Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2024, 8915 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2024, 8915 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister voor Klimaat en Energie,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 2, derde lid, 4, derde lid, 5, eerste lid, 8, derde lid, 9, tweede lid, en 24, tweede lid, van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
elektriciteit die op het elektriciteitsnet wordt ingevoed;
aantal vollasturen waarbij de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van een locatie en een productie-installatie die gebruik maakt van windenergie, is bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;
elektriciteit die op een installatie wordt ingevoed;
Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking.
1. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit op grond van artikel 2, derde lid, van de regeling, die wordt aangevraagd in de periode van 2 april 2024, 09:00 uur, tot 1 november 2024, 17:00 uur, wordt vastgesteld op € 100.000.000.
2. Per categorie productie-installaties kan in de periode, bedoeld in het eerste lid, per locatie waarop de productie-installatie wordt aangebracht, ten hoogste één aanvraag worden ingediend.
1. Als categorieën productie-installaties waarvoor op grond van artikel 2, derde lid, van de regeling een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend, worden aangewezen:
a. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie uitsluitend met een of meer fotovoltaïsche zonnepanelen, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een kleinverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 15 kWp en ten hoogste 100 kWp;
b. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie uitsluitend met een of meer fotovoltaïsche zonnepanelen, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 15 kWp tot ten hoogste 500 kWp;
c. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie uitsluitend met een of meer fotovoltaïsche zonnepanelen, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting en waarbij de zonnepanelen op of aan een gebouw zijn aangebracht, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 500 kWp en ten hoogste 6 MW;
d. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie uitsluitend met een of meer fotovoltaïsche zonnepanelen, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting en waarbij de zonnepanelen, niet op of aan een gebouw aangebracht, op water drijven, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 500 kWp en ten hoogste 6 MWp;
e. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie uitsluitend met een of meer fotovoltaïsche zonnepanelen, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting en waarbij de zonnepanelen, niet op of aan een gebouw aangebracht, op land staan, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 500 kWp en ten hoogste 6 MWp;
f. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie met een of meer windturbines, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een kleinverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 15 kW en ten hoogste 100 kW;
g. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie met een of meer windturbines, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 15 kW en ten hoogste 1 MW, en die worden gerealiseerd op een locatie die overeenkomstig de lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling op 1 januari 2024, bedoeld in de bijlage, een windsnelheid heeft van:
1°. ≥ 8,5 m/s;
2°. ≥ 8,0 m/s en < 8,5 m/s;
3°. ≥ 7,5 m/s en < 8,0 m/s;
4°. ≥ 7,0 m/s en < 7,5 m/s;
5°. ≥ 6,75 m/s en < 7,0 m/s; of
6°. < 6,75 m/s;
h. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie met een of meer windturbines, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen hebben van ten minste 1 MW en ten hoogste 6 MW, en die worden gerealiseerd op een locatie die overeenkomstig de lijst van gemeenten volgens de gemeentelijke indeling op 1 januari 2024, bedoeld in de bijlage, een windsnelheid heeft van:
1°. ≥ 8,5 m/s;
2°. ≥ 8,0 m/s en < 8,5 m/s;
3°. ≥ 7,5 m/s en < 8,0 m/s;
4°. ≥ 7,0 m/s en < 7,5 m/s;
5°. ≥ 6,75 m/s en < 7,0 m/s; of
6°. < 6,75 m/s;
i. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit potentiële of kinetische energie van stromend water door hydro-mechanisch-elektrische omzetting, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een kleinverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 15 kW en ten hoogste 100 kW;
j. productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit potentiële of kinetische energie van stromend water door hydro-mechanisch-elektrische omzetting, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting, met een totaal nominaal vermogen van ten minste 15 kW en ten hoogste 150 kW.
2. Het additioneel gecontracteerde terugleververmogen voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie uitsluitend met een of meer fotovoltaïsche zonnepanelen, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet met een grootverbruikersaansluiting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c, d en e, bedraagt maximaal 50% van het piekvermogen van de zonnepanelen.
De uiterste periodes voor het in gebruik nemen van een productie-installatie op grond van artikel 24, tweede lid, van de regeling, worden vastgesteld op:
a. voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b: twee jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;
b. voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c: drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;
c. voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen d en e: vier jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;
d. voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen f en g: drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;
e. voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel h: vier jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;
f. voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit waterkracht bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen i en j: drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening.
