Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2024, 3831 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2024, 3831 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013, en artikel 5 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet en Wet telecommunicatievoorzieningen BES;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
frequentieruimte binnen het frequentiebereik 3450–3750 MHz;
degene die een aanvraag om een vergunning heeft ingediend;
Besluit bekendmaking veiling vergunningen 3,5 GHz-band;
bod als bedoeld in de artikelen 25, 32 of 41, uitgebracht door een deelnemer via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;
aanvrager die is toegelaten tot de veiling als bedoeld in artikel 13;
eerste deel van de primaire fase als bedoeld in artikel 15, vierde lid;
exitbod als bedoeld in de artikelen 25, zesde lid, en 32, achtste lid;
finale combinatie als bedoeld in artikel 41, vijfde lid;
gebruiken van frequentieruimte als bedoeld in artikel 1 van de Capregeling mobiele communicatie 2020;
handtekening als bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van Verordening (EU) nr. 910/2014 (Pb L 257/73);
Minister van Economische Zaken en Klimaat;
primaire fase van de veiling als bedoeld in artikel 15, derde lid;
volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Short-Term Rate, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;
toewijzingsfase van de veiling als bedoeld in artikel 15, zevende lid;
tweede deel van de primaire fase als bedoeld in artikel 15, vijfde lid;
rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020;
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie, als omschreven in de bijlagen 1 en 2 van het bekendmakingsbesluit;
Telecommunicatiewet;
bod of exitbod dat als winnend bod is aangemerkt als bedoeld in de artikelen 28 of 35;
deelnemer wiens bod of exitbod door de minister is aangemerkt als winnend bod.
1. Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn beschikbaar om door middel van een veiling te worden verdeeld:
a. drie vergunningen van 60 MHz, en
b. twaalf vergunningen van 10 MHz.
2. Ingevolge het bekendmakingsbesluit wordt het aantal, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, na het eerste deel van de primaire fase verhoogd tot:
a. achttien, indien één vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet is verdeeld;
b. vierentwintig, indien twee vergunningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet zijn verdeeld;
c. dertig, indien geen vergunningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn verdeeld.
1. Degene die voor een vergunning in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in bij de minister.
2. Een aanvraag wordt ontvangen vóór 14:00 uur op de laatste dag van een periode van vier weken na de inwerkingtreding van deze regeling, waarop artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing is:
a. per versleutelde e-mail of e-mail op het volgende emailadres: Veiling3.5GHz@rdi.nl, of
b. per aangetekende post of persoonlijke overhandiging op het volgende adres en met de volgende adressering:
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
Ter attentie van: veilingteam 3,5 GHz-band
Emmasingel 1
9726 AH Groningen.
3. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vindt in de genoemde periode plaats op werkdagen tussen 8:30 uur en 17:00 uur. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.
4. Voor aanvragen die worden ingediend op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, geldt als tijdstip van ontvangst het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen door de e-mailserver van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.
1. De aanvrager:
a. verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, door de aanvrager is geen faillissement aangevraagd, en er is geen verzoek tot faillissement ingediend, en
b. is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.
2. Met de eisen van het eerste lid worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
1. Een aanvrager dient ten hoogste één aanvraag in.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden verbonden rechtspersonen tezamen als één aanvrager gezien.
3. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen die ieder zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.
4. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage 1 opgenomen model en gaat, onverminderd de overige in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.
5. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden die zijn opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
6. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.
7. In afwijking van het zesde lid, kunnen de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, worden gesteld in één van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, mits gegevens en bescheiden die niet in de Engelse taal zijn gesteld vergezeld gaan van een Nederlandse vertaling.
8. Een aanvraag die wordt ingediend op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt:
a. door de aanvrager voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, en
b. voorzien van de publieke sleutel van de aanvrager.
9. Indien de verklaring van de notaris, bedoeld in onderdeel A van bijlage 1, wordt verstrekt op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt de verklaring van de notaris voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening.
De aanvrager informeert de minister onmiddellijk per versleutelde e-mail of e-mail over een wijziging met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 6, derde tot en met vijfde lid.
1. De aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van zijn bod een waarborgsom of een bankgarantie ter grootte van:
a. € 19.610.000,-, indien de aanvrager wil deelnemen aan het eerste deel van de primaire fase of aan beide delen van de primaire fase;
b. € 2.180.000,-, indien de aanvrager slechts wil deelnemen aan het tweede deel van de primaire fase.
