Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 16 december 2024, nr. WJZ/89122599, tot aanpassing van een verwijzing in artikel 25c van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met een wijziging van artikel 4.1193 van het Besluit activiteiten leefomgeving

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op artikel 9, tweede lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 25c, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, wordt ‘is artikel 4.1193 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing’, vervangen door ‘zijn artikel 4.1193 van het Besluit activiteiten leefomgeving en een op de artikelen 4.1193, vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving en 19.0 van de Omgevingswet gebaseerd besluit van overeenkomstige toepassing’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 2 oktober 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2024

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling zorgt ervoor dat de verwijzing in artikel 25c, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) naar artikel 4.1193 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) wordt aangepast in verband met de recente wijziging van genoemd artikel van het Bal.

2. Aanleiding en doel

Artikel 4.1193 van het Bal regelt voor zand- en lössgronden dat aansluitend op de teelt van maïs een vanggewas wordt geteeld. Landbouwers met een derogatievergunning gelegen in met nutriënten verontreinigde gebieden (hierna: NV-gebieden) dienen die bepaling ook in acht te nemen voor landbouwgrond gelegen op klei- en veengrond. Artikel 25c, achtste lid, van de Urm regelt dat door genoemd artikel 4.1193 van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Omdat artikel 4.1193 van het Bal onlangs is gewijzigd, behoeft ook de verwijzing in genoemd artikel 25c, achtste lid, aanpassing. De wijziging van artikel 4.1193 is gebaseerd op artikel 19.0 van de Omgevingswet en houdt in dat aan artikel 4.1193 een lid is toegevoegd (lid 4) dat het mogelijk maakt bij besluit van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: LVVN) af te wijken van artikel 4.1193, eerste tot en met derde lid, als bijzondere weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak daartoe aanleiding geven. Zie het Besluit tot wijziging van het Bal houdende een voorziening om ter uitvoering van het 7e Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn de uiterlijke inzaaidatum van vanggewassen na de teelt van maïs in verband met bijzondere weersomstandigheden te kunnen wijzigen (Stb. 2024, 309) (hierna: de Bal-wijziging).

Gelet hierop is het van belang dat artikel 25c, achtste lid, van de Urm niet alleen verwijst naar artikel 4.1193 van het Bal maar ook naar besluiten genomen op grond van de artikelen 4.1193, vierde lid, van het Bal en 19.0 van de Omgevingswet. Zodat bijvoorbeeld een wijziging van de toegestane periode tussen oogsten en inzaaien in een dergelijk besluit ook van toepassing is op de inzaai van vanggewassen op klei- en veengrond na de teelt van maïs op landbouwgrond van een derogatiebedrijf gelegen in een NV-gebied. Een dergelijke wijziging was voor 2024 aan de orde, zie het Besluit van de Minister van LVVN tot het zich voordoen van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in de artikelen 4.1193, vierde lid, van het Bal en 19.0 van de Omgevingswet in verband met bijzondere weersomstandigheden in combinatie met een landbouwkundige noodzaak (Stcrt. 2024, 41722) (hierna: het 19.0-besluit).

3. Wijziging

Deze regeling zorgt ervoor dat niet alleen artikel 4.1193 van het Bal van overeenkomstige toepassing wordt verklaard in artikel 25c, achtste lid, van de Urm, maar ook besluiten die zijn gebaseerd op artikel 4.1193, vierde lid, van het Bal en artikel 19.0 van de Omgevingswet.

4. Effecten bedrijfsleven en overheid

4.1 Regeldruk en bedrijfseffecten

Deze regeling is niet aan het Adviescollege toetsing regeldruk voorgelegd omdat het een technische verbetering betreft van de verwijzing naar het recent gewijzigde artikel 4.1193 van het Bal.

4.2 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hebben afgezien van het opstellen van een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoets (hierna: UHT) opgesteld over deze regeling.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten zoals die zijn opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving, zowel wat betreft het tijdstip van inwerkingtreding als de minimale invoertermijn. Dat is in dit geval mogelijk omdat de spoedige inwerkingtreding van voordelen heeft voor de betreffende doelgroep, te weten landbouwers met een derogatievergunning die maïs hebben geteeld op klei- of veengrond gelegen in een met NV-gebied.

In terugwerkende kracht tot en met 2 oktober 2024 is voorzien om buiten twijfel te stellen dat landbouwers met een derogatievergunning in NV-gebieden niet in overtreding waren in de periode van 2 oktober tot de tot de inzaai van het vanggewas, door het niet direct na de oogst inzaaien van het vanggewas.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Naar boven