Voor een categorie productie-installaties als bedoeld in de eerste en tweede kolom van onderstaande tabel wordt:
a. het basisbedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de regeling, vastgesteld op het bedrag dat is opgenomen in de derde kolom van onderstaande tabel;
b. het maximum aantal vollasturen, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de regeling, vastgesteld op het aantal dat is opgenomen in de vierde kolom van onderstaande tabel;
c. de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de regeling, vastgesteld op het bedrag dat is opgenomen in de vijfde kolom van onderstaande tabel;
d. het voorlopige correctiebedrag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de regeling, voor 2024 vastgesteld op het bedrag dat is opgenomen in de zesde kolom van onderstaande tabel.
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
---|---|---|---|---|---|
Artikel besluit |
Omschrijving categorie |
Basisbedrag in euro/kWh |
Maximum aantal vollasturen |
Basiselektriciteits-prijs in euro/kWh |
Voorlopig correctiebedrag 2024 (incl. GvO) in euro/kWh |
Artikel 3, onderdeel a |
Zonne-energie, kleinverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kWp en ≤ 100 kWp |
0,124 |
900 |
Netlevering: 0,048 |
Netlevering: 0,122 |
Artikel 3, onderdeel b |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kWp en < 500 kWp |
0,109 |
840 |
Netlevering: 0,048 |
Netlevering: 0,128 |
Artikel 3, onderdeel b |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kWp en < 500 kWp |
0,109 |
840 |
Niet-netlevering: 0,082 |
Niet-netlevering: 0,164 |
Artikel 3, onderdeel c |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, gebouwgebonden, ≥ 500 kWp en ≤ 6 MWp |
0,081 |
840 |
Netlevering: 0,048 |
Netlevering: 0,128 |
Artikel 3, onderdeel c |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, gebouwgebonden, ≥ 500 kWp en ≤ 6 MWp |
0,081 |
840 |
Niet-netlevering: 0,082 |
Niet-netlevering: 0,164 |
Artikel 3, onderdeel d |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, drijvend op water, ≥ 500 kWp en ≤ 6 MWp |
0,083 |
855 |
Netlevering: 0,048 |
Netlevering: 0,128 |
Artikel 3, onderdeel d |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, drijvend op water, ≥ 500 kWp en ≤ 6 MWp |
0,083 |
855 |
Niet-netlevering: 0,082 |
Niet-netlevering: 0,164 |
Artikel 3, onderdeel e |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, grondgebonden, ≥ 500 kWp en ≤ 6 MWp |
0,070 |
855 |
Netlevering: 0,048 |
Netlevering: 0,128 |
Artikel 3, onderdeel e |
Zonne-energie, grootverbruikers-aansluiting, grondgebonden, ≥ 500 kWp en ≤ 6 MWp |
0,070 |
855 |
Niet-netlevering: 0,082 |
Niet-netlevering: 0,164 |
Artikel 3, onderdeel f |
Windenergie, kleinverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en ≤ 100 KW |
0,166 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,111 |
Artikel 3, onderdeel g, subonderdeel 1° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en < 1 MW, ≥ 8,5 m/s |
0,106 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel g, subonderdeel 2° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en < 1 MW, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
0,114 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel g, subonderdeel 3° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en < 1 MW, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
0,132 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel g, subonderdeel 4° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en < 1 MW, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
0,141 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel g, subonderdeel 5° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en < 1 MW, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s |
0,152 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel g, subonderdeel 6° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en < 1 MW, < 6,75 m/s |
0,163 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel h, subonderdeel 1° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 1 MW en ≤ 6 MW, ≥ 8,5 m/s |
0,052 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel h, subonderdeel 2° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 1 MW en ≤ 6 MW, ≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
0,053 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel h, subonderdeel 3° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 1 MW en ≤ 6 MW, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
0,059 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel h, subonderdeel 4° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 1 MW en ≤ 6 MW, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
0,066 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel h, subonderdeel 5° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 1 MW en ≤ 6MW, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s |
0,071 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel h, subonderdeel 6° |
Windenergie, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 1 MW en ≤ 6 MW, < 6,75 m/s |
0,076 |
netto P50-waarde vollasturen |
Netlevering: 0,041 |
Netlevering: 0,115 |
Artikel 3, onderdeel i |
Waterkracht, kleinverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en ≤ 100 kW |
0,170 |
5000 |
Netlevering: 0,060 |
Netlevering: 0,144 |
Artikel 3, onderdeel j |
Waterkracht, grootverbruikers-aansluiting, ≥ 15 kW en ≤ 150 kW |
0,170 |
5000 |
Netlevering: 0,060 |
Netlevering: 0,149 |
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 maart 2024
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Gemeentenaam |
Provincie |
Windcategorie |
---|---|---|
Ameland |
Friesland |
≥ 8,5 m/s |
Den Helder |
Noord-Holland |
≥ 8,5 m/s |
Schiermonnikoog |
Friesland |
≥ 8,5 m/s |
Terschelling |
Friesland |
≥ 8,5 m/s |
Texel |
Noord-Holland |
≥ 8,5 m/s |
Vlieland |
Friesland |
≥ 8,5 m/s |
Bergen (NH.) |
Noord-Holland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Harlingen |
Friesland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Het Hogeland |
Groningen |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Hollands Kroon |
Noord-Holland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Noardeast-Fryslân |
Friesland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Rotterdam Maasvlakte (wijk 23, buurt 8) |
Zuid-Holland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Schagen |
Noord-Holland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Súdwest-Fryslân |
Friesland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Waadhoeke |
Friesland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Zandvoort |
Noord-Holland |
≥ 8,0 en < 8,5 m/s |
Achtkarspelen |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Alkmaar |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Beverwijk |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Bloemendaal |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Castricum |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Dantumadiel |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
De Fryske Marren |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Dijk en Waard |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Drechterland |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Edam-Volendam |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Eemsdelta |
Groningen |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Enkhuizen |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Goeree-Overflakkee |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Heemskerk |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Heerenveen |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Heiloo |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Hillegom |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Hoorn |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Katwijk |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Koggenland |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Leeuwarden |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Lisse |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Medemblik |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Noord-Beveland |
Zeeland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Noordoostpolder |
Flevoland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Noordwijk |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Oldambt |
Groningen |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Opmeer |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Opsterland |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Purmerend |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Schouwen-Duiveland |
Zeeland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Smallingerland |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Stede Broec |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Tytsjerksteradiel |
Friesland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Uitgeest |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Urk |
Flevoland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Veere |
Zeeland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Velsen |
Noord-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Wassenaar |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Westerkwartier |
Groningen |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Westland |
Zuid-Holland |
≥ 7,5 en < 8,0 m/s |
Aa en Hunze |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Aalsmeer |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Aalten |
