Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatscourant 2024, 39515 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatscourant 2024, 39515 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Gelet op artikelen 77, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, 66l, eerste en tweede lid, van de Gaswet, 29, eerste en tweede lid, van de Warmtewet en artikel 7 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong;
Besluit:
De Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van minister wordt ‘Minister voor Klimaat en Energie’ vervangen door ‘Minister van Klimaat en Groene Groei’.
2. In de begripsomschrijving van naar haar aard zuivere biomassawordt ‘3,00’ vervangen door ‘1,00’.
3. In de begripsomschrijving van nuttig aangewende warmte vervallen in onderdeel c de subonderdelen 2°, 5° en 6°, onder vernummering van de subonderdelen 3° en 4° tot 2° en 3°.
4. In de begripsomschrijving van nuttig aangewende warmte wordt in onderdeel c, onder 2° (nieuw), ‘elektriciteit’ vervangen door ‘energie uit hernieuwbare bronnen’.
5. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
omzetting van energie uit hernieuwbare bronnen in een andere vorm van energie uit hernieuwbare bronnen;
richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het zevende lid wordt toegevoegd ‘, waarbij de meetverantwoordelijke ten minste de beschrijving van de productie-installatie en de meetinrichting, de methode van meten en rapporteren en het proces van controle en borging van het gebruik van de meetinrichting controleert’.
2. Aan het negende lid wordt toegevoegd ‘, wanneer het verzoek om de vaststelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt gedaan’.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘waarbij de meetverantwoordelijke ten minste’ ingevoegd ‘de toepassing van het meetprotocol,’.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. De producent draagt er zorg voor dat de meetverantwoordelijke alle benodigde informatie ter beschikking heeft voor de werkzaamheden omtrent de goedkeuring, bedoeld in artikel 7, zevende lid, of de verificatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
4. Indien na het opstellen van een meetrapport blijkt dat deze onjuist is, draagt de producent er zorg voor dat er een herzien meetrapport wordt opgesteld, waaruit blijkt welke wijziging is aangebracht en met een onderbouwing van de wijziging. Het herziene meetrapport wordt aan de minister overlegd.
D
Artikel 11, vijfde lid, komt te luiden:
5. Indien in een productie-installatie biomassa wordt verwerkt, kan de producent gelijktijdig met de overlegging van het meetbericht, bedoeld in artikel 5, een verklaring overleggen waaruit blijkt dat de ingezette biomassa is gecertificeerd door middel van:
a. een certificatieschema, waarvan de Europese Commissie op grond van artikel 30, vierde lid, van richtlijn (EU) 2018/2001 heeft besloten dat dit accurate gegevens verschaft met het oog op de toepassing van artikel 29 van richtlijn (EU) 2018/2001; of
b. een nationaal schema, waarvan de Europese Commissie op grond van artikel 30, zesde lid, van richtlijn (EU) 2018/2001 heeft besloten dat dit voldoet aan de in die richtlijn bepaalde voorwaarden.
E
In artikel 18 wordt ‘waarin biomassa wordt verwerkt, niet zijnde een afvalverbrandingsinstallatie,’ vervangen door ‘voor de productie van thermische energie uit hernieuwbare bronnen’.
F
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
G
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid en in het tweede lid (nieuw) wordt ‘Een exploitant als bedoeld in artikel 16.2a, tweede lid, van de Wet Milieubeheer’ vervangen door ‘Een exploitant van een broeikasgasinstallatie als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, van de Wet Milieubeheer’.
2. De volgende leden worden toegevoegd:
3. Een producent of handelaar die garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen wil gebruiken of wil doen gebruiken om hernieuwbare brandstofeenheden als bedoeld in artikel 9.7.3.1. van de Wet milieubeheer te verwerven, meldt dit voor het einde van de eerste maand waarop de productie betrekking heeft aan de minister.
4. Indien een producent of handelaar een melding doet als bedoeld in het derde lid, wordt op een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen vermeld dat de productie-installatie geen overheidssteun heeft ontvangen.
5. Indien een producent of handelaar niet langer garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen wil gebruiken of wil doen gebruiken om hernieuwbare brandstofeenheden als bedoeld in artikel 9.7.3.1. van de Wet milieubeheer te verwerven, meldt hij dit voor het einde van de eerste maand waarop de productie betrekking heeft aan de minister en vervalt de melding in het eerste lid.
6. Een producent of handelaar die over garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen beschikt waarop de gegevens, genoemd in artikel 24, derde of vijfde lid, zijn vermeld, die hij wil gebruiken of wil doen gebruiken om hernieuwbare brandstofeenheden als bedoeld in artikel 9.7.3.1. van de Wet milieubeheer te verwerven, boekt deze garanties over op de rekening van de Nederlandse Emissieautoriteit.