2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot en met:
a. in geval van intrekking of afwijzing van de aanvraag, de datum van intrekking of afwijzing;
b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, de datum van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, en
c. in geval van toewijzing van de aanvraag, de datum waarop het verschuldigde bedrag, bedoeld in artikel 46, tweede lid, volledig is betaald, of, indien uitstel van betaling wordt verleend, de datum waarop de eerste termijn is voldaan op de wijze die is bepaald in de vergunning.
3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 3, tweede lid, bedoelde tijdstip:
a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer NL41 INGB 0705 0011 99, ten name van: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, onder vermelding van ‘Veiling vergunningen 3,5 GHz-band’, of
b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage 2, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, onderdelen a of b, genoemde adres.
4. Een bankgarantie die wordt verstrekt op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening.
1. Binnen twee weken nadat de aanvrager zijn aanvraag heeft ingetrokken, dan wel nadat de minister overeenkomstig artikel 11 heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, de aanvraag op grond van artikel 12 heeft afgewezen, of de aanvraag heeft geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet:
a. stort de minister, indien de aanvrager een waarborgsom heeft verstrekt, de waarborgsom terug aan de betreffende aanvrager, of
b. stuurt de minister, indien de aanvrager een bankgarantie heeft verstrekt, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie niet zal worden ingeroepen aan de bank van de betreffende aanvrager, en een kopie van deze schriftelijke verklaring aan de betreffende aanvrager.
2. Indien de minister een waarborgsom terugstort als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vergoedt hij op de dag van terugstorten tevens de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag na de dag dat de minister de waarborgsom heeft ontvangen tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort.
1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in de artikelen 6, eerste, derde, vierde, zesde tot en met negende lid, of 8, eerste, derde en vierde lid, gestelde voorschriften, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt hij hem in de gelegenheid het verzuim te herstellen.
2. Het verzuimherstel wordt ontvangen vóór 17.00 uur op de zevende werkdag na de datum waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is verstuurd.
3. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel worden ingediend op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede lid. Artikel 3, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Verzuimherstel ten aanzien van de waarborgsom geschiedt met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a.
Indien een verzuim niet is hersteld binnen de termijn, bedoeld in artikel 10, tweede lid, of op de wijze, bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag af, indien niet is voldaan aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, 4 en 5.
2. De minister kan een aanvraag afwijzen indien niet is voldaan aan:
a. artikel 7, of
b. een vordering van de minister als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de wet, die nodig is voor de vervulling van zijn taken in het kader van deze regeling.
1. De minister deelt de aanvrager wiens aanvraag niet buiten behandeling is gesteld, is afgewezen of is geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet, schriftelijk mee:
a. dat hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling;
b. tot welke delen van de primaire fase hij als deelnemer wordt toegelaten;
c. het aantal MHz dat de deelnemer, gelet op zijn aanvraag, en op artikel 3 van de Capregeling mobiele communicatie 2020, ten hoogste kan verwerven.
2. Bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt uitgegaan van het gebruik van frequentieruimte van de aanvrager alsmede van met de aanvrager verbonden rechtspersonen op de dag waarop de aanvraag is ingediend.
3. De aanvrager raakt van de dag waarop de aanvraag is ingediend tot en met de dag waarop hem een vergunning wordt verleend of waarop zijn aanvraag wordt afgewezen als bedoeld in artikel 45, eerste, respectievelijk tweede lid, niet verbonden met:
a. andere aanvragers, of
b. andere rechtspersonen die in Nederland frequentieruimte gebruiken voor mobiele communicatie als bedoeld in artikel 1 van de Capregeling mobiele communicatie 2020.
De minister deelt de deelnemers uiterlijk drie weken voor de aanvang van de primaire fase schriftelijk mee:
a. de datum, aanvangstijd en duur van de eerste biedronde van het eerste deel van de primaire fase;
b. de voor de veiling benodigde programmatuur;
c. het telefoonnummer en het e-mailadres met bijbehorende publieke beveiligingssleutel waarop de minister bereikbaar is;
d. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer;
e. het internetadres waarop de deelnemer inlogt om aan de veiling deel te nemen.
1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem.
2. De veiling geschiedt in twee fasen: de primaire fase en de toewijzingsfase.
3. De primaire fase bestaat uit twee delen.
4. Het eerste deel van de primaire fase heeft betrekking op de vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en geschiedt door middel van een klokveiling met een eersteprijsregel en exitbiedingen.
5. Het tweede deel van de primaire fase heeft betrekking op de vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en geschiedt door middel van een klokveiling met een eersteprijsregel en exitbiedingen.