Gelderland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Almere |
Flevoland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Alphen aan den Rijn |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Altena |
Noord-Brabant |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Amstelveen |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Amsterdam |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Assen |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Bodegraven-Reeuwijk |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Borger-Odoorn |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Borsele |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Coevorden |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Culemborg |
Gelderland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Dalfsen |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
De Ronde Venen |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
De Wolden |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Delft |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Diemen |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Dronten |
Flevoland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Emmen |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Goes |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Gouda |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Groningen |
Groningen |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Haarlem |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Haarlemmermeer |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Hardenberg |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Hardinxveld-Giessendam |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Heemstede |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Hoeksche Waard |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Hoogeveen |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Hulst |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
IJsselstein |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Kaag en Braassem |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Kampen |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Kapelle |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Krimpenerwaard |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Landsmeer |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Lansingerland |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Leiden |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Leiderdorp |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Leidschendam-Voorburg |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Lelystad |
Flevoland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Lopik |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Maassluis |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Meppel |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Middelburg |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Midden-Delfland |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Midden-Drenthe |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Midden-Groningen |
Groningen |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Moerdijk |
Noord-Brabant |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Molenlanden |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Montfoort |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Nieuwkoop |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Nissewaard |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Noordenveld |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Oegstgeest |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Oost Gelre |
Gelderland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Ooststellingwerf |
Friesland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Oostzaan |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Ouder-Amstel |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Oudewater |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Pekela |
Groningen |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Pijnacker-Nootdorp |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Reimerswaal |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Rijswijk |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Rotterdam-West (wijk 17, wijk 23 excl. buurt 8, en wijk 27) |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
's-Gravenhage |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Sluis |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Stadskanaal |
Groningen |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Staphorst |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Steenbergen |
Noord-Brabant |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Steenwijkerland |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Stichtse Vecht |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Terneuzen |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Teylingen |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Tholen |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Tynaarlo |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Uithoorn |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Veendam |
Groningen |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Vijfheerenlanden |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Vlissingen |
Zeeland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Voorne aan Zee |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Voorschoten |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Waddinxveen |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Waterland |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
West Betuwe |
Gelderland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Westerveld |
Drenthe |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Westerwolde |
Groningen |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Weststellingwerf |
Friesland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Woerden |
Utrecht |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Wormerland |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zaanstad |
Noord-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zaltbommel |
Gelderland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zoetermeer |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zoeterwoude |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zuidplas |
Zuid-Holland |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zwartewaterland |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Zwolle |
Overijssel |
≥ 7,0 en < 7,5 m/s |
Alblasserdam |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Albrandswaard |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Barendrecht |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Bergen op Zoom |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Berkelland |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Beuningen |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Bunnik |
Utrecht |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Bunschoten |
Utrecht |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Buren |
Gelderland |
≥ 6,75 en < 7,0 m/s |
Capelle aan den IJssel |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Dordrecht |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Drimmelen |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Druten |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Duiven |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Etten-Leur |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Geertruidenberg |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Gooise Meren |
Noord-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Gorinchem |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Haaksbergen |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Halderberge |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Hattem |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Hellendoorn |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Hendrik-Ido-Ambacht |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Houten |
Utrecht |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Krimpen aan den IJssel |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Lingewaard |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Maasdriel |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Neder-Betuwe |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Nieuwegein |
Utrecht |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Nijkerk |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Oldebroek |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Olst-Wijhe |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Ommen |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Oss |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Oude IJsselstreek |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Overbetuwe |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Papendrecht |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Raalte |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Ridderkerk |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Roosendaal |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Rotterdam (excl. wijk 17, wijk 23 en wijk 27) |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Schiedam |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Simpelveld |
