Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 41074 | circulaire |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 41074 | circulaire |
Onderwerp |
Aanpassingen Appa-pensioenen en inhoudingen |
Doelstelling |
Informatie |
Juridische grondslag |
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers |
Relaties met andere circulaires |
Circulaire van 8 december 2023 met kenmerk 2023-0000630374. |
Ingangsdatum |
1 januari 2025 |
Geldig tot |
1 januari 2026 |
De circulaires met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers worden uitsluitend bekend gemaakt op de site van de officiële bekendmakingen (Staatscourant), op de website www.rijksoverheid.nl en op de website www.politiekeambtsdragers.nl. U kunt zich op www.politiekeambtsragers/publicaties inschrijven op de mailattendering. U ontvangt een mailbericht zodra er een circulaire op de site wordt gepubliceerd.
De pensioenen van politieke ambtsdragers zijn gebaseerd op de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (Appa). In het Besluit pensioen politieke ambtsdragers (verder: het besluit) wordt de aanpassing van de pensioenen (indexatie) en de hoogte van de bij de pensioenen en inhoudingen te hanteren franchise en het opbouwpercentage geregeld.
In paragraaf 2 wordt het jaarlijkse advies gegeven over hoe een overheidsorgaan de omvang van de benodigde voorziening voor Appa-pensioenen en waarde-overdracht kan berekenen. In paragraaf 3 wordt het belang van een toereikende voorziening uiteengezet in verband met de overgang van de Appa-pensioenen naar het nieuwe pensioenstelsel. In paragraaf 4 wordt een onderzoek aangekondigd naar de overdrachtswaarde per provincie, gemeente en waterschap voor deze voorgenomen aanstaande overgang naar het ABP.
De indexatie van de Appa-pensioenen vindt plaats in overeenstemming met de aanpassing van de ABP-pensioenen. In deze jaarlijkse circulaire wordt daarom de aanpassing bekend gemaakt van de Appa-pensioenen (paragraaf 5) per 1 januari 2025. De ingangsleeftijd voor de voortgezette uitkering in het komende jaar is opgenomen in paragraaf 6. Tot slot worden de in 2025 in aanmerking te nemen inhoudingpercentages bekend gemaakt (paragraaf 7). Aldus kunnen de nodige aanpassingen in de salarisadministraties worden doorgevoerd voor de Appa-deelnemers.
Gedeputeerden, wethouders en dagelijks bestuursleden van de waterschappen bouwen op grond van de Appa pensioenaanspraken op tijdens de functievervulling, maar ook tijdens de uitkeringsperiode na het aftreden. Deze pensioenaanspraken komen ten laste van de begroting van provincie, gemeente of waterschap. In tegenstelling tot deelnemers aan een pensioenfonds zoals het ABP, vindt voor de Appa daarom geen premieafdracht plaats door de provincie, gemeente of waterschap aan een pensioenfonds. De Appa-pensioenen worden namelijk rechtstreeks gefinancierd uit de middelen van provincie, gemeente of waterschap. Die aanspraken moeten wettelijk verplicht tot uitbetaling komen als betrokken ambtsdrager:
– kiest voor het wettelijk recht voor een individuele waardeoverdracht van de opgebouwde aanspraken na het aftreden1;
– de pensioengerechtigde leeftijd bereikt waarna het ouderdomspensioen moet worden uitgekeerd;
– komt te overlijden waarna de nabestaande recht heeft op een (levenslang) nabestaandenpensioen.
Provincies en gemeenten zijn verplicht op grond van artikel 44, vierde lid, van het Besluit begroting en verantwoording (Bbv) een voorziening in te stellen voor pensioenen van gedeputeerden respectievelijk wethouders. Voor de waterschappen is een soortgelijke verplichting opgenomen in artikel 4.54 van het Waterschapsbesluit. De reden voor deze voorziening is dat deze pensioenverplichtingen voor provincies, gemeenten en waterschappen onvoorspelbaar zijn. Zij kunnen sterk fluctueren als gevolg van de mogelijkheid voor gewezen ambtsdragers om de gevormde pensioenrechten tussentijds op te eisen via waardeoverdracht. Een onzekere factor is ook het nabestaandenpensioen vóór de pensioengerechtigde leeftijd. Komt de (uitkeringsgerechtigde) ambtsdrager te overlijden, dan ontstaat direct een levenslang recht op een nabestaandenpensioen voor de partner en een tijdelijk recht voor eventuele kinderen. Er zijn dus goede redenen voor provincies, gemeenten en waterschappen om voor dergelijke onvoorspelbare effecten van de Appa-pensioenregeling een toereikende voorziening te treffen. In de circulaire Wijzigingen Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers van 16 januari 2012, kenmerk 2011-2000577103, is in paragraaf 6 in algemene zin ingegaan op de door de provincies en gemeenten in te stellen voorziening voor pensioenen en waardeoverdracht ten behoeve van hun Appa-gerechtigden.
