Bekendmaking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2024, nr. 2024-0000909441, houdende de publicatie van het Registratieschema duikerarts, bedoeld in artikel 6.1, negende lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

maakt bekend dat het Registratieschema duikerarts, bedoeld in artikel 6.1, negende lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling op 1 oktober 2024 is vastgesteld.

Het Registratieschema duikerarts met de daarbij behorende toelichting is als bijlage opgenomen bij deze bekendmaking.

Deze bekendmaking zal met de daarbij behorende bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Registratieschema Duikerarts

Vastgesteld door het bestuur van de Stichting Werken onder Overdruk (SWOD) op 1 oktober 2024.

1. Inleiding

Dit registratieschema bevat de eisen waaraan een duikerarts die in het kader van duikarbeid arbeidsgezondheidskundig onderzoek verricht dient te voldoen om te worden geregistreerd in een register als bedoeld in artikel 1.5j, eerste lid, onderdeel d, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, alsmede de eisen aan het proces van registratie. Duikarbeid is een vorm van werken onder overdruk.

Er zijn registratieschema’s voor verschillende duikberoepen, te weten: duiker, duikploegleider, duikmedisch begeleider en duikerarts waarbij per duikberoep onderscheid wordt gemaakt naar verschillende competentieniveaus die aangeduid worden als verschillende ‘scopes’. Voor elk duikberoep is een apart registratieschema gemaakt. Duikarbeid wordt met name verricht in de vier sectoren, te weten Defensie, brandweer, politie en civiel. Er zijn drie verschillende registers, hierna te noemen de Registers. Bij het Ministerie van Defensie is de Minister van Defensie zelf verantwoordelijk voor de registratie van de personen die de duikberoepen uitvoeren. Hij hanteert daarvoor afwijkende kwalificatie eisen en registreert de beroepsbeoefenaren in het personeelsadministratiesysteem van Defensie. Dit geldt ook voor de duikerartsen van Defensie. De registratie van de niet-defensie-duikerarts vindt plaats in het Register civiele duikarbeid. De arbeidsgezondheidskundige onderzoeken van duikers die werkzaam zijn voor de brandweer of de politie worden uitgevoerd door duikerartsen die geregistreerd staan in het Register civiele duikarbeid. Om die reden zijn er geen registraties van duikerartsen in de overige registers.

In het registratieschema duikerarts wordt onderscheid tussen twee typen duikerartsen op basis van de bevoegdheden tot het uitvoeren van initiele keuringen en herkeuringen. Dit onderscheid resulteert voor de duikerarts in twee verschillende scopes, Duikerarts A en Duikerarts B, waarvoor de eindtermen en toetstermen zijn uitgewerkt in de twee bijlagen bij dit registratieschema.

In dit schema worden in de bijlagen per scope exameneisen geformuleerd voor de duikerarts. Deze zijn uitgewerkt in entree-eisen voor het examen, de toetsmethode, matrijs en cesuur en de eind- en toetstermen waaraan voldaan moet worden. De taken van de beide scopes worden hierna omschreven.

2. Scopes

In het Registratieschema duikerarts worden de volgende scopes onderscheiden bij het uitvoeren van de daarbij vermelde taken:

  • I. Duikerarts A: voert alleen herkeuringen uit

  • II. Duikerarts B: voert initiële keuringen en herkeuringen.

De keuringen worden uitgevoerd op basis van artikel 6.14a van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Indien uit het resultaat van zo’n keuring de medische geschiktheid blijkt, wordt een duikmedisch attest afgegeven.

3. Beheerder en verwerker register

Register civiele duikarbeid

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna SZW) heeft aan de Registratie-instelling civiele duikarbeid mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de uitvoering van het beheer van het Register civiele duikarbeid. Daarnaast heeft de Minister van SZW met de Registratie-instelling civiele duikarbeid een algemene overeenkomst over het beheer van dit Register gesloten.

Overeenkomstig artikel 1.5k, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (in het vervolg Arbobesluit) heeft de Minister van SZW de Registratie-instelling civiele duikarbeid als verwerker aangewezen voor een Register als bedoeld in artikel 28 van Algemene verordening gegevensbescherming en met hen een verwerkersovereenkomst gesloten. Deze verwerkersovereenkomst ziet op de bescherming van persoonsgegevens bij het beheer van het Register civiele duikarbeid.

4. Definities

Begrip of afkorting

Betekenis

CES

Centrale Examencommissie SWOD die de itembank, bedoeld in paragraaf 6.3, onderdeel 2, en het toetsplan, bedoeld in paragraaf 6.3, onderdeel 6, ontwikkelt en beheert.

Cesuur

De grens tussen de hoogste toetsscore waaraan een onvoldoende en de laagste toetsscore waaraan een voldoende wordt toegekend.

Duikerarts

De arts die initieële keuringen en/of herkeuringen uitvoert van personen die worden belast met het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk bedoeld in artikel 6.14b, eerste lid van het Arbobesluit.

Duikmedisch attest

Een uitslag van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.14a, eerste lid, van het Arbobesluit, waaruit de medische geschiktheid voor het werken onder overdruk blijkt.

Eindterm

Een concrete beschrijving van een kwalificatie ten aanzien van kennis en vaardigheden van een duikerarts.

Examen

Het geheel aan examenonderdelen, bedoeld om een individuele kandidaat te kunnen beoordelen naar de mate waarin hij aan de toetstermen conform de norm voldoet.

Examen-instelling

Instelling belast met de examinering conform de eisen uit het onderhavige registratieschema op grond van een overeenkomst met de registratie-instelling.

Examinator

Een door de registratie-instelling of exameninstelling aangestelde persoon die de examens afneemt. De examinator voldoet aan het profiel zoals vereist in het examenreglement van de registratie-instelling.

Geregistreerde

Persoon die in het bezit is van een geldige registratie.

Kandidaat

Persoon die een examen wordt afgenomen.

Keuring

Een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6.14a, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Portfolio-beoordeling

Examenonderdeel voor herregistratie welke toetsing van de doorlopende praktijkervaring betreft middels controle van vooraf gestelde eisen.

Register

Register civiele duikarbeid als bedoeld in artikel 1.5j, eerste lid, onderdeel d, van het Arbobesluit.

Registratie-instelling

Een door de Minister van SZW tot het beheer van een Register gemandateerde en tot verwerker aangewezen instelling.

Toetsplan

Het geheel aan toetswijzers per scope en afspraken op basis van dit registratieschema, zoals te vinden op werkenonderoverdruk.nl. Met dit toetsplan geeft de CES invulling aan de haar toegewezen taken conform het Reglement CES.

Toetsterm

Een met een minimumprestatie en voorwaarden verbijzonderde eindterm.

Toetswijzer

Examenhandleiding voor alle betrokkenen bij het examen.

Verzoeker

De persoon die bij de registratie-instelling een verzoek doet om zich te laten registreren.

5. Eisen aan de examinering, registratie en herregistratie

5.1 Examinering

  • 1. De kandidaat legt een examen af op basis van de eisen die gelden voor de betreffende scope en die zijn uitgewerkt in de bijlagen I en II.

  • 2. Examens worden afgenomen door de registratie-instelling of de exameninstelling waarmee de registratie-instelling een overeenkomst heeft afgesloten volgens de eisen in dit registratieschema, de overige door de registratie-instelling gestelde eisen en het examenreglement van de registratie-instelling.

5.2 Entree-eisen

  • 1. Voor deelname aan het examen voor initiële registratie gelden de volgende entree-eisen.

    De kandidaat:

    • 1. is in BIG-register geregistreerd als arts;

    • 2. toont aan dat hij een basisleergang bedrijfsgeneeskunde met goed gevolg heeft doorlopen, tenzij:

      • a. hij bedrijfsarts is, of;

      • b. hij al voor 1 januari 2003 werkzaam was als duikerarts, hij in de periode van een jaar voor de eerste afgifte van het certificaat duikerarts aan hem, ten minste 10 personen belast met het verrichten van duikarbeid heeft gekeurd en hij sindsdien onafgebroken als duikerarts gecertificeerd is gebleven; en

    • 3. kan voor het examen Duikerarts-A een bewijs overleggen dat hij de theoriemodule Duikerarts-Aheeft afgerond bij een door de registratie-instelling erkende opleiding die voldoet aan de eisen die zijnopgenomen in het opleidingscurriculum SWOD en de bijbehorende stageperiode met praktijktoets heeft voltooid;

    • 4. is voor het examen Duikerarts-B:

      • a. al geregistreerd als duikerarts-A; en

      • b. kan een bewijs kan overleggen dat hij de theoriemodule duikerarts-B heeft afgerond bij een door de registratie-instelling erkende opleiding die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in het opleidingscurriculum SWOD en de bijbehorende stageperiode met praktijktoets heeft voltooid.

    • 5. De kandidaat dient de aanvraag voor deelname aan het examen in binnen 6 maanden na het voldoen aan de in het eerste onderdeel opgenomen eisen.

5.3 Registratie

De kandidaat kan, nadat hij geslaagd is voor het examen, een verzoek indienen bij de registratie-instelling tot registratie als duikerarts voor de betreffende scope en verstrekt daarbij de door de registratie-instelling gevraagde gegevens.

5.4 Herregistratie

  • 1. Voor herregistratie dient voor de betreffende scope de portfoliobeoordeling positief te zijn waarbij wordt aangetoond dat in de vijf jaar van de geldigheid van de registratie door de geregistreerde aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de geregistreerde heeft aantoonbaar medische bijscholingen op het gebied van werken onder overdruk gevolgd met een studiebelasting van ten minste 60 bijscholingspunten, waarbij verspreid over een periode van ten minste drie jaar nascholing is gevolgd die door de registratie-instelling erkend is;

    • b. de geregistreerde Duikerarts-A heeft verspreid over een periode van ten minste drie jaar ten minste 25 herkeuringen verricht;

    • c. de geregistreerde Duikerarts-B heeft verspreid over een periode van ten minste drie jaar ten minste 25 initiële keuringen en 25 herkeuringen heeft verricht; en

    • d. de geregistreerde Duikerarts-B is voor minimaal 360 uur per jaar aantoonbaar verbonden met een organisatie die werkzaamheden onder overdruk uitvoert.

5.5 Kosten (her)registratie

Mochten er kosten door de registratie-instelling in rekening worden gebracht voor (her)registratie, dan geschiedt dat met inachtneming van artikel 1.5j, zesde lid, van het Arbobesluit.

6. Organisatie van het examen

6.1 Verantwoordelijkheid registratie-instelling

De examinering geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de registratie-instelling.

6.2 Examenreglement

  • 1. De examinering wordt uitgevoerd door de registratie-instelling of een exameninstelling.

  • 2. Op de examinering is een examenreglement van toepassing dat is opgesteld door de registratie-instelling.

  • 3. In het examenreglement is in ieder geval opgenomen:

    • a. de procedure van aanmelding door kandidaten bij de registratie-instelling;

    • b. bevestiging van deelname en oproep aan het examen;

    • c. de wijze van identificatie van de kandidaat;

    • d. regels voor toelating en afwezigheid;

    • e. gedragsregels voor kandidaten;

    • f. regeling alternatieve examinering;

    • g. normering voor slagen en afwijzen;

    • h. bekendmaking van de examenuitslag door de registratie-instelling of een exameninstelling aan de kandidaat;

    • i. bewaartermijn van de examendocumenten of digitale scans daarvan zoals uitwerkingen en beoordelingsformulieren;

    • j. het recht van de kandidaat tot inzage in zijn beoordeling; en

    • k. geldigheidsduur van het resultaat van examenonderdelen.

6.3 Opzet van het examen

  • 1. In de bijlagen I en II staat per scope aangegeven uit welke examenonderdelen het examen voor initiële registratie en het examen voor herregistratie bestaat.

  • 2. De eind- en toetstermen vermeld in de bijlagen I en II bij dit schema vormen de basis voor de in een itembank op te nemen examenvragen.

  • 3. De examenvragen voor de theorie-examens worden uitsluitend ontleend aan deze itembank.

  • 4. Het examen wordt in de Nederlandse taal afgenomen.

  • 5. Het examen wordt digitaal, of wanneer dat niet mogelijk is schriftelijk afgenomen.