Limburg |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Sliedrecht |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Tiel |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Tubbergen |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Twenterand |
Overijssel |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Utrecht |
Utrecht |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Vlaardingen |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Waalwijk |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
West Maas en Waal |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Wijchen |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Wijdemeren |
Noord-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Wijk bij Duurstede |
Utrecht |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Winterswijk |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Zeewolde |
Flevoland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Zevenaar |
Gelderland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Zundert |
Noord-Brabant |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Zwijndrecht |
Zuid-Holland |
≥ 6,75 en 7,0 m/s |
Almelo |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Alphen-Chaam |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Amersfoort |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Apeldoorn |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Arnhem |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Asten |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Baarle-Nassau |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Baarn |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Barneveld |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Beek |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Beekdaelen |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Beesel |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Berg en Dal |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Bergeijk |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Bergen (L.) |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Bernheze |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Best |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Bladel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Blaricum |
Noord-Holland |
< 6,75 m/s |
Boekel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Borne |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Boxtel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Breda |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Bronckhorst |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Brummen |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Brunssum |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Cranendonck |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
De Bilt |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Deurne |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Deventer |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Dinkelland |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Doesburg |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Doetinchem |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Dongen |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Echt-Susteren |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Ede |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Eemnes |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Eersel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Eijsden-Margraten |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Eindhoven |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Elburg |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Enschede |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Epe |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Ermelo |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Geldrop-Mierlo |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Gemert-Bakel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Gennep |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Gilze en Rijen |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Goirle |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Gulpen-Wittem |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Harderwijk |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Heerde |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Heerlen |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Heeze-Leende |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Helmond |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Hengelo |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Heumen |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Heusden |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Hilvarenbeek |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Hilversum |
Noord-Holland |
< 6,75 m/s |
Hof van Twente |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Horst aan de Maas |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Huizen |
Noord-Holland |
< 6,75 m/s |
Kerkrade |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Laarbeek |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Land van Cuijk |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Landgraaf |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Laren |
Noord-Holland |
< 6,75 m/s |
Leudal |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Leusden |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Lochem |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Loon op Zand |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Losser |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Maasgouw |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Maashorst |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Maastricht |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Meerssen |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Meierijstad |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Montferland |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Mook en Middelaar |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Nederweert |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Nijmegen |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Nunspeet |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Oirschot |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Oisterwijk |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Oldenzaal |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Oosterhout |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Peel en Maas |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Putten |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Renkum |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Renswoude |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Reusel-De Mierden |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Rheden |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Rhenen |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Rijssen-Holten |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Roerdalen |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Roermond |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Rozendaal |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Rucphen |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Scherpenzeel |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
's-Hertogenbosch |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Sint-Michielsgestel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Sittard-Geleen |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Soest |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Someren |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Son en Breugel |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Stein |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Tilburg |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Utrechtse Heuvelrug |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Vaals |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Valkenburg aan de Geul |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Valkenswaard |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Veenendaal |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Veldhoven |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Venlo |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Venray |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Voerendaal |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Voorst |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Vught |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Waalre |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Wageningen |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Weert |
Limburg |
< 6,75 m/s |
Westervoort |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Wierden |
Overijssel |
< 6,75 m/s |
Woensdrecht |
Noord-Brabant |
< 6,75 m/s |
Woudenberg |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Zeist |
Utrecht |
< 6,75 m/s |
Zutphen |
Gelderland |
< 6,75 m/s |
Met dit besluit wordt het mogelijk gemaakt om in 2024 subsidie aan te vragen op basis van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking (hierna: SCE). De SCE is op 3 maart 2021 gepubliceerd (Stcrt. 2021, 11080) en is op 1 april 2021 in werking getreden. De SCE heeft openstellingsronden gehad in 2021, 2022 en 2023. Met onderhavig besluit wordt de SCE voor de vierde keer opengesteld.
