigen met het laatste contingent van meer dan 0 kilogram waar deze ondernemer over beschikte. Dit onderdeel is bedoeld, zoals aangegeven in de toelichting bij de hierboven genoemde regeling van 20 december 2024, om de situatie te ondervangen dat er in een bepaald jaar een quotum geldt dat enkel voor bijvangst is bedoeld. In dat geval kan er immers geen quotum worden verdeeld waardoor het contingent op 0 kilogram wordt vastgesteld. Om te verduidelijken dat het in onderdeel b gaat om deze situatie en niet om een andere situatie waarin de ondernemer over een contingent van 0 kilogram beschikt is aan onderdeel b toegevoegd dat deze berekeningswijze alleen geldt als in bijlage 8 ook een percentage van 0% is opgenomen voor het voorafgaande jaar.
De wijzigingen in artikel I, onderdelen B, F, G, eerste lid, onderdelen a en c, en tweede tot en met vierde lid, H en I van deze wijzigingsregeling zijn niet inhoudelijk van aard. Artikel I, onderdelen B en G, tweede lid, bevatten taalkundige wijzigingen. Artikel I, onderdelen F, G, eerste lid, onderdelen a en c, en H beogen de indeling van de Uitvoeringsregeling zeevisserij te verbeteren en laten een artikel te vervallen waar op meer dan één plek naar was verwezen. Aan het nieuwe artikel 140r, ten aanzien van verwijzingen naar verordening 2019/1241 over technische maatregelen, is overigens toegevoegd dat het een verbod betreft voor zover de handelingen worden verricht in het kader van recreatievisserij. De artikelen waarnaar verwezen wordt zijn namelijk niet uitsluitend van toepassing op recreatievisserij, waar dat voor de overige artikelen waarnaar wordt verwezen in artikel 7c nu wel het geval is. Aangezien in de toekomst wellicht voor nieuwe bepalingen specifiek moet worden gerefereerd aan handelingen in het kader van recreatievisserij, is daarvoor een begripsbepaling ingevoegd in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij (artikel I, onderdeel A, eerste lid, onderdeel a). Met artikel I, onderdeel G, tweede en vierde lid, zijn omissies hersteld. Met artikel I, onderdeel I, zijn onjuiste verwijzingen naar artikelen uit de Uitvoeringsregeling zeevisserij gecorrigeerd.
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich mee. RVO is geconsulteerd over de uitvoerbaarheid van deze wijziging. De wijziging is door RVO uitvoerbaar geacht.
De inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van het beleid inzake vaste verandermomenten ten aanzien van het moment van inwerkingtreding en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden. Deze afwijking is te rechtvaardigen omdat deze regeling strekt tot uitvoering van bindende EU-regelgeving en reparatie.
Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2025 omdat dit onderdeel verordeningen uitvoert die reeds in werking zijn getreden, waarvoor de juiste aanduiding in de Nederlandse regelgeving noodzakelijk is. Artikel I, onderdeel E, werkt terug omdat dit een verduidelijking betreft van de bedoeling van een artikel dat al van kracht was op 1 januari 2025. Artikel I, onderdeel G, vierde lid, werkt terug tot en met 22 november 2024 omdat de invoeging van ‘witte koolvis’ in artikel 140p, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling een begunstigende werking heeft en op deze datum per abuis is geschrapt uit dit lid.
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J. Rummenie
Verordening (EU) 2025/202 van de Raad van 30 januari 2025 tot vaststelling, voor 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft vangstmogelijkheden voor 2025 (verordening vangstmogelijkheden voor 2025 en 2026) en Verordening (EU) 2025/219 van de Raad van 30 januari 2025 tot vaststelling, voor 2025, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee).
Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L198).
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU L, 354).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-14441.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.