Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 november 2024, kenmerk 3973534-1072564-Z, houdende vaststelling van de standaardpremie en de bestuursrechtelijke premies voor 2025 (Regeling vaststelling standaardpremie en bestuursrechtelijke premies 2025)

(KetenID WGK027202)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag en de artikelen 18d, eerste lid, en 18e, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

Artikel 1

De standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag, bedraagt voor het berekeningsjaar 2025 € 2.112,–.

Artikel 2

Artikel 6.5.2, tweede lid, van de Regeling zorgverzekering komt te luiden:

  • 2. De bestuursrechtelijke premies, bedoeld in de artikel 18d, eerste lid, en 18e, eerste lid, van de Zorgverzekeringwet, bedragen per maand € 172,33.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling standaardpremie en bestuursrechtelijke premies 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Agema

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling zijn de standaardpremie van de Wet op de zorgtoeslag (hierna: Wzt) alsmede de bestuursrechtelijke premies voor wanbetalers en ambtshalve verzekerden ingevolge de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) vastgesteld voor het jaar 2025.

2. Vaststelling standaardpremie 2024

Op grond van artikel 4 van de Wzt wordt de standaardpremie voor de zorgtoeslag bij ministeriële regeling vastgesteld. Die vaststelling dient uiterlijk 22 dagen voorafgaande aan het desbetreffende berekeningsjaar te geschieden. Voor het berekeningsjaar 2025 is de standaardpremie vastgesteld op € 2.112,–.

De hoogte van de standaardpremie is gelijk aan de geraamde gemiddelde nominale premie die de verzekerden in 2025 voor een zorgverzekering moeten betalen (€ 1.880,–) verhoogd met het gemiddelde bedrag dat een verzekerde naar verwachting in 2025 betaalt aan verplicht eigen risico voor de zorgverzekering (€ 232,–). De geraamde gemiddelde nominale premie is berekend op basis van de werkelijke nominale premies 2025 gewogen op basis van verzekerdenaantallen 2024. De berekening is verricht door de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa).

De geraamde gemiddelde (nominale) premie als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag is tevens een van de elementen aan de hand waarvan de bijdrage voor verdragsgerechtigden als bedoeld in artikel 69 Zvw wordt vastgesteld. Dat is geregeld in artikel 6.3.1, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling zorgverzekering. Voorliggende regeling zorgt er dus voor, dat dit element van de grondslag voor de bijdrage in 2025 gelijk is aan € 2.112,–.

3. Vaststelling bestuursrechtelijke premies 2025

De bestuursrechtelijke premies zijn de premies die verzekeringnemers, ter vervanging van de nominale premie, bedoeld in artikel 16 van de Zvw, gedurende de in artikel 18d respectievelijk 18e van de Zvw bedoelde periode aan het CAK verschuldigd zijn. Zij betalen in die periode dus geen nominale premie aan de zorgverzekeraar.

De bestuursrechtelijke premie is in twee situaties verschuldigd, namelijk:

  • 1. door de verzekeringnemer die ingevolge artikel 18c van de Zvw door een zorgverzekeraar bij het CAK is aangemeld. Dit betreft de verzekeringnemer die voor een zorgverzekering, rente en incassokosten buiten beschouwing latend, een premieschuld ter hoogte van zes of meer maandpremies heeft (hierna: wanbetaler);

  • 2. door de verzekeringnemer voor wie een verzekering loopt als bedoeld in artikel 9d van de Zvw. Dit betreft een verzekeringnemer die, hoewel hij verzekeringsplichtig is, heeft nagelaten een zorgverzekering te sluiten (hierna: ambtshalve verzekerde).

Ingevolge artikel 18d, eerste lid, van de Zvw wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor een wanbetaler vastgesteld op ten minste 110% en ten hoogste 130% van de gemiddelde nominale premie. Het percentage voor de vaststelling van de bestuursrechtelijke premie voor de wanbetaler bedraagt voor het jaar 2025 110%. Dit percentage leidt op jaarbasis tot een rekenkundige bestuursrechtelijke premie van € 2.068,–. Op maandbasis is dit € 172,33.

Ingevolge artikel 18e, tweede lid, van de Zvw wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor een ambtshalve verzekerde vastgesteld op een percentage van de gemiddelde nominale premie. De bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden is steeds gelijk geweest aan de standaardpremie als bedoeld in de Wzt, wat neerkwam op een percentage tussen de 119,54% (2016) en 113,41% (2024) van de gemiddelde nominale premie. Daarmee was de bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden tot 1 juli 2024 lager dan die voor wanbetalers. Sinds 1 juli 2024 is de bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers echter verlaagd tot 110% van de standaardpremie (Stcrt. 2024, 17348).

Besloten is om de bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden gelijk te stellen aan de bestuursrechtelijke premie van wanbetalers, omdat de dekking van de zorgverzekering voor beide groepen gelijk is, en er geen goede argumenten zijn voor een hogere bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden dan voor wanbetalers.

Het gehanteerde percentage voor de bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden komt voor 2025 uit op 110%. De vastgestelde bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden in 2025 komt daarmee op jaarbasis uit op € 2.068,– en op maandbasis uit op € 172,33.

Ten behoeve van de uitvoering van de bronheffing zijn de bestuursrechtelijke premies vastgesteld op een maandbedrag.

4. Gevolgen voor de regeldruk

De wijzigingen van de bedragen als gevolg van dit besluit hebben geen regeldrukeffecten voor burgers, bedrijven, instellingen of professionals, noch is er sprake van noemenswaardige kennisnemingskosten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) kan zich verenigen met dit standpunt.

5. Inwerkingtreding

De termijn van minimaal twee maanden voor de periode tussen de datum van uitgifte van de Staatscourant en het tijdstip van inwerkingtreding (1 januari 2025) is met inachtneming van aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving niet gehanteerd.

Het vasthouden aan die termijn zou tot aanzienlijke uitvoeringsnadelen leiden, onder meer omdat de ramingen voor de vaststelling van de onderhavige premies minder accuraat zouden zijn. Zorgverzekeraars kunnen immers uiterlijk 12 november nog hun nominale premies bekend maken (artikel 17, zevende lid, Zvw). Bij publicatie van deze regeling vóór 1 november zou geen rekening gehouden kunnen worden met nominale premies die in november bekend gemaakt worden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Agema

Naar boven