Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2024, 42975 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2024, 42975 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op:
– Verordening (EU) 2025/PM van de Raad van PM tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden van toepassing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee voor 2025;
– Verordening (EU) 2025/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2025 en 2026 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn;
– Verordening (EU) 2024/2903 van de Raad van 18 november 2024 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2025 en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren;
– de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en de artikelen 17 en 18 van de Landbouwwet;
Besluit:
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de omschrijving van de begrippen ‘Europees quotum’ en ‘Nederlands quotum’ ‘bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’ vervangen door ‘bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025’.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden:
Verordening (EU) 2025/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2025 en 2026 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn;.
b. Het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden 2023’ en de bijbehorende omschrijving wordt vervangen door een begrip met bijbehorende omschrijving, luidende:
Verordening (EU) 2024/257 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194;.
c. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Oostzee’ komt te luiden:
Verordening (EU) 2024/2903 van de Raad van 18 november 2024 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2025 en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren;.
d. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ komt te luiden:
Verordening (EU) 2025/PM van de Raad van PM tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden van toepassing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee voor 2025.
B
In de artikelen 8, zesde lid, 11, onderdeel e, 12, eerste lid, aanhef, en tweede lid, en 79, eerste lid, wordt ‘bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’ vervangen door ‘bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025’.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’ vervangen door ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025’.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel c komt te luiden:
c. het vissersvaartuigen van derde landen betreft, in de gebieden vermeld in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025, mits de visserij wordt uitgeoefend overeenkomstig de artikelen 52, 53 en 55 van de verordening vangstmogelijkheden; en
b. In onderdeel d wordt ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’ vervangen door ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025’, vervalt ‘functioneel’ en wordt ‘houdt’ vervangen door ‘houden’.
D
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste lid, 12, eerste lid, 15, 16, tweede lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde lid, 18, eerste, derde en vierde lid, 19, eerste lid, 20, 21, eerste en tweede lid, 26, eerste tot en met vierde, zevende en achtste lid, 29, 30, eerste lid, 32, tweede en vierde lid, 35, eerste tot en met vijfde lid, 37, eerste en derde lid, 38, eerste en tweede lid, 40, 41, 42, tweede lid, 43, eerste en tweede lid, 46, 49 en 59, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden en met de artikelen 13, derde lid, en 23bis van de verordening vangstmogelijkheden 2024.
2. In het eerste lid wordt na ‘10, eerste lid,’ ingevoegd ‘13, derde lid,’ en wordt ‘de artikelen 13, derde lid, en 23bis’ vervangen door ‘artikel 23bis’.
3. In het eerste lid wordt na ‘21, eerste en tweede lid,’ ingevoegd ‘25,’ en vervalt ‘en met artikel 23bis van de verordening vangstmogelijkheden 2024’.
4. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt ‘artikel 13, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 13, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden 2024’.
b. In de aanhef wordt ‘artikel 13, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden 2024’ vervangen door ‘artikel 13, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
5. Het derde lid komt te luiden:
3. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 16, eerste lid, 23, eerste lid, 27, 30, tweede lid, 32, eerste en derde lid, 34, eerste en tweede lid, 36, eerste lid, 42, eerste lid, 43, vierde lid, 44, 45, 47, 48 en 58 van de verordening vangstmogelijkheden.
E
In artikel 15, eerste lid, wordt ‘artikel 4, onderdeel u, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 4, onderdeel v, van de verordening vangstmogelijkheden’.
F
In artikel 16 wordt ‘artikel 8’ vervangen door ‘artikel 8, eerste lid’.
G
Artikel 17 komt te luiden:
1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 4, tweede en vierde lid, 22 en 23 van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee.
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 4, vijfde lid, 5, tweede lid, 6, tweede en derde lid, 7, tweede lid, 9, derde en vierde lid, 10, tweede lid, 12, derde lid, 13, tweede lid, 15, tweede en derde lid, 16, tweede lid, 18, tweede lid, en 19, derde en vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee.
H
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘verordening vangstmogelijkheden’ wordt vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden 2024’.
2. ‘verordening vangstmogelijkheden 2024’ wordt vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden’.
