Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 26 april 2025, nr. WJZ/97352794, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 in verband met de wijziging en openstelling van de subsidiemodule TSE Industrie studies en de wijziging van de subsidiemodule Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+) in titel 4.2 Topsector energieprojecten van de RNES [KetenID WGK 27732]

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

Gelet op artikel 2, eerste lid, 4, 5, 19, tweede lid, 25 en 50, vierde lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 4.2.64, begripsomschrijving van biogene grondstoffen, 4.2.69, onderdeel k, subonderdeel 3°, en 4.2.70d, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 4.2.70e, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door ‘artikel 4.2.70e, derde lid, onderdeel b’.

B

In artikel 4.2.70c, onderdeel c, wordt ‘bijlage IX van de Richtlijn hernieuwbare energie en aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereductie, bedoeld in artikel 29 van de Richtlijn hernieuwbare energie en de uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen daarvan’ vervangen door ‘artikel 4.2.70e, derde lid, onderdeel b’.

C

Artikel 4.2.113 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een onderneming die zelfstandig een TSE Industrie studie zal uitvoeren ten behoeve van de eventuele uitvoering van en investering in het project waar de studie op is gericht, door die onderneming zelf of een onderneming die deel uitmaakt van diens groep;.

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. een deelnemer in een samenwerkingsverband dat ten minste één onderneming bevat, die een TSE Industrie studie zal uitvoeren ten behoeve van de eventuele uitvoering van en investering in het project waar de studie op is gericht, door ten minste één van de ondernemingen van het samenwerkingsverband of een onderneming die deel uitmaakt van de groep van één van de ondernemingen.

D

In artikel 4.2.117, onderdeel h, wordt ‘de projectwerkzaamheden’ vervangen door ‘de subsidiabele kosten’ en wordt na ‘voor meer dan 50% bestaan uit’ ingevoegd ‘kosten voor’.

E

In het opschrift van de bijlage 4.2.1 wordt ‘behorende bij artikel 4.2.8’ vervangen door ‘behorende bij artikel 4.2.9’.

F

Bijlage 4.2.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van de bijlage wordt ‘behorende bij artikel 4.2.112’ vervangen door ‘behorende bij artikel 4.2.113’.

2. Hoofdstuk 1. Doel wordt als volgt gewijzigd:

a. De vierde alinea komt te luiden:

Onder de industrie wordt verstaan het geheel van ondernemingen die materiële goederen produceren, waarbij grondstoffen worden verwerkt en waarbij sprake is van een hoge graad van mechanisering en automatisering. Dit betreft ondernemingen die activiteiten uitvoeren die worden genoemd in de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek, hoofdgroep B, C, D (alleen energiedistributie) of E.

b. In de vijfde alinea wordt ‘Programmalijn 1: Waterstof en groene chemie (GroenvermogenNL)’ vervangen door ‘Programmalijn 2: Waterstof en groene chemie (GroenvermogenNL)’.

3. Hoofdstuk 2. Programmalijnen, paragraaf Programmalijn 1: CO2-reducerende maatregelen anders dan waterstof en groene chemie, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de tekst achter het derde opsommingsteken, vervalt ‘die investeringen’.

b. In de tekst achter het eerste sub-opsommingsteken wordt voor ‘betreffen in milieubescherming’ ingevoegd ‘die investeringen’.

ARTIKEL II

In de tabel horende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 worden onder de rij van Titel 4.2: Topsector energieprojecten, Artikel 4.2.113, TSE Industrie studies, Programmalijn 2: Waterstof en groene chemie, twee rijen ingevoegd, luidende:

     

Programmalijn 1: CO2-reducerende maatregelen anders dan waterstof en groene chemie

01-05-2025 t/m 31-03-2026

€ 18.000.000

     

Programmalijn 2: Waterstof en groene chemie

01-05-2025 t/m 31-03-2026

€ 10.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel B, terug tot en met 28 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 april 2025

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

TOELICHTING

I Algemeen

1. Aanleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 (hierna: ROES 2025) in verband met de wijziging en openstelling van de subsidiemodule TSE Industrie studies en wijzigingen van de subsidiemodule Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (hierna: DEI+) in titel 4.2 Topsector energieprojecten van de RNES.

