Regeling van de Minister van Asiel en Migratie van 21 november 2024, nummer 5542273, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdnegentigste wijziging)

De Minister van Asiel en Migratie,

Gelet op de artikelen 2c, vijfde lid, 24, tweede lid en 37, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.30, tweede lid, 3.51, vierde lid, 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 4.560’ vervangen door ‘een bedrag van € 4.866’.

2. In het tweede lid wordt ‘een bedrag van € 2.279’ vervangen door ‘een bedrag van € 2.432’.

B

Artikel 1.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 177’ vervangen door ‘een bedrag van € 189’.

2. In het derde lid wordt ‘een bedrag van € 52’ vervangen door ‘een bedrag van € 55’.

C

Artikel 3.20a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bij de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang, bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onder a, van het Besluit betrekt de Minister het advies van de Minister van Economische Zaken. De Minister van Economische Zaken baseert zijn advies op het puntenstelsel dat is opgenomen in bijlage 8a bij deze regeling.

2. Aan het slot wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met derde lid, betrekt de Minister bij de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang bij de arbeid als zelfstandig kunstenaar het advies van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap baseert zijn advies op het beoordelingskader dat is opgenomen in bijlage 8aaa bij deze regeling.

D

In artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef, wordt ‘artikel 3.51, derde lid, van het Besluit’ vervangen door ‘artikel 3.51, vierde lid, van het Besluit’.

E

In artikel 3.34 wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Verblijfsdoel

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 243

€ 243

b. ‘verblijf als economisch niet- actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 243, of als vermogende vreemdeling: € 2.692

€ 243, of als vermogende vreemdeling: € 1.347

c. ‘arbeid als zelfstandige’

€ 405

€ 405

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 405

€ 405

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 405

€ 405

f. ‘seizoenarbeid’

€ 243

€ 243

g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’

€ 405

€ 405

h. ‘arbeid in loondienst’

€ 405

€ 405

i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 405

€ 405

j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’

€ 243

€ 243

k. ‘lerend werken’

€ 405

€ 405

l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

m. ‘studie’

€ 243

€ 243

n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 243

niet van toepassing

o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 405

€ 405

p. ‘medische behandeling’

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.281

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 446

q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 405, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 405, overige € 0

r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’

€ 243

€ 243

s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, overige € 243

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, in het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 205, overige € 243

t. ’grenswachter van de grensbewakingsdienst van het Verenigd Koninkrijk’

€ 405

€ 405

u. alle overige verblijfsdoelen

€ 243

€ 243

F

In artikel 3.34a wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Categorie

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 243

€ 243

b. gezinslid van een houder van een EU- verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 243

€ 243

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 243

€ 243

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 81

€ 81

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 81

€ 81

f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 81

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 81

€ 81

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 81

€ 81

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 81

€ 81

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

p. vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command- headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 243

€ 0

q. vreemdeling die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, derde lid en artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder j, in verband met gezagsbeëindiging aanvraagt

€ 0

€ 0

r. vreemdeling die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, vierde lid en artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder m, in verband met verblijf als langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse vreemdeling, aanvraagt.

€ 0

€ 0

G

In de artikelen 3.34g, eerste lid, en 3.43b, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 228’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 243’.

H

In de artikelen 3.34c, tweede lid, 3.34g, tweede, derde en vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en derde lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34jb, 3.43b, tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.43e, 3.51, tweede lid, 3.52 en 3.52b wordt ‘een bedrag van € 76’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 81’.

I

In de artikelen 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43d en 3.52a wordt ‘een bedrag van € 41’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 44’.

J

In artikel 3.34k, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 124’ vervangen door ‘een bedrag van € 132’.

K

In de artikelen 3.34j, eerste, tweede en vijfde lid, 3.43c, eerste en tweede lid, en 3.51, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 154’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 164’.

L

Na bijlage 8aa wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 8AAA BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.20A, VIJFDE LID, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

1. Beoordelingskader arbeid als zelfstandig kunstenaar

Criterium

Invulling

De kunstenaar wordt a) rechtstreeks gefinancierd door een Rijkscultuurfonds of b) de kunstenaar verricht activiteiten voor een Nederlandse professionele culturele instelling die een dusdanige artistieke kwaliteit heeft dat deze naar het oordeel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van wezenlijk cultureel belang voor Nederland wordt geacht.