I
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een ondernemer heeft in enig kalenderjaar voor zijn vissersvaartuig recht op een contingent van een in bijlage 8 vermelde vissoort ter grootte van het in bijlage 8 bij die vissoort vermelde percentage:
a. van de hoeveelheid waarvoor hij voor dat vissersvaartuig een recht op een contingent had op 31 december om 24.00 uur van het vorige kalenderjaar, voor zover hij op dat moment voor dat vissersvaartuig een recht op een contingent had van meer dan 0 kilogram van die vissoort; of
b. van de hoeveelheid waarvoor hij voor dat vissersvaartuig een recht op een contingent had op 31 december om 24.00 uur van het laatste kalenderjaar waarin die hoeveelheid groter was dan 0 kilogram, voor zover hij op 31 december om 24.00 uur van het vorige kalenderjaar voor zijn vissersvaartuig een recht op een contingent had voor een hoeveelheid van 0 kilogram van die vissoort.
2. In het vierde lid wordt ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’ vervangen door ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025’.
J
In de artikelen 43, 45, derde lid, en 46, derde lid, wordt ‘artikel 46c, derde lid’ vervangen door ‘artikel 46c, vierde lid’.
K
Artikel 46c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘zoals vermeld op http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/visserij/registraties-visserij/referentieprijzen-aanlandcontingent’ vervangen door ‘zoals vermeld op de website van de RVO’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid wordt voor een aanlandcontingent voor horsmakreel gevangen in wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d, slechts het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, betaald. De vorige volzin is van toepassing tot het moment dat tachtig procent van de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden van het betreffende visbestand is opgevist.
3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Vanaf het moment dat tachtig procent van de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden, van het visbestand, genoemd in het tweede lid, is opgevist, wordt in afwijking van het eerste lid voor een aanlandcontingent een bedrag betaald ter hoogte van:
a. het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a; en
b. de hoeveelheid kilogrammen levend gewicht die is vermeld in de aangifte van de aanlanding, bedoeld in artikel 23 van de controleverordening, vermenigvuldigd met veertig procent van de gemiddelde prijs in het kwartaal van aanlanding in het voorgaande jaar, zoals vermeld op de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde website;
met dien verstande dat het totaal verschuldigde bedrag voor een aanlandcontingent ten hoogste vijftig procent van de bedoelde gemiddelde prijs bedraagt.
L
Artikel 140o wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 48bis, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 50, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
2. In het tweede lid wordt ‘de artikelen 48ter en 48quater’ vervangen door ‘de artikelen 51 en 52 van de verordening vangstmogelijkheden’.
M
Artikel 140p wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening, de artikelen 10, vijfde lid, 11, vierde lid, 12, tweede lid, 13, zevende lid, en 18, tweede en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden, de artikelen 4, zesde lid, 6, vijfde lid, en 19, vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee, de artikelen 9 en 10, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening 2019/1241.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt ‘artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
b. In onderdeel d wordt ‘artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 12, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
3. In het derde lid wordt ‘artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ en wordt ‘artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 12, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
N
De bijlagen 8 respectievelijk 9 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A respectievelijk B.
O
Bijlage 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef en tabel wordt ‘2024’ vervangen door ‘2025’.
2. In de tabel wordt ‘3.750’ vervangen door ‘4.000’.
In artikel 42, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij wordt ’bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’ vervangen door ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2024, voor zover van toepassing voor 2025’.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, onder 2, 3, 4, onder b, en onderdeel H, onder 2.
2. Artikel I, onderdeel H, onder 2, treedt in werking met ingang van 1 februari 2025.
3. Artikel I, onderdeel D, onder 2 en onder 4, onder b, treedt in werking met ingang van 1 april 2025.
4. Artikel I, onderdeel D, onder 3, treedt in werking met ingang van 1 juli 2025.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 20 december 2024
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2025. Voor de percentages voorzien van een voetnoot is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b.