  • 6. Voor de overige eisen aan de uitvoering van het examen wordt verwezen naar het examenreglement, het Toetsplan en naar naar de eisen inzake examinering in de algemene overeenkomst of algemene afspraken tussen de registratie-instelling en de Minister van SZW.

6.4 Geheimhouding van examenvragen

Medewerkers van de de registratie -instelling en door de registratie-instelling ingeschakelde exameninstelling zorgen ervoor dat kandidaten niet op voorhand kennis kunnen hebben van de examenvragen.

7. Registratie en herregistratie

7.1 Registratie en bewijs van registratie

De registratie-instelling besluit tot registratie dan wel herregistratie van de verzoeker in het register op de desbetreffende scope en tot afgifte van een bewijs van (her)registratie aan de verzoeker indien de verzoeker voldoet aan de registratie-eisen, bedoeld in paragraaf 5.3 dan wel de herregistratie-eisen, bedoeld in paragraaf 5.4.

7.2 Termijnen in verband met herregistratie

  • 1. De portfoliobeoordeling vindt plaats binnen 6 maanden voorafgaand aan de datum waarop de geldigheid van de registratie eindigt.

  • 2. De ingangsdatum van herregistratie is de datum van de beslissing omtrent herregistratie, overeenkomstig artikel 1.5n, eerste lid, van het besluit.

  • 3. Indien bij de portfoliobeoordeling blijkt dat nog niet aan alle eisen wordt voldaan, dan kan de registratie eenmalig maximaal één jaar verlengd worden om de verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog aan de eisen te voldoen. De verzoeker dient voor aflopen van deze verlenging zijn bijgewerkte portfolio opnieuw ter beoordeling aan te bieden.

  • 4. De duur van de verlenging, bedoeld in het eerste onderdeel, van deze paragraaf wordt in mindering gebracht op de duur van de nieuwe termijn van registratie, bedoeld in hoofdstuk 9, eerste onderdeel.

8. Bewijs van (her)registratie

  • 1. Op het document van bewijs van registratie wordt verklaard dat de betreffende persoon voldoet aan de eisen uit het onderhavige schema voor een specifieke scope.

  • 2. Op het bewijs staan ten minste de volgende gegevens vermeld:

    • a. naam van de geregistreerde;

    • b. uniek registratienummer;

    • c. kenmerk van de registratie-instelling;

    • d. referentie naar het registratieschema Duikerarts;

    • e. scope van de registratie als Duikerarts-A of Duikerarts-B; en

    • f. ingangsdatum van de registratie en de datum waarop de geldigheid eindigt.

9. Geldigheidsduur van de registratie en herregistratie en verwijdering van registratie

  • 1. De geldigheidsduur van een (her)registratie is vijf jaar.

  • 2. Een registratie kan tussentijds worden verwijderd op administratieve gronden (zie artikel 1.5p, derde lid, onder a, van het Arbobesluit) en bij wijze van maatregel (zie hierover hoofdstuk 12).

10. Beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties

  • 1. De procedure voor de beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties is van toepassing op de beoordeling van beroepskwalificaties van personen afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie en andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Ruimte en Zwitserland ten behoeve van de registratie.

  • 2. De Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties is onverkort van toepassing.

  • 3. Daarnaast gelden artikel 1.5h van het Arbeidsomstandighedenbesluit en paragraaf 1.3 van de Arbeidsomstandighedenregeling.

  • 4. De procedure voor de beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties is gepubliceerd op de website van de registratie-instelling.

11. Registratie duikerarts Defensie

  • 1. Indien een duikerarts die is geregistreerd door de Minister van Defensie als bedoeld in artikel 1.30, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wil worden ingeschreven in het register van een sector waarop dit registratieschema van toepassing is, dan dient hij daartoe een verzoek in bij de betreffende registratie-instelling.

  • 2. Naar aanleiding van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de registratie-instelling of de kwalificaties van de verzoeker gelijkwaardig zijn aan die voor inschrijving in de sector waarvoor het verzoek is ingediend, en zo niet, aan welke aanvullende eisen moet worden voldaan om de gelijkwaardigheid van de kwalificaties aan te tonen waarna registratie voor de resterende duur van de oorspronkelijke registratie plaatsvindt.

12. Maatregelen op grond van artikel 1.5p van het Arbobesluit

  • 1. De registratie-instelling verwijdert de registratie van een persoon definitief uit het Register indien de geregistreerde met zijn werkzaamheden, voor zover die door de registratie worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij of zij de werkzaamheden verricht ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen, dan wel een van de andere situaties zoals opgenomen in artikel 1.5p, lid 3 van het Arbobesluit van toepassing is.

  • 2. De registratie-instelling kan de registratie van een persoon voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden uit het Register verwijderen, indien de geregistreerde met zijn werkzaamheden, voor zover die door de registratie worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij de werkzaamheden verricht gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen, zoals is opgenomen in artikel 1.5p, tweede lid van het Arbobesluit.

  • 3. De verwijdering geschiedt op grond van aangeleverde informatie die de conclusie onderbouwt dat sprake is of is geweest van gevaar dan wel ernstig gevaar.

  • 4. De persoon die geregistreerd is, beantwoordt verzoeken van de registratie- instelling om informatie die zij nodig acht om te kunnen vaststellen of er een noodzaak tot het treffen van maatregelen aanwezig is.

  • 5. Indien de registratie-instelling ten behoeve van haar besluitvorming over het al dan niet verwijderen van een registratie van een persoon nadere informatie nodig heeft kan zij de registratie van deze persoon lopende het onderzoek voor een periode van maximaal drie maanden schorsen.

13. Klachtenregeling

  • 1. De registratie-instelling heeft een procedure voor het indienen en behandelen van klachten over haar functioneren en publiceert deze op haar website.

  • 2. De registratie-instelling heeft een procedure voor het indienen en behandelen van klachten over geregistreerden en publiceert deze op haar website.

BIJLAGE I EXAMENEISEN DUIKERARTS SCOPE A

I.1 Entree-eisen

Voor het examen scope A gelden de in paragraaf 5.2, eerste onderdeel, subonderdeel a tot en met c genoemde entree-eisen.

I.2 Toetsmethode, matrijs en cesuur registratie scope A

Het examen voor registratie scope A bestaat uit:

  • 1. een theorie-examen.

Onderstaand wordt de toetsingsmethode voor het theorie-examen uitgewerkt.

Ad 1. Theorie-examen

Het theorie-examen is een geslotenboekexamen dat bestaat uit 40 meerkeuzevragen.

Toelichting op de kolommen in de toetsmatrijs:

  • Per eindterm wordt vermeld welke daaraan gekoppelde toetstermen worden getoetst;

  • Per eindterm wordt aangegeven hoeveel vragen in de theorietoets zijn opgenomen;

  • Eén juist beantwoorde vraag levert één punt op.

Eindtermen

Toetstermen

Aantal toetstermen

Aantal vragen

1

1.1

1

4

1.2

1

3

1.3 en 1.4

2

5

1.5

1

1

1.6

1

4

1.7

1

2

2

2.1

1

1

2.2

1

1

2.3 en 2.4

2

2

3

3.1

1

4

3.2

1

2

3.3

1

4

4

4.1

1

2

4.2

1

1

4.3

1

1

5

5.1

1

1

6

6.1

1

2

 

19

40

De duur van een theorie-examen is maximaal 60 minuten.

De kandidaat is geslaagd voor het theorie-examen indien minimaal 28 punten (70%) van het maximum aantal van 40 punten is behaald.

Voor het herexamen gelden dezelfde eisen als voor het initiële examen. De kandidaat kan indien nodig binnen drie maanden een herexamen doen.

I.3 Toetsmethode, -matrijs en cesuur voor herregistratie scope A

Het examen voor herregistratie scope A bestaat uit:

  • 1. een portfoliobeoordeling.

Ad 1. Portfoliobeoordeling

Bij de portfoliobeoordeling wordt gecontroleerd of de kandidaat tenminste in drie van de vijf jaar:

  • a. medische bijscholing heeft gevolgd met een studiebelasting van ten minste 60 bijscholingspunten die door de registratie-instelling erkend is; en

  • b. ten minste 25 herkeuringen heeft verricht.

I.4 Eindtermen (ET) en toetstermen (TT) scope A

ET1

De kandidaat beschikt over uitgebreide kennis op het gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van arbeid onder overdruk.

De kandidaat:

TT1.1

Kan uitleggen hoe onder hyperbare omstandigheden de diverse fysica wetten werken.

TT1.2

Kan uitleggen wat het gevolg van de duikmedische fysiologie betekent voor de hart- en longfunctie, het gehoor- en evenwichtsorgaan en de warmteregulatie.

TT1.3

Kan de kennis over hyperbare pathofysiologie toepassen aan de hand van casuïstiek.

TT1.4

Kan kennis van hyperbare pathologie gebruiken om acute en chronische aandoeningen als gevolg van het werken onder hyperbare omstandigheden te verklaren.

TT1.5

Kan de werking van medicamenten onder overdruk benoemen.

TT1.6

Kan de effecten van ademgassen onder hyperbare omstandigheden uitleggen en toepassen op het ontstaan van hyperbaar gerelateerde aandoeningen.

TT1.7

Kan de effecten van verdrinking en hypothermie beschrijven.

ET2

De kandidaat beschikt over elementaire kennis op het gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede uitgebreide kennis van relevante standaarden en wet- en regelgeving.

De kandidaat:

TT2.1

Kan de diverse duiktabellen benoemen en vergelijken.

TT2.2

Kan beschrijven welk duikmateriaal gebruikt wordt bij werken onder hyperbare omstandigheden.

TT2.3

Kan de veiligheidsplanning en -monitoring tijdens de duikoperatie benoemen.

TT.2.4

Kan uitleggen welke wet- en regelgeving van toepassing zijn ten aanzien van werken onder hyperbare omstandigheden.

ET3

De kandidaat kan een herkeuring uitvoeren middels een beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van arbeid onder overdruk.

De kandidaat:

TT3.1

kan beoordelen of medische criteria op fysiek- en geestelijk gebied gevolgen hebben voor een duikkeuring.

TT3.2

Kan aanbevelingen doen op het gebied van diagnostisch onderzoek bij de duiker.

TT3.3

Kan aan de hand van nationale- en internationale standaarden en wet- en regelgeving beoordelen of een kandidaat duikmedisch geschikt is.

ET4

De kandidaat beschikt over elementaire kennis van de medische gevolgen van een duikongeval alsmede elementaire kennis van de behandeling van duikongevallen en duikincidenten.

De kandidaat:

TT4.1

kan de oorzaken en gevolgen van duikongevallen en incidenten tijdens het verrichten van arbeid onder overdruk benoemen.

TT4.2

kan de behandeling van duikongevallen benoemen.

TT4.3

Kan de revalidatie na een duikongeval en het toepassen van criteria om de duiker fit te verklaren voor zijn werkzaamheden benoemen

ET5

De kandidaat is bekend met het praktische verloop van het verrichten van arbeid onder overdruk en in het bijzonder duikarbeid.

De kandidaat:

TT5.1

Kan het praktisch verloop van duikarbeid beschrijven.

ET6

De kandidaat is bekend met het praktische verloop van een behandeling in een compressiefaciliteit.

De kandidaat:

TT6.1

kan de behandeling van een duikongeval in een compressiefaciliteit benoemen.

BIJLAGE II EXAMENEISEN DUIKERARTS SCOPE B

I.1 Entree-eisen

Voor het examen scope B gelden de in paragraaf 5.2, eerste onderdeel, subonderdeel d genoemde entree-eisen.

I.2 Toetsmethode, matrijs en cesuur registratie scope B

Het examen voor registratie scope B bestaat uit:

  • 1. een theorie-examen.

Onderstaand wordt de toetsingsmethode voor het theorie-examen uitgewerkt.

Ad 1. Theorie-examen

Het theorie-examen is een geslotenboekexamen dat bestaat uit 50 meerkeuzevragen.

3.

Hierna wordt de toetsingsmethode voor het theorie-examen uitgewerkt.