In samenhang met de onderhavige openstelling is de SCE op enkele punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn erop gericht de SCE beter te laten aansluiten bij de praktijk, voeren een aantal correcties door op eerdere wijzigingen of worden doorgevoerd op basis van de per 1 juli 2023 aangepaste Algemene Groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV). Tenslotte is een aantal wijzigingen worden doorgevoerd naar aanleiding van in onderhavig besluit opgenomen verruiming van de vermogensgrens van projecten voor zon-PV en wind naar 6 MW. Deze wijzigingsregeling van de SCE treedt gelijktijdig met onderhavig openstellingsbesluit in werking.
Onderhavig besluit en de wijzingen ten opzichte van het Besluit openstelling Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2023 (hierna: openstellingsbesluit 2023) worden hieronder toegelicht.
Aanvragen kunnen worden ingediend voor vormen van opwekken van hernieuwbare elektriciteit, te weten zon-PV, wind op land en waterkracht. Dit zijn technologieën die regelmatig gerealiseerd worden door de doelgroep van de SCE, te weten coöperaties en verenigingen van eigenaars (hierna: VvE’s), om elektriciteit te produceren.
Productie-installaties kunnen middels twee soorten aansluitingen op het elektriciteitsnet worden aangesloten, namelijk met een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van 3*80A of minder (kleinverbruikersaansluiting als bedoeld in artikel 1 van de SCE) en met een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80A (grootverbruikersaansluiting als bedoeld in artikel 1 van de SCE). Dit onderscheid is gemaakt omdat er op grond van de SCE verschillende regels gelden voor eigen gebruik achter de meter bij klein- en grootverbruikersaansluitingen. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 2.5.1 van de toelichting bij de SCE zoals deze op 3 maart 2021 is gepubliceerd (Stcrt. 2021, 11080).
Daarnaast is in dit besluit afgebakend hoe groot de productie-installaties minimaal moeten en maximaal mogen zijn om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie (de vermogensgrenzen). Vergeleken met het openstellingsbesluit 2023 zijn de maxima verhoogd voor zon-PV en wind: productie-installaties vanaf 500 kW(p) tot en met 6 MW(p) kunnen vanaf 2024 in aanmerking komen voor subsidie. Deze productie-installaties moeten een grootverbruikersaansluiting hebben.
De vermogensgrenzen zijn als volgt:
• Zon-PV, aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting: 15 kWp tot en met 100 kWp;
• Zon-PV, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 15 kWp tot 500 kWp;
• Zon-PV, gebouwgebonden, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 500 kWp tot en met 6 MWp;
• Zon-PV, grondgebonden, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 500 kWp tot en met 6 MWp;
• Zon-PV, drijvend op water, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 500 kWp tot en met 6 MWp;
• Wind op land, aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting: 15 kW tot en met 100 kW;
• Wind op land, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 15 kW tot 1 MW;
• Wind op land, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 1 MW tot en met 6 MW;
• Waterkracht, aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting: 15 kW tot en met 100 kW;
• Waterkracht, aangesloten op een grootverbruikersaansluiting: 15 kW tot en met 150 kW.
Reden voor de verruiming is dat de per 1 juli 2023 aangepaste AGVV het mogelijk maakt steun toe te kennen aan projecten met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 6 MWp voor zon-PV en waterkracht, en van maximaal 18 MW voor wind. Voor zon-pv is aangesloten bij het eerdergenoemde maximum van 6 MWp. Voor wind is het maximum van 18 KW van de AGVV niet gehanteerd, maar is het maximum op 6 MW gezet, omdat een maximum van 18 KW niet passend zou zijn bij het kleinschalige karakter van de SCE. Voor waterkracht zijn de vermogensgrenzen niet verruimd, omdat er weinig interesse is in het ontwikkelen van waterkrachtprojecten. Deze maxima aan de grootte van de productie-installaties zijn zodanig gesteld dat ze passend zijn voor het merendeel van de productie-installaties die in lokaal en coöperatief verband worden gerealiseerd, en ze passend zijn binnen de grenzen die in acht moeten worden genomen ingevolge artikel 43 van de AGVV.
De keuze om de vermogensgrenzen te verruimen is daarnaast ook gebaseerd op het eindadvies van het Planbureau voor de Leefomgeving (hierna: PBL).
Voor zon-PV met een grootverbruikersaansluiting dient het additioneel gecontracteerde terugleververmogen maximaal 50% van het piekvermogen van de zonnepanelen te bedragen, waardoor er bij dezelfde netcapaciteit meer hernieuwbare energieprojecten gerealiseerd kunnen worden. Op deze wijze wordt de belasting van het elektriciteitsnet door SCE-projecten significant verminderd, terwijl tegelijkertijd in totaal meer hernieuwbare elektriciteit op het net kan worden ingevoed.