|
Vissoort |
Gebied |
Percentage |
|---|---|---|
|
Blauwe wijting |
Wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie en internationale wateren van deelsectoren 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14 |
85,53015% |
|
Grote Zilversmelt |
ICES-deelgebieden 6 en 7, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-deelgebied 5 |
107,15409% |
|
Haring |
Wateren van het Verenigd Koninkrijk, van de Faeröer, van Noorwegen en de internationale wateren van de ICES gebieden 1 en 2 |
103,02590% |
|
Wateren van de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen van ICES-deelgebied 4 ten noorden van 53° 30' NB |
84,47515% |
|
|
ICES-sectoren 4c en 7d |
72,58979% |
|
|
ICES-sectoren 6b en 6a-Noord, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b |
54,40080% |
|
|
ICES-sectoren 6a-Zuid, 7b en 7c |
57,06806% |
|
|
ICES-sectoren 7a ten zuiden van 52° 30’NB, 7g, 7h, 7j en 7k |
100,00000% |
|
|
Horsmakreel |
Wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sectoren 2a en 4a; ICES-deelgebied 6, ICES-sectoren 7a-c, 7e-k, 8a-b 8d-e; wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van de ICES-deelgebieden 12 en 14 |
104,26014%1 |
|
Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d |
0,00000% |
|
|
Kabeljauw |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
79,30762% |
|
Makreel |
ICES-deelgebieden 6 en 7, ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van ICES-sector 2a en de ICES-deelgebieden 12 en 14 |
67,54078% |
|
Schol |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
118,03480% |
|
Tong |
Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a |
273,25331% |
|
Wijting |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a |
140,20149% |
Dit percentage wordt berekend ten opzichte van de hoeveelheid waarvoor een ondernemer voor zijn vissersvaartuig een recht op een contingent had op 31 december 2022 om 24.00 uur.
De hoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2025
|
Artikel |
Vissoort |
Gebiedsomschrijving |
Hoeveelheid (per vaartuig) |
|---|---|---|---|
|
Artikel 24, eerste lid, onderdeel a |
Kabeljauw |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
65 kilogram per maand |
|
Wijting |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a |
219 kilogram per maand |
|
|
Makreel |
ICES-sector 3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-sector 2a, 3b, 3c; ICES-sector 3d en ICES-deelgebied 4; Noorse wateren van ICES-sectoren 2a en 4a |
142 kilogram per maand |
|
|
Artikel 24, eerste lid, onderdeel c |
Kabeljauw |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
169 kilogram per jaar |
|
Wijting |
ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a |
320 kilogram per jaar |
|
|
Makreel |
ICES-sector 3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-sector 2a, 3b, 3c; ICES-sector 3d en ICES-deelgebied 4; Noorse wateren van ICES-sectoren 2a en 4a |
29 kilogram per jaar |
|
|
Artikel 24, eerste lid, onderdeel d |
Horsmakreel |
Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d |
0 kilogram per jaar |
In de Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) staan voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het gaat dan onder meer om de verordeningen met vangstmogelijkheden, alsmede de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de meerjarenplannen. In de verordeningen met vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Europese Unie voor vissersvaartuigen van de Europese Unie opgenomen, alsmede een aantal aanvullende voorschriften.
Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling en de Uitvoeringsregeling visserij doorgevoerd die nodig zijn voor de uitvoering van een drietal verordeningen tot vaststelling, voor 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden. Dit betreft de verordening vangstmogelijkheden1, verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee2 en verordening vangstmogelijkheden Oostzee3. De meeste vangstmogelijkheden betreffen het jaar 2025.
De vangstmogelijkheden die zijn opgenomen in de verordening vangstmogelijkheden zijn onderverdeeld in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen zijn maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (Total Allowable Catch, ook wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dit is toegestaan en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de Europese Unie.
Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist mag worden. De vangstmogelijkheden in de wateren van de Europese Unie en voor vaartuigen van de Europese Unie in andere wateren, worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.
Voor westelijke horsmakreel is in de verordening vangstmogelijkheden in tegenstelling tot in 2024 een TAC vastgesteld die niet meer uitsluitend voor bijvangst is bestemd. Dit betekent dat ondernemers die in 2022 recht hadden op een contingent met positieve hoeveelheden en in 2024 een contingent voor 0 kilogram, in 2025 recht hebben op een contingent met een grootte die gebaseerd is op de grootte van het contingent in dat jaar.