Toelichting op de kolommen in de toetsmatrijs:

  • Per eindterm wordt vermeld welke daaraan gekoppelde toetstermen worden getoetst;

  • Per eindterm wordt aangegeven hoeveel vragen in de theorietoets zijn opgenomen;

  • Eén juist beantwoorde vraag levert één punt op.

Eindtermen

Toetstermen

Aantal toetstermen

Aantal vragen

 

1

1.1

1

4

 

1.2

1

3

 

1.3 en 1.4

2

5

 

1.5

1

1

 

1.6

1

4

 

1.7

1

2

 

2

2.1

1

1

 

2.2

1

1

 

2.3 en 2.4

2

2

 

2.5

1

1

 

3

3.1

1

5

 

3.2

1

3

 

3.3

1

5

 

4

4.1

1

3

 

4.2

1

3

 

4.3

1

2

 

5

5.1

1

2

 

6

6.1

1

3

 
 

20

50

 

De duur van een theorie-examen is maximaal 75 minuten.

De kandidaat is geslaagd voor het theorie-examen indien minimaal 35 punten (70%) van het maximum aantal punten van de meerkeuzevragen is behaald.

Voor het herexamen gelden dezelfde eisen als voor het initiële examen. De kandidaat kan indien nodig binnen 3 maanden een herexamen doen.

I.3 Toetsmethode, -matrijs en cesuur voor herregistratie scope B

Het examen voor herregistratie scope B bestaat uit:

  • 1. een portfoliobeoordeling

Ad 1. Portfoliobeoordeling

Bij de portfoliobeoordeling wordt gecontroleerd of de kandidaat tenminste in drie van de vijf jaar:

  • a. medische bijscholing heeft gevolgd met een studiebelasting van ten minste 60 bijscholingspunten die door de registratie-instelling erkend is;

  • b. ten minste 25 initiele keuringen en 25 herkeuringen heeft verricht; en

  • c. voor minimaal 360 uur per jaar verbonden is aan een organisatie die werkzaamheden onder overdruk uitvoert en de kandidaat dit kan aantonen door het overleggen van een verklaring van de werkgever.

I.4 Eindtermen (ET) en toetstermen (TT) scope B

ET1

De kandidaat heeft expertise op gebied van de fysiologie en pathologie in relatie tot het verrichten van arbeid onder overdruk.

De kandidaat:

TT1.1

Kan formuleren hoe onder hyperbare omstandheden de diverse fysica wetten werken

TT1.2

Kan argumenteren wat het gevolg van de duikmedische fysiologie betekent voor de hart- en longfunctie, het gehoor- en evenwichtsorgaan en de warmteregulatie.

TT1.3

Kan aan de hand van casuistiek de hyperbare pathofysiologie uitleggen.

TT1.4

Kan met de kennis van hyperbare pathologie acute en chronische aandoeningen als gevolg van het werken onder hyperbare omstandigheden uitleggen.

TT1.5

Kan de werking van medicamenten onder overdruk beoordelen.

TT1.6

Kan de effecten van ademgassen onder hyperbare omstandigheden uitleggen en toepassen op het ontstaan van hyperbaar gerelateerde aandoeningen.

TT1.7

Kan de effecten van verdrinking en hypothermie beschrijven.

ET2

De kandidaat heeft expertise op gebied van duiktechnologie en veiligheid alsmede expertise van relevante standaarden en wet- en regelgeving.

De kandidaat:

TT2.1

Kan operationele duikprocedures uitleggen.

TT2.2

kan duik- en caissonmaterieel uitleggen

TT2.3

Kan duiktabellen toepassen.

TT2.4

Kan de veiligheidsplanning en -monitoring tijdens de duikoperatie benoemen.

TT.2.5

Kan uitleggen welke wet- en regelgeving van toepassing zijn ten aanzien van werken onder hyperbare omstandigheden.

ET3

De kandidaat kan een in- en herkeuring uitvoeren middels een beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid tot het verrichten van arbeid onder overdruk.

De kandidaat:

TT3.1

Aan de hand van medische criteria en contra-indicaties voor fysieke en geestelijke geschiktheid oordelen over de duikmedische geschiktheid.

TT3.2

Kan aanbevelingen doen ten aanzien van diagnostisch onderzoek bij de duiker.

TT3.3

kan nationale en internationale standaarden en wet- en regelgeving ten aanzien van de duikmedische keuring toepassen.

ET4

De kandidaat heeft expertise op gebied van de medische gevolgen van een duikongeval alsmede uitgebreide kennis op gebied van de behandeling van duikongevallen en duikincidenten.

De kandidaat:

TT4.1

Kan de oorzaken en gevolgen van duikongevallen en incidenten tijdens het verrichten van arbeid onder overdruk beredeneren.

TT4.2

Kan aanbevelingen doen betreffende de behandeling van duikongevallen

TT4.3

Kan aanbevelingen doen op het gebied van revalidatie na een duikongeval en criteria beoordelen om de duiker fit te verklaren voor zijn werkzaamheden.

ET5

De kandidaat heeft expertise op gebied van het praktische verloop van het verrichten van arbeid onder overdruk en in het bijzonder duikarbeid.

De kandidaat:

TT5.1

Kan het praktisch verloop duikarbeid en arbeid onder overdruk uitleggen.

ET6

De kandidaat heeft expertise op gebied van het praktische verloop van een behandeling in een compressiefaciliteit.

De kandidaat:

TT6.1

Kan aanbevelingen doen op het gebied van de behandeling van een duikongeval in een compressiefaciliteit met gebruikmaking van de juiste behandelingstabellen.

TOELICHTING REGISTRATIESCHEMA DUIKERARTS

Algemeen

1. Registratie in plaats van certificatie

Het Werkveld specifiek certificatieschema voor het persoonscertificaat Duikerarts (WSCS-WOD-A), (hierna: het certificatieschema) dat was opgenomen in Bijlage XVIa bij de Arbeidsomstandighedenregeling komt te vervallen. In plaats daarvan is een registratieschema opgesteld dat wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Er zijn registratieschema’s voor verschillende duikberoepen, te weten: duiker, duikploegleider, duikmedisch begeleider en duikerarts waarbij per duikberoep onderscheid wordt gemaakt naar verschillende competentieniveaus die aangeduid worden als verschillende ‘scopes’. Voor elk duikberoep is een apart registratieschema gemaakt. Duikarbeid wordt verricht in de vier sectoren, te weten civiel, brandweer, Defensie en politie.

2. Gevolgen voor indeling in scopes

Op basis van het certificatieschema werd onderscheid gemaakt tussen twee categorieën: Duikerarts A en Duikerarts B. In het registratieschema worden deze twee categorieën, aangeduid als ‘scopes’, gehandhaafd en worden de exameneisen daarvoor uitgewerkt in de bijlagen I en II.

In het Registratieschema duikerarts worden de volgende scopes onderscheiden bij het uitvoeren van daarbij vermelde taken:

Duikerarts A: voert alleen herkeuringen uit; en

Duikerarts B: voert initiële keuringen en herkeuringen.

Beide duikerartsen kunnen een duikmedisch attest afgeven.

3. Inhoudelijke wijzigingen ten aanzien van de verschillende scopes

De belangrijkste keuring voor een aspirant duiker is de initiële keuring naar de geschiktheid voor werken onder overdruk of het hervatten van duikarbeid van een ervaren duiker na een medisch duikverbod. Om een gewogen oordeel te kunnen geven omtrent deze geschiktheid is een uitgebreid onderzoek en kennis met betrekking tot werken overdruk noodzakelijk. De duikerarts B beschikt over deze kennis, kunde en ervaring om een beslissing te nemen over de initiële geschiktheid. Voor de duikerarts A is van belang om, naast een onderzoek, een afweging te kunnen maken over eventuele veranderingen sinds de voorgaande keuring(en). Dit onderscheid tussen duikerarts A en duikerarts B is niet gewijzigd in het registratieschema.

De beschrijvingen van de scopes (in de vorm van vereiste eind- en toetstermen) zijn in het registratieschema in bijlage I en II gedetailleerd uitgewerkt.

Entree-eisen

De entree-eis om als bedrijfsarts geregistreerd te staan is vervallen. Hierop wordt in de toelichting bij paragraaf 5.2 nader in gegaan.

De entree eisen voor initiële registratie op basis van het registratieschema wijken op een aantal punten af van de in het certificatieschema in hoofdstuk 8 opgenomen entreecriteria.

Voor de duikerarts waren drie entree-criteria opgenomen.

  • 1. hij is ingeschreven als arts voor arbeid en gezondheid in het BIG-register op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

  • 2. hij beschikt over een getuigschrift van een theoretische en praktische opleiding van ten minste 25 lesuren en 3 praktijkuren tot duikerarts die periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek uitvoert bij personen die arbeid onder overdruk verrichten; en

  • 3. de opleidingsinstelling is voor het geven van de betreffende opleiding blijkens een openbaar gemaakte lijst door de CKI erkend op grond van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen.

De eerste eis is in het registratieschema aangepast door niet langer inschrijving als bedrijfsarts te eisen, maar wel de inschrijving als arts en het met goed gevolg doorlopen hebben van een basisleergang bedrijfsgeneeskunde.

De tweede eis is vervangen door de verplichting de theorie module Duikerarts-A respectievelijk Duikerarts B en stageperiode met praktijkbeoordeling te hebben voltooid.

De derde eis wijzigt feitelijk niet omdat ook in het registratieschema is bepaald dat een opleidingsinstelling erkend dient te zijn door de registratie-instelling op basis van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitseisen. Deze liggen vast in het opleidingscurriculum van SWOD dat is te vinden op de website werkenonderoverduk.nl.

Elementaire, uitgebreide kennis en expertise in eind- en toetstermen

In het certificatieschema werd in hoofdstuk 10 verschil gemaakt tussen drie indicaties van het kennisniveau, namelijk ‘elementaire of basale kennis’ en ‘uitgebreide kennis’ en ‘expertise’.

In hoofdstuk 9 (Eindtermen) van het certificatieschema was bepaald welk kennisniveau de kandidaat de daar genoemde terreinen moet hebben. Deze driedeling was ontleend aan de ‘Diving Industry Personnel Competence Standards’, die zijn uitgegeven door het European Diving Technology Committee in maart 2003.

Zo was bijvoorbeeld voor duikerarts A elementaire kennis vereist over duiktechnologie en veiligheid en was voor duikerarts B expertise vereist ten aanzien van dat terrein.

In het registratieschema wordt in de bijlagen I en II bij de eind- en toetstermen het gevraagde kennisniveau specifieker per onderwerp beschreven.

Daarbij wordt voor de scope duikerarts-A de eis gesteld dat de kennis ‘elementair’ is of dat sprake is van ‘uitgebreide kennis’, maar wordt de eis dat de kandidaat ‘expertise’ heeft alleen gesteld voor de scope duikerarts-B.

Beroepservaring en portfoliobeoordeling

In het certificatieschema werd in paragraaf 6.2 beschreven dat het voor de certificaathouder noodzakelijk om de doorlopende beroepservaring te onderhouden en te ontwikkelen.

De beoordeling van de doorlopende beroepservaring maakte deel uit van de hercertificatie. De certificaathouder gaf de certificerende instelling inzage in zijn doorlopende jaarlijkse beroepservaring door een jaarlijks overzicht te overleggen van verrichte her- dan wel initiële keuringen en studiepunten. Hierdoor kon de certificerende instelling de doorlopende beroepservaring met het oog op hercertificatie bijhouden.

In hoofdstuk 13 van het certificatieschema stonden de geldigheidscondities waaraan de certificaathouder (duikerarts-A en B) moesten blijven voldoen tijdens de looptijd van het certificaat. Op basis daarvan werd onder meer vereist dat de duikerarts met de aantekening voor het initiële arbeidsgezondheidskundige onderzoek verbonden moest zijn een instelling met een specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk.

In paragraaf 11.2.2 van het certificatieschema werd bepaald aan welke eisen een duikerarts-B moest voldoen voor hercertificatie, te weten: bewijs van geestelijke en lichamelijke geschiktheid voor het verrichten van arbeid onder overdruk; verbintenis aan een instelling met specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk en bewijzen dat de betrokkene is opgetreden als instructeur, docent of opleider.

