Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2024, 41388 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2024, 41388 | ander besluit van algemene strekking |
Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek
Besluit van 17 december 2024, nr. 2024-372579
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit wijzigt de Leidraad Invordering 2008.
Het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 juni 2024, nr. 2024-298271, wijzigt als volgt:
A
In artikel 1.1.1 vervalt ‘B/CA Belastingdienst/Centrale administratie, sector betalingsverwerking’.
B
In artikel 1.1.2 wordt vóór het eerste gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:
de onafhankelijke belangenbehartiger, bedoeld in het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020;
C
In de opsomming van artikel 1.1.5 vervalt het tweede gedachtestreepje.
D
In artikel 7.4 vervalt de tweede alinea.
E
In artikel 22.9.2.1 wordt ‘artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990’ vervangen door ‘artikel 22, derde lid, van de wet’.
F
In artikel 24.4 vervalt de eerste zin van de tweede alinea.
G
In artikel 24.6.1 wordt ‘artikel 24, vierde lid, van de wet’ vervangen door ‘artikel 24, derde lid, van de wet’.
H
Aan onderdeel a van artikel 25.1.3 wordt na ‘artikel 25.6.2d’ ingevoegd: ‘of indien het verzoek via een daartoe opengesteld kanaal is ingediend’
I
In artikel 25.1.15 wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende:
De ontvanger houdt de invordering ten laste van een belastingschuldige ook aan als de Belangenbehartiger zijn casus in behandeling heeft genomen. De ontvanger doet dit tot het moment waarop behandeling van de casus door de Belangenbehartiger definitief is afgerond.
J
Artikel 25.5.6a vervalt.
K
Artikel 25.5.7 vervalt.
L
Artikel 25.7.5 komt te luiden:
De ontvanger merkt een door de belastingschuldige gemaakt bezwaar tegen de beslissing op het verzoek om uitstel van betaling aan als een administratief beroep dat is gericht aan de directeur. Dit geldt ook als de belastingschuldige een nieuw verzoek om uitstel van betaling indient voor dezelfde belastingschuld waarvoor de ontvanger eerder een verzoek om uitstel van betaling geheel of gedeeltelijk heeft afgewezen en daarbij geen andere feiten of veranderde omstandigheden vermeldt.
In de hiervoor genoemde situaties geeft de ontvanger een nieuwe voor administratief beroep vatbare beschikking af als hij aanleiding ziet om een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing te nemen.
Als de belastingschuldige een nieuw verzoek om uitstel van betaling doet voor dezelfde belastingschuld en hij vermeldt hierin andere feiten of veranderde omstandigheden, dan beslist de ontvanger op dat verzoek bij voor administratief beroep vatbare beschikking. Bij deze beslissing houdt hij rekening met deze andere feiten of veranderde omstandigheden. Dit geldt ook als het een belastingschuld betreft waarvoor de directeur al op een administratief beroep afwijzend heeft beslist.
Als de belastingschuldige opnieuw verzoekt om uitstel van betaling ter zake van een belastingschuld waarvoor de directeur al op een administratief beroep afwijzend heeft beslist zonder daarbij andere feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, wijst de ontvanger dit verzoek af onder verwijzing naar de uitspraak van de directeur bij voor administratief beroep vatbare beschikking.
M
De vierde alinea in artikel 26.2.10 vervalt.
N
In artikel 26.2.12 wordt ‘€ 86’ vervangen door ‘€ 77’ en wordt ‘€ 66’ vervangen door ‘€ 68’.
O
In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 42’ vervangen door ‘€ 45’ en wordt ‘€ 95’ vervangen door ‘€ 101’.
P
Artikel 26.4.2 komt te luiden:
De ontvanger merkt een door de belastingschuldige gemaakt bezwaar tegen de beslissing op het verzoek om kwijtschelding aan als een administratief beroep dat is gericht aan de directeur. Dit geldt ook als de belastingschuldige een nieuw verzoek om kwijtschelding indient voor dezelfde belastingschuld waarvoor de ontvanger eerder een verzoek om kwijtschelding geheel of gedeeltelijk heeft afgewezen en daarbij geen andere feiten of veranderde omstandigheden vermeldt.
In de hiervoor genoemde situaties geeft de ontvanger een nieuwe voor administratief beroep vatbare beschikking af als hij aanleiding ziet om een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing te nemen.