Voor productie-installaties aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting wordt de grootte van de productie-installatie beperkt door de capaciteit van de aansluiting, waarmee de productie-installatie op het elektriciteitsnet is aangesloten. De bovengrens van 100 kW(p) is zodanig gekozen dat alle productie-installaties die op een kleinverbruikersaansluiting kunnen worden aangesloten in aanmerking komen voor subsidie.
Voor productie-installaties die zijn aangesloten op een grootverbruikersaansluiting zijn deels dezelfde ondergrenzen (15 kW(p)) gesteld als voor productie-installaties die zijn aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting. Deze ondergrenzen zijn zo gekozen dat het totale subsidiebedrag dusdanig is dat het opweegt tegen de administratieve en uitvoeringslasten van de SCE, gegeven artikel 35 van de SCE waarin wordt geregeld hoeveel het aantal deelnemende leden ten minste moet bedragen om de productie-installatie te realiseren. Het minimum aantal deelnemende leden is daarbij afhankelijk van het vermogen en de soort hernieuwbare energie. Voor kleinere installaties geldt dus dat de aanvrager kan kiezen of subsidie wordt aangevraagd voor een productie-installatie die is aangesloten op een grootverbruikersaansluiting of op een kleinverbruikersaansluiting.
Onderhavig besluit bevat de uiterste termijnen voor het in gebruik nemen van de productie-installatie. Anders dan voorheen zijn deze termijnen niet meer in de SCE zelf opgenomen, maar in artikel 4 van het onderhavige besluit. Reden daarvoor is dat er een nadere opsplitsing nodig is binnen de categorieën productie-installaties voor zon en wind. Voor productie-installaties voor zon-PV met een vermogen vanaf 500 kWp en wind met een vermogen vanaf 1 MW tot en met maximaal 6 MW(p) worden de termijnen verlengd. In het eerder genoemde eindadvies van het PBL neemt het PBL aan dat binnen een groter hernieuwbare energieproject (gefinancierd met het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: Besluit SDEK) een deel in coöperatief eigendom (gefinancierd met SCE) is. Daarom worden de eisen aan de ingebruiknametermijn van productie-installaties voor zon-PV met een vermogen vanaf 500 kWp en wind met een vermogen vanaf 1 MW gelijk gesteld aan de eisen die gelden bij het Besluit SDEK.
Dit betreft de volgende wijzigingen ten opzichte van 2023: voor zon-PV op dak (gebouwgebonden) met een vermogen vanaf 500 kWp wordt de realisatietermijn verlengd naar 3 jaar. Voor zon-PV systemen op veld (grondgebonden) en drijvend (op water) vanaf 500 kWp wordt deze verlengd naar 4 jaar. Tenslotte wordt de termijn voor productie-installaties voor wind vanaf 1 MW tevens verlengd naar 4 jaar.
Het besluit bevat de basisbedragen, de basiselektriciteitsprijs en het voorlopige correctiebedrag voor 2024.
De per 1 juli 2023 aangepaste AGVV stelt dat geen steun mag worden uitgekeerd voor periodes waarin de prijzen negatief zijn (artikel 43, lid 8, van de AGVV). De wijziging van de SCE die volgt uit deze eis is nader toegelicht in de toelichting op de wijziging van de SCE die gelijktijdig met onderhavig openstellingsbesluit in werking treedt. Deze subsidiebeperking geldt binnen de SCE voor alle productie-installaties aangesloten op een grootverbruikersaansluiting. Productie-installaties aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting zijn uitgezonderd van de subsidiebeperking.
Bij de berekening van de correctiebedragen houdt het PBL rekening met twee mogelijkheden: 1) een correctiebedrag waar negatieve uren wel worden meegenomen of 2) een correctiebedrag waar negatieve uren niet worden meegenomen.
Voor alle productie-installaties (aangesloten op een grootverbruikersaansluiting) waarvoor deze subsidiebeperking geldt wordt er rekening mee gehouden dat de installatie is uitgeschakeld op momenten met negatieve prijzen. Dit heeft een verhogend effect op het correctiebedrag. Bij de productie-installaties (aangesloten op een kleinverbruikersaansluiting) waarvoor deze subsidiebeperking niet geldt, wordt het correctiebedrag gehanteerd waarin deze aanname niet wordt gedaan, en worden negatieve uren dus wel meegenomen in het correctiebedrag.
Het maximumbedrag waarvoor subsidie kan worden aangevraagd voor wind op land op grootverbruikersaansluiting (15 tot 1 MW en 1 MW tot en met 6 MW) is afhankelijk van de gemeente waarin de productie-installatie wordt gerealiseerd. De windsnelheden per gemeente zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Hierin zijn zes categorieën windsnelheden onderscheiden (tussen de windsnelheden≥ 8,5 m/s en < 6,75 m/s). Deze categorie-indeling is gebaseerd op de windkaart van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Voor de gemeente Rotterdam is in verband met de uitgestrektheid van deze gemeente een verdere onderverdeling op wijk- of buurtniveau gemaakt. Per categorie is een apart basisbedrag berekend.