In het registratieschema is bepaald dat de vereiste praktijkervaring voor herregistratie voor Duikerarts-A en Duikerarts-B bestaat uit een portfoliobeoordeling over vijf jaar (de registratieperiode) van onder andere het minimaal aantal uitgevoerde duikmedische keuringen en gevolgde medische bijscholing. Voor Duikerarts-B geldt nu een kwantitatieve eis inzake verbondenheid aan een organisatie die werkzaamheden onder overdruk uitvoert van minimaal 360 uur per jaar.

Inhoud arbeidsgezondheidskundig onderzoek

In het certificatieschema was in hoofdstuk 7 een tabel opgenomen waarin de aspecten stonden die ten minste onderzocht dienden te worden. Deze tabel wordt niet opgenomen in het registratieschema, omdat de eisen aan het arbeidsgezondheidskundig onderzoek zijn vastgelegd in keuringsrichtlijnen die een juridische basis hebben verkregen doordat in de Arbeidsomstandighedenregeling in artikel 6.14 vierde lid naar deze richtlijnen wordt verwezen.

4. Toepasselijkheid registratieschema en 5.Registratie-instelling

In elke sector waarin duikarbeid wordt verricht moeten duikers door duikerartsen worden gekeurd. Niet elke sector heeft echter voldoende deskundigheid om zelf duikerartsen te examineren.

De duikerartsen die duikers van de politie en de brandweer keuren zijn werkzaam in de civiele sector en worden geregistreerd in het register civiele duikarbeid.

Toelichting per hoofdstuk en paragraaf

Hoofdstuk 1. Inleiding

Hoofdstuk 1 van het registratieschema Duikerarts beschrijft de wettelijke basis van het registratieschema Duikerarts.

Hoofdstuk 2. Scopes

In hoofdstuk 2 wordt beschreven welke werkzaamheden de duikerarts in de beide scopes mag verrichten.

Een duikerarts heeft niet alleen tot taak heeft duikers te (her)keuren, maar ook andere personen die caissonarbeid of andere arbeid onder overdruk verrichten te (her)keuren, zoals bijvoorbeeld medewerkers van een hyperbare behandelkamer in een ziekenhuis.

Hoofdstuk 3 Beheerder en verwerker register

In artikel 1.5j, eerste lid, onderdeel d, van het Arbobesluit is de inrichting van het Register civiele duikarbeid geregeld. Dit register voorziet op grond van sub 1 van dit onderdeel in de registratie van duikerartsen.

De brandweer en de politie maken voor het keuren van hun duikers gebruik van de duikerartsen in de civiele sector omdat zij niet beschikken over de kennis die noodzakelijk is voor het examineren van duikerartsen.

Hoofdstuk 4. Definities en afkortingen

Hoofdstuk 4 bevat de definities en afkortingen voor het registratieschema.

In verband met de overgang van certificatie naar registratie is in het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna Arbobesluit) en in de Arboregeling de terminologie op een aantal punten aangepast en dat werkt door in het registratieschema. In plaats van de ‘certificerende instelling’ is nu de ‘registratie-instelling’ van belang en wordt niet meer gesproken over de ‘certificaathouder’, maar over de ‘geregistreerde’. In plaats van een ‘certificaat’ wordt er een ‘bewijs van registratie’ afgegeven. De term ‘aanvrager’ is vervangen door ‘verzoeker’ om aan te sluiten bij de terminologie van het per 1 januari 2020 gewijzigde Arbobesluit (zie artikel 1.5l en volgende).

Door de overgang van certificatie naar registratie is de nationale accreditatie-instantie, de Raad voor Accreditatie, niet meer betrokken.

Door de overgang van certificatie naar registratie is uiteraard ook NEN-EN-ISO/IEC 17024: Algemene eisen voor instellingen die certificatie van personen uitvoeren, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals opgenomen in de versie NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012; niet meer van belang. De tekst die daarover was opgenomen in hoofdstuk 2 van het certificatieschema is daarom niet meer relevant. Er zijn wel andere NEN-normen waar nu expliciet naar wordt verwezen.

De verplichtingen die de Minister van SZW heeft in het kader van de registratie, staan in de artikelen 1.5j tot en met 1.5p van het Arbobesluit en de artikelen 1.1f en 1.1g van de Arboregeling. De verplichtingen die de door de Minister van SZW aangewezen verwerker heeft staan in de artikelen 1.1c en 1.1.d van de Arboregeling.

De definitie van ‘duikmedisch attest’ is nieuw, maar het begrip werd al gebruikt in paragraaf 8.1, 8.2 en 8.3 van het certificatieschema duikarbeid waarbij werd verwezen naar artikel 6.14a van het Arbobesluit. Op grond van artikel 6.14a, eerste lid, van het Arbobesluit moeten personen die duikarbeid willen gaan verrichten vooraf een arbeidsgezondheidskundig onderzoek ondergaan. Alleen wanneer de betrokkene medisch geschikt wordt bevonden voor het verrichten van duikarbeid, verkrijgt hij een duikmedisch attest. Zo niet dan is sprake van medische ongeschiktheid voor het verrichten van werk onder overdruk.

De definitie van ‘eindterm’ is nieuw, maar het begrip werd echter al veelvuldig gebruikt in het certificatieschema. Hoofdstuk 9 van dat certificatieschema was getiteld ‘Eindtermen’. De term wordt in het registratieschema alleen in de bijlagen gebruikt.

De definitie van ‘examen’ is nieuw, maar ook op basis van het certificatieschema Duikerarts moesten examens worden afgelegd. De algemene eisen ten aanzien van het examen staan in hoofdstuk 5 en 6 van dit registratieschema, maar in de bijlagen I en II zijn de eisen inzake de af te leggen examens verder uitgewerkt.

De definitie van ‘exameninstelling’ is nieuw.

In het certificatieschema was bepaald dat een certificerende instelling het afnemen van examen kan uitbesteden aan een exameninstelling.

Onder registratie kan de registrerende instelling eveneens de afname van het examen uitbesteden aan een exameninstelling.

De definitie van ‘examinator’ is nieuw. De term werd wel al gebruikt in het certificatieschema Duikerarts en daarin was in paragraaf 5.2 ook bepaald aan welke eisen een examinator moet voldoen. Dat wordt nu in de algemene overeenkomst tussen de Minister van SZW en de registratie-instelling geregeld.

De definitie van ‘kandidaat’ is nieuw, maar het begrip werd wel al gebruikt in het certificatieschema.

De portfoliobeoordeling is vereist in het kader van herregistratie. Daarbij wordt niet alleen naar de gevolgde opleiding gekeken, maar naar de opgedane praktijkervaring én de gevolgde medische bijscholing. De definitie wijkt af van de definitie van ‘portfoliobeoordeling’ in het registratieschema duiker omdat daarin sprake is van controle door middel van het duiklogboek.

De definitie van ‘keuring’ is nieuw, maar het begrip werd ook al gebruikt in het certificatieschema. In het certificatieschema werd ook de term ‘inkeuring’ gebruikt voor een eerste keuring, in tegenstelling tot een ‘herkeuring’.

Naast de term ‘keuring’ wordt in de praktijk ook vaak de term ‘duikmedische keuring’ gebruikt.

De definitie van ‘toetsplan’ is nieuw. Die term werd in het certificatieschema nog niet gebruikt, maar in de praktijk werd die term al wel gebruikt om het door SWOD opgestelde document aan te duiden waarin het examenreglement, het reglement van de examencommissie, het beheersplan van de itembank en de toetswijzers per scope waren opgenomen.

De definitie van ‘toetsterm’ is nieuw. In het certificatieschema werd in plaats daarvan gesproken over ‘toetscriteria’.

De definitie van ‘toetswijzer’ is nieuw. Die term werd in het certificatieschema nog niet gebruikt, maar werd in de praktijk al wel gebruikt. De toetswijzers waren opgenomen in het door SWOD opgestelde toetsplan.

Hoofdstuk 5. Eisen aan de examinering, registratie en herregistratie

Hoofdstuk 5 beschrijft in hoofdlijnen het proces van examinering tot het besluit tot registratie dan wel herregistratie door de registratie-instelling.

Paragraaf 5.1 verwijst naar de bijlagen I en II die per scope de eisen voor het af te leggen examen bevatten op basis waarvan een registratie voor die betreffende scope kan worden verkregen.

De examens voor de duikerarts voor het verkrijgen van een registratie in het Register civiele duikarbeid worden afgenomen door gekwalificeerde examinatoren.

Paragraaf 5.2 Entree-eisen

In deze paragraaf worden de entree-eisen voor deelname aan de examens voor de beide scopes beschreven. In het registratieschema zijn enkele entree-eisen opgenomen die gelden voor beide scopes.

Om als duikerarts goed te kunnen functioneren is in de eerste plaats kennis noodzakelijk over het werken in een overdruk-omgeving (belasting-belastbaarheid). Daarnaast is uitgebreide kennis op het gebied van cardiologie, pulmonologie, neurologie, en KNO in relatie tot die overdruk-omgeving een voorwaarde. Een duikerarts hoeft niet noodzakelijkerwijs ook breder inzetbaar te zijn als bedrijfsarts die ook taken heeft op het gebied van bijvoorbeeld ziekteverzuim. Daarvoor kan een BIG-geregistreerde bedrijfsarts worden ingeschakeld. Het zijn in feite twee verschillende functies.

Om deze reden is de oude entree-eis om ingeschreven te zijn als bedrijfsarts in het BIG-register niet langer noodzakelijk. Daarmee wordt ook een praktisch probleem opgelost.

Het aantal duikerartsen in Nederland is klein (ca. 40) en de verwachting is dat binnen 10 jaar dit aantal nog drastisch zal afnemen, gelet op de leeftijdsopbouw van de huidige groep.

De opleidingsmogelijkheden zijn zeer beperkt, waardoor het moeilijk is om nieuwe duikerartsen op te leiden. Het blijft wel van belang dat de duikerarts enige basale kennis heeft van de context waarin duikers als beroepsbeoefenaren functioneren, zoals de arboregelgeving, de verhouding belasting-belastbaarheid in de arbeid en de relatie met werkgevers, werknemers en andere deskundigen. Daarvoor volstaat de entree-eis dat de kandidaat de basisleergang bedrijfsgeneeskunde met goed gevolg heeft doorlopen. De basisleergang bedrijfsgeneeskunde geeft de duikerarts, niet zijnde bedrijfsarts, voldoende bagage om verantwoord de risico’s te kunnen beoordelen en daarover te adviseren. Voorts geldt de verplichting om als arts in het BIG-register ingeschreven te zijn.

Wanneer iemand een inschrijving als bedrijfsarts heeft, hoeft hij niet te voldoen aan de eis om een basisleergang bedrijfsgeneeskunde met goed gevolg doorlopen te hebben, aangezien de bedrijfsarts al over deze kennis beschikt.

Daarnaast geldt er een uitzondering voor degenen die al vóór 1 januari 2003 als duikerarts werkzaam waren. Voor deze groep gold op grond van artikel 9.2b van de Arboregeling al onder bepaalde voorwaarden een uitzondering op de verplichting om als bedrijfsarts geregistreerd te zijn. Voor deze groep geldt evenmin de verplichting om een basisleergang bedrijfsgeneeskunde te hebben gevolgd mits zij onafgebroken gecertificeerd zijn gebleven.

In het certificatieschema waren in hoofdstuk 8 de entreecriteria omschreven.

Daarin stond de eis dat de kandidaat is ingeschreven als arts voor arbeid en gezondheid in het BIG-register. Het BIG-register noemt dit de specialisatie ‘Bedrijfsarts (arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde’. Deze eis sluit aan bij de voorheen in artikel 6.5, eerste lid, onderdeel a, van de Arboregeling opgenomen eis dat een duikerarts moet zijn ingeschreven als bedrijfsarts.

In de tweede plaats gold op basis van hoofdstuk 8 van het certificatieschema dat een kandidaat die examen wilde doen voor het certificaat duikerarts-A een getuigschrift moest hebben van een theoretische en praktische opleiding van ten minste 25 lesuren en 3 praktijkuren. Daarbij werd tevens de eis gesteld dat de opleidingsinstelling waar men die opleiding gevolgd had erkend moest zijn door de certificerende instelling.