H
In artikel 24, vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘productie’ vervangen door ‘conversie’.
I
Artikel 26, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
J
Artikel 28, eerste lid, komt te luiden:
1. De minister corrigeert het ten gevolge van een afwijking ontstane verschil door garanties van oorsprong of certificaten van oorsprong bij te boeken of af te boeken van de desbetreffende rekening:
a. nadat energie is aangemerkt als niet duurzaam overeenkomstig artikel 17, zevende of elfde lid, of indien de overeenkomstig artikel 11, vierde lid, meegedeelde percentages afwijken van:
1°. de percentages die blijken uit het meetrapport, bedoeld in artikel 10;
2°. de percentages die blijken uit de beheersverklaring of het assurancerapport, bedoeld in artikel 17, tweede lid;
b. wanneer de netbeheerder de gegevens uit een meetbericht als bedoeld in artikel 5 corrigeert.
K
In artikel 29, tweede lid, wordt ‘2024’ vervangen door ‘2025’.
L
Artikel 30 vervalt.
M
In Bijlage 2A, onder 1.2 en 1.4 wordt ‘warmte’ telkens vervangen door ‘thermische energie’.
N
In Bijlage 2F, onder 6.6 wordt ‘Minister van Economische Zaken en Klimaat’ vervangen door ‘minister’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 28 november 2024
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Met deze wijzigingsregeling worden wijzigingen aangebracht in de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong (hierna: de Regeling). Met de uitgifte van garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong worden verschillende vormen van hernieuwbare energie en niet-hernieuwbare elektriciteit gecertificeerd. Op deze manier wordt de herkomst van een bepaalde hoeveelheid energie aangetoond. Doel van deze wijzigingsregeling is het vastleggen van de tarieven voor 2025, het herstel van enkele omissies en het doorvoeren van enkele technische wijzigingen. Hiermee sluit de Regeling op enkele punten beter aan op de praktijk die ten grondslag ligt aan de uitgifte van garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong.
Daarnaast wordt met deze wijzigingsregeling het percentage van de totale hoeveelheid elektriciteit die wordt opgewekt door middel van niet-zuivere biomassa in een afvalverbrandingsinstallatie voor het kalenderjaar 2025 vastgesteld. Dit percentage wordt jaarlijks vastgesteld. Hiervan wordt uitgegaan om de hoeveelheid duurzame elektriciteit vast te stellen waarvoor garanties van oorsprong worden afgegeven. Dit wordt nader toegelicht in onderdeel II van deze toelichting bij onderdeel F.
Verticer, die namens de Minister van Klimaat en Groene Groei (hierna: minister) garanties van oorsprong voor elektriciteit, thermische energie, gas en ander gas uit hernieuwbare bronnen of certificaten van oorsprong voor elektriciteit uit niet-hernieuwbare bronnen aanmaakt, afboekt en overboekt, heeft voorstellen gedaan voor de tarieven voor 2025. Deze voorstellen zijn overgenomen. De tarieven blijven gelijk aan de tarieven voor 2024.
In de wijzigingsregeling worden enkele taken en verantwoordelijkheden beschreven voor een meetverantwoordelijke, een producent of een handelaar in garanties van oorsprong of certificaten van oorsprong. Zo stellen onderdelen B en C van Artikel I (artikel 7 en artikel 10) regels over de controle van het meetprotocol en het meetbericht door de meetverantwoordelijke en de manier waarop dit door de producent wordt gefaciliteerd. Het gaat hier telkens om de formalisering van een bestaande praktijk, waardoor er geen sprake is van een verandering in de administratieve lasten. Hierop bestaat één uitzondering: in onderdeel C (artikel 10) wordt ook de indiening van een herzien meetrapport voorgeschreven indien blijkt dat een eerder meetrapport onjuist is.
In onderdeel H van artikel I (artikel 24) wordt ook de bestaande praktijk geformaliseerd van de situatie waarbij een producent of handelaar garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen wil gebruiken of wil doen gebruiken om hernieuwbare brandstofeenheden als bedoeld in artikel 9.7.3.1. van de Wet milieubeheer te verwerven. Het formaliseren van deze afspraken leidt daarmee niet tot een toename of afname van administratieve lasten.
