Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 39288 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 39288 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op artikel 2:8, tweede lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, artikel 2, tweede en vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 9, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 2.1:1, vierde lid, van het Arbeidstijdenbesluit, artikel 60, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, artikel 7c, tweede lid, van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021, artikel 2, tweede en derde lid, van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers, de artikelen 2.1, vijfde lid, 2.2, derde lid en 2.7, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, de artikelen, 38, eerste tot en met derde lid en vijfde en zesde lid, en 39, eerste en tweede lid, van de Participatiewet, artikel 15a, tweede lid van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ, artikel 19 van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014, artikel 13 van de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten, artikel 12 van de Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE, artikel 2, vijfde lid van de Regeling tegemoetkoming Wajongers, artikel 5, derde lid, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, de artikelen 3, zesde lid, en 8, vierde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, artikel 9, tweede lid, van de Toeslagenwet, artikel 1b, zevende en achtste lid, van de Werkloosheidswet, artikel 67i, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de artikelen 5, vierde, vijfde, zesde en negende lid, en 8, vijfde, achtste, tiende en twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de artikelen 5, derde, vierde, zevende en tiende lid, en 8, vierde, zesde en achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 15, eerste en tweede lid, en artikel 65l, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 14, eerste en tweede lid, artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget, artikel 63a, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 16, eerste en tweede lid, van de Ziektewet en artikel 5b, eerste, tweede lid, Wet ongevallenverzekering BES;
Delen Mede:
dat met ingang van 1 januari 2025 in de hierna genoemde regelgeving de bedragen zijn gewijzigd en als volgt komen te luiden:
A Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
De premie, genoemd in artikel 2:8, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, bedraagt: € 3.263,00.
B Algemene nabestaandenwet
1. Het percentage, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene nabestaandenwet bedraagt: 157,5%.
2. De bruto-nabestaandenuitkering, bedoeld in artikel 17 van de Algemene nabestaandenwet, bedraagt:
a. in het eerste lid: € 1.573,58;
b. in het tweede lid: € 1.010,15; en
c. in het vijfde lid: € 1.010,15.
3. De bruto-wezenuitkering, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 503,55;
b. in onderdeel b: € 755,32; en
c. in onderdeel c: € 1.007,09.
C Algemene Ouderdomswet
Het bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 1.580,92; en
b. in onderdeel b: € 1.081,50.
D Arbeidstijdenbesluit
Het bedrag van het jaarlijks in geld vastgestelde loon, bedoeld in artikel 2.1:1, eerste lid, onderdeel a, van het Arbeidstijdenbesluit, bedraagt: € 85.350,00.
E Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
1. De bedragen, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, bedragen:
a. in het eerste lid, onderdeel a: € 243.892,00;
b. in het eerste lid, onderdeel b: € 58.035,00, respectievelijk € 243.892,00;
c. in het tweede lid: € 170.725,00.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 20, eerste lid, bedraagt: € 253.420,00.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 22, bedraagt: € 12.671,00.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 24, bedraagt: € 46.656,00.
5. Het bedrag, genoemd in artikel 25, bedraagt: € 10.065,00.
6. Het bedrag, genoemd in artikel 26, bedraagt: € 12.671,00.
F Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021
1. De bedragen, genoemd in artikel 7a van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021, bedragen met ingang van 1 januari 2025:
a. in onderdeel a: € 369,75;
b. in onderdeel b: € 295,80;
c. in onderdeel c: € 221,85;
d. in onderdeel d: € 184,88;
e. in onderdeel e: € 146,06;
f. in onderdeel f: € 127,57; en
g. in onderdeel g: € 110,93.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 7b van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021, bedraagt met ingang van 1 januari 2025: € 221,85.
G Besluit tegemoetkoming Anw-ers
Het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers, bedraagt: € 21,16.
H Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022
1. De bedragen, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedragen:
a. onder 1o: € 4.171, respectievelijk € 5.688;
b. onder 2o: € 2.989.
2. De bedragen, genoemd in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedragen: € 5.688, respectievelijk € 4.551.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 2.2, zesde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedraagt: € 4.551.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, bedraagt: € 2.989.
I Participatiewet
1. De bedragen, genoemd in artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet, bedragen:
a. onder 2°: € 328.113,00; en
b. onder 3°: € 7.875,00.