De windsnelheden op de lijst met gemeenten beschrijven de situatie op 100 meter hoogte. De productie-installaties voor windenergie waarvoor subsidie wordt aangevraagd onder dit besluit zijn naar verwachting in de meeste gevallen echter lager dan 100 meter. Het PBL gaat in het eerder genoemde advies uit van 50 meter. Op 50 meter hoogte zijn de windsnelheden lager dan op 100 meter hoogte. Het PBL heeft het basisbedrag aangepast, zodat de lijst met windsnelheden per gemeente op 100 meter hoogte toch gebruikt kan worden.
Het maximumbedrag waarvoor subsidie kan worden aangevraagd voor de categorie wind op land op kleinverbruikersaansluiting (15 tot en met 100 kW) is niet afhankelijk van de gemeente waarin de productie-installatie wordt gerealiseerd. Voor deze categorie geldt dus geen differentiatie naar windsnelheid volgens de bijlage. De reden daarvoor is dat er onvoldoende robuuste en publiek beschikbare informatie is over de turbines in deze categorie.
Voor de lijst met windsnelheden is gebruik gemaakt van de gemeentelijke indeling zoals die geldt per 1 januari 2024.
Het maximum aantal vollasturen per categorie productie-installaties is in beginsel het aantal dat het PBL heeft gehanteerd bij het advies voor de vaststelling van het basisbedrag per categorie productie-installaties. Voor de categorieën productie-installaties die gebruik maken van windenergie wordt in de uiteindelijke beschikking tot subsidieverlening echter de zogenoemde netto P50-waarde vollasturen aangehouden als maximum aantal vollasturen. De netto P50-waarde vollasturen blijkt uit de windenergie-opbrengstberekening, die bij een aanvraag voor subsidie voor windenergie moet worden toegevoegd als onderdeel van de haalbaarheidsstudie.
Voor productie-installaties met een vermogen van 100 kW of meer moet de windenergie-opbrengstberekening een aantal gegevens bevatten, waaronder de berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie op jaarbasis voor de betreffende productie-installatie (artikel 20, tweede lid, onderdeel d, van de SCE). De windenergie-opbrengstberekening moet worden opgesteld door een organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen. Bij de windenergie-opbrengstberekening moet voor de windturbinelocatie de windsnelheid worden berekend, waarbij de lokale windgegevens voor de windturbinelocatie worden gehanteerd over een aaneengesloten periode van ten minste tien jaar (artikel 20, derde en vierde lid, van de SCE). Uit de berekeningen volgt de netto P50-waarde vollasturen voor de betreffende productie-installatie. Voor windmolens met een vermogen dat kleiner is dan 100 kW is het niet nodig om dergelijke berekeningen uit te voeren. Het meesturen van een windenergie-opbrengstberekening van de leverancier van de windmolen volstaat. De P50-waarde vollasturen die daaruit volgt is in die gevallen bepalend voor het maximum aantal vollasturen.
In 2024 is een openstellingsbudget beschikbaar van € 100 miljoen.
Voor het onderhavig openstellingsbesluit, in samenhang met de parallelle wijzigingsregeling van de SCE is gekeken naar de regeldruk voor subsidieaanvragers.
In 2024 wordt geen significante wijziging verwacht van het aantal aanvragen ten opzichte van 2023. In 2023 zijn 428 aanvragen ontvangen met een totale budgetclaim van 71,2 miljoen euro (bij een openstellingsbudget van 150 miljoen euro). In 2024 bedraagt het openstellingsbudget 100 miljoen euro. Door uitbreiding van de vermogensgrenzen in de SCE wordt nieuwe potentie aangeboord. Doordat projecten met grotere vermogens echter een groter beslag leggen op het budget, worden hierdoor niet méér aanvragen verwacht dan in 2023. Voor de regeldruk zijn er geen significante wijzigingen ten opzichte van 2023, met uitzondering van het vereiste van een dakconstructieverklaring van een constructeur voor zon-PV-installaties op dak en gevel met een vermogen tussen 1 en 6 MW. Daarom wordt bij het berekenen van de regeldruk van de SCE in 2024 de regeldruk die is berekend voor de SCE van 2023 als basis genomen. Op basis van de meest recente versie van het Handboek Meting Regeldrukkosten wordt een uurtarief van 18 euro aangenomen.
