Regeling van de Minister van Financiën van 8 maart 2024, 2024-0000168790, tot wijziging van de Regeling financiële markten BES 2012 in verband met een verlaging van de maximale kredietvergoeding per 1 april 2024

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 7:20, eerste lid, van het Besluit financiële markten BES;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 2:5a van de Regeling financiële markten BES wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘22 procent’ vervangen door ‘21 procent’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef wordt ‘1 januari 2020’ vervangen door ‘1 april 2024’.

2°. Er wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor overeenkomsten, afgesloten tussen 1 januari 2020 en 1 april 2024: 22 procent op jaarbasis.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

Op grond van artikel 5:15 van de Wet financiële markten BES mag een kredietaanbieder geen hogere kredietvergoeding, vertragingsvergoeding of vergoeding voor vervroegde aflossing in rekening brengen dan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen maxima. Ingevolge de artikelen 7:20 en 7:21 van het Besluit financiële markten BES worden de maximale kredietvergoeding, uitgedrukt in een effectief percentage op jaarbasis aan totale kosten ten opzichte van het kredietbedrag, en de maximale vertragingsvergoeding vastgesteld bij ministeriële regeling. Van 1 januari 2013 tot 1 april 2015 bedroeg de maximale kredietvergoeding 24 procent. In de toelichting bij de desbetreffende regeling was het voornemen aangekondigd het maximum, afhankelijk van de verdere marktontwikkelingen, in volgende jaren in stappen te verlagen. In dat kader is het maximum met ingang van 1 april 2015 verlaagd naar 23 procent en met ingang van 1 januari 2020 verder verlaagd naar 22 procent.

De kosten voor kredieten en de relatie tot de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland hebben de aandacht van het ministerie en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Elk jaar wordt daarom bezien of er aanleiding is om de maximale kredietvergoeding te verlagen. De huidige grens van 22 procent is erg hoog in vergelijking met Europees Nederland, waar thans een percentage van 15 procent geldt. Gelet op deze aanzienlijke verschillen vind ik het belangrijk om blijvend te onderzoeken of de maximale kredietvergoeding op termijn verder verlaagd kan worden en op die manier geen onnodige verschillen tussen de percentages van Europees en Caribisch Nederland te laten voortduren. Bij deze overwegingen worden wel de specifieke kenmerken van de markt in Caribisch Nederland meegenomen en wordt bezien of de bestaande marktontwikkelingen ook redelijkerwijs ruimte bieden voor een verlaging. Verschillende factoren in de financiële markten van Caribisch Nederland maken dat deze wezenlijk verschillen van Europees Nederland. Deze omstandigheden worden meegenomen bij de afwegingen voor beleidswijzigingen. Enkele van die factoren zijn de dollar als valuta waardoor een andere rente geldt, de hogere kosten van de bedrijfsvoering en lagere winstgevendheid van de lokaal aanwezige kredietverstrekkers en het feit dat consumptief krediet in Caribisch Nederland gebruikelijker is.

Een verlaging van de maximale kredietvergoeding beschermt consumenten tegen hoge kosten van krediet. Door de lagere rentelasten zullen consumenten minder snel in financiële problemen komen, en wanneer problematische schulden eenmaal zijn ontstaan zal de verlaging zorgen dat de totale schuldenlast van de consument minder snel oploopt. De verlaging kan daarnaast zorgen dat kredietaanbieders selectiever beoordelen welke klanten zij accepteren, nu de financiële ruimte voor een risico-opslag in hun bedrijfsmodel wordt verminderd. Dit kan bijdragen aan kredietverstrekking die passend is voor de financiële draagkracht van consumenten waarmee, tezamen met de stappen die de sector zelf zet ten behoeve van verantwoorde kredietverstrekking, betalingsachterstanden worden voorkomen. De AFM voert periodiek een marktmonitor uit om de actuele tarieven per kredietverstrekker in kaart te brengen. Op basis van de cijfers van de marktmonitor uit 2021 blijkt dat alle kredietverstrekkers, met uitzondering van één partij, ruim onder de huidige maximale kredietvergoeding kredieten aanbieden. Enerzijds bieden ontwikkelingen van de markt van de laatste jaren voldoende ruimte voor een stevige verlaging van het maximale kredietvergoedingspercentage. Anderzijds kunnen de recente verhogingen van de rente en de aanpassing van de definitie van kredietvergoeding1 betekenen dat deze ruimte beperkter is dan in 2021 aangenomen werd. De openbare consultatie is daarom gebruikt worden om gevolgen voor de markt te inventariseren.

Gedurende de consultatie van de regeling is tevens het rapport ‘Zicht op schulden in Caribisch Nederland’2 gepubliceerd. Uit dit onderzoek komt een gemengd beeld naar voren. Enerzijds dat mensen met lage inkomens vaak dure kredieten aangaan, maar anderzijds niet kunnen rondkomen en juist zijn aangewezen op meer informele vormen van kredietverlening. Uit het onderzoek blijkt dat kredietverlening en armoede met elkaar samenhangen, maar niet dat kredietverlening noodzakelijk een oorzaak is van armoede of dat het beperken van de legale kredietverlening bijdraagt aan het tegengaan armoede. Uit het rapport en de consultatiereacties komt naar voren dat het te zeer verlagen van de maximale kredietvergoeding de legale kredietmarkt negatief beïnvloedt, zozeer zelfs dat mogelijk de laagste inkomens op termijn geen toegang meer zullen hebben tot legale kredieten en daardoor vaker aangewezen zullen zijn op de meer informele en mogelijk ook duurdere vormen van kredietverlening.