In het registratieschema wordt alleen de eis gesteld dat deze kandidaat de module duikarts-A en de bijbehorende stageperiode met praktijktoets heeft voltooid. Hierdoor is geen apart praktijkexamen meer nodig.

Voor de duikerarts-B werden in hoofdstuk 8 van het certificatieschema nog aanvullende eisen gesteld inzake:

  • a. zijn lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het verrichten van duikarbeid;

  • b. ten minste twee jaar voldoen aan eisen voor een duikerarts;

  • c. minimum aantal herhalingsduiken (ten minste 10 in de afgelopen twee jaar);

  • d. getuigschrift van theoretische en praktische opleiding van ten minste 60 lesuren en praktijkstage; en

  • e. de opleiding moest gevolgd zijn bij een erkende opleidingsinstelling.

In het registratieschema worden alleen kwalificatie-eisen opgenomen ten behoeve het verrichten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Kwalificatie-eisen voor het verrichten van handelingen in het kader van medische zorg vallen buiten het kader van de arbeidsomstandighedenregelgeving. Daarom wordt in het registratieschema aan een kandidaat voor de registratie van duikerarts-B alleen de eis gesteld dat hij al geregistreerd is als duikerarts-A en hij de module duikerarts B en de bijbehorende stage met praktijktoets heeft afgelegd.

Ook op basis van het certificatieschema moest er sprake zijn van een erkende opleidingsinstelling. De erkenning door de certificerende instelling op basis van door de schemabeheerder openbaar gemaakte kwaliteitseisen is in het registratieschema vervangen door een erkenning door de registratie-instelling op basis van de eisen in het opleidingscurriculum SWOD (zie werkenonderoverdruk.nl). De verplichting om duikmedisch gekeurd te moeten zijn is vervallen. Immers, iemand die arbeid onder overdruk verricht, moet men al gekeurd zijn. Voor duikerartsen die zelf geen arbeid onder overdruk verrichten is het stellen van die keuringseis niet nodig.

Met de eis in paragraaf 5.2, vijfde onderdeel, wordt gewaarborgd dat op het moment van het examen voor de initiële registratie de opleiding niet langer dan zes maanden daarvoor is afgerond zodat de kandidaat daardoor ten tijde van het examen nog over de parate kennis en kunde beschikt.

Paragraaf 5.3 Registratie

Deze paragraaf ziet op de registratieprocedure.

In artikel 1.5l, eerste en tweede lid, van het Arbobesluit staat welke informatie moet worden overlegd bij een verzoek om registratie en wat er gebeurt wanneer er gegevens ontbreken.

De eisen met betrekking tot de functionaris die het besluit mag nemen (paragraaf 4.3 van het certificatieschema) zijn niet in het registratieschema opgenomen omdat dit in de overeenkomst met de registratie instelling wordt geregeld.

Op grond van het certificatieschema (zie paragraaf 4.4) had het certificaat een geldigheidsduur van vier jaar. Op grond van het registratieschema (zie hoofdstuk 9) is de geldigheidsduur van een registratie nu vijf jaar omdat dit beter aansluit bij de gebruikelijke registratieduur van artsen.

Paragraaf 5.4 Herregistratie

In het certificatieschema waren de eisen voor hercertificatie opgenomen in hoofdstuk 11, waarbij in paragraaf 11.1 de toetstermen waren benoemd en in paragraaf 11.2 de beoordelingsmethode.

Daarbij werd een documentenonderzoek verricht, moesten studiepunten worden aangetoond en moest de certificerende instelling toelichtende gesprekken voeren met kandidaten.

Voor hercertificatie als duikerarts-B werd in paragraaf 11.2.2 beschreven welke drie soorten documenten (inzake geestelijke en lichamelijke geschiktheid, verbintenis met een instelling met specialisatie op terrein van arbeid onder overdruk en inzake publicaties, deelname aan congressen of optreden als docent) onderzocht werden.

Om zich te kunnen laten herregistreren moet de verzoeker een portfoliobeoordeling laten uitvoeren door de registratie-instelling en moet sprake zijn van een positieve portfoliobeoordeling. Daarvoor moet de verzoeker aan de volgende voorwaarden voldoen inzake bijscholing, praktijkervaring en verbondenheid aan een op het werkterrein actieve organisatie.

Bijscholing (zie onderdeel a):

Voor beide scopes geldt dat aantoonbare medische bijscholingen op het gebied van werken onder overdruk moeten zijn gevolgd gedurende de periode van geldigheid van registratie van vijf jaar. De studiebelasting moet ten minste 60 bijscholingspunten bedragen, waarbij nascholing is gevolgd in tenminste drie van de vijf jaar, welke is erkend door de registratie-instelling. De jareneis is nieuw. Deze is erop gericht dat de bijscholing verspreid over de registratieperiode plaatsvindt. De verwachting is dat de registratie-instellingen een lijst openbaar zullen maken van de erkende bijscholingen met het daarbij te behalen aantal bijscholingspunten. Eén studiedag levert 6 punten op.

Praktijkervaring (zie onderdeel b en c):

In de periode van vijf jaar dat de registratie geldig is, moet een geregistreerde die zich wil laten herregistreren als ‘Duikerarts-A’ ten minste 25 herkeuringen over een certificeringsperiode van 5 jaar, dus gemiddeld 5 keuringen per jaar, hebben verricht. Voor een geregistreerde die zich wil laten registreren als Duikerarts-B geldt tevens als eis dat deze ten minste 25 initiële keuringen heeft verricht in de periode van vijf jaar dat de registratie geldig is. Voor zowel Duikerarts-A als Duikerarts-B geldt dat de keuringen tenminste in drie van de vijf jaren moeten zijn verricht. Op deze wijze wordt er een spreiding over de registratieperiode bereikt en is geborgd dat duikerartsen vrijwel doorlopend ervaring opdoen.

Verbondenheid aan een organisatie (onderdeel d):

Voor de herregistratie als ‘Duikerarts-B’ geldt tevens als eis dat er een aantoonbare verbondenheid van minimaal 360 uur per jaar is aan een organisatie die werkzaamheden onder overdruk uitvoert gedurende de periode van geldigheid van de registratie. Uitgaande van 45 weken per jaar moet er gemiddeld 8 uur per week sprake zijn van die verbondenheid. Het doel van deze eis is dat de duikerarts zijn ervaring op peil houdt en betrokken is bij de dagelijkse praktijk.

Hoofdstuk 13 van het certificatieschema stond al de eis dat een duikerarts-B verbonden blijft aan een instelling met een specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk. In het registratieschema is voor de verbondenheid een kwantitatieve eis opgenomen, namelijk minimaal 360 uur per jaar.

Paragraaf 5.5 Kosten (her-)registratie

In het certificatieschema was niets bepaald over de kosten van certificering. De tarieven hiervoor werden vermeld op de websites van de certificerende instellingen. Op grond van artikel 1.5f, derde lid, zijn de kosten voor het afgeven van een certificaat voor rekening van degene die verzoekt tot afgifte van het certificaathouder. Ook bij registratie geldt dat de geregistreerde de kosten betaalt voor registratie en afgifte van een bewijs van registratie. Op grond van artikel 1.5j, zesde lid, van het Arbobesluit geldt dat deze kosten in redelijke verhouding moeten staan tot de werkelijke kosten hiervan.

Hoofdstuk 6. Organisatie van het examen

Hoofdstuk 6 beschrijft de organisatie van het examen voor registratie en herregistratie. De eisen inzake de examens worden verder uitgewerkt in bijlage I en II.

Paragraaf 6.1 Verantwoordelijkheid registratie-instelling

De examinering vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de registratie-instelling. Dit is niet gewijzigd ten opzichte van de situatie bij certificatie (zie paragraaf 5.1 van het certificatieschema), alleen is er nu sprake van een registratie-instelling in plaats van een certificerende instelling.

In het certificatieschema was tevens bepaald dat het examen door de certificerende instelling wordt afgenomen, maar bij registratie kan de registratie-instelling daarvoor een examen-instelling inschakelen.

Paragraaf 6.2 Examenreglement

Evenals op basis van het certificatieschema (zie paragraaf 5.2) geldt op basis van het registratieschema de verplichting om een examenreglement op te stellen. Het aantal daarin op te nemen onderwerpen is kleiner geworden. Zo is het niet meer nodig om in het examenreglement iets te bepalen over de ingangsdatum van het certificaat omdat artikel 1.5n van het Arbobesluit regelt wat de begin- en einddatum van de registratie en herregistratie is.

Het is ook niet meer nodig om de entree-eisen in het examenreglement op te nemen omdat die nu in het registratieschema staan.

De examenduur, de wijze van examinering, de normen voor de cesuur en de mogelijkheid van herkansing worden niet meer in het examenreglement uitgewerkt, maar in de bijlagen I en II bij het registratieschema.

Paragraaf 6.3 Opzet van het examen

Deze paragraaf verwijst voor de examenonderdelen per scope naar de inhoud van de bijlagen I en II bij dit schema. De examenonderdelen voor registratie en herregistratie zijn daar omschreven.

De toetsmatrijs, cesuur en examenduur werden niet in het certificatieschema beschreven, maar stonden vermeld in het Toetsplan. Om de transparantie ten behoeve van de gebruikers van het schema te verbeteren, is de informatie over de toetsmatrijs, de cesuur en de examenduur nu opgenomen in de bijlage van het registratieschema.

Het tweede onderdeel, ziet op de itembank waarin de examenvragen voor de theorie-examens zijn opgenomen. In het certificatieschema was in paragraaf 5.4, onderdeel 4, eveneens bepaald dat voor het afnemen van examens gebruik wordt gemaakt van een centrale itembank. Die werd beheerd door de beheerstichting, op basis van het registratieschema gebeurt dat door de Centrale Examencommissie SWOD (CES).

Het in het derde onderdeel opgenomen uitgangspunt dat alle examenvragen voor het theorie-examen worden ontleend aan de itembank is gold ook al bij certificatie, maar was niet expliciet vermeld in het certificatieschema.

In het vierde onderdeel is bepaald dat het examen in het Nederlands wordt afgenomen. De toetsvragen in de itembank zijn ook alleen in het Nederlands.

In het certificatieschema was bepaald in paragraaf 5.4.2 dat het theorie-examen in beginsel schriftelijk wordt afgenomen, maar nu is in de praktijk het uitgangspunt dat dat digitaal gebeurt.

In het zesde onderdeel is nieuw dat naar het Toetsplan wordt verwezen en naar de eisen in de algemene overeenkomst dan wel de algemene afspraken tussen de registratie-instelling en het Ministerie van SZW. Onder certificatie werd er eveneens gewerkt met het Toetsplan waarin o.a. het examenreglement was opgenomen, maar in het certificatieschema werd dit toetsplan niet genoemd. Het Toetsplan is aangepast op basis van de eisen voor persoonsregistratie, maar bevat grotendeels vergelijkbare regels en normen, zoals een toetswijzer per scope, met dien verstande dat het onderdeel over het praktijkexamen is vervallen omdat er geen praktijkexamens meer wordt afgenomen.

Paragraaf 6.4 Geheimhouding

In het certificatieschema was in paragraaf 5.4.1 ook al de verplichting van de medewerkers van de certificerende instelling opgenomen om de examenopgaven geheim te houden. Een vergelijkbare verplichting is nu in het registratieschema opgenomen ten aanzien van de examen-instelling.

Hoofdstuk 7. Registratie en herregistratie

Paragraaf 7.1 Registratie en bewijs van registratie

Voor initiële registratie dient een kandidaat te voldoen aan de entree-eisen uit paragraaf 5.2 en geslaagd te zijn voor het examen behorende bij de betreffende scope conform de bijlagen. Dan kan hij verzoeken om registratie op grond van paragraaf 5.3.

Voor hercertificatie dient de kandidaat te beschikken over een positieve beoordeling van zijn portfolio. Het bewijs van (her)registratie dat in verband met registratie en herregistratie wordt verstrekt, is uitgewerkt in hoofdstuk 8.