Voor de Noordzee horsmakreel is daarentegen een TAC vastgesteld die alleen bestemd is voor bijvangst. Dat betekent dat het percentage in bijlage 8 voor dit visbestand voor 2025 op nul is gezet en er geen contingent wordt toegekend. Het beschikken over contingent maakt immers gerichte visserij mogelijk en dat past niet bij een quotum voor bijvangst. Hetzelfde geldt voor de vangsthoeveelheden in bijlage 9. Aanlanding van Noordzee horsmakreel kan plaatsvinden door middel van het aanlandcontingent. Hiermee kunnen vissers zonder contingent (onbedoelde) vangsten van gequoteerde soorten aanlanden en hoeven zij die niet, in strijd met de aanlandplicht, overboord te gooien. Aan het aanlandcontingent zijn kosten verbonden die zien op leges en een percentage van de gemiddelde marktwaarde van het bestand in het kwartaal van de aanlanding in het voorgaande jaar. Hierbij mag het totaalbedrag niet meer dan negentig procent van de marktwaarde bedragen.
In 2023 en 2024 is voor aanlandcontingenten voor westelijke horsmakreel – waarvoor toen een TAC voor enkel bijvangst gold – een uitzondering gemaakt ten aanzien van de kosten die normaal gelden, omdat het quotum voor de westelijke horsmakreel op nul was gesteld zonder overgangsperiode. Om dezelfde reden is ook een uitzondering gemaakt voor Noordzee horsmakreel ten aanzien van de kosten die gelden voor aanlandcontingenten. Voor de aanlandcontingenten voor dit bestand zijn de kosten daarmee lager.
Dit betekent concreet dat voor de eerste 80 procent van het Nederlandse quotum voor bijvangst van Noordzee horsmakreel de kosten alleen bestaan uit leges. Vanaf 80 procent bestaan de kosten uit leges en 40 procent van de marktprijs, waar dit normaal 80 procent van de marktprijs bedraagt. Voor de som van de legeskosten en het percentage van de marktprijs geldt een maximum van 50 procent van de marktprijs, terwijl dit normaal 90 procent is. Als het quotum voor Noordzee horsmakreel na 2025 enkel voor bijvangst blijft, zal deze uitzondering stapsgewijs worden afgebouwd.
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich mee.
Deze regeling is eind december 2024 gepubliceerd en treedt grotendeels in werking op 1 januari 2025. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan wordt gepubliceerd. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter te rechtvaardigen, nu deze wijzigingsregeling strekt tot uitvoering van bindende EU-regelgeving. Daarbij speelt mee dat over deze EU-regelgeving deels ook pas in december 2024 een akkoord is bereikt.
Voor artikel I, onderdelen D en H, geldt een afwijkende inwerkingtredingsdatum. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
In onderdeel A zijn de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden, de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee en de verordening vangstmogelijkheden Oostzee in artikel 1 geactualiseerd. Nu nog niet alle nieuwe verordeningen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd, bevatten de beschrijvingen van die verordeningen nog geen nummering.
Enkele bepalingen uit de verordening vangstmogelijkheden voor 20244 gelden ook in 2025. Om deze reden is in de Uitvoeringsregeling een onderscheid gemaakt tussen de verordening vangstmogelijkheden voor 2024 en 2025. Hierin voorzien onder meer de onderdelen A, B en C.
Tot slot is in onderdeel C, onderdeel 2, onder b, een redactionele verbetering aangebracht en is door het vervallen van het woord ‘functioneel’ voorkomen dat bepaalde relevante voorwaarden ten onrechte niet voor toepassing in aanmerking zouden komen.
Dat het eerste en derde lid van artikel 13 opnieuw zijn vastgesteld is grotendeels het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. Artikel 13 van de verordening vangstmogelijkheden ziet op de gesloten periode voor aalvisserij. De regels hierover zijn inhoudelijk hetzelfde als in 2024.
In artikel 13, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling wordt verwezen naar artikel 13, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden met betrekking tot de daarin genoemde sluitingsperiode. De sluitingsperiode uit de verordening vangstmogelijkheden voor 2025 treedt pas op 1 april 2025 in werking. Daarom is in dit onderdeel in combinatie met artikel III, derde lid, van deze regeling opgenomen dat tot 1 april 2025 wordt verwezen naar de verordening vangstmogelijkheden voor 2024 en vanaf 1 april 2025 naar de verordening vangstmogelijkheden voor 2025.