Indien de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap oordeelt dat geen sprake is van een instelling als hierboven bedoeld, dan kan hij bij hoge uitzondering alsnog overgaan tot een positief advies, indien de unieke kwaliteit of expertise van de zelfstandige kunstenaar die een aanvraag indient, zodanig is dat diens aanwezigheid op zichzelf naar oordeel van de Minister van wezenlijk cultureel belang voor Nederland is.

Bij rechtstreekse financiering door een Rijkscultuurfonds opgericht conform artikel 9 Wet op het specifiek cultuurbeleid:

– een afschrift van de subsidiebeschikking van het Rijkscultuurfonds aan de kunstenaar.

In dit geval is er sprake van een wezenlijk Nederlands cultureel belang en vindt er geen verdere beoordeling plaats.

Bij het verrichten van activiteiten voor een Nederlandse professionele culturele instelling:

– een onderbouwde verklaring waaruit blijkt dat de instelling de vereiste artistieke kwaliteit heeft. De Nederlandse culturele instelling wordt geacht de vereiste artistieke kwaliteit te hebben als het artistiek inhoudelijk niveau van de instelling positief is beoordeeld door de Raad voor Cultuur voor het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend, dan wel door een provinciale of gemeentelijke kunstraad. Dit is het geval bij de volgende instellingen:

a. rechtspersonen die, in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend, gesubsidieerd worden onder hoofdstuk 3 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

b. rechtspersonen die meerjarig gesubsidieerd worden door een gemeente of provincie op advies van een gemeentelijke of provinciale kunstraad waaronder in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend.

Ook de volgende instellingen worden beschouwd als een instelling met een dusdanig artistieke kwaliteit:

a. rechtspersonen die meerjarig gesubsidieerd worden door een Rijkscultuurfonds waaronder in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend;

b. rechtspersonen die in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend gesubsidieerd worden onder hoofdstuk 5 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

c. rechtspersonen die op regelmatige basis projectsubsidies ontvangen van gemeenten, provincies of Rijkscultuurfondsen, waaronder een projectsubsidie in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend.

De activiteiten als bedoeld onder het eerste criterium onder b dienen onderdeel uit te maken van de kernactiviteiten van de culturele instelling.

Een overeenkomst van opdracht tussen de Nederlandse culturele instelling en de kunstenaar omtrent de uitvoering van de hiervoor bedoelde nader omschreven activiteiten. In de overeenkomst van opdracht wordt in ieder geval opgenomen:

a. de overwegingen om tot de overeenkomst van opdracht te komen;

b. een beschrijving van de inhoud en de uitvoering van de opdracht;

c. de begindatum en de einddatum van de opdracht;

d. het honorarium;

e. handtekening van de ondertekeningsbevoegden.

Er dient een concrete behoefte te bestaan aan de uitvoering van deze activiteiten door de desbetreffende kunstenaar.

– Een ‘verklaring wezenlijk cultureel belang’ van de Nederlandse culturele instelling zoals opgenomen onder deze tabel.

2. Verklaring wezenlijk cultureel belang/Declaration on essential cultural importance

Declaration

By the cultural institution. The declaration states that the presence of the artist-applicant in question is of 'substantial cultural interest' for the Netherlands.

With this document the cultural institution: [naam culturele instelling]

Declares that the artist-applicant with the following name: [naam kunstenaar]

Has been selected by the cultural institution and that his/her presence in the Netherlands and his/her contribution to the activities as described in the attached contract is of essential cultural importance. This activities will take place over a period from and to: [periode]

Describe the value and importance of the presence of the artist-applicant for the cultural institution and/or for the Dutch cultural sector: ...........................

Additional comments: ...............................

Location: ...........................

Location: ...........................

   

Date: ...........................

Date: ...........................

   

Name of cultural institution:

Name of artist-applicant:

   

...........................

...........................

   

Signature

Signature:

   

...........................

...........................

   

M

In Bijlage 13, behorend bij artikel 3.37f, derde lid, vervalt in de alfabetische rangschikking ‘Trinidad en Tobago’.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, de onderdelen C, L en M, in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. Artikel I, de onderdelen C, L en M van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 3. Artikel I, onderdeel F, categorie r van deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 november 2024

De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat een formalisering van het beoordelingskader dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gebruikt om de Minister te adviseren of met de komst van een zelfstandige kunstenaar een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend en een verblijfsvergunning in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit kan worden verleend.