Voorafgaand aan de openstelling van 2023 werd uitgegaan van een aantal aanvragen van 1.000 en een eenmalige tijdsbesteding van vier uur voor het doen van een SCE-aanvraag (het aanleveren van algemene informatie en het aanleveren van een haalbaarheidsstudie). Bij een uurtarief van 15 euro resulteerde dit in regeldrukkosten van 60.000 euro. In 2024 wordt uitgegaan van 428 aanvragen en een uurtarief van 18 euro. Dit resulteert in een inschatting van de regeldrukkosten van 29.104 euro.
Voorafgaand aan de openstelling van 2023 werd op basis van 1.000 aanvragen en een uurtarief van 15 euro uitgegaan van extra regeldrukkosten voor een deel van de subsidieaanvragers van 53.937,50 euro. Dit betrof het aanvragen van het transportindicatie (60 minuten, 75% van de aanvragers), het opstellen van een overeenkomst voor het recht van opstal (50 minuten, 75% van de aanvragers), het overleggen van de statuten en de notariële akte van oprichting door een coöperatie (35 minuten, 75% van de aanvragers), het in kaart brengen van andere zon-PV productie-installaties (5 minuten, 99% van de aanvragen) en het overleggen van een verklaring ‘geschiktheid dak of gevel’ (120 minuten, 85% van de aanvragen). Uitgaande van 428 aanvragen en een uurtarief van 18 euro komt dit neer op 25.622 euro.
Nieuw is dat er voor zon-PV-installaties op dak en gevel met een vermogen van 1 tot 6 MW een dakconstructieverklaring van een constructeur wordt vereist. Naar inschatting betreft dit 2 procent van de aanvragen. De extra regeldruk die hiermee gemoeid is ten opzichte van de verklaring ‘geschiktheid dak of gevel’ is 120 minuten. De extra regeldruk als gevolg van de dakconstructieverklaring bedraagt daarmee 291 euro. Een tweede wijziging die geldt voor zon-PV-installaties met een vermogen vanaf 500 KW betreft het aanleveren van een opdrachtverstrekking binnen 18 maanden na de beschikkingsdatum. Dit betreft naar verwachting 3 procent van de aanvragen. De regeldruk die hiermee gemoeid is, is 5 minuten en bedraagt daarmee 19 euro.
In totaal is er daarmee sprake van 25.932 euro aan eenmalige regeldrukkosten voor een deel van de subsidieaanvragers.
De toename van structurele administratieve lasten voor subsidieontvangers als gevolg van de nieuwe beschikkingen in de openstellingsronde van 2024 is beperkt. Het gaat hierbij voor coöperaties alleen om de verplichting de minister jaarlijks op de hoogte te stellen van mutaties in de ledenlijst (naam- en adresgegevens van het nieuwe lid). Dit kost één uur per jaar en deze verplichting rust op ongeveer 75% van de subsidieontvangers. Voor de openstellingsronde in 2024 komt dit bij een uurtarief van 18 euro en 428 beschikkingen met een looptijd van 15 jaar neer op 109.140 euro.
In totaal bedragen de administratieve lasten € 29.104+ € 25.932 + € 109.140 = € 164.176. Het openstellingsbudget in de SCE-ronde van 2024 is 100 miljoen euro. De regeldrukkosten maken 0,16% van het openstellingsbudget uit.
Onderhavig openstellingsbesluit, in samenhang met de SCE, inclusief de wijzigingen daarvan, leidt niet tot substantiële regeldruk voor het MKB en ook niet tot substantiële wijzigingen in de werkprocessen voor het MKB. Daarom is geen MKB-toets uitgevoerd. Voor een individuele MKB-er die deelnemend lid wordt van een coöperatie of die lid is van een VVE is er, net als voor particuliere deelnemende leden aan een coöperatie of voor particuliere VVE-leden, geen sprake van regeldruk.
Het ontwerp van het openstellingsbesluit en de wijzigingsregeling van de SCE zijn op 29 januari 2024 voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Dit besluit is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het gaat hier om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen. Hiervoor geldt op grond van artikel 7, vierde lid, van de Richtlijn 2015/1335 geen standstill-termijn.
Het onderhavig besluit treedt op 2 april 2024 in werking. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede en vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep op deze wijze de mogelijkheid wordt geboden al snel (vanaf 2 april 2024) subsidieaanvragen in te dienen en bovendien baat heeft bij een lange openstellingsperiode. De afwijking is dus in het voordeel van potentiële aanvragers. Zo kunnen voorstellen die al klaarliggen snel worden ingediend. Tegelijkertijd blijft er voldoende tijd over voor indieners die na publicatie van het onderhavig besluit tijd nodig hebben om hun aanvraag voor te bereiden, omdat openstelling tot november duurt.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-8915.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.