Om die reden is ervan afgezien om, zoals in de geconsulteerde tekst van de regeling nog het voornemen was, de maximale kredietvergoeding in drie jaar tijd sterk te verlagen naar 19%. Het risico op verstoring van de legale kredietmarkt is dan te groot, met ook mogelijk nadelige gevolgen voor de groep consumenten die de regeling nu juist beoogt te beschermen. Gekozen is voor een minder ingrijpende verlaging van de maximale kredietvergoeding met 1% per 1 april 2024, naar 21%. Ik zal wel, evenals in voorgaande jaren, de situatie in Caribisch Nederland nauwlettend monitoren, bezien wat de effecten van de verlaging zijn en er naar streven de maximale kredietvergoeding elk jaar verder te verlagen richting het niveau van Europees Nederland als de omstandigheden dat toelaten.

Regeldrukgevolgen & uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De stapsgewijze verlaging van de maximale kredietvergoeding is afgestemd met de AFM. Voorzien wordt dat de praktische doorvoering van deze verlaging geen operationele problemen oplevert voor de kredietverstrekkers. Zoals hierboven is toegelicht wordt verwacht dat de verlaging tot 21 procent voor de meeste kredietaanbieders geen verstrekkende gevolgen op hun verdienmodel zal hebben, omdat de meeste partijen op dit moment al rentes hanteren ruim onder de huidige 22 procent. Slechts één partij hanteert nu maximale rentes rond het huidige percentage, voor deze partij zal de verlaging wel van invloed op zijn verdienmodel. Zoals hierboven toegelicht is getracht dit effect te dempen door de verlaging beperkt te houden.

Openbare consultatie

De conceptregeling is van 13 oktober 2023 tot en met 1 december 2023 openbaar geconsulteerd.3 Hierop zijn zeven reacties ontvangen, waarvan zes openbaar. De reacties zijn ontvangen van een financiële instelling, Island Finance en de Unkobon en vier particulieren.

Unkobon en de vier particulieren hebben allen gewezen op de grote discrepantie tussen de maximale kredietvergoeding in Europees Nederland en in Caribisch Nederland. De maximale kredietvergoeding is in Europees Nederland sinds 1 januari 2024 15% en bestaat voor 7% uit de wettelijke rente en 8% uit een bij wet vastgestelde opslag. In de toelichting is reeds uiteengezet dat er goede verklaringen zijn voor verschillen in de niveaus van de maximale kredietvergoeding, zoals de verschillende valuta’s en de verschillen tussen de financiële markten in Europees en Caribisch Nederland. De Unkobon wijst daarbij ook op het principe van comply or explain en stelt dat het niet uit te leggen valt dat dat er in Caribisch Nederland een verschillend stelsel met enorme verschillen worden gehanteerd. Hiervoor zij gewezen op het feit dat dat de doelen – het beschermen van de consumenten tegen hoge kosten van krediet – en de middelen – de maximale kredietvergoeding – grotendeels hetzelfde zijn. Enkel de manier van de opbouw – een wettelijke rente met opslag versus een maximale kredietvergoeding – en de inzet van het middel – het gehanteerde percentage – lopen uiteen. De redenen hiervoor vinden hun verklaringen in de wezenlijke verschillen tussen de twee markten, zoals hierboven en in de toelichting reeds is opgemerkt. De verschillen in Europees en Caribisch Nederland zijn desondanks een punt van aandacht, daarom zal ik periodiek blijven bezien of heroverweging van de maximale kredietvergoeding in Caribisch Nederland noodzakelijk en mogelijk is.

Daarnaast hebben Island Finance en een andere financiële instelling gereageerd, beiden kredietverstrekkers. Zoals hierboven opgemerkt is ervoor gekozen om de maximale kredietvergoeding niet dusdanig sterk te verlagen dat de markt disproportioneel wordt geraakt door verlaging. Beide kredietverstrekkers wijzen op de maatschappelijke rol die kortlopende kredieten vervullen in de Caribisch Nederlandse context. De financiële instelling wijst in de verband ook op het feit dat het in de toelichting vermelde verband tussen armoede en kredieten niet aangetoond is. Island Finance geeft aan een unieke rol in te nemen in de lokale markt voor kredieten en vaak de enige kredietverstrekker is voor personen die niet bij de andere kredietverstrekkers terecht kunnen. Het wijst daarbij ook op hun zorgvuldige screening van cliënten en het relatief geringe aantal achterstallige betalingen. Island Finance waarschuwt dat een al te zere verlaging van de maximale kredietvergoeding een risico vormt voor de continuïteit van hun activiteiten en wijst ook op bijkomende risico’s van illegale kredietverlening, als het onderste segment van kredieten niet meer legaal verkrijgbaar zal zijn. Met deze bezwaren is rekening gehouden, ook in het licht van het rapport ‘Zicht op schulden in Caribisch Nederland’ waaruit blijkt dat bewezen is dat legale kredietverlening tot armoede leidt en ook de maatschappelijk rol van de kredietverlening onderkent.

De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Zie artikel VIII van de Wijzigingswet financiële markten 2022-II.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 43.

Naar boven