Als de belastingschuldige een nieuw verzoek om kwijtschelding doet voor dezelfde belastingschuld en hij vermeldt hierin andere feiten of veranderde omstandigheden, dan beslist de ontvanger op dat verzoek bij voor administratief beroep vatbare beschikking. Bij deze beslissing houdt hij rekening met deze andere feiten of veranderde omstandigheden. Dit geldt ook als het een belastingschuld betreft waarvoor de directeur al op een administratief beroep afwijzend heeft beslist.
Als de belastingschuldige opnieuw verzoekt om kwijtschelding ter zake van een belastingschuld waarvoor de directeur al op een administratief beroep afwijzend heeft beslist zonder daarbij andere feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, wijst de ontvanger dit verzoek af onder verwijzing naar de uitspraak van de directeur bij voor administratief beroep vatbare beschikking.
Q
Artikel 27a vervalt.
R
Artikel 30 komt te luiden:
S
Artikel 30.1 vervalt onder vernummering van 30.2 en 30.3 tot 30.1 en 30.2.
T
Artikel 30.2 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
2. In de laatste zin van artikel 30.2 (nieuw) vervalt ‘regeling betalingskorting dan wel’.
U
Artikel 30.4 vervalt.
V
Artikel 30.5 vervalt.
W
In artikel 34.4.3 wordt na de laatste alinea een alinea toegevoegd, luidende:
Betaling op de g-rekening van een uitlener/opdrachtnemer die ook een zelfstandige zonder personeel levert, levert in beginsel geen oneigenlijk gebruik van de g-rekening op.
X
In artikel 35.3.5 wordt ‘artikel 70, eerste lid, van de Woningwet’ vervangen door ‘artikel 19, eerste lid, van de Woningwet’.
Y
In artikel 36.5.1 vervalt de laatste alinea.
Z
In artikel 49.4 vervalt in het vijfde gedachtestreepje ‘rechtstreekse stortingen en/of ’.
AA
In artikel 73.3a.2, het vijfde lid, vervalt ‘ (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting)’.
BB
In artikel 73.4.15 wordt ‘EG-insolventieverordening’ vervangen door ‘EU-insolventieverordening’.
CC
In artikel 73.5.1 vervalt in de achtste alinea ‘ (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting)’.
DD
In artikel 74.2.1 wordt in de derde alinea ‘EU-lidstaat’ vervangen door ‘EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland’.
Den Haag, 17 december 2024
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken
Artikel I, onderdelen A en F, betreffen redactionele wijzigingen van de artikelen 1.1.1 en 24.4. De verwijzing naar B/CA is niet meer relevant. Per 1 januari 2017 is het organisatiedeel Belastingdienst/Centrale administratie samengevoegd in een nieuw organisatieonderdeel, genaamd Belastingdienst/Centrale administratieve processen.1 Omdat in artikel 24.4 de eerste zin van de tweede alinea vervalt, komt de afkorting B/CA niet meer voor in deze leidraad zodat deze afkorting uit de leidraad is gehaald. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel B voegt de Belangenbehartiger toe aan de lijst van definities en onderdeel I wijzigt artikel 25.1.15 in die zin dat de invordering wordt aangehouden vanwege behandeling van een casus door de Belangenbehartiger. In juni 2023 is in een brief aan de Tweede Kamer de komst van een Belangenbehartiger aangekondigd.2 De Belangenbehartiger biedt in individuele gevallen hulp aan burgers en bedrijven in belasting- en toeslagzaken wanneer zij er zelf niet ‘uitkomen’ met de uitvoeringsdiensten. Als de Belangenbehartiger een casus in behandeling neemt, is het wenselijk dat de invordering wordt aangehouden tot het moment waarop de behandeling van de casus door de Belangenbehartiger definitief is afgerond.
Artikel I, onderdelen C, D, R en T zijn technische wijzigingen van de artikelen 1.1.5, 7.4, 30 en 30.2 (nieuw) als gevolg van het per 1 januari 2024 afschaffen van de betalingskorting die werd aangeboden bij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting.3 De betalingskorting voor voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting was al per 1 januari 2023 afgeschaft.4 De onderdelen Q, S, U en V laten de artikelen 27a, 30.1, 30.4 en 30.5 vervallen. Door het vervallen van artikel 27a van de Invorderingswet 1990, zijn de bepalingen in de leidraad die zien op de betalingskorting niet meer relevant en zijn deze bepalingen vervallen.