Voor deze voorziening adviseer ik uit te gaan van de opstelsom van de benodigde individuele overdrachtswaarden. Voor de bij deze waardeoverdrachten te hanteren rekenrente geldt het volgende. In artikel 160a van de Appa is geregeld dat het desbetreffende overheidsorgaan op aanvraag van een gewezen politieke ambtsdrager de waarde van de door de aanvrager krachtens de vijfde afdeling van de Appa verkregen pensioenaanspraken overdraagt, overeenkomstig de bepalingen in de Pensioenwet inzake waardeoverdracht. Daarbij zijn de bij of krachtens artikel 71 van de Pensioenwet gestelde regels van overeenkomstige toepassing op deze waardeoverdracht. In het zevende lid van genoemd artikel 71 is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld ten aanzien van de berekening van de overdrachtswaarde, de waarde van met de overdrachtswaarde te verwerven pensioenaanspraken alsmede de in acht te nemen procedures. In hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn deze nadere regels opgenomen. In artikel 25 is de bepaling van de waarde geregeld: ‘De overdrachtswaarde van pensioenaanspraken is ten minste gelijk aan de contante waarde van de over te dragen pensioenaanspraken op de overdrachtsdatum en wordt berekend op basis van het standaardtarief. Onze Minister stelt regels inzake het standaardtarief. Het standaardtarief wordt berekend op basis van marktwaardering.’ De in aanmerking te nemen rente is opgenomen in het tweede en derde lid van artikel 18 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling:
1. De berekening van het standaardtarief geschiedt op basis van algemeen gebruikelijke actuariële formules. Uitgegaan wordt daarbij van netto tarieven en een marktconforme disconteringsvoet.
2. De in het tweede lid bedoelde disconteringsvoet is de op 1 oktober geldende rente uit de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur voor verplichtingen met een looptijd van 25 jaar. De vastgestelde rente geldt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van enig jaar.
Deze rente is voor 2025 vastgesteld op 2,325%. Het percentage is te vinden op de site van de DNB met behulp van deze link. Dit percentage is daarom van toepassing op waardeoverdrachten met een overdrachtsdatum in het kalenderjaar 2025. Voor de waardering van de ingegane pensioenen wordt u ook geadviseerd hierbij aan te sluiten door toepassing van hetzelfde percentage (2,325%).
Een alternatief is aan te haken bij een rente met een kortere gemiddelde duur van bijvoorbeeld 10 jaar; die rente zou dan 2,355% zijn.
Nu de rente ten opzichte van 2024 is gedaald, heeft dit consequenties voor de omvang van de benodigde voorziening. De voorziening dient bij een daling van de rente te worden aangevuld.
De Eerste Kamer verzocht de regering bij de behandeling Wet toekomst pensioenen (Wtp) met een breed gedragen motie om de pensioenen van politieke ambtsdragers op dezelfde manier te regelen als voor de rest van Nederland.
Het kabinet heeft in antwoord op de motie in een brief aan het parlement voorgesteld de pensioenen van politieke ambtsdragers per 1 januari 2028 over te dragen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De Wtp stelt fondsfinanciering verplicht. Om de overstap naar fondsfinanciering voor de Appa-pensioenen mogelijk te maken, is het noodzakelijk eerder opgebouwde pensioenaanspraken af te financieren door middel van een eenmalige kapitaalstorting aan ABP, naar verwachting in 2027. De al beschikbare voorziening kan hiervoor dan worden aangewend. De voorziening is echter niet primair bedoeld voor het financieren van een collectieve waardeoverdracht. Maar in het licht van de voorgenomen overdracht van Appa-pensioenen naar ABP kan de beschikbaarheid van een voorziening provincies, gemeenten en waterschappen helpen om de eenmalige financiële opgave te temperen.