2. Subsidiemodules Topsector energieprojecten

2.1 Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+)

De subsidiemodule DEI+, opgenomen in paragraaf 4.2.10 van de RNES, komt voort uit het Energieakkoord voor Groene Groei1 en is in 2019 in lijn met het Klimaatakkoord2 verbreed met ondersteuning van CO2-reducerende maatregelen. De DEI+ is een innovatiemodule die is gericht op het ondersteunen van pilot- en demonstratieprojecten die leiden tot CO2-reductie in Nederland. De DEI+ bevat tien verschillende subsidiabele thema’s. Deze wijzigingsregeling ziet toe op het herstellen van enkele omissies van de vorige wijzigingsregeling (Stcrt. 2024, 41849). Die worden in de artikelsgewijze toelichting toegelicht.

2.2 TSE Industrie studies

De subsidiemodule TSE Industrie studies, opgenomen in paragraaf 4.2.17 van de RNES, ondersteunt haalbaarheidsstudies, milieustudies en vergelijkbare studies naar potentiële pilot- en demonstratieprojecten en naar investeringen in uitontwikkelde technologie. De voormelde drie typen studies helpen de aanvrager te besluiten over het wel of niet starten van en investeren in een mogelijk pilot- of demonstratieproject of een project met uitontwikkelde technologie, dat bijdraagt aan de doelen uit het Klimaatakkoord. Hiermee wordt bijgedragen aan de intensieve voorbereiding die dergelijke projecten vergen in de industrie.

Deze subsidiemodule is onderverdeeld in twee programmalijnen. Programmalijn 1 betreft alle CO2-reducerende maatregelen anders dan waterstof en groene chemie. Deze programmalijn wordt per 1 mei 2025 tot en met 31 maart 2026 opengesteld, waarbij het subsidieplafond is vastgesteld op € 18.00.000.

Programmalijn 2 betreft studies op het gebied van waterstof en groene chemie. Dit is een aparte programmalijn in de subsidiemodule, omdat deze voortkomt uit het Nationaal Groeifondsprogramma GroenvermogenNL. Deze programmalijn wordt per 1 mei 2025 tot en met 31 maart 2026 opengesteld en het subsidieplafond is vastgesteld op € 10.000.000. Tevens worden er een aantal wijzigingen aangebracht in de subsidiemodule. Deze worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

3. Staatssteun

De subsidie die wordt verleend op grond van de subsidiemodule DEI+ bevat, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties, staatssteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • de artikelen 25, 26bis, 36, 38, 38bis, 41, 46, 47 en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • artikel 3 van de algemene de-minimisverordening, voor zover de subsidie bestemd is voor randvoorwaardelijke innovaties voor een DEI+-project dat past binnen thema 2.7 Aardgasloze gebouwde omgeving, opgenomen in bijlage 4.2.9, onderdeel B.

Subsidie die wordt verleend op grond van de subsidiemodule TSE Industrie studies, bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door:

  • artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien het een haalbaarheidsstudie betreft;

  • artikel 49 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien het een milieustudie betreft;

  • de algemene de-minimisverordening, indien het een vergelijkbare studie betreft.

De voorgenoemde subsidiemodules en de wijzigingen en nieuwe openstelling hiervan zijn verenigbaar met de maximale steunpercentages en voorwaarden van de voormelde artikelen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening en de algemene de-minimisverordening.

De openstelling van de TSE Industrie studies zal ter kennisneming aan de Europese Commissie worden gemeld, conform artikel 11, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodules wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister op grond van artikel 1.8 van de RNES binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en

  • de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000.

4. Regeldruk

De inhoudelijke aanpassingen en openstelling van de subsidiemodule TSE Industrie studies hebben effecten op de regeldruk. Alle subsidieaanvragers moeten een aanvraagformulier inclusief projectplan en projectbegroting indienen. Alle subsidieontvangers zijn daarna met de gebruikelijke taken belast, die onder meer terug te vinden zijn in de RNES en het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit). Er wordt niet afgeweken van de standaardbepalingen en standaardformulieren die zijn ingericht op minimale administratieve lasten. Zo hoeven er geen voorschotaanvragen te worden ingediend, omdat voorschotten automatisch worden uitgekeerd. Voor tussentijdse rapportages geldt een maximum van één rapportage per jaar conform het Kaderbesluit. Ten aanzien van projecten met een looptijd van een jaar of minder hoeft alleen een eindverslag te worden aangeleverd. Voor de controleverklaring zijn uniforme formulieren opgesteld.