Artikel I, onderdeel E is een redactionele wijziging van artikel 22.9.2.1. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel G is een technische wijziging van artikel 24.6.1. Met ingang van 1 januari 2024 is artikel 24 van de Invorderingswet 1990 vernummerd.5 Gelijktijdige aanpassing van artikel 24.6.1 van deze leidraad is toen abusievelijk achterwege gelaten, waardoor er in artikel 24.6.1 van deze leidraad werd verwezen naar een onjuist artikellid. Deze wijziging herstelt dit. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel H, wijzigt alvast artikel 25.1.3. Hiermee wordt vooruit gelopen op de mogelijkheid voor particulieren om op andere wijze een verzoek om uitstel in te kunnen dienen. Het is de wens om voor hen in de nabije toekomst een standaardbetalingsregeling te kunnen treffen. In de Kamerbrief van 9 februari 2024 is aangegeven dat de Belastingdienst de mogelijkheden voor een standaard betalingsregeling onderzoekt. Het op andere wijze dan schriftelijk kunnen aanvragen van een betalingsregeling sluit aan bij de maatregel ‘standaardbetalingsregeling’ uit de herijking van de invorderingsstrategie.6
Artikel I, onderdelen J en M laten respectievelijk artikel 25.5.6a vervallen en artikel 26.2.10 wijzigen, in die zin dat de vierde alinea van dit artikel vervalt. In artikel 25.5.6a en de vierde alinea van artikel 26.2.10 werd geregeld dat bij het vaststellen van de nettowoonlasten als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, rekening werd gehouden met de verhoging van de huurtoeslag van 1 januari 2024 waarmee betracht werd om de koopkracht van de laagste inkomens te verbeteren.7 Per 1 januari 2025 is door een wijziging van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 rekening gehouden met dergelijke wijzigingen in de huurtoeslag.8 Om die reden vervalt het belang van artikel 25.5.6a en de vierde alinea van artikel 26.2.10.
Artikel I, onderdeel K laat artikel 25.5.7 vervallen. Per 1 januari 2025 is aan artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 onderdeel h toegevoegd.9 Hierin is bepaald dat andere uitgaven van de belastingschuldige dan al vermeld in dit artikel in aanmerking moeten worden genomen bij het vaststellen van het netto-besteedbare inkomen indien deze uitgaven door de ontvanger noodzakelijk worden geacht. Met deze toevoeging in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is het belang van artikel 25.5.7 van de leidraad vervallen.
Artikel I, onderdelen L en P, wijzigen de artikelen 25.7.5 en 26.4.2, met dien verstande dat de wijziging van artikel 25.7.5 van alleen redactionele aard is om artikel 25.7.5 gelijk te trekken met de tekst van het gewijzigde artikel 26.4.2.
Met de wijziging van artikel 26.4.2 wordt een uniforme werkwijze beoogd in het geval een belastingschuldige voor dezelfde belastingschuld opnieuw om uitstel van betaling of kwijtschelding verzoekt, nadat het eerdere verzoek door de ontvanger is afgewezen. Uitgangspunt daarbij is dat de ontvanger toetst of de belastingschuldige in het herhaalde verzoek om uitstel van betaling of kwijtschelding andere feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd (artikel 4:6, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht). In die situatie beoordeelt de ontvanger het verzoek inhoudelijk en neemt hij een nieuwe voor administratief beroep vatbare beschikking. Het gaat hierbij om nieuw gemelde feiten of omstandigheden die bij de ontvanger niet bekend waren bij het nemen van de eerdere beschikking. Het kan dus ook gaan om feiten of omstandigheden die al ten tijde van de eerste beschikking aanwezig waren, maar niet door de ontvanger zijn meegewogen.
Als de belastingschuldige zich niet beroept op andere feiten of veranderde omstandigheden, toetst de ontvanger eerst of hij alsnog een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing kan nemen. Als hij die mogelijkheid niet ziet, merkt hij het nieuwe verzoek om uitstel van betaling of kwijtschelding aan als een beroepschrift.
In het geval een belastingschuldige voor dezelfde belastingschuld opnieuw om uitstel van betaling of kwijtschelding verzoekt terwijl de directeur al op een beroepschrift tegen de beslissing van de ontvanger heeft beslist, zonder dat daarbij andere feiten of veranderde omstandigheden zijn vermeld, kan de ontvanger het verzoek afwijzen en daarbij verwijzen naar de beslissing van de directeur. De afwijzing is een voor administratief beroep vatbare beslissing. Dit houdt in dat de directeur enkel zal beoordelen of de ontvanger terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd.
Artikel I, onderdeel N, wijzigt de in artikel 26.2.12 opgenomen forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen naar de per 1 januari 2025 geldende bedragen.