Inmiddels heeft de commissie BBV op haar website een alternatieve benadering voorgesteld waarbij rente-effecten geen rol meer spelen in omvang van de voorziening. De commissie BBV heeft deze mogelijkheid op haar website onder de aandacht van decentrale overheden gebracht in het licht van de voorgenomen overdracht van de Appa-pensioenen naar ABP.
Het is aan het hoogste orgaan van een provincie, gemeente of waterschap om bij de berekening van de pensioenverplichting al dan niet rekening te houden met de rentecomponent. Indien een provincie, gemeente of waterschap deze keuze maakt, is dat wel een stelselwijziging die als zodanig moet worden opgenomen in een raadsbesluit en/of begrotingswijziging.
Binnenkort zullen provincies, gemeenten en waterschappen per brief worden gevraagd te participeren in een onderzoek naar de gevolgen van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) voor de pensioenen van gedeputeerden, wethouders en dagelijks bestuurders van de waterschappen. Om te kunnen starten met het onderzoek naar de omvang van de overdrachtswaarde aan ABP, is het noodzakelijk de opgebouwde Appa-pensioenen en de wijze waarop deze pensioenen zijn gefinancierd inzichtelijk te krijgen. Het betreft een gezamenlijk onderzoek van het Ministerie van BZK, IPO, VNG en Unie van Waterschappen. Het onderzoek richt zich op de omvang van de al opgebouwde Appa-aanspraken, de toekomstige premie en de al beschikbare voorziening. Aan de hand van deze gegevens kunnen de financiële gevolgen voor afzonderlijke provincies, gemeenten, waterschappen en het Rijk worden ingeschat. Die uitkomsten worden met toelichting en advies aan individuele provincies, gemeenten en waterschapen teruggekoppeld om tijdig te weten wat de eenmalige financiële opgave in 2027 zal zijn. Het onderzoek betreft enerzijds de overdrachtswaarde en anderzijds de hiervoor al beschikbare middelen.
Op 27 januari 2025 van 15.00–16.00 uur wordt een webinar georganiseerd over het onderzoek waarin wordt ingegaan op de Wtp en de gevolgen voor de Appa. Ook wordt een toelichting gegeven op het onderzoek. Het webinar wordt verzorgd door VNG, IPO, de Unie van waterschappen, het Ministerie van BZK en het onderzoeksbureau. Het webinar is vooral bedoeld voor HR-specialisten die verantwoordelijk zijn voor de arbeidsvoorwaarden van wethouders en medewerkers van de financiële afdeling die verantwoordelijk zijn voor de Appa-voorziening.
De ABP-pensioenen worden met ingang van 1 januari 2025 verhoogd met 1,84%. In artikel 2.1.8 van het besluit is bepaald dat de door een betrokkene opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks worden gewijzigd voor zover het ABP in het desbetreffende jaar de pensioenaanspraken van overheidswerknemers voor voorwaardelijke indexatie in aanmerking laat komen. Bij de wijziging worden het percentage, de bedragen en de ingangsdatum gehanteerd die het ABP toepast ten aanzien van een overheidswerknemer in de sector Rijk. Dat betekent dat ook de Appa-pensioenen met ingang van 1 januari 2025 worden verhoogd met 1,84%.
In de Appa is in artikel 7, derde lid, artikel 52, derde lid, of artikel 132, tweede lid, bepaald dat belanghebbende voor het recht op voortgezette uitkering op de datum van zijn ontslag of aftreden vijf jaren of minder verwijderd moet zijn van de voor hem van toepassing zijnde pensioengerechtigde leeftijd. De hoogte van deze pensioengerechtigde leeftijd wordt bepaald in de Algemene Ouderdomswet (AOW). In de op 1 december 2020 aanvaarde Wet verandering koppeling AOW-leeftijd wordt 1-op-1-koppeling van de AOW-leeftijd aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting vervangen door een 2/3-koppeling. Dit betekent dat elk jaar levenswinst zich vertaalt in een gemiddeld acht maanden latere AOW-leeftijd. In artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet wordt de pensioengerechtigde leeftijd door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid medegedeeld in de Staatscourant. De AOW-leeftijd is voor 2030 gehandhaafd op 67 jaar en drie maanden. De minimale ingangsleeftijd voor de toekenning van het recht op een voortgezette uitkering in 2024 bedraagt daarom 67 jaar en drie maanden minus vijf jaar. Dat is dus 62 jaar en drie maanden.