Deze wijzigingsregeling leidt in de som niet tot een toename of afname van de administratieve lasten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen materiele gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze wijzigingsregeling treedt in werking op 1 april 2025. Daarbij wordt voldaan aan Aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving op grond waarvan de termijn tussen publicatie van de wijzigingsregeling en de inwerkingtreding minimaal twee maanden is. Het voorgaande geldt niet voor artikel I, onderdeel K (artikel 29): op grond van dit artikel worden de tarieven voor het kalenderjaar 2025 voor de dekking van de kosten ten aanzien van garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong vastgesteld. Het voorgaande geldt evenmin voor artikel I, onderdeel F (artikel 19a): op grond van dit artikel wordt het percentage over de totale hoeveel elektriciteit die wordt opgewekt door middel van niet-zuivere biomassa in afvalverbrandingsinstallaties voor het kalenderjaar 2025 vastgesteld. De genoemde artikelonderdelen treden met ingang van 1 januari 2025 in werking; latere inwerkingtreding zou niet de per 1 januari 2025 gewenste duidelijkheid voor de doelgroep verschaffen omtrent de tarieven respectievelijk het percentage duurzame elektriciteit. Ook artikel I, onderdelen A (artikel 1) en N (Bijlage 2F) treden met ingang van 1 januari 2025 in werking, omdat het om feitelijke correcties gaat, dan wel, in het geval van de definitie van nuttig aangewende warmte, om een versoepeling in het voordeel van de producenten, waardoor er meer mogelijkheden ontstaan om garanties van oorsprong uit te geven.
In dit onderdeel is het massapercentage van 3,00 naar 1,00 aangepast, in overeenstemming met de Kiwa-beoordelingsrichtlijn BRL-K 10016. Hiermee wordt een omissie hersteld en is er geen sprake van een inhoudelijke wijziging.
Door in de begripsomschrijving van ‘nuttig aangewende warmte’, onder c, subonderdeel 2 (nieuw), het woord ‘elektriciteit’ te vervangen door ‘energie uit hernieuwbare bronnen’ blijft het mogelijk om ongewenste toepassingen uit te sluiten, die eerder via het (vervallen) subonderdeel 5 van onderdeel c werden uitgesloten.
Enkele subonderdelen die waren opgenomen in de begripsomschrijving van ‘nuttig aangewende warmte’ en aangaven welke toepassingen in industriële processen en bij tuinbouwkassen daarvan uitgesloten waren zijn vervallen omdat deze uitsluitingen inmiddels minder relevant zijn of het risico op overstimulering is verdwenen. De meeste uitzonderingen waren opgenomen omdat destijds (fossiele) warmtekrachtinstallaties subsidie ontvingen, samen met andere energiesubsidies.
De begripsomschrijving van conversie is ingevoegd, gelijkluidend aan artikel 1 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong.
In artikel 7 zijn in het zevende lid aanvullende eisen opgenomen om de kwaliteit van warmtemetingen beter te borgen. De aanvulling is een verduidelijking voor de meetverantwoordelijken over hoe zij moeten handelen in het kader van de goedkeuring van het meetprotocol. De toepassing hiervan door de meetverantwoordelijks is in de praktijk reeds gebruikelijk.
Ook de wijziging van artikel 10 stelt aanvullende eisen ten behoeve van de kwaliteit van de warmtemetingen. Zo is nu vastgelegd dat de producent ervoor moet zorgen dat de meetverantwoordelijke alle benodigde informatie ter beschikking heeft (nieuw lid 3), en is vastgelegd dat wanneer na het opstellen van een meetrapport blijkt dat dit onjuist is, de producent er voor moet zorgen dat het rapport wordt herzien en dat de wijzigingen en onderbouwing daarvan inzichtelijk moet zijn (nieuw lid 4).
Dit onderdeel legt de link tussen de vermelding van duurzaamheidsinformatie voor het gebruik van biomassa en de hiervoor beschikbare certificatieschema’s op basis van de Richtlijn (EU) 2018/2001 en de nationale implementatie hiervan. Dit systeem is de norm voor het vermelden van duurzaamheidsinformatie. De open formulering van het oude vijfde lid leek te suggereren dat er ook andere informatie over duurzaamheid op een garantie van oorsprong konden worden vermeld. De wijziging van dit artikellid verduidelijkt dat dit niet het geval is. Daarnaast is verduidelijkt dat de informatie gelijktijdig met de overlegging van het meetbericht moet worden overlegd in plaats van gelijktijdig met het meetrapport.
Dit onderdeel verduidelijkt dat de minister ook voor zonthermie en geothermie de nuttige aangewende warmte in MWh vaststelt.
Op basis van artikel 19, eerste lid, van de Regeling stelt de minister jaarlijks (ten behoeve van het daaropvolgende) kalenderjaar het percentage vast dat uitdrukt welk deel van de totale hoeveelheid elektriciteit die wordt opgewekt door verbranding van huishoudelijk afval of vergelijkbaar afval in een afvalverbrandingsinstallatie, duurzame elektriciteit of warmte uit hernieuwbare energiebronnen is.