2. De bedragen, genoemd in artikel 20 van de Participatiewet, bedragen:
a. in het eerste lid, onderdeel a: € 332,17;
b. in het eerste lid, onderdeel b: € 664,34;
c. in het eerste lid, onderdeel c: € 1.293,21;
d. in het tweede lid, onderdeel a: € 332,17;
e. in het tweede lid, onderdeel b: € 1.048,75; en
f. in het tweede lid, onderdeel c: € 1.677,62.
3. De bedragen, genoemd in artikel 21 van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 1.345,45; en
b. in onderdeel b: € 1.922,07.
4. De bedragen, genoemd in artikel 22 van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 1.501,07;
b. in onderdeel b: € 2.053,48; en
c. in onderdeel c: € 2.053,48.
5. De bedragen, genoemd in artikel 22a, derde lid, van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 716,58; en
b. in onderdeel b: € 332,17.
6. De bedragen, genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, bedragen:
a. in het eerste lid, onderdeel a: € 426,03;
b. in het eerste lid, onderdeel b: € 662,69;
c. in het tweede lid, onderdeel a: € 45,00; en
d. in het tweede lid, onderdeel b: € 101,00.
7. De bedragen, genoemd in artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel j: € 3.263,00;
b. in onderdeel n: € 273,00;
c. in onderdeel r: € 170,61; en
d. in onderdeel y: € 173,04.
8. De bedragen, genoemd in artikel 33, vijfde lid, van de Participatiewet, bedragen:
a. in onderdeel a: € 25,70; en
b. in onderdeel b: € 51,40.
9. De bedragen, genoemd in artikel 34, van de Participatiewet, bedragen:
a. in het tweede lid, onderdeel d: € 65.500,00;
b. in het derde lid, onderdeel a: € 7.770,00;
c. in het derde lid, onderdeel b: € 15.540,00; en
d. in het derde lid, onderdeel c: € 15.540,00.
10. Het bedrag, genoemd in artikel 35, tweede lid, van de Participatiewet, bedraagt: € 170,00.
11. Het percentage, genoemd in artikel 37, tweede lid, van de Participatiewet bedraagt: 157,5%.
J Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ
De bedragen, genoemd in artikel 15a, eerste lid, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ bedragen:
a. in onderdeel a: € 3.376,00, respectievelijk € 1.995,00;
b. in onderdeel b: € 1.227,00.
K Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014
Het bedrag, genoemd in de artikelen 3, onderdeel b, 5, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, 6, eerste en tweede lid, 9, 10, onderdeel b, 12, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, en 13, eerste en tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014, bedraagt: € 25.679,00.
L Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten
Het bedrag, genoemd in artikel 6, eerste lid, van de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten, bedraagt: € 25.679,00.
M Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE
Het bedrag, genoemd in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d, 5 en 6, eerste en tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE, bedraagt: € 25.679,00.
N Regeling tegemoetkoming Wajongers
De tegemoetkoming, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming Wajongers, bedraagt:
a. in onderdeel a: € 23,21;
b. in onderdeel b: € 22,29; en
c. in onderdeel c: € 13,37.
O Regeling vaststelling grondslagen IOAW
De bedragen, genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAW, bedragen:
a. in het eerste lid: € 2.194,30;
b. in het tweede lid: € 1.097,15; en
c. in het derde lid: € 1.697,32.
P Regeling vaststelling grondslagen IOAZ
De bedragen, genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAZ, bedragen:
a. in het eerste lid: € 2.194,30;
b. in het tweede lid: € 1.097,15; en
c. in het derde lid: € 1.697,32.
Q Regeling vermogenswaardering Ioaz
Het bedrag, genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, bedraagt: € 165.741,00.
R Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
1. Het bedrag, genoemd in artikel 3, derde lid, onderdeel d, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 165.741,00.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 1.571,59.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 1.015,88.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 8, derde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, bedraagt: € 1.015,88.
S Toeslagenwet
1. Het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet, bedraagt: € 100,77.
2. De bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet, bedragen:
a. onder 1o: € 72,19;
b. onder 2o: € 56,22;
c. onder 3o: € 41,10; en
d. onder 4o: € 33,47.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 2, zevende lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet, bedraagt: € 46,71.
4. Het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Toeslagenwet, bedraagt: € 100,77.
T Werkloosheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en Ziektewet
Het percentage, bedoeld in artikel 1b, zevende en achtste lid, van de Werkloosheidswet, artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 14, eerste en tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 16, eerste en tweede lid, van de Ziektewet, bedraagt: 2,73%.
U Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Het bedrag, genoemd in artikel 67i, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65l, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en artikel 63a, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, bedraagt: € 219,90.
V Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
1. De bedragen, genoemd in artikel 5, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, bedragen:
a. in het tweede lid, onderdeel 2: € 30.968,00;
b. in het tweede lid, onderdeel 3: € 34.890,00;
c. in het vierde lid, onderdeel a: € 961,04;
d. in het vierde lid, onderdeel b: € 1.345,45; en
e. in het vierde lid, onderdeel c: € 961,04.
2. De bedragen, genoemd in artikel 8, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, bedragen:
a. in het tweede lid: € 170.725,00;
b. in het derde lid: € 426,14;
c. in het negende lid: € 264,72; en
d. in het elfde lid: € 268,84.
W Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
1. De bedragen, genoemd in artikel 5, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedragen:
a. in het derde lid, onderdelen a en b: € 961,04; en
b. in het vierde lid: € 1.345,45.
2. De bedragen, genoemd in artikel 8, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, bedragen:
a. in het tweede lid: € 426,14;
b. in het vijfde lid: € 264,72; en
c. in het zevende lid: € 268,84.
X Wet ongevallenverzekering BES
Het in artikel 5b, eerste lid, van de Wet ongevallenverzekering BES genoemde bedrag voor het loon per dag waarnaar de uitkering ongevallengeld voor de werknemer als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van wie het dienstverband is geëindigd, wordt berekend, wordt per 1 januari 2025 geïndexeerd met het percentage waarmee het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet minimumlonen BES wordt herzien. Dit is 2,5% voor Bonaire, 3,1% voor Sint Eustatius en 2,0% voor Saba.
Y Wet op het kindgebonden budget
1. De bedragen, genoemd in artikel 1, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget, bedragen € 141.896, respectievelijk € 179.429.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 2, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget bedraagt € 703.
3. Het bedrag, genoemd in artikel 2, vijfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget bedraagt € 936,00.
4. De bedragen, genoemd in artikel 2, achtste lid, van de Wet op het kindgebonden budget bedragen € 9.139,00.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Per 1 januari 2025 zijn allerlei bedragen in de SZW-regelgeving herzien. Via deze mededeling zijn de nieuwe bedragen gepubliceerd, zoals voorgeschreven door de genoemde wetten, besluiten en regelingen. De wijzigingen van alle bedragen zijn zo veel mogelijk gebundeld. De bedragen per 1 januari 2024 waren op soortgelijke wijze opgenomen.1
Deze verzameling is het eerste deel van de mededelingen. Een tweede verzamelmededeling zal volgen. Tevens zal er een kleine regeling volgen met daarin de vaststelling van enkele bedragen en percentages. Niet alle bedragen kunnen namelijk door middel van een mededeling worden geïndexeerd: voor sommige is een ministeriële regeling vereist.
De herziening van de bedragen is gekoppeld aan verschillende bronnen. Onderstaand is per bron toegelicht wat er is gewijzigd en welke bedragen dientengevolge zijn aangepast.
Bij Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2024 tot indexatie van het wettelijk minimumloon en bekendmaking van het wettelijk minimumuurloon is het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2025 vastgesteld op € 2.191,80 bruto per maand.2 De bedragen in de betreffende regelingen zijn aangepast aan de ontwikkeling van het minimumloon. Per regeling is, waar nodig, onderstaand een nadere toelichting gegeven.
• Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Het bedrag is gewijzigd overeenkomstig de wijze waarop het bedrag, genoemd in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet is gewijzigd.
• Algemene nabestaandenwet
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet zijn de bedragen, bedoeld in de artikelen 17 (bruto nabestaandenuitkering) en 29 (bruto wezenuitkering) van die wet aangepast aan de wijziging van het nettominimumloon.
• Algemene Ouderdomswet
Op grond van artikel 9, zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet zijn de bedragen bedoeld in artikel 9, vijfde lid (bruto ouderdomspensioen) aangepast aan de wijziging van het nettominimumloon.
• Arbeidstijdenbesluit
Op grond van artikel 2.1:1, derde lid van het Arbeidstijdenbesluit is het bedrag bedoeld in artikel 2.1:1, eerste lid aangepast aan de wijziging van het bruto referentieminimummaandloon.
• Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
Gelet op artikel 60, eerste lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) worden de in de artikelen 3, 20, 22, 24, 25 en 26 van dit besluit genoemde bedragen herzien met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar, met de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2024 t.o.v. oktober 2023 is +2,58%.
• Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021
In het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021 zijn in artikel 7a de minimummaandbedragen per leeftijdscategorie voor de studietoeslag vastgesteld en is in artikel 7b het maandelijkse vrijlatingsbedrag voor de stagevergoeding vastgesteld. Als gevolg van de verhoging van het wettelijk minimumloon bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet zijn deze bedragen aangepast. De bedragen worden aangepast met hetzelfde percentage als waarmee het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet wijzigt. Dit is het percentage waarmee de bijstandsnormen wijzigen.
• Participatiewet
Als gevolg van de verhoging van het wettelijk minimumloon bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet zijn de bedragen in de Participatiewet aangepast. Daarnaast zijn enkele bedragen aangepast met de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2024 t.o.v. oktober 2023 is +2,58%.
• Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ, Bbz 2004
In de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 zijn in artikel 5 de bedragen vastgesteld voor de vergoeding door het Rijk aan gemeenten van de in artikel 56, eerste lid, Bbz 2004, bedoelde bedragen.
Het gaat hierbij om:
1. verlening van bijstand aan ondernemers in de binnenvaart ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal (artikel 5, eerste lid), en
2. vergoeding van kosten van aan derden opgedragen onderzoek inzake verlening van bijstand aan zelfstandigen (artikel 5, tweede lid).
De bedragen worden jaarlijks herzien met de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2024 t.o.v. oktober 2023 is +2,58%.
• Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ
In artikel 15a van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ zijn de maximale vergoedingen aan centrumgemeenten vastgesteld voor opdrachten aan derden voor bedrijfseconomisch onderzoek ter verlening van algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal aan ondernemers in de binnenvaart. Deze bedragen zijn aangepast met de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. De ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de reeks Consumentenprijsindex, alle huishoudens (afgeleide reeks 2015 = 100) van oktober 2024 t.o.v. oktober 2023 is +2,58%.
• Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014
De indexering heeft zowel betrekking op de hoogte (artikel 6, eerste en tweede lid), voorwaarden (artikel 3, onderdeel b) en de beperking van het recht (artikel 5, eerste en tweede lid) met betrekking tot het voorschot in geval van maligne mesothelioom, als op de hoogte (artikel 13, eerste en tweede lid), voorwaarden (artikel 10, onderdeel b) en de beperking van het recht (artikel 12, eerste en tweede lid) met betrekking tot het voorschot in geval van asbestose.
• Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten
De in de Regeling-TSB vermelde tegemoetkoming voor 2024 bedraagt € 24.010. Het bedrag van de tegemoetkoming wordt per 1 januari van elk jaar geïndexeerd. De indexering vindt plaats aan de hand van de minimumloonontwikkeling in de periode tussen 1 juli van twee kalenderjaren daarvoor en 1 juli van het voorgaande kalenderjaar. Het nieuwe bedrag voor 2025 betreft: € 25.679,00.
• Regeling tegemoetkoming werknemers met CSE
De regeling tegemoetkoming werknemers met CSE is vervallen per 7 oktober 2023.3 De regeling blijft echter van toepassing op tegemoetkomingen die voorafgaand aan de intrekking zijn aangevraagd. Om voor deze aanvragen de regeling correct uit te voeren, worden de bedragen alsnog geïndexeerd. De indexering heeft zowel betrekking op de hoogte (artikel 6, eerste en tweede lid), voorwaarden (artikel 3, onderdeel d) en beperking van het recht (artikel 5) met betrekking tot het voorschot in geval van de aandoening CSE. Het nieuwe geïndexeerde bedrag voor 2025 bedraagt € 25.679,00.
• Regeling tegemoetkoming Wajongers
Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Regeling tegemoetkoming Wajongers wordt de hoogte van de tegemoetkoming aangepast met het percentage van de verhoging van het bruto wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2025.
• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Regeling vaststelling grondslagen IOAW en Regeling vaststelling grondslagen IOAZ en de regeling vermogenswaardering IOAW
In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) zijn de netto bedragen opgenomen waaraan de op grond van artikel 5 van de IOAW en IOAZ vast te stellen grondslagen netto gelijk dienen te zijn. De genoemde bedragen dienen te worden herzien met ingang van de dag waarop en met het percentage waarmee het nettominimumloon wordt herzien. Aangezien met ingang van 1 januari 2025 het nettominimumloon wijzigt, dienen de in de IOAW en de IOAZ en in de regeling vaststelling grondslagen IOAW en de regeling vaststelling grondslagen IOAZ genoemde bedragen eveneens te worden gewijzigd. Ook de vrijlatingen en een bedrag genoemd in de Regeling vermogenswaardering IOAZ wordt gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het nettominimumloon.
• Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
De bedragen, genoemd in artikel 8, tweede en derde lid, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW worden herzien in verband met een wijziging van het nettominimumloon zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025 (zie artikel 32, eerste lid, van de regeling), maar blijft van toepassing op voor dat tijdstip toegekende uitkeringen.
• Toeslagenwet
De bedragen zijn gewijzigd overeenkomstig de wijze waarop de bedragen, genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet zijn gewijzigd.
• Daglonen werknemersverzekeringen Werkloosheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en Ziektewet
Het dagloon wordt geïndexeerd met de stijging van het wettelijk minimumloon per maand.
De tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, bedraagt voor het kalenderjaar 2025 1,012. De bedragen in de onderstaande regelingen zijn aangepast aan de ontwikkeling van de tabelcorrectiefactor. Per regeling is onderstaand een nadere toelichting gegeven.
• Besluit tegemoetkoming Anw-ers
De jaarlijkse indexering van de tegemoetkoming voor nabestaanden is gebaseerd op artikel 2, tweede lid, van het Besluit tegemoetkoming Anw-ers. De tegemoetkoming is een structurele tegemoetkoming waarmee het koopkrachtbeeld voor nabestaanden die een nabestaandenuitkering ontvangen, wordt verbeterd. In dit artikellid is bepaald dat het bedrag van de tegemoetkoming jaarlijks wordt aangepast overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
• Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Arbeidsongeschiktheidstegemoetkoming of AO-tegemoetkoming)
Het bedrag, genoemd in artikel 67i, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65l, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en artikel 63a, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is gewijzigd in overeenstemming met respectievelijk artikel 67i, derde lid van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75, derde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 65l, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 63a, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
• Wet op het kindgebonden budget
Voor 2025 geldt dat alleen de bedragen genoemd in artikel 1, vierde lid en artikel 2, vierde, vijfde en achtste lid met ingang van 1 januari gewijzigd worden overeenkomstig de tabelcorrectiefactor bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De andere bedragen worden vastgesteld per de wetswijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning 2025. Die bedragen worden niet nogmaals apart geïndexeerd.
Jaarlijks worden met ingang van 1 januari op grond van artikel 2.1, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 de bedragen van het loon, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, van dat artikel, dat ten minste moet worden betaald om als kennismigrant in Nederland tewerkgesteld te kunnen worden, gewijzigd aan de hand van het percentage waarmee het indexcijfer van de cao-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. Op basis van de CBS gegevens worden de bedragen met ingang van 1 januari 2025 met 6,70% verhoogd. De maandbedragen zijn exclusief vakantiebijslag.
Op grond van artikel 2.2, zevende lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 worden de bedragen van het brutoloon, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, van dat artikel, dat ten minste moet worden betaald aan vreemdelingen die houder zijn van een Europese blauwe kaart dan wel van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van een Europese blauwe kaart, met hetzelfde percentage gewijzigd. Ook dit bedrag is exclusief vakantiebijslag.
Op grond van artikel 2.7, vijfde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 wordt het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder a, jaarlijks met ingang van 1 januari met hetzelfde percentage gewijzigd. Ook dit bedrag is exclusief vakantiebijslag.
Sinds 1 januari 2022 bevat de Wet ongevallenverzekering BES een bepaling over indexering van het loon per dag waarnaar de uitkering ongevallengeld BES is berekend. Voor de grondslag wordt aangesloten bij de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Het wettelijk minimumloon wordt per 1 januari 2025 verhoogd met 2,5% voor Bonaire, 3,1% voor Sint Eustatius en 2,0% voor Saba.4 Het bedrag voor het loon per dag waarnaar de uitkering ongevallengeld is vastgesteld voor de werknemers als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het wie het dienstverband is geëindigd, wordt overeenkomstig deze verhoging van het wettelijk minimumloon berekend.
Er wordt geen extra regeldruk voorzien als gevolg van de mededeling. Er zijn geen extra handelingen vereist van burgers of bedrijven, er worden alleen bedragen medegedeeld.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Mededeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 29 november 2022, nr. 2023-0000560733, over per 1 januari 2024 gewijzigde bedragen in enkele wetten, besluiten en regelingen (Stcrt. 2023, 33542).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-39288.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.