Paragraaf 7.2 Termijnen in verband met herregistratie

Indien de aanvrager van herregistratie niet kan aantonen in de vijf jaar van de geldigheid van de registratie voldoende bijscholing te hebben gevolgd, dan wel voldoende praktijkervaring te hebben opgedaan kan hij via het reguliere examen aantonen nog steeds over voldoende competenties te beschikken en dan opnieuw om registratie verzoeken. Dit examen wordt afgenomen conform de eisen zoals daarvoor vastgelegd in hoofdstuk 6 en bijlage I en II.

Op grond van het derde onderdeel geldt dat indien bij de portfoliobeoordeling blijkt dat nog niet aan alle eisen wordt voldaan, de registratie eenmalig met duur van maximaal een jaar kan worden verlengd worden om de verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog aan de eisen te voldoen. Het is bij de registratie voor medische specialisten gebruikelijk dat een dergelijke verlengingsmogelijkheid geboden wordt. Wanneer bijvoorbeeld een bedrijfsarts onvoldoende nascholing heeft gevolgd, krijgt hij een tijdelijke verlenging van de registratie om hem in de gelegenheid te stellen die nascholing alsnog te volgen. Denkbaar is ook dat de verzoeker nog net niet voldoet aan het vereiste minimum aantal (her)keuringen en hij dan nog de gelegenheid krijgt de noodzakelijke (her)keuringen uit te voeren.

Hoofdstuk 8. Bewijs van (her)registratie

Hoofdstuk 8 beschrijft de inhoud van een bewijs van registratie dan wel herregistratie door de registratie-instelling. Dit is vergelijkbaar met de eisen die hoofdstuk 12 van het certificatieschema stelde aan het certificaat, maar er worden minder eisen gesteld aan het bewijs van (her)registratie.

Zo hoeft alleen nog het kenmerk van de registratie-instelling vermeld te worden, maar niet meer de naam, het nummer van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het logo.

Tevens hoeven naam en logo van SWOD niet meer vermeld te worden.

Omdat er geen sprake meer is van een aanwijzing door de Minister van SZW, is vermelding van de aanwijzingsbeschikking ook niet meer nodig.

Omdat er bij de duikerarts (anders dan bij de duiker) geen sprake is van tussentijdse controle, hoeven daarover ook geen gegevens op het bewijs van registratie vermeld te worden.

Bij registratie worden de persoonsgegevens in het daarvoor bestemde register opgenomen en is in artikel 1.5o van het Arbobesluit bepaald wie onder welke voorwaarden toegang heeft tot welke gegevens.

De noodzaak voor een integraal nationaal register (voor alle sectoren gezamenlijk) wordt niet langer onderschreven, o.a. door voortschrijdend inzicht dat vanwege vertrouwelijkheid van de beroepsuitvoering geregistreerde bij Defensie en politie niet in een openbaar toegankelijk register oproepbaar dienen te zijn.

Hoofdstuk 9. Geldigheidsduur van de registratie en herregistratie en verwijdering van registratie

Op grond van artikel 1.5n, tweede lid, van het Arbobesluit is de geldigheidsduur van een registratie maximaal vijf jaar. Op basis van paragraaf 4.4. van het certificatieschema was de geldigheidsduur van het certificaat vier jaar. Bij de opstelling van het registratieschema is ervoor gekozen de geldigheidsduur tot verlengen tot vijf jaar, omdat voor een registratie in het BIG-register ook een termijn van vijf jaar geldt. In het tweede onderdeel van hoofdstuk 9 wordt onderscheid gemaakt tussen verwijdering van een registratie op administratieve gronden en verwijdering bij wijze van maatregel.

In artikel 1.5p, derde lid, onderdeel a, van het Arbobesluit is bepaald dat de gegevens van de geregistreerde uit het register worden verwijderd na het verstrijken van de einddatum van de (her-)registratie. Deze verwijdering heeft dus een administratieve reden.

Wanneer de geregistreerde door de wijze waarop hij zijn werkzaamheden verricht ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen, wordt de registratie beëindigd vóór de einddatum van de registratie (zie artikel 1.5p, derde lid, onderdeel e, van het Arbobesluit). Dan gaat het om een gevaarzettende situatie die ook aanleiding kan geven tot stillegging van het werk op grond van artikel 28 van de Arbowet.

De betrokkene zal opnieuw het betreffende examen moeten afleggen om de betreffende werkzaamheden weer te kunnen uitvoeren. Op grond van artikel 1.5l, derde lid, van het Arbobesluit kan hij pas twaalf maanden na de verwijdering van zijn registratie opnieuw om registratie verzoeken.

Er is wel een verschil tussen het certificatieschema en het registratieschema ten aanzien de mogelijkheid van schorsing. In het certificatieschema waren de omstandigheden waaronder een schorsing kon worden opgelegd uitgewerkt in paragraaf 6.5.1 van het certificatieschema.

Bij registratie is schorsing alleen mogelijk in de in artikel 1.5p, vierde lid, van het Arbobesluit omschreven situatie. Schorsing is alleen van toepassing bij registratie dan wel herregistratie om nader onderzoek te doen.

Hoofdstuk 10. Beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties

Evenals bij persoonscertificatie gelden er bij persoonsregistratie procedures voor de beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties van personen afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie en andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Ruimte en Zwitserland.

In het certificatieschema was in hoofdstuk 8 bepaald dat een certificerende instelling tot taak heeft om in samenspraak met een examinator op basis van het certificatieschema te bepalen in hoeverre een in het buitenland afgerond opleiding tot duikerarts in Nederland door de medische beroepsvereniging erkend wordt en dat de certificerende instelling kan bepalen welke eventuele aanvullingen op het opleidingsniveau van de kandidaat noodzakelijk zijn.

Ten aanzien van de beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties in verband met certificatie waren al bepalingen opgenomen in paragraaf 1.3 (Erkenning EU-beroepskwalificaties en tijdelijke en incidentele dienstverrichting) van de Arboregeling. Die paragraaf van de Arboregeling is in verband met de invoering van de registratieverplichtingen aangepast.

De procedure voor de beoordeling van buitenlandse beroepskwalificaties is gepubliceerd op de website van de registratie-instelling.

Het onderhavige hoofdstuk is bedoeld ter informatie. In gevolge de artikelen 57 (centrale online toegang tot informatie) en 57bis (elektronische procedures) van de herziene richtlijn 2013/55/EU zal de registratie-instelling op een specifieke pagina van haar website een beschrijving opnemen van de procedure voor erkenning van buitenlandse beroepskwalificaties en voor beroepsbeoefenaren uit andere lidstaten die tijdelijk of incidenteel in Nederland willen komen werken in één van de beroepen waarvoor de registratieplicht geldt. De registratie instelling wordt in het licht van deze richtlijn gezien als de competente autoriteit die hiervoor verantwoordelijk is.

Op grond van artikel 57a, eerste lid, van de herziene richtlijn 2013/55/EU geldt dat de aanvraag digitaal moet kunnen worden ingediend. Tevens wordt op basis van artikel 57, vierde lid, van richtlijn 2005/36/EG aanbevolen dat de lidstaten de informatie ook in andere EU-talen aanbieden.

Wanneer de Verordening Single Digital Gateway van kracht wordt geldt de verplichting om informatie in een andere EU-taal aan te bieden.

Hoofdstuk 11. Registratie duikerarts Defensie

Alleen in de civiele sector en bij Defensie worden duikerartsen opgeleid en geëxamineerd. De duikerartsen die in het register civiele duikarbeid zijn ingeschreven kunnen arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (ook wel medische keuringen genoemd) verrichten van duikers en duikploegleiders die in dat register zijn ingeschreven, maar ook duikers en duikploegleiders bij de brandweer en de politie keuren.

Het onderhavige registratieschema voor de duikerarts is niet van toepassing op een duikerarts bij Defensie omdat de Minister van Defensie op grond van artikel 1.30 van het Arbobesluit eigen kwalificatie-eisen heeft.

In het geval een duikerarts van Defensie arbeidsgezondheidskundig onderzoek in een andere sector wil kunnen uitvoeren, dient hij een verzoek tot registratie bij de registratie-instelling civiele duikarbeid in. Deze registratie-instelling moet vervolgens beoordelen of de kwalificaties van de defensieduikerarts gelijkwaardig zijn aan de kwalificaties voor de civiele sector. Dat is noodzakelijk omdat zoals gezegd de Minister van Defensie eigen kwalificatie eisen voor duikerartsen opstelt, die kunnen afwijken van de eisen in dit registratieschema, zij het dat ook ten aanzien van die eisen geldt dat zij moeten waarborgen dat de aan de arbeid verbonden risico’s en gevaren worden voorkomen of zo veel mogelijk worden beperkt.

Indien blijkt dat de kwalificaties niet gelijkwaardig zijn, zal de registratie-instelling aangeven aan welke aanvullende eisen door de verzoeker moet worden voldaan om die gelijkwaardigheid aan te tonen. Wanneer die gelijkwaardigheid is aangetoond zal inschrijving plaatsvinden voor de resterende geldigheidsduur van de registratie bij Defensie. Indien de gelijkwaardigheid blijkt na het afleggen van een volledig examen vindt de inschrijving plaats voor 5 jaar.

Hoofdstuk 12. Maatregelen

In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden die ernstig gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken voor personen (conform artikel 1.5p, derde lid, onderdeel e, van het Arbobesluit) en werkzaamheden die gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken voor personen (conform artikel 1.5p tweede lid, van het Arbobesluit).

In het eerste geval zal de registratie definitief verwijderd worden, in het tweede geval kan de registratie voor een periode van maximaal twaalf maanden verwijderd worden. Er is een beleidsregel geformuleerd voor de tijdelijke verwijdering van een registratie (Stcrt. 2020, 60952).

Overigens kan de betrokkene na een definitieve verwijdering weer opnieuw een verzoek doen tot registratie, maar pas na twaalf maanden na de verwijdering en na opnieuw geslaagd te zijn voor het betreffende examen (zie artikel 1.5l, derde lid, van het Arbobesluit).

De mogelijkheid van schorsing gedurende drie maanden in verband met onderzoek is geregeld in artikel 1.5p, vierde lid, van het Arbobesluit.

De registratie-instelling dient te kunnen beoordelen of er sprake is van gevaar dan wel ernstig gevaar om gepaste maatregelen te kunnen treffen. Informatie van verschillende partijen speelt daarin een belangrijke rol. Informatie uit de eerste hand van geregistreerde is zo cruciaal dat de medewerking van geregistreerde is vastgelegd in het vierde onderdeel.

In artikel 1.5p derde lid van het Arbobesluit zijn nog meer situaties genoemd die leiden tot definitieve verwijdering uit het register. Relevant voor dit registratieschema zijn het verstrijken van de einddatum van de registratie of herregistratie (onder a), het niet meer voldoen aan de voor de registratie dan wel herregistratie gestelde eisen (onder d), het voortzetten van de werkzaamheden in het kader van de registratie of herregistratie tijdens een tijdelijke verwijdering uit het register (onder f) of indien geregistreerde binnen vijf jaar tenminste driemaal onherroepelijk is verwijderd uit het register voor in totaal meer dan twaalf maanden (onder g).

In het certificatieschema was in paragraaf 6.5.1 uitgewerkt onder welke omstandigheden een certificaat geschorst wordt en was in paragraaf 6.5.2 uitgewerkt wanneer een certificaat wordt ingetrokken. Indien een certificaathouder na een intrekking opnieuw gecertificeerd wilde worden, moest dezelfde procedure worden doorlopen als bij initiële certificatie. Een verzoek tot hercertificatie kon worden ingediend vanaf één jaar na intrekking van het certificaat. De certificerende instelling verifieerde voorafgaand aan de verstrekking van een certificaat in het centraal register of er geen sprake is van een intrekking met de daaraan gekoppelde wachtperiode.

Onder registratie is de in paragraaf 6.5.3 van het certificatieschema opgenomen maatregel ‘weigering’ komen te vervallen. Dit omdat deze niet langer worden aangemerkt als ‘maatregel’. Weigeren valt onder het besluit tot ontvankelijk verklaren van een aanvraag.

In het certificatieschema was opgenomen dat bij fraude het certificaat ingetrokken kon worden. Van fraude is sprake als onjuiste of onvolledige informatie aan de registratie instelling wordt verstrekt of indien men verzwijgt dat aan voorschriften uit regelgeving en het registratieschema niet (meer) voldoet. In die gevallen is al sprake van omstandigheden die op grond van artikel 1.5p leiden tot het opleggen van maatregelen aan de geregistreerde.