Met deze wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt het door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gehanteerde beoordelingskader op basis waarvan advies wordt verleend aan de Minister formeel vastgelegd.

Uit de nota van toelichting bij het Besluit modern migratiebeleid volgt dat bij de zelfstandige uitoefening van bepaalde beroepen, waaronder bijvoorbeeld medisch specialisten en kunstenaars, het Nederlandse belang door de Minister van Justitie en Veiligheid (thans: de Minister van Asiel en Migratie) niet wordt beoordeeld aan de hand van een puntensysteem, maar aan de hand van adviezen van andere ministers en uitvoeringsorganisaties. Met het besluit van 9 april 2024 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Stb. 2024, 83, p. 17) is artikel 3.30, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in overeenstemming gebracht met het Besluit modern migratiebeleid door middel van de toevoeging dat de beoordeling van het Nederlandse belang ook kan geschieden aan de hand van een andere dan het puntensysteem bij ministeriële regeling te bepalen geschikte wijze.

Dit maakt het mogelijk om te differentiëren naar de sector waarin de vreemdeling arbeid als zelfstandige wenst te verrichten en ter zake van een zelfstandige kunstenaar advies op te vragen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Een derdelandse zelfstandig kunstenaar heeft de mogelijkheid om een verblijfsvergunning met de beperking arbeid als zelfstandige te verkrijgen indien sprake is van een wezenlijk cultureel belang dat gediend is door diens aanwezigheid in Nederland. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap adviseert de Minister van Asiel en Migratie over de vraag of hier sprake van is. Daarbij baseert hij zich sinds jaar en dag op de behoefte van de Rijkscultuurfondsen en/of culturele instellingen die zelf van wezenlijk cultureel belang voor de Nederland zijn, om met de desbetreffende kunstenaar samen te werken.

Voort bevat deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 de volgende aanpassingen:

  • In de Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 juli 2024, nummer 5580844 (189e wijziging) is een tijdelijke regeling voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse vreemdelingen vastgesteld. Voor deze specifieke groep vreemdelingen wordt eenmalig een tijdelijke regeling ingesteld op grond waarvan zij in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met niet-tijdelijk humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 3.51 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De regeling zal gaan gelden vanaf 1 januari 2025 tot 1 juli 2025. Op deze regeling zijn een paar aanpassingen gedaan.

  • Een aanpassing van de leges voor reguliere verblijfsvergunningen met ingang van 1 januari 2025 in verband met de jaarlijkse indexatie.

  • Een aanpassing van de lijst van veilige landen van herkomst. Het land Trinidad en Tobago wordt van deze lijst verwijderd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, E, F, G, H, I, J en K (artikelen 1.11, eerste en tweede lid, 1.17, eerste en derde lid, 3.34, 3.34a, 3.34c, tweede lid, 3.34g, eerste tot en met vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en derde lid, 3.34j, eerste tot en met vijfde lid, 3.34ja, 3.34jb en 3.34k, eerste tot en met derde lid, 3.43b, eerste, tweede en vierde lid, 3.43c, eerste tot en met vierde lid, 3.43d, 3.43e, 3.51, eerste en tweede lid, 3.52, 3.52a en 3.52b)

Met deze aanpassing worden de legestarieven met ingang van 1 januari 2025 geïndexeerd. Deze indexatie wordt elk jaar gedaan.

Tot op heden werden voor een deel van de verblijfsvergunningen de legesbedragen gekoppeld aan het tarief van de nationale ID-kaart op grond van artikel 6, tweede lid van het Besluit paspoortgelden, waar de overige vergunningen geïndexeerd worden op basis van het CBS-indexcijfer voor cao-lonen. Echter worden de tarieven van de ID-kaart elk jaar door het Ministerie van BZK geïndexeerd op basis van het prijsindexcijfer voor materiele overheidsconsumptie in plaats van het CBS-indexcijfer van de cao-lonen. In de praktijk blijkt dat het CBS-indexcijfer van de cao-lonen en het CBS-prijsindexcijfer voor materiele overheidsconsumptie uiteenlopen. Daarnaast wordt het Besluit Paspoortgelden meestal pas in de maand november gepubliceerd, waardoor de IND geen implementatietermijn in acht kan nemen. Daarom wordt uit het oogpunt van eenvoud en uitvoerbaarheid en het voorkomen van indexeringsverschillen voortaan gewerkt met één indexcijfer. Hierdoor kunnen de nieuwe tarieven ook aanzienlijk sneller worden vastgesteld, waardoor de IND een invoeringstermijn van drie maanden kan hanteren voor deze regelgeving conform aanwijzing 4.17, vierde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