In de verordening vangstmogelijkheden is een nieuw verbod opgenomen om op tong te vissen van 15 mei tot 15 juni in het Skagerrak en Kattegat. Daarnaast zijn in artikel 23bis van de verordening vangstmogelijkheden voor 2024 (artikel 25 in de verordening vangstmogelijkheden voor 2025) voorschriften opgenomen over de maaswijdte van vistuigen voor vissers die in NAFO-zone 2J3KL vissen op kabeljauw. Verder zijn aan artikel 24 van de verordening vangstmogelijkheden enkele verboden toegevoegd over de in het tweede lid van dit artikel genoemde roodbaars in de Irmingerzee. Een andere nieuwe bepaling is het zesde lid van artikel 27 van de verordening vangstmogelijkheden. Op grond van dit lid is het kweken van blauwvintonijn in de oostelijke Atlantische Oceaan gelimiteerd. Ten slotte is het verbod uit artikel 39 van de verordening vangstmogelijkheden 2024 om te vissen op roggen van het geslacht Mobula geschrapt in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. Aanleiding voor deze wijzigingen zijn nieuwe wetenschappelijke adviezen en maatregelen die genomen zijn door regionale visserijbeheerorganisaties.
De wijziging in artikel 15 is het gevolg van verlettering in artikel 4 van de verordening vangstmogelijkheden ten opzichte van de verordening vangstmogelijkheden voor 2024.
In de verordening vangstmogelijkheden Oostzee is ten opzichte van de verordening voor 2024 een tweede lid toegevoegd aan artikel 8 daarvan. Omdat niet in strijd met dat lid kan worden gehandeld, is de verwijzing naar artikel 8 gespecificeerd tot het eerste lid.
In dit onderdeel is artikel 17 gewijzigd. Hierin zijn de verbodsbepalingen opgenomen die volgen uit de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee. Aan artikel 4 is een vierde lid toegevoegd op grond waarvan de visserij op glasaal voor een periode van twee maanden kan worden toegestaan, onder de voorwaarde dat deze visserij wetenschappelijk gemonitord wordt. Daarnaast is het op grond van artikel 5 niet meer verboden om rood koraal over te laden. Verder zijn op grond van het nieuwe derde en vierde lid van artikel 7 de vangstmogelijkheden voor diepzeegarnalen in onderdelen van de Middellandse Zee gelimiteerd. Daarnaast zijn in de nieuwe artikelen 9 en 10 de vangstmogelijkheden voor heek in bepaalde gebieden in de Middellandse Zee beperkt. Ten slotte is de vlootcapaciteit voor de vangst van heek en rode diepzeegarnaal in de Straat van Sicilië gelimiteerd.
In artikel 20 wordt verwezen naar bijlage II bij de verordening vangstmogelijkheden voor 2024. Deze bijlage geldt tot en met 31 januari 2025. Vanaf 1 februari 2025 geldt bijlage II bij de verordening vangstmogelijkheden voor 2025. Daarom is in de wijziging van artikel 20 de tijdelijke werking geregeld van bijlage II bij de verordening vangstmogelijkheden voor 2024. Met ingang van 1 februari 2025 is voorzien in een verwijzing naar de verordening vangstmogelijkheden voor 2025.
In artikel 29 is geregeld hoe de grootte van een contingent berekend moet worden als er in het voorafgaande jaar een contingent voor 0 kilogram vangstmogelijkheden is vastgesteld. In dat geval kan er immers geen percentage worden berekend over het voorafgaande jaar. De aanleiding om dit te regelen is, zoals toegelicht in het algemene deel, de vaststelling van een TAC voor de westelijke horsmakreel die niet meer enkel voor bijvangst is bedoeld. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, zijn inhoudelijk gelijk gebleven. Nieuw is onderdeel b. Dit onderdeel betekent dat als sprake is geweest van contingenten voor 0 kilogram in enig jaar, verder wordt teruggekeken tot het laatste kalenderjaar waarin sprake was van een contingent met positieve hoeveelheden voor bepaling van de grootte van het contingent van het nieuwe jaar. De wijziging biedt de mogelijkheid om voor westelijke horsmakreel twee jaar terug te kijken om de verdeling van contingenten te bepalen. Zodoende worden in 2025 weer contingenten met een positieve hoeveelheid voor westelijke horsmakreel uitgegeven. Door de algemene formulering van de wijziging zou deze in de komende jaren ook toegepast kunnen worden als na een jaar waarvoor een bijvangstquotum gold weer een ‘regulier’ quotum gaat gelden.