Voor de openstelling van programmalijn 1 CO2-reducerende maatregelen anders dan waterstof en groene chemie van de module TSE Industrie studies worden in totaal circa 70 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting voor circa 35 aanvragen subsidie zal worden verleend. De administratieve lasten worden geschat op € 355.425. Dat is 1,97% van het totaal beschikbare subsidieplafond van € 18.000.000.

Voor de openstelling van programmalijn 2 Waterstof en groene chemie van de module TSE Industrie studies worden in totaal circa 20 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting voor circa 10 aanvragen subsidie zal worden verleend. De administratieve lasten worden geschat op € 110.550. Dat is 1,02% van het totaal beschikbare subsidieplafond van € 10.000.000.

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en wijkt daarmee af van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd om de volgende redenen. In het algemeen wordt eerst opgemerkt dat regels voor subsidiemodules feitelijk pas effect hebben als de subsidiemodule is of wordt opengesteld, omdat vanaf dat moment aanvragen kunnen worden ingediend en behandeld. Enkel de inwerkingtreding van een regeling heeft dus nog geen effect, als de module nog niet is opengesteld. Daarom is vooral de tijd tussen publicatie en openstelling relevant, omdat potentiële aanvragers in die tijd kennis kunnen nemen van de regeling en hun aanvraag kunnen voorbereiden en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) de openstelling en behandeling van aanvragen kan voorbereiden. Het moment van openstelling ten opzichte van het moment van publicatie wordt daarom hieronder beschouwd voor de rechtvaardiging van de afwijking van de vaste verandermomenten. Voor de subsidiemodule TSE Industrie studies geldt dat de doelgroep erbij gebaat is dat de subsidiemodule snel na sluiting van de vorige ronde (1 april 2025) weer opengesteld wordt. Daarom wordt niet aangesloten bij het eerstvolgende vaste verandermoment, omdat dat pas 1 juli is. De tijd tussen publicatie en openstelling is kort, maar dit is niet benadelend voor de doelgroep. Voor de openstelling in 2026 zijn weinig inhoudelijke veranderingen aangebracht in de subsidiemodule ten opzichte van de openstelling in 2025, waardoor potentiële aanvragers al op de hoogte waren van de subsidievoorwaarden en niet worden benadeeld door de korte termijn van bekendmaking.

Artikel I, onderdeel B, werkt terug tot en met 28 januari 2025. Dit onderdeel betreft een correctie. Er gold een strengere regel dan was beoogd voor DEI+-aanvragen voor het thema Vergassing van reststromen. Door de terugwerkende kracht van onderdeel B gelden nu voor alle aanvragen dezelfde regels, ongeacht of die al zouden zijn ingediend. Aangezien het om een versoepeling gaat, is de doelgroep erbij gebaat dat deze wijziging nog is doorgevoerd in de al lopende openstelling.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

Deze onderdelen betreffen wijzigingen van een aantal artikelen in de subsidiemodule DEI+.

Onderdeel A ziet op het herstel van verkeerde verwijzingen binnen de subsidiemodule.

Onderdeel B betreft een wijziging met betrekking tot het DEI+-thema vergassing van reststromen. Het gaat om de eisen voor biogene grondstoffen die per abuis niet zijn meegenomen in de Regeling van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 16 december 2024, nr. WJZ/ 89565704 tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de openstelling in 2025 van subsidiemodules voor Topsector energieprojecten en de verlenging daarvan (Stcrt. 2024, 41849). De eisen voor biogene grondstoffen zijn door middel van die wijzigingsregeling versoepeld. Die wijziging is daarbij per ongeluk niet in artikel 4.2.70c doorgevoerd. Met deze wijzigingsregeling wordt deze omissie hersteld. Voor de inhoudelijke toelichting op de versoepelde eisen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij de onderdelen K, M en N van die wijzigingsregeling.