Artikel I, onderdeel O, wijzigt de in artikel 26.2.19 genoemde bedragen die zien op de normpremie zorgverzekering voor een alleenstaande of alleenstaande ouder, en de normpremie ziektekostenverzekering voor echtgenoten, naar de per 1 januari 2025 geldende bedragen.
Artikel I, onderdeel W, wijzigt artikel 34.4.3 en verduidelijkt het gebruik van de g-rekening in de situatie dat er mogelijk sprake is van een combinatie van inlening van personeel en inhuur van een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) via dezelfde tussenpersoon, zijnde een g-rekeninghouder. De tussenpersoon beschikt vanwege zijn werkzaamheden als uitlener over een g-rekening.
In Kamervragen over de fiscale behandeling van een zzp’er, is de vraag gesteld of betaling op de g-rekening in een dergelijk geval oneigenlijk gebruik van de g-rekening oplevert.10 Van misbruik hoeft geen sprake te zijn, omdat de opdrachtgever niet altijd op de hoogte is van de precieze inhoud van de overeenkomst tussen de tussenpersoon en het personeel, dan wel de zzp’ers.
Met deze bepaling worden de antwoorden op de Kamervragen vastgelegd in beleid. Met ‘in beginsel’ wordt gedoeld op alle gevallen waarin sprake is van een diffuse situatie – mogelijke combinatie van inlening van personeel en levering van zzp’ers door dezelfde uitlener/opdrachtnemer – waarbij de opdrachtgever geen inzicht heeft in de precieze inhoud van de overeenkomst tussen opdrachtnemer en de arbeidskrachten.
Artikel I, onderdeel X is een technische wijziging van artikel 35.3.5. Met ingang van 1 juli 2015 is de Woningwet gewijzigd. De ‘toegelaten instellingen’ zoals die tot die datum in artikel 70 van de Woningwet stonden, staan sindsdien in artikel 19 van de Woningwet. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel Y wijzigt artikel 36.5.1, nu in artikel 1.1 van de leidraad is opgenomen dat in deze leidraad enkel beleidsregels worden opgenomen. Voor teksten die terug te vinden zijn in wet- en regelgeving is geen plaats in de leidraad. De laatste alinea van artikel 36.5.1 staat al vermeld in artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit invorderingswet 1990 en vervalt daarom.
Artikel I, onderdeel Z wijzigt artikel 49.4, aangezien de inhoud van dit artikel niet meer actueel is. De WKA-depots zijn opgeheven, omdat de mogelijkheid om rechtstreeks te storten bij de Belastingdienst op een WKA-depot met ingang van 1 januari 2016 is komen te vervallen.11 Daarom vervalt de zinssnede ‘rechtstreekse stortingen en/of’.
Artikel I, onderdelen AA en CC, wijzigen artikelen 73.3a.2 en 73.5.1.
In navolging van de eerdere verruiming van het beleid waardoor uitstel van betaling voor de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) mogelijk is gemaakt, is het per 1 januari 2025 mogelijk om uitstel van betaling te verlenen voor naheffingsaanslagen belasting voor zware motorrijtuigen (hierna: BZM). Daarnaast kan de ontvanger per 1 januari 2025 onder de reguliere voorwaarden ook kwijtschelding verlenen voor belastingaanslagen MRB en BZM. De mogelijkheid voor kwijtschelding van MRB en BZM betreft een uitwerking van de invorderingsstrategie van de Belastingdienst en draagt bij aan de uitgangspunten van een persoonsgerichte benadering en het voorkomen van probleemschulden.12
Artikel I, onderdeel BB is een technische wijziging van artikel 73.4.15. De verwijzing naar de EG-insolventieverordening13 is niet meer juist. Op 25 juni 2015 is de herschikte EU-Insolventieverordening in werking getreden.14 Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel DD betreft een redactionele wijziging van artikel 74.2.1. Er is geen beleidswijziging beoogd.
Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum is gesteld op 1 januari 2025. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.15
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken
Zie bekendmaking instelling Belastingdienst/Centrale administratieve processen (B/CAP), 16 december 2016, (Stcrt. 2016, 72403).
Kamerstukken I, 2023/24, 36 418, A, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024).
Wet van 21 december 2022, houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2023), Stb. 2022, 530.
Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024), Stb. 2023, 499.
Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2024 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Eindejaarsregeling 2024), Artikel XXI, onderdeel D.
Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2024 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Eindejaarsregeling 2024), Artikel XXI, onderdeel D.
Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2023 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregeling op het gebied van belastingen en toeslagen (Eindejaarsregeling 2023), Stcrt. 2023, 34571, p. 48 en 49.
Verordening EG nr. 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, PbEG 2000 L 160/1.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-41388.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.