In tegenstelling tot eerdere jaren worden met ingang van 2025 derhalve alle legestarieven geïndexeerd aan de hand van het indexcijfer van de cao-lonen zoals berekend door het CBS (6,7%), conform de handelwijze bij de indexering van de leges die geheven worden in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor een nadere toelichting op het indexeringscijfer wordt verwezen naar de toelichting bij de Beschikking wijzigingspercentage optie- en naturalisatiegelden 2025 (Stcrt. 2024, 27134). Omdat de IND-leges niet onevenredig hoog mogen zijn ten opzichte van de leges voor de Nederlandse ID-kaart of paspoort zal eens per twee jaar beoordeeld worden of deze nieuwe manier van indexeren aan die norm voldoet.

In de Regeling van 1 juli 2024 voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse vreemdelingen, is geen voorziening aangebracht in de legestabel. Bij deze wijziging en vaststelling van de legestabellen is dat eveneens gecorrigeerd. In artikel 3.34a is voor deze groep een nieuwe tijdelijke categorie r toegevoegd en is het bedrag op € 0 gesteld die zal gaan gelden vanaf 1 januari 2025 tot 1 juli 2025.

Onderdeel C

In onderdeel 1 van onderdeel C wordt in het eerste lid van artikel 3.20a Voorschrift Vreemdelingen 2000 de hoofdregel tot uitdrukking gebracht dat bij de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang, bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, de Minister van Asiel en Migratie het advies van de Minister van Economische Zaken betrekt, die dat advies baseert op het puntenstelsel dat is opgenomen in bijlage 8a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.

Voorts wordt in onderdeel 2 een nieuw vijfde lid toegevoegd aan artikel 3.20a Voorschrift Vreemdelingen 2000 dat een uitzondering op deze hoofdregel formuleert voor de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang bij de arbeid als zelfstandig kunstenaar. In afwijking van het puntensysteem, aan de hand waarvan het wezenlijk Nederlands belang bij de zelfstandige uitoefening van een bedrijf wordt beoordeeld, regelt dit lid dat bij de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang bij de arbeid als zelfstandig kunstenaar de Minister van Asiel en Migratie het advies van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betrekt. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap baseert zijn advies op basis van het beoordelingskader arbeid als zelfstandig kunstenaar dat is opgenomen in bijlage 8aaa van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zie hieronder onderdeel L).

De delegatiegrondslag voor deze wijziging is gelegen in artikel 3.30, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000.

Onderdeel D

In de Regeling van 1 juli 2024 voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse vreemdelingen, is een correctie van de onjuiste verwijzing in de aanhef van artikel 3.24aa, tweede lid, opgenomen. Per abuis is echter voor deze bepaling eveneens bepaald dat deze tijdelijk van aard is en zal gaan gelden vanaf 1 januari 2025 tot 1 juli 2025. Met deze wijziging wordt dit hersteld.

Onderdeel L (bijlage 8aaa, behorend bij artikel 3.20a, vijfde lid)

Met dit onderdeel worden het beoordelingskader waar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn advies op baseert, en de 'verklaring van wezenlijk cultureel belang’, opgenomen in bijlage 8aaa bij deze regeling.

Naar het oordeel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is er met het verblijf van een derdelands zelfstandige kunstenaar een wezenlijk Nederlands cultureel belang gediend indien de zelfstandige kunstenaar rechtstreeks wordt gefinancierd door een Rijkscultuurfonds. Op dit moment zijn er zes Rijkscultuurfondsen (Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaan Fonds voor beeldende kunst en erfgoed, Filmfonds voor filmmakers, Nederlands Letterenfonds voor schrijvers, vertalers, uitgevers en festivals en het Fonds voor Cultuurparticipatie voor deelname aan cultuurprojecten).

De vreemdeling kan aantonen dat er sprake is van rechtstreekse financiering door een Rijkscultuurfonds door een subsidiebeschikking te overleggen. Het begrip ‘subsidiebeschikking’ dient daarbij breed te worden uitgelegd in die zin dat daar ook andere vormen van (rechtstreekse) bekostiging onder vallen, zoals bijvoorbeeld het toekennen van een beurs door het desbetreffende Rijkscultuurfonds aan de kunstenaar.

