Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 22 mei 2024, kenmerk 3812375-1064670-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van de hoogte van de bestuursrechtelijke premies per 1 juli 2024

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 18d, eerste en zesde lid, en 18e, tweede en derde lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 6.5.2 van de Regeling zorgverzekering komt te luiden:

Artikel 6.5.2

  • 1. De gemiddelde premie, bedoeld in de artikelen 18d, eerste lid, en 18e, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet is gelijk aan de geraamde gemiddelde premie voor een zorgverzekering, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag.

  • 2. De bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d van de Zorgverzekeringswet, bedraagt per maand € 160,60 en de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18e van de Zorgverzekeringswet, bedraagt per maand € 165,58.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra

TOELICHTING

De bestuursrechtelijke premies zijn de premies die verzekeringnemers, ter vervanging van de nominale premie, bedoeld in artikel 16 van de Zvw, gedurende de in artikel 18d respectievelijk 18e van de Zvw bedoelde periode aan het CAK verschuldigd zijn. Zij betalen in die periode dus geen nominale premie aan de zorgverzekeraar.

De bestuursrechtelijke premie is in twee situaties verschuldigd, namelijk:

  • 1. door de verzekeringnemer die ingevolge artikel 18c van de Zvw door een zorgverzekeraar bij het CAK is aangemeld. Dit betreft de verzekeringnemer die voor een zorgverzekering, rente en incassokosten buiten beschouwing latend, een premieschuld ter hoogte van zes of meer maandpremies heeft (hierna: wanbetaler). Ingevolge artikel 18d, eerste lid, van de Zvw wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor een wanbetaler vastgesteld op ten minste 110% en ten hoogste 130% van de gemiddelde nominale premie. Het percentage voor de vaststelling van de bestuursrechtelijke premie voor de wanbetaler is bij de Regeling vaststelling standaardpremie en bestuursrechtelijke premies 2024 voor het jaar 2024 vastgesteld op 120. Bij een geraamde gemiddelde nominale premie (als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag) van € 1.752,00 leidt dit percentage op jaarbasis tot een rekenkundige bestuursrechtelijke premie van € 2.102,40. Op maandbasis is dit € 175,20.

  • 2. door de verzekeringnemer voor wie een verzekering loopt als bedoeld in artikel 9d van de Zvw. Dit betreft een verzekeringnemer die, hoewel hij verzekeringsplichtig is, heeft nagelaten een zorgverzekering te sluiten (hierna: ambtshalve verzekerde). De bestuursrechtelijke premie die voor hem geldt is gelijk aan de standaardpremie, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag. Deze bedraagt voor het jaar 2024 € 1.987. Op maandbasis is dit € 165,58. (Het gaat derhalve om 113,41% van de geraamde gemiddelde nominale premie als bedoeld in laatstgenoemd artikel.)

Deze regeling ziet op de verlaging van het percentage voor de vaststelling van de bestuursrechtelijke premie voor de wanbetaler naar 110%. Aanleiding voor deze verlaging is het aangenomen amendement van de leden Bikker en Klaver1, waarmee geld wordt gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers uit de Zorgverzekeringswet te verlagen naar 110% van de gemiddelde premie. In de toelichting bij het amendement wordt aangegeven dat de bestuursrechtelijke premie er in veel gevallen voor zorgt dat bestaande problemen worden verergerd. De indieners stellen dat het beleid achter de wanbetalersregeling uit de Zorgverzekeringswet is gestoeld op de gedachte dat mensen rationele keuzes maken (namelijk op tijd de achterstand betalen om te voorkomen een hogere premie te moeten betalen) en sterk (financieel) zelfredzaam zijn. Volgens de indieners leert de ervaring dat deze gedachte niet realistisch is. Afgezien van de inhoudelijke problemen met de afhandeling van de openstaande schuld en het gebrek aan maatwerk, zorgt de opslag volgens hen voor verergering van bestaande problemen. Om de grootste knelpunten in de wanbetalersregeling aan te pakken is de verlaging naar 110%, als eerste stap naar een sterk verbeterde regeling, volgens indieners gepast.

Met deze regeling is in lijn met het verzoek van de Tweede Kamer, zoals opgenomen en onderbouwd in het amendement, het percentage voor de vaststelling van de bestuursrechtelijke premie voor de wanbetaler, verlaagd naar 110 per 1 juli 2024. Dit percentage leidt op jaarbasis tot een rekenkundige bestuursrechtelijke premie van € 1.927,20. Ten behoeve van de uitvoering van de bronheffing is de bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers vastgesteld op een maandbedrag. Op maandbasis is dit € 160,60.

Het maandbedrag voor de bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden is met voorliggende regeling niet gewijzigd.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om te bepalen dat de gemiddelde premie, bedoeld in de artikelen 18d, eerste lid, en 18e, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet de geraamde gemiddelde nominale premie is als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag. Hiermee wordt aan de verplichting, bedoeld in artikel 18d, zesde lid, en 18e, derde lid, van de Zorgverzekeringswet voldaan.

Gevolgen voor de regeldruk

De wijziging van het percentage voor de vaststelling van de bestuursrechtelijke premie voor de wanbetaler als gevolg van dit besluit heeft geen regeldrukeffecten voor burgers, bedrijven, instellingen of professionals, noch is er sprake van noemenswaardige kennisnemingskosten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) kan zich verenigen met dit standpunt.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XVI, nr. 6.

Naar boven