Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 42409 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 42409 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op artikel 13, tweede, derde, vierde en negende lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, de artikelen, 5, tweede lid, en 6, tweede lid, en 7, tweede lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag, artikel 66, zevende lid, van de Pensioenwet, artikel 8, vijftiende en zestiende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 8, elfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 78, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 15, vijfde lid, van het Reïntegratiebesluit en artikel 475da, achtste en negende lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
Delen mede:
Dat met ingang van 1 januari 2025 in de hierna genoemde regelgeving, de bedragen zijn gewijzigd en als volgt luiden:
1. Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedraagt: € 6.145.
2. Het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in het slot artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedraagt: € 2.702,13.
3. Het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedraagt: € 409,21.
4. De kinderbijslagbedragen, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, bedragen:
a. voor een kind dat jonger is dan 6 jaar: € 286,45;
b. voor een kind dat 6 jaar of ouder is, maar jonger is dan 12 jaar: € 347,83 en
c. voor een kind dat 12 jaar of ouder is, maar jonger is dan 18 jaar: € 409,21.
1. Het bedrag, genoemd in artikel 5, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag, bedraagt: € 522,00.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 6, eerste en vierde lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag, bedraagt: € 1.384,00.
3. Het bedrag genoemd in artikel 7, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag bedraagt: € 13.
De bedragen, genoemd in artikel 8, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, bedragen:
a. in het dertiende lid: € 268,84; en
b. in het veertiende lid: € 268,84.
De bedragen, genoemd in artikel 8, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedragen:
a. in het negende lid: € 268,84; en
b. in het tiende lid: € 268,84.
Het bedrag van de uitkering van het ouderdomspensioen, genoemd in artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Pensioenwet en artikel 78, eerste lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, bedraagt: € 613,52.
Het bedrag, genoemd in artikel 3 van de Reïntegratieregeling, bedraagt: € 45.908,13.
1. De beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475da, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 2.071,24;
b. in onderdeel b: € 2.242,24;
c. in onderdeel c: € 2.739,03; en
d. in onderdeel d: € 2.855,96.
2. Het belastbaar inkomen, genoemd in artikel 475da, zevende lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedraagt € 39.376,66, respectievelijk € 50.748,55.
Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Per 1 januari 2025 worden verschillende bedragen in de SZW-regelgeving herzien. In deze mededeling worden nieuwe bedragen voor de Algemene Kinderbijslagwet, Besluit uitvoering kinderbijslag, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Reïntegratieregeling en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bekendgemaakt. Deze mededeling volgt op de eerste Verzamelmededeling.1
Deze mededeling ziet op de indexering van het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW) voor het kalenderjaar 2024 en indexering van het basiskinderbijslagbedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, van de AKW voor het eerste halfjaar van 2025. Op grond van artikel 13, tweede lid, van de AKW wordt het extra bedrag aan kinderbijslag ieder jaar met ingang van 1 januari aangepast. Het basiskinderbijslagbedrag wordt op grond van artikel 13, derde lid, van de AKW twee keer per jaar op 1 januari en per 1 juli aangepast aan de ontwikkeling van het algemene prijsniveau. Dit gebeurt aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in een vooraf bepaalde periode. Het bedrag genoemd in artikel 7a, tweede lid bedraagt € 2.702,13
Met ingang van 1 januari 2025 wordt de verwijzing in artikel 7a, tweede lid, onderdeel b naar artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervangen door een bedrag. Dit bedrag ziet op het maximumbedrag aan belastbaar resultaat uit een of meer werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Op grond van artikel 10.1 Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt dit bedrag berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Op basis van de berekening komt het bedrag op 1 januari 2025 neer op € 6.145.
Op grond van artikel 13, achtste lid, van de AKW worden de uit de toepassing van artikel 12, derde lid, voortvloeiende kinderbijslagbedragen voor kinderen jonger dan 6 jaar, voor kinderen van 6 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en voor kinderen van 12 jaar of ouder, maar jonger dan 18 jaar, eveneens samen met de dag waarop de wijziging ingaat, door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid medegedeeld in de Staatscourant.