Met het verblijf van een derdelands zelfstandige kunstenaar die niet rechtstreeks wordt gefinancierd door een Rijkscultuurfonds kan ook een wezenlijk Nederlands cultureel belang worden gediend indien de kunstenaar activiteiten verricht voor een Nederlandse professionele culturele instelling die een dusdanige artistieke kwaliteit heeft dat deze instelling naar het oordeel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van wezenlijk cultureel belang voor Nederland wordt geacht.

In dat geval dient de vreemdeling een onderbouwde verklaring te overleggen waaruit blijkt dat de instelling de vereiste artistieke kwaliteit heeft. Ook moeten de activiteiten die de zelfstandige kunstenaar voor de instelling verricht onderdeel uit te maken van de kernactiviteiten van de culturele instelling en dient er een concrete behoefte te bestaan aan de uitvoering van deze activiteiten door de desbetreffende kunstenaar. De vreemdeling toont dit aan door een overeenkomst van opdracht met de culturele instelling te overleggen en een door de instelling ondertekende ‘verklaring van wezenlijk cultureel belang’.

In de overeenkomst van opdracht moet o.a. beschreven worden welke activiteiten de kunstenaar in Nederland komt verrichten. In de ‘verklaring van wezenlijk cultureel belang’ dient de culturele instelling te verklaren dat, en te beschrijven waarom, er een concrete behoefte bestaat aan de vaardigheden van juist deze kunstenaar.

Om voor een positief advies in aanmerking te komen dient een verblijfsaanvraag van een derdelandse zelfstandig kunstenaar ofwel te voorzien in een subsidiebeschikking van een Rijkscultuurfonds aan de desbetreffende kunstenaar, ofwel van een ‘verklaring van wezenlijk cultureel belang’ die ondertekend is door een instelling die zelf van wezenlijk cultureel belang voor Nederland is. In dat laatste geval dient de aanvraag ook een overeenkomst van opdracht tussen de culturele instelling en de desbetreffende kunstenaar te bevatten.

Bij twijfel of sprake is van een instelling van wezenlijk cultureel belang kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij zeer hoge uitzondering alsnog tot het oordeel komen dat met het verblijf van de zelfstandige kunstenaar een wezenlijk Nederlands cultureel belang is gediend. Dit kan uitsluitend wanneer de kwaliteit van de zelfstandige kunstenaar die een aanvraag indient, op grond van zijn unieke expertise zodanig is dat diens aanwezigheid op zichzelf naar oordeel van de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap van wezenlijk cultureel belang voor Nederland is.

Onderdeel M (bijlage 13, behorend bij artikel 3.37f, derde lid)

In de brief aan de Tweede Kamer van 25 juni 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 19 637, nr. 3260), is meegedeeld dat bezien is of er inhoudelijke relevantie is om Trinidad en Tobago te handhaven op de lijst van veilige landen van herkomst. In lijn met de brief aan de Tweede Kamer van 4 november 2021 (Kamerstukken II, 2021/22, 19 637, nr. 2778) is besloten om dat land van de lijst te schrappen. De instroom vanuit Trinidad en Tobago is heel laag. Er is daarom geen inhoudelijk belang of relevantie om Trinidad en Tobago op de lijst te houden.

Artikel II

Onderdeel 2

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. De toepassing van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn zorgen ervoor dat degenen tot wie de regeling zich richt, niet op te veel verschillende momenten worden geconfronteerd met wijzigingen van regelgeving en dat ze tijd krijgen om zich hierop voor te bereiden (aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De uitzondering van de onderdelen C en L is toegestaan. Er bestaat geen noodzaak tot voorbereiding omdat deze regeling al praktijk is sinds de jaren 60. De inwerkingtreding draagt zorg voor duidelijkheid aan degenen tot wie de regeling zich richt en geeft helderheid op basis waarvan een vergunningaanvraag beoordeeld wordt.

De uitzondering van onderdeel M is toegestaan omdat het, gelet op de brief aan de Tweede Kamer van 25 juni 2024, van belang is dat het Voorschrift Vreemdelingen 2000 daar zo spoedig mogelijk op aansluit (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst

Naar boven