Hoofdstuk 13. Klachtenregeling

De registratie-instelling wordt verplicht tot het hebben van een klachtenregeling over haar eigen functioneren als over geregistreerden. Onder certificatie viel deze verplichting onder het voldoen aan de NEN-EN-ISO/IEC 17024 en op grond van paragraaf 4.2, onderdeel 9, van het Werkveldspecifiek document voor aanwijzing en toezicht op certificatie-instellingen en de Algemene wet bestuursrecht moest een certificerende instelling een klachtenregeling hebben. In paragraaf 4.6. van het certificatieschema waren klachtenregelingen opgenomen voor klachten over de certificerende instelling (paragaaf 4.6.1) en over bedrijven of personen (paragraaf 4.6.2) en was de klachtenregeling uitgewerkt in paragraaf 4.6.3.

De verplichting tot het hebben van een klachtenregeling is nu opgenomen in de algemene overeenkomst of convenant tussen de registratie-instelling en de Minister van SZW.

De Registratie-instelling civiele duikarbeid geeft uitvoering aan de SZW-klachtenregeling omdat deze ook wordt gebruikt door organisaties die in mandaat handelen. In de algemene overeenkomst staat tevens dat de registratie-instelling op haar website de procedure bekend maakt voor de indiening en afhandeling van klachten over het beheer van het register door de registratie-instelling. De registratie-instelling houdt een administratie bij van de ontvangen klachten en de afhandeling ervan.

De klachtenregeling heeft deels betrekking op klachten over de wijze waarop de organisatie zich jegens de klager heeft gedragen. Maar wanneer het daarbij gaat om het nemen van een besluit, geldt niet de klachtenregeling, maar de procedure van bezwaar en beroep.

Daarnaast dient er een klachtenregeling te zijn voor klachten over geregistreerden.

Beide klachtenregeling dienen op de website van de registratie instelling gepubliceerd te zijn.

Bijlage I Exameneisen Duikerarts scope A

I.1 Entree-eisen

De entree-eisen voor scope A worden toegelicht bij paragraaf 5.2.

I.2 Toetsmethode, matrijs en cesuur registratie

Dit onderdeel bepaalt dat een theorie-examen moet worden afgelegd voor initiële registratie en regelt hoe dit examen is opgezet.

In het certificatieschema waren de eisen ten aanzien van het examen opgenomen in hoofdstuk 5 en paragraaf 10.1. Er werd niet alleen een theorie-examen, maar ook een praktijkexamen afgenomen en er moest een verrichtingenboekje overlegd worden.

Het praktijkexamen bestond uit het zelfstandig doen van een herkeuring onder toezicht van een duikerarts-B

Door middel van het verrichtingenboekje werden de eindtermen ‘elementaire kennis van duikarbeid’ en ‘elementaire kennis van de behandeling van een duikongeval’ getoetst en kon de kandidaat maximaal 200 punten kon behalen. De verrichtingen hiervoor moesten gezamenlijk ten minste drie praktijkuren omvatten.

Op basis van het registratieschema wordt geen praktijkexamen meer afgenomen en wordt geen verrichtingenboekje meer gebruikt omdat het praktijkdeel nu onderdeel is van de opleiding. De kandidaat zal vervolgens aantonen dat hij de praktijkstage met goed gevolg heeft afgerond tezamen met het bewijs van de afgeronde theoriemodule. De aanvraag voor registratie houdt in dat betrokken kandidaat een theorietoets doet waarin ook praktijkgerelateerde toetsvragen (keuring van duikers) opgenomen zijn. De uitwerking hiervan wordt door de onderwijsinstellingen gedaan.

In het certificatieschema werd ten aanzien van het theorie-examen niets geregeld over het aantal vragen, maar wel over de examenlocatie (zie paragraaf 5.4.2) en de examenmiddelen (zie paragraaf 5.4.2) en was bepaald dat het theorie-examen maximaal 1,5 uur duurt (zie paragraaf 10.1) en in beginsel schriftelijk wordt afgenomen (zie paragraaf 5.4.2).

In de Toetswijzer waren de nadere eisen inzake het theorie- en praktijkexamen opgenomen.

Ten aanzien van het theorie-examen was bepaald dat het theorie-examen uit gesloten vragen bestaat, dat de cesuur lag op 70% en dat de kandidaat maximaal 200 punten kan behalen.

Het examen bestaat nu nog alleen uit een theorie-examen. Het examen wordt in beginsel digitaal afgenomen en bestaat uit 40 meerkeuzevragen, gebaseerd op de toetstermen.

De maximale tijd om het examen af te leggen bedraagt 60 minuten. De maximale duur van het theorie-examen was bij certificatie 90 minuten. Die tijdsduur is verminderd omdat het aantal meerkeuzevragen kon worden teruggebracht van 90 naar 40, terwijl nog steeds alle eind- en toetstermen getoetst kunnen worden.

Het resultaat van het examen wordt tot uiting gebracht met het oordeel ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’.

De maximale waardering voor de meerkeuzevragen bij een theorie-examen is 40 punten (1 punt per goed antwoord).

Een kandidaat heeft een voldoende voor het examen indien hij of zij 28 punten of meer heeft behaald.

Verder is het mogelijk herexamen te doen. De kandidaat kan indien nodig binnen 3 maanden een herexamen doen. Die termijn van drie maanden is opgenomen omdat er anders te veel tijd ligt tussen de stageperiode en het afleggen van het examen. De eisen voor het herexamen zijn gelijk aan die van het initiële examen.

Bij certificatie bestond eveneens de mogelijkheid om herexamen te doen en dat moest volgens de Toetswijzer binnen drie maanden gebeuren, anders moest het hele examen (theorie- en praktijkexamen) opnieuw worden gedaan.

I.3 Toetsmethode, -matrijs en cesuur voor herregistratie

Om te kunnen beoordelen of een duikerarts-A in aanmerking kan komen voor herregistratie vindt een portfoliobeoordeling plaats. Die portfoliobeoordeling bestaat uit onderzoek naar de gevolgde medische bijscholing en naar de opgedane praktijk ervaring gedurende de registratieperiode van vijf jaar (zie ook paragraaf 5.4). Daarbij wordt ten aanzien van de medische bijscholing vereist dat men ten minste 60 bijscholingspunten, dat wil zeggen 60 bijscholingsuren, heeft verzameld waarbij deze opleidingen in tenminste drie van de vijf jaar zijn gevolgd.

Op grond van paragraaf 11.2.1 van het certificatieschema werd voor hercertificatie vereist dat de kandidaat studiepunten had verzameld door publicaties, of het deelnemen aan cursussen, seminars of congressen. Hij moest minimaal 30 studiepunten verzameld hebben in de afgelopen twee jaar.

Iedere deelname aan een congres of publicatie of dag waarop op het vakgebied geaccrediteerd onderwijs is gegeven leverde 15 studiepunten op.

Op grond van het registratieschema geldt ten aanzien van de praktijkervaring de verplichting dat de kandidaat gedurende de registratieperiode van vijf jaar ten minste 25 herkeuringen heeft verricht waarbij de keuringen in tenminste drie van de vijf jaar zijn verricht.

Op grond van paragraaf 11.2.1 van het certificatieschema werd voor hercertificatie uitsluitend als de algemene eis gesteld dat de kandidaat door middel van documenten zijn praktijkervaring kon aantonen.

I.4 Eindtermen (ET) en toetstermen (TT) scope A

De in onderdeel I.4 opgenomen eind- en toetstermen lijken inhoudelijk op de in hoofdstuk 9 en 10 van het certificatieschema opgenomen eind- en toetstermen.

In het certificatieschema waren in relatie tot duikerarts A zes eindtermen opgenomen, evenveel als in het registratieschema.

De eerste eindterm (ET1) is niet gewijzigd.

In de tweede eindterm (ET2) is alleen de formulering ‘basale kennis’ vervangen door ‘elementaire kennis’ maar dat leidt niet tot een materieel verschil.

De derde eindterm (ET3) is ook anders geformuleerd, in het certificatieschema werd gesproken over ‘expertise op het gebied van de beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid’ en in het registratieschema over ‘kan een herkeuring uitvoeren middels een beoordeling van geestelijke en lichamelijke geschiktheid’.

De vierde eindterm (ET4) is anders geformuleerd, de formulering ‘uitgebreide kennis’ in het certificatieschema is vervangen door ‘elementaire kennis’ in het registratieschema (zie hoofdstuk 3). Bovendien werd in het certificatieschema ook bepaald dat de kandidaat informatie over duikincidenten kan inventariseren, groeperen naar resultaat en op grond hiervan conclusies trekken. Die eis wordt in het registratieschema niet gesteld.

De vijfde en zesde eindterm (ET5 en ET6) zijn nagenoeg identiek geformuleerd.

De eerste eindterm is zowel in het certificatieschema als het registratieschema uitgewerkt in zeven toetstermen, maar de formuleringen waren in het certificatieschema vaak iets uitgebreider.

Zo werden ten aanzien van toetsterm 1.1. (TT1.1) in het certificatieschema voorbeelden van de relevante fysicawetten genoemd, zoals gaswetten, stromingsleer, bellenmodellen, weefseltheorieën en M-waarden.

Ten aanzien van toetsterm 1.2. (TT1.2) is in het certificatieschema ‘uitgebreide kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat uitleg kan geven.

Ten aanzien van toetsterm 1.3. (TT1.3) is in het certificatieschema ‘uitgebreide kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat de kennis kan toepassen. Toetsterm 1.3. in het certificatieschema benoemde ook de specifieke onderwerpen zoals de duikreflex, het blackout-mechanisme inclusief apneu, psychologie, arbeid en uithoudingsvermogen onder water, de theorieën over decompressie en het ontstaan van gasbellen.

Ten aanzien van toetsterm 1.4 in het certificatieschema ‘uitgebreide kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat kennis kan gebruiken om acute en chronische aandoeningen kan verklaren.

Ten aanzien van toetsterm 1.5. (TT1.5) is in het certificatieschema ‘elementaire kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat de werking kan benoemen.

Ten aanzien van toetsterm 1.6. (TT1.6) zijn in het certificatieschema concrete aandoeningen beschreven waarover de kandidaat uitgebreide kennis moet hebben, maar bevat het registratieschema de eis dat de kandidaat effecten kan uitleggen en toepassen.

Op grond van toetsterm 1.7. (TT1.7) is in het certificatieschema basale kennis van verdrinking, hypothermie en ongevallen onder water vereist, maar vereist het registratieschema alleen dat de kandidaat de effecten van verdrinking en hypothermie kan beschrijven.

De tweede eindterm was in het certificatieschema in vijf toetstermen uitgewerkt, maar is in het registratieschema in vier toetstermen uitgewerkt die weliswaar dezelfde materie betreffen, maar die toch anders geformuleerd zijn. De toetsterm ‘basale kennis van operationele duikprocedures’ uit het certificatieschema is niet overgenomen in het registratieschema omdat de kennis daarover getoetst wordt door middel van de vijfde eindterm.

De derde eindterm was in het certificatieschema in drie toetstermen uitgewerkt waarbij telkens gesproken werd over ‘expertise’. De uitwerking in drie toetstermen in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de term ‘expertise’ wordt niet meer gebruikt omdat de duikerarts-A geen expert is zoals de duikerarts-B.

De vierde eindterm was in het certificatieschema in drie toetstermen uitgewerkt waarbij telkens gesproken werd over ‘basale kennis’. De uitwerking in drie toetstermen in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de term ‘basale kennis’ wordt niet meer gebruikt.

De vijfde eindterm was in het certificatieschema in één toetsterm uitgewerkt waarbij gesproken werd over ‘elementaire kennis’. De uitwerking in één toetsterm in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de term ‘elementaire kennis’ wordt niet meer gebruikt.

De zesde eindterm was in het certificatieschema in één toetsterm uitgewerkt waarbij gesproken werd over ‘elementaire kennis’. De uitwerking in één toetsterm in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de term ‘elementaire kennis’ wordt niet meer gebruikt.