Een deel van het huishoudelijke afval of vergelijkbaar afval dat wordt verbrand, is biogeen afval. Door het verbranden van afval dat biogeen is, namelijk niet-zuivere biomassa, wordt duurzame elektriciteit opgewekt. In artikel 19a wordt het aandeel niet-zuivere biomassa als percentage vastgesteld voor het kalenderjaar 2025. Het percentage duurzame warmte dat wordt opgewekt door verbranding van niet-zuivere biomassa in een afvalverbrandingsinstallatie, is logischerwijs gelijk aan het percentage duurzame elektriciteit. Het percentage wordt op 53% vastgesteld en is daarmee in vergelijking met 2024 met een procentpunt gedaald (zie Stcrt. 2023, 31 432).
Het bepalen van het aandeel duurzame elektriciteit bij een afvalverbrandingsinstallatie is lastig, omdat de samenstelling van de brandstof niet homogeen is. Omdat er wel al jarenlang onderzoek wordt gedaan naar de samenstelling van het Nederlandse afval, is er voor gekozen om met behulp van deze gegevens het duurzame percentage van de bij de afvalverbrandingsinstallaties verbrande afvalstromen te berekenen. De berekeningsmethode wordt al jaren toegepast bij het monitoren van duurzame energie uit afvalverbrandingsinstallaties en is onderdeel van het bredere protocol monitoring hernieuwbare energie. Deze monitoring wordt voor dit deel jaarlijks door Rijkswaterstaat uitgevoerd. De methodiek staat beschreven in paragraaf 2.3.2.1 van het methodiekrapport ‘Methodology report on the calculation of emissions to air from the sectors Energy, Industry and Waste, RIVM report 2022-0001’.
Producenten of handelaren hebben de mogelijkheid om garanties van oorsprong te gebruiken voor het verwerven van hernieuwbare brandstofeenheden als bedoeld in artikel 9.7.3.1. van de Wet milieubeheer. Het nieuwe derde tot en met zesde lid formaliseert de bestaande werkwijze die reeds voor gas uit hernieuwbare energiebronnen wordt toegepast. Hierbij is expliciet opgenomen wanneer een producent of handelaar een melding doet. In het derde lid wordt aangegeven dat een producent dit voor het einde van de eerste maand waarop de productie betrekking heeft, meldt aan de minister. Het vierde lid bepaalt dat informatie over ontvangen overheidssteun en het type steun niet op de garantie van oorsprong wordt vermeld. Indien een producent niet langer van deze mogelijkheid gebruik wil maken, kan de producent dit op basis van het vijfde lid voor het einde van de eerste maand waarop de productie betrekking heeft aan de minister laten weten. Het zesde lid is inhoudelijk gelijk aan het oude tweede lid.
In het nieuwe tweede lid (voorheen het derde lid) is de onjuiste verwijzing naar artikel 16.2a gecorrigeerd naar artikel 16.1 van de Wet milieubeheer.
Het vervangen van ‘productie’ met ‘conversie’ verduidelijkt dat het betrekking heeft op de informatie op de aanvankelijke garantie van oorsprong die wordt gebruikt voor de omzetting naar een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen. Het begrip conversie wordt in artikel 1 van deze regeling gedefinieerd (onderdeel A).
Het tweede lid van artikel 26 vervalt, omdat het niet langer nodig is om aparte regels op te nemen omtrent de geldigheid van garanties van oorsprong voor niet-netlevering. Hierdoor vervalt de geldigheid van deze certificaten automatisch twaalf maanden na de einddatum van de productie van de betreffende energie uit hernieuwbare bronnen.
In de praktijk komt het voor dat de meetwaarden uit meetberichten van een netbeheerder op een later moment nog worden gewijzigd. Met dit onderdeel wordt verduidelijkt dat deze gegevens door VertiCer worden gecorrigeerd. Dit is reeds bestaande praktijk.
De tarieven dienen ter dekking van de kosten die gepaard gaan met betrekking tot de garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong. Dit onderdeel stelt de tarieven voor 2025 vast. Deze zijn ongewijzigd ten opzichte van 2024.
Artikel 30 vervalt, gezien er geen lidmaatschapstarief meer wordt gehanteerd voor producten. Hierdoor zijn de kosten waar artikel 30 naar verwijst niet langer van toepassing.
Dit onderdeel betreft een correctie.
Dit onderdeel betreft een correctie.
Artikel II regelt de inwerkingtreding van de onderhavige wijziging van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-39515.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.