Deze mededeling voorziet in aanpassing van de in de artikelen 5 en 6 genoemde bedragen (onderhoudsbijdrage voor enkele kinderbijslag en onderhoudsbijdrage voor dubbele kinderbijslag).
Met ingang van 1 januari 2025 bedraagt het onderhoudsbedrag voor enkelvoudige kinderbijslag, genoemd in artikel 5, eerste lid, € 522,00 en het bedrag voor dubbele kinderbijslag, genoemd in artikel 6, eerste en vierde lid, op € 1.384,00
Om in aanmerking te komen voor kinderbijslag voor een kind dat niet tot het huishouden behoort, dient de verzekerde het betreffende kind te onderhouden. Daartoe is een minimumbedrag per kwartaal bepaald. Als onderdeel van deze onderhoudsbijdrage is een forfaitaire onderhoudsbijdrage vastgesteld en vastgelegd in artikel 7, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag. De forfaitaire onderhoudsbijdrage ziet op situaties waarin het uitwonende zieke of schoolgaande kind tijdelijk thuis verblijft of als de verzekerde tijdelijk bij het kind verblijft. In die situatie kan een forfaitair bedrag per dag worden meegeteld voor de ‘onderhoudstoets’ (het minimumbedrag per kwartaal).
De hoogte van deze forfaitaire onderhoudsbijdrage zoals vastgelegd in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 is niet gewijzigd en blijft € 13. Daarom is het bedrag in artikel 7, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag ook niet gewijzigd en zal in 2025 de hoogte van deze forfaitaire onderhoudsbijdrage hetzelfde blijven.
De medegedeelde bedragen betreffen vrijlatingsbedragen die naar aanleiding van de wet Uitvoeren breed offensief2 via de Verzamelwet SZW 20243 zijn geïntroduceerd. Per abuis is bij de vaststelling van de bedragen in de Verzamelwet SZW 2024 gebruik gemaakt van nettobedragen, terwijl dat op grond van de IOAW/IOAZ brutobedragen hadden moeten zijn. Deze bedragen worden via de Verzamelwet SZW 20254 met terugwerkende kracht omgezet naar brutobedragen. De bedragen die hier worden genoemd zijn de brutobedragen die per 1 januari 2025 gelden nu de Verzamelwet door het parlement is aanvaard.
Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling Kleine pensioenaanspraken kunnen op grond van de artikelen 66, eerste en tweede lid, van de Pensioenwet en 78, eerste en tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, door de pensioenuitvoerder worden afgekocht. Het grensbedrag daarvoor wordt jaarlijks herzien op basis van de Consumentenprijsindex Alle Huishoudens (CPI). De herziening wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. De CPI van oktober 2024 is door het CBS vastgesteld op 132,26. De CPI van oktober 2023 was 127,73. Het bedrag van € 592,51 leidt na indexering met ingang van 1 januari 2025 tot een nieuwe afkoopgrens van € 613,52.
Jaarlijks wordt, met ingang van 1 januari, het percentage medegedeeld, waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaand afwijkt van het prijsindexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bijdrage is gebaseerd. Met ingang van 1 januari 2025 is dit bedrag vastgesteld op € 45.908,13. Het afgeleide prijsindexcijfer is in oktober 2024 met 2,6% gestegen ten opzichte van dat van oktober 2023.
Per 1 januari 2025 zijn de bedragen voor de maximale beslagvrije voet herzien. Zoals is opgenomen in artikel 475da lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden deze bedragen berekend aan de hand van de verschillende normwaarden uit de Participatiewet, de Wet op de zorgtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en de Wet op het kindgebonden budget. In deze mededeling zijn de nieuwe maximumbedragen voor de beslagvrije voet gepubliceerd, zoals voorgeschreven door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In artikel 475da lid 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn de inkomensgrenzen opgenomen voor ophoging van de beslagvrije voet wanneer er geen aanspraak is op huurtoeslag (zoals bij eigen woningbezit). Per 1 januari 2025 zijn deze bedragen aangepast. In deze mededeling zijn de nieuwe bedragen voor de inkomensgrenzen gepubliceerd zoals voorgeschreven door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-42409.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.