Onderdeel C

In artikel 4.2.113 is bepaald aan wie de minister een subsidie voor een TSE Industrie studie verstrekt. In een eerdere wijziging (Stcrt. 2024, 6013) is de voorwaarde toegevoegd dat de subsidieontvanger belang heeft bij de resultaten van deze studie, omdat die zelf het project waar de studie een voorbereiding op is, wil uitvoeren. Met het toevoegen van het aspect investeren wordt de reikwijdte van deze bepaling verder aangescherpt. De subsidieontvanger moet niet alleen de studie uitvoeren ten behoeve van een eventueel project waar de studie op is gericht, maar ook het voornemen hebben om te investeren in dat project.

De TSE Industrie studie heeft namelijk als doel om partijen te helpen zich voor te bereiden op een vervolgproject en daarmee indirect om de realisatie van die vervolgprojecten te stimuleren. Daarom is het wenselijk dat subsidie voor een studie alleen wordt verleend aan partijen die ook een dergelijk vervolgproject zouden kunnen en willen doen, zodat de kans groter is dat op de studie ook een vervolgproject volgt. Er zijn ondernemingen die wel baat hebben bij een studie, bijvoorbeeld voor de advisering van andere ondernemingen, maar niet zelf een vervolgproject zouden gaan doen en daarin zouden investeren. Door aanvullend te eisen dat de subsidieaanvrager ook het voornemen moet hebben om te investeren in een vervolgproject, wordt beter gewaarborgd dat de subsidie voor de studies enkel gaat naar ondernemingen die een vervolgproject zouden gaan uitvoeren. In het geval dat een onderneming een TSE Industrie studie zelfstandig uitvoert, moet deze onderneming zelf of een onderneming die deel uitmaakt van diens groep het voornemen hebben voor uitvoering van en investering in eventuele vervolgtraject (onderdeel a). In het geval van een deelnemer in een samenwerkingsverband dat ten minste één onderneming bevat, moet ten minste één van de ondernemingen van het samenwerkingsverband of een onderneming die deel uitmaakt van de groep van één van de ondernemingen het voornemen hebben voor uitvoering van en investering in het eventuele vervolgtraject (onderdeel b).

Onderdeel D

In artikel 4.2.117, aanhef en onderdeel h, is geregeld dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag, indien de projectwerkzaamheden voor meer dan 50% bestaan uit testwerkzaamheden ter beantwoording van haalbaarheidsvragen. De beoordeling of meer dan 50% van de werkzaamheden testwerkzaamheden betreffen, geschiedt op basis van de subsidiabele kosten zoals vermeld in de aanvraag, niet op basis van de hoeveelheid werkzaamheden binnen het project. Om dat duidelijk te maken is dit rechtstreeks opgenomen in de afwijzingsgrond.

Onderdeel F

In de vierde alinea in Hoofdstuk 1. Doel van Bijlage 4.2.16 wordt gedefinieerd wat onder industrie wordt verstaan. Met deze wijziging is verduidelijkt dat de onderneming activiteiten moet uitvoeren die overeenkomen met de activiteiten, genoemd in de Standaardbedrijfsindeling (SBI) codes. Er vinden op deze manier twee controles plaats, namelijk of de onderneming alleen materiële goederen produceert, waarbij grondstoffen worden verwerkt en waarbij sprake is van een hoge graad van mechanisering en automatisering (eerste zin), en of de activiteiten die de onderneming uitvoert, overeenkomen met de activiteiten die beschreven staan in de SBI codes (tweede zin).

In de vijfde alinea werd per abuis verwezen naar Programmalijn 1 in plaats van Programmalijn 2. Deze fout is met deze wijziging hersteld.

Artikel II

In de tabel horende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 zijn voor de beide programmalijnen binnen de subsidiemodule TSE Industrie studies nieuwe openstellingsperiodes met bijbehorende subsidieplafonds opgenomen.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans


X Noot
1

Kamerstuk 33 043, nr. 14.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 342.

Naar boven