Bijlage II Exameneisen Duikerarts scope B

I.1 Entree-eisen

De entree-eisen worden toegelicht bij paragraaf 5.2.

I.2 Toetsmethode, matrijs en cesuur voor registratie

Dit onderdeel bepaalt dat een theorie-examen moet worden afgelegd voor initiële registratie en regelt hoe dit examen is opgezet.

In het certificatieschema waren de eisen ten aanzien van het examen opgenomen in hoofdstuk 5 en paragraaf 10.1. Er werd niet alleen een theorie-examen (bestaande uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte), maar ook een praktijkexamen afgenomen en er moest een verrichtingenboekje overlegd worden.

Het schriftelijk deel van het examen duurde maximaal 1,5 uur en bestond uit 5 hoofdonderdelen.

In het certificatieschema waren ook eisen opgenomen over de examenlocatie (zie paragraaf 5.4.2) en de examenmiddelen (zie paragraaf 5.4.2).

In de Toetswijzer en paragraaf 10.1 (zie laatste alinea) waren de nadere eisen inzake het theorie- en praktijkexamen opgenomen.

Het mondelinge gedeelte van het theorie-examen bestond uit de beoordeling van de wijze waarop de kandidaat zich op de hoogte houdt van ontwikkelingen op het vakgebied en zijn praktijkervaring op de duiklocatie en in een klinische omgeving. De onderwerpen werden weergegeven door de eindtermen 11, 12 en 13. De bespreking van het verrichtingenboekje maakt deel uit van het mondeling examen. De kandidaat moest de bestudeerde cases in de samenhang van de theorie van de eindtermen 7 (fysiologie), 8 (Duiktechnologie, veiligheid en wet- en regelgeving), 9 (inkeuring) en 10 (voorkoming en behandeling van duikongevallen en duikincidenten) kunnen plaatsen.

Het schriftelijk examen duurde maximaal 90 minuten, evenals het mondelinge examen.

Op basis van het registratieschema wordt alleen nog een schriftelijk theorie-examen afgenomen dat maximaal 75 minuten duurt. Op basis van het registratieschema wordt dus geen mondeling theorie-examen en ook geen praktijkexamen meer afgenomen omdat in het theorie-examen nu zowel theoretische als praktische onderdelen getoetst worden. De kandidaat moest op basis van het certificatieschema (zie paragraaf 10.1) ook zijn verrichtingenboekje overleggen waarmee de eindtermen 9.2 (kandidaat voert onder toezicht van een gecertificeerde duikerarts B ten minste 5 initiële keuringen uit), 12 ( De kandidaat beschikt over praktische ervaring in het ter plaatse verlenen van medische hulp bij duikongevallen) en 13 (De kandidaat beschikt over praktische ervaring in de behandeling van duikongevallen en revalidatie na duikongevallen) werden getoetst en de kandidaat maximaal 100 punten kon behalen.

De kandidaat moest laten zien dat zijn praktijkervaring ten minste tien praktijkuren omvatte.

Het examen bestaat alleen uit een theorie-examen. Het examen wordt in principe digitaal afgenomen en bestaat uit 50 meerkeuzevragen, gebaseerd op de eind- en toetstermen. De maximale tijd om het examen af te leggen bedraagt 75 minuten in plaats van 90 minuten. Die tijdsduur is verminderd omdat het in de nieuwe opzet mogelijk is gebleken het voldoen aan alle eind- en toetstermen ook in een kortere tijd goed te examineren.

Het resultaat van het examen wordt tot uiting gebracht met het oordeel ‘voldoende’ ofwel ‘onvoldoende’.

De maximale waardering voor de meerkeuzevragen bij een volledig theorie-examen is 50 punten (1 punt per goed antwoord).

Een kandidaat heeft een voldoende voor het examen indien hij of zij 35 punten of meer heeft behaald.

Het is ook mogelijk herexamen te doen. De kandidaat kan indien nodig binnen 3 maanden een herexamen doen. Die termijn van drie maanden is opgenomen omdat er anders te veel tijd ligt tussen de stageperiode en het afleggen van het examen. De eisen voor het herexamen zijn gelijk aan die van het initiële examen.

Bij certificatie bestond eveneens de mogelijkheid om herexamen te doen en dat moest volgens de Toetswijzer binnen drie maanden gebeuren, anders moest het hele examen (theorie- en praktijkexamen) opnieuw worden gedaan.

I.3 Toetsmethode, matrijs en cesuur voor herregistratie

Om te kunnen beoordelen of een duikerarts-B in aanmerking kan komen voor herregistratie vindt een portfoliobeoordeling plaats bestaande uit onderzoek naar de gevolgde medische bijscholing, een onderzoek van de opgedane praktijkervaring en de verbondenheid aan een organisatie die werkzaamheden onder overdruk uitvoert. De opgedane praktijkervaring gedurende de registratieperiode van vijf jaar wordt getoetst op basis van het aantal verrichte initiële keuringen en herkeuringen. Voor beide keuringen geldt een minimum van 25. Ook hier geldt dat de keuringen in tenminste drie van de vijf jaar zijn verricht.

Op basis van paragraaf 11.2.2 van het certificatieschema gold voor herregistratie als duikerarts-B een beoordeling op basis een documentenonderzoek, bestaande uit:

  • 1) bewijs van geestelijke en lichamelijke geschiktheid voor het verrichten van arbeid onder overdruk;

  • 2) verklaring van een verbintenis met een instelling met een specialisatie op het gebied van arbeid onder overdruk;

  • 3) publicaties, bewijzen van deelname aan congressen of verklaringen dat de kandidaat is opgetreden als instructeur, docent of opleider.

De eis dat er een verbintenis is met een instelling die werkzaamheden verricht op het gebied van arbeid onder overdruk wordt nog steeds gesteld en daaraan is de eis van een minimum aantal uren toegevoegd (zie paragraaf 5.4, eerste onderdeel, sub d en onderdeel I.3, sub c) omdat de duikerarts hiermee zijn ervaring op peil houdt en betrokken is bij de dagelijkse praktijk.

De eis inzake publicaties en deelname aan congressen e.d. geldt op basis van het registratieschema nog steeds en wordt nu verwoord met de eis inzake medische bijscholing (zie onderdeel I.3, sub a).

I.4 Eindtermen (ET) en toetstermen (TT) scope B

De in onderdeel I.4 opgenomen eind- en toetstermen lijken inhoudelijk op de in hoofdstuk 9 en 10 van het certificatieschema opgenomen eind- en toetstermen.

In hoofdstuk 9 van het certificatieschema waren (in aanvulling op de eerste zes eindtermen voor de duikerarts-A) in relatie tot duikerarts B zeven extra eindtermen (eindterm 7 tot en met eindterm 13) opgenomen.

In het registratieschema zijn voor de scope duikerarts-B maar zes eindtermen opgenomen (net als in het registratieschema voor de duikerarts-A).

De eerste eindterm (ET1) is lijkt op eindterm 1 en 7 uit het certificatieschema.

De tweede eindterm (ET2) lijkt op eindterm 2 en 8 uit het certificatieschema.

De derde eindterm (ET3) lijkt op eindterm 3 en 9 uit het certificatieschema, maar er zijn nu drie in plaats van twee toetstermen (zoals bij eindterm 9) en de inhoud is gewijzigd.

De vierde eindterm (ET4) lijkt op eindterm 4 en 10 uit het certificatieschema.

De vijfde eindterm (ET5) lijkt op eindterm 5 van het certificatieschema, maar is nieuw voor duikerarts-B ten opzichte van het certificatieschema, met dien verstande van hem ‘expertise’ wordt vereist op het terrein waarvoor de duikerarts-A ook kennis moet hebben, namelijk over het praktische verloop van het verrichten van duikarbeid.

De zesde eindterm (ET6) lijkt op eindterm 6 van het certificatieschema, maar is nieuw voor duikerarts-B ten opzichte van het certificatieschema, met dien verstande dat van hem expertise wordt vereist op het terrein waarvoor de duikerarts-A ook kennis moet hebben, namelijk over het praktische verloop van een behandeling in een compressiefaciliteit.

In het certificatieschema waren drie eindtermen opgenomen die niet zijn overgenomen in het registratieschema, te weten: eindterm 11 (de kandidaat is bekend met de ontwikkelingen in nationaal en internationaal duikmedisch onderzoek); eindterm 12 (de kandidaat beschikt over praktische ervaring in het ter plaatse verlenen van duikmedische hulp bij duikongevallen) en eindterm 13 (de kandidaat beschikt over praktische ervaring in de behandeling van duikongevallen en revalidatie na duikongevallen). Deze eindtermen zijn niet overgenomen omdat deze gericht waren op kwalificaties voor het behandelen van patiënten en dat valt buiten het kader van de competenties die noodzakelijk zijn voor het verrichten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek waartoe de registratie van duikerartsen is beperkt.

De eerste eindterm is zowel in het certificatieschema als het registratieschema uitgewerkt in zeven toetstermen, maar de formuleringen waren in het certificatieschema vaak iets uitgebreider.

Zo werden ten aanzien van toetsterm 1.1. (TT1.1) in het certificatieschema voorbeelden van de relevante fysicawetten genoemd, zoals gaswetten, stromingsleer, bellenmodellen, weefseltheorieen en M-waarden.

Ten aanzien van toetsterm 1.2. (TT1.2) is in het certificatieschema ‘uitgebreide kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat kan argumenteren.

Ten aanzien van toetsterm 1.3. (TT1.3) is in het certificatieschema ‘uitgebreide kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat kan uitleggen. Toetsterm 1.3. in het certificatieschema benoemde ook de specifieke onderwerpen zoals de duikreflex, het blackout-mechanisme inclusief apneu, psychologie, arbeid en uithoudingsvermogen onder water, de theorieën over decompressie en het ontstaan van gasbellen.

Ten aanzien van toetsterm 1.4 (TT1.4) in het certificatieschema ‘uitgebreide kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat kennis kan gebruiken om acute en chronische aandoeningen kan uitleggen.

Ten aanzien van toetsterm 1.5. (TT1.5) is in het certificatieschema ‘elementaire kennis’ vereist, maar vereist het registratieschema dat de kandidaat de werking kan beoordelen.

Ten aanzien van toetsterm 1.6. (TT1.6) zijn in het certificatieschema concrete aandoeningen beschreven waarover de kandidaat uitgebreide kennis moet hebben, maar bevat het registratieschema de eis dat de kandidaat effecten kan uitleggen en toepassen.

Op grond van toetsterm 1.7. (TT1.7) is in het certificatieschema basale kennis van verdrinking, hypothermie en ongevallen onder water vereist, maar vereist het registratieschema alleen dat de kandidaat de effecten van verdrinking en hypothermie kan beschrijven.

De tweede eindterm was in het certificatieschema in vijf toetstermen uitgewerkt, maar is in het registratieschema in vier toetstermen uitgewerkt die weliswaar dezelfde materie betreffen, maar die toch anders geformuleerd zijn. De toetsterm 2.1 ‘basale kennis van operationele duikprocedures’ uit het certificatieschema is niet overgenomen in het registratieschema omdat de kennis daarover getoetst wordt door middel van de vijfde eindterm.

De derde eindterm was in het certificatieschema in twee toetstermen uitgewerkt waarbij telkens gesproken werd over ‘expertise’. De uitwerking in drie toetstermen in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de term ‘expertise’ wordt niet meer gebruikt.

De vierde eindterm was in het certificatieschema in drie toetstermen uitgewerkt waarbij telkens gesproken werd over ‘basale kennis’. De uitwerking in drie toetstermen in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de eindterm vereist voor de scope duikerarts-B ‘expertise’ (vergelijkbaar met de tiende eindterm in het certificatieschema).

De vijfde eindterm was in het certificatieschema in één toetsterm uitgewerkt waarbij gesproken werd over ‘elementaire kennis’. De uitwerking in één toetsterm in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de eindterm vereist voor de scope duikerarts-B ‘expertise’.

De zesde eindterm was in het certificatieschema in één toetsterm uitgewerkt waarbij gesproken werd over ‘elementaire kennis’. De uitwerking in één toetsterm in het registratieschema is vergelijkbaar, maar de eindterm vereist ‘expertise’ voor de scope duikerarts-B.

Naar boven