In dit onderdeel is in artikel 46c, tweede lid, en het nieuwe derde lid, geregeld dat de kosten voor een aanlandcontingent lager zijn voor de Noordzee horsmakreel. Deze wijziging is toegelicht in het algemene deel van deze toelichting. In het eerste lid is de weblink vervangen door een verwijzing naar de website van RVO, omdat een weblink kan wijzigen en daarom niet toekomstbestendig is. De weblink is op dit moment: http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/visserij/registraties-visserij/referentieprijzen-aanlandcontingent.
In artikel 140o zijn maatregelen van een regionale visserijbeheerorganisatie, de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPFC), omgezet. Het betreft het doorgeven van informatie over vangsten waarvoor een vangstbeperking geldt (eerste lid), en het verbod op bepaalde visserijactiviteiten ten aanzien van beschermde soorten (tweede lid).
Artikel 140p bevat de verbodsbepalingen voor recreatievisserij op zee. Naast enkele vernummeringen is de enige inhoudelijke wijziging dat lidstaten niet meer gehouden zijn om maatregelen te nemen ten aanzien van de recreatieve visserij op rood koraal in de Middellandse Zee.
In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 bij de Uitvoeringsregeling is nationaal uitvoering gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten, met specifieke duiding van de wateren of gebieden waarvoor deze contingenten gelden. Zoals hiervoor in de toelichting opgemerkt, zijn vanwege het bijvangstquotum voor Noordzee horsmakreel voor dat bestand een percentage en hoeveelheid van 0 opgenomen. Voor de westelijke horsmakreel is in bijlage 8 een percentage opgenomen dat wordt toegepast op de contingenthoeveelheid op 31 december 2022 om 24.00 uur, waar dat voor de overige percentages wordt gedaan op de contingenthoeveelheid op 31 december 2024 om 24.00. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel I, onderdeel I.
Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de zogenoemde GMO-verordening5 en artikel 140c van de Uitvoeringsregeling vast te stellen drempelprijzen. De drempelprijzen ten aanzien van garnalen zijn gewijzigd (verhoogd) ten opzichte van 2024, van € 3,75 per kilogram naar € 4,00 per kilogram.
Conform artikel 31 van de GMO-verordening kan elke producentenorganisatie voor visserijproducten, vóór het begin van elk jaar, een drempelprijs voor toepassing van het in artikel 30 bedoelde opslagmechanisme voorstellen. Door de Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) is voorgesteld de drempelprijs van garnalen te verhogen naar € 4,00 per kilogram. De voor 2025 vastgestelde prijzen zijn in overeenstemming met artikel 31, tweede en derde lid, van de GMO-verordening. De verhoging valt binnen de in het tweede lid genoemde maximale grens van 80% van het gewogen gemiddelde van de prijs over de voorgaande drie jaren.
De voornaamste reden voor de verhoging betreft het voorkomen dat de economische rentabiliteit van de garnalenvissers in het geding komt door problemen met de aanvoer. Wanneer de marktprijs van garnalen de drempelprijs raakt, kan de CVO de garnalen van de aangesloten garnalenvissers opkopen en opslaan (om ze vervolgens in een later stadium weer op de markt te brengen) en inspanningsbeperkende maatregelen nemen. Deze maatregelen dragen bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening als bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de GMO-verordening.
In de Uitvoeringsregeling visserij is de verwijzing in artikel 42, eerste lid, onderdeel a, is geactualiseerd.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Verordening (EU) 2025/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2025 en 2026 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.
Verordening (EU) 2025/PM van de Raad van PM tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden van toepassing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee voor 2025.
Verordening (EU) 2024/2903 van de Raad van 18 november 2024 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2025 en tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren.
Verordening (EU) 2024/257 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194.
Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-42975.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.