In het Besluit pensioen politieke ambtsdragers wordt de hoogte van de bij de pensioenopbouw en inhouding te hanteren franchise geregeld. In artikel 2.1.4, tweede lid van het besluit is met ingang van 1 juli 2022 bepaald dat voor de Appa de franchise geldt, bedoeld in artikel 13d, eerste lid, van de wet. In dat artikel 13d is geregeld dat dit de franchise is die wordt gehanteerd ten aanzien van overheidswerknemers.
In artikel 2.1.6 van het besluit is bepaald dat het opbouwpercentage, bedoeld in artikel 13c, eerste lid, van de Appa, het opbouw-percentage is dat het ABP hanteert voor het desbetreffende jaar voor een overheidswerknemer die niet valt in een van de overgangsvoorzieningen ten aanzien van dat percentage.
In het eerste lid van artikel 2.2.1 van het besluit is bepaald dat de inhouding op de bezoldiging ter zake van aanspraken bij ouderdom en overlijden, bedoeld in de artikelen 106 en 160, eerste lid, van de Appa, gelijk is aan het premieverhaal op een overheidswerknemer ter zake van de premie die aan het ABP verschuldigd is voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen, met inachtneming van de franchise, bedoeld in artikel 2.1.4. In het tweede lid van artikel 2.2.1 van het besluit is bepaald dat de inhouding op de bezoldiging ter zake van aanspraken bij arbeidsongeschiktheid, bedoeld in de artikelen 106 en 160, eerste lid, van de Appa, gelijk is aan het premieverhaal op een overheidswerknemer ter zake van de premie die aan het ABP verschuldigd is voor het ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen, met inachtneming van de daarvoor geldende franchise.
In artikel 13d, tweede lid van de Appa is de indexatie van de pensioengrondslag van een Appa-uitkeringsgerechtigde geregeld. Bepaald is dat de pensioengrondslag wordt gebaseerd op de laatstelijk voor het ontslag genoten bezoldiging. In artikel 2.1.7 van het Pensioenbesluit politieke ambtsdragers is bepaald dat de indexatie van de bezoldiging, bedoeld in artikel 13d, tweede lid, van de wet, plaatsvindt overeenkomstig de aanpassing door het ABP van het pensioengevend inkomen van een overheidswerknemer met recht op een werkloosheidsuitkering. Dit pensioengevend inkomen wordt op 1 januari aangepast met de gewogen gemiddelde salarisverhogingen voor de sectoren die onder de ABP-pensioenregeling vallen.
Op basis van deze artikelen bedragen de franchise, het opbouwpercentage, de inhoudingen en indexatie met ingang van 1 januari 2025:
• Franchise: € 18.500 (was € 17.550);
• OP/NP-premie: 8,1% van de pensioengrondslag met een maximum pensioengrondslag van (€ 145.9512 – € 18.500) = € 127.451 (was per 1 januari 2024 8,1% met een maximum pensioengrondslag van € 120.250);
• Opbouwpercentage ouderdomspensioen: 1,875% van de pensioengrondslag met een maximum van € 127.451 (was 1,875% van de pensioengrondslag met een maximum van € 120.250);
• IP-premie: 0,18% (was 0,18%) van de berekeningsgrondslag na vermindering met de franchise van € 28.350 (was € 26.800);
• Zorgverzekeringswet: de percentages van de inkomensafhankelijke bijdrage worden gewijzigd in 5,26% (was 5,32%) en 6,51% (was 6,57%). Het maximale bijdrage inkomen waarover Zvw-bijdrage verschuldigd is, wordt € 75.864 (was € 71.628) per jaar (vastgesteld in de regeling met kenmerk 3975184-1072733-Z, gepubliceerd op 5 november 2024 in Stcrt. 2024, 35776).
• Indexatie pensioengrondslag Appa-uitkeringsgerechtigden: +6,19% per 1 januari 2025 (was per 1 januari 2024 +6,77%).
Waardeoverdracht is op grond van de Pensioenwet alleen mogelijk als beleidsdekkingsgraad van beide betrokken fondsen hoger is dan 100%. Binnen de Appa is waardeoverdracht tussen overheidsinstellingen altijd mogelijk.
Voor de omvang van het in 2025 geldende maximum pensioengevend loon van artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964 geldt nog wel het voorbehoud van het bij ministeriële regeling definitief vast te stellen geldende maximum pensioengevend loon.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-41074.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.