6. Een deelnemer neemt uitsluitend deel aan de delen van de primaire fase waartoe hij op grond van artikel 13 is toegelaten.
7. De toewijzingsfase heeft betrekking op de toewijzing van specifieke frequentieruimte aan winnende deelnemers en geschiedt door middel van een veiling met een gesloten bod.
1. De minister bepaalt het tijdstip en de duur van de biedronden.
2. Een biedronde eindigt op het tijdstip waarop de door de minister bepaalde duur van de biedronde is verstreken.
1. Biedingen en exitbiedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.
2. Andere communicatie vindt uitsluitend plaats:
a. via het elektronisch veilingsysteem, of
b. telefonisch of per beveiligde e-mail, waarbij:
1⁰. de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres met bijbehorende publieke beveiligingssleutel, en
2⁰. de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres met publieke beveiligingssleutel, bedoeld in artikel 14, onderdeel c.
1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen die buiten de beïnvloedingssfeer liggen van de minister of de deelnemers, of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.
2. Een deelnemer meldt een bijzondere omstandigheid of technisch probleem onverwijld, maar uiterlijk binnen tien minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde, telefonisch aan de minister.
3. Indien technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat deze deelnemer zijn biedingen of exitbiedingen uitbrengt door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.
4. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin of waarna de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat die biedronde en alle daarin uitgebrachte biedingen ongeldig worden verklaard en de biedronde opnieuw moet worden gehouden.
1. Een aanvrager of deelnemer, inbegrepen diegene die een aanvrager of deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersoon:
a. onthoudt zich voorafgaande aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in het kader van de veilingprocedure daaronder begrepen;
b. maakt tot de mededeling, bedoeld in artikel 44, is gedaan geen informatie openbaar, verspreidt geen informatie en doet geen informatie verspreiden aan derden met betrekking tot diens strategie, budget, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte of te betalen prijzen in de veiling.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan een aanvrager of een deelnemer de daar genoemde informatie verstrekken aan diens aandeelhouders voor zover hij daar contractueel, statutair of anderszins toe is verplicht. De aanvrager of deelnemer draagt er in dat geval zorg voor dat de informatie zo veel mogelijk vertrouwelijk wordt verstrekt om verdere verspreiding ervan te voorkomen.
3. Een aanvrager of deelnemer, inbegrepen diegene die een aanvrager of deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersoon, maakt voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure tot de mededeling, bedoeld in artikel 44, informatie over het al dan niet deelnemen aan de veiling en de indiening van de aanvraag daartoe, onverwijld volledig openbaar, zodra deze door hem aan een of meer derden bekend is gemaakt.
4. De minister kan de veiling beëindigen of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken, gedragingen, of informatieverstrekking die in strijd zijn met het eerste, tweede of derde lid, of indien de minister gegronde vermoedens heeft dat daarvan sprake is.
1. Indien voorafgaande aan of tijdens de veiling blijkt dat een aanvrager of deelnemer niet of niet meer voldoet aan de artikelen 4 tot en met 7, dan wel dat een aanvrager of deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 21, eerste, tweede of derde lid, kan de minister:
a. de betrokken deelnemer of aanvrager uitsluiten van deelname of verdere deelname aan de veiling en de biedingen en exitbiedingen van de betrokken deelnemer uit één of meerdere biedronden ongeldig verklaren;
b. de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren, of
c. besluiten dat één of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.
2. Indien niet eerder dan na afloop van de veiling blijkt dat een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 21, eerste, tweede of derde lid, kan de minister de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig verklaren en besluiten dat de veiling opnieuw moet worden gehouden.
Deze paragraaf is van toepassing op de vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a.
1. Een deelnemer brengt een bod uit in iedere biedronde waaraan hij deelneemt.
2. Een bod bestaat uit het aantal vergunningen dat een deelnemer voor de in de biedronde bepaalde prijs wenst te verwerven.
3. Het aantal, bedoeld in het tweede lid, is ten hoogste één vergunning.
4. De prijs in de eerste biedronde is € 39.220.000,- per vergunning.
5. De minister bepaalt de prijs in de tweede en daaropvolgende biedronden.
6. Een deelnemer die zijn bod verlaagt ten opzichte van zijn bod in de voorafgaande biedronde, kan een exitbod uitbrengen.
7. Een exitbod bestaat uit een bedrag in hele euro’s dat:
1⁰. gelijk is aan, of hoger is dan, de prijs per vergunning die de minister heeft bepaald voor de voorafgaande biedronde, en
2⁰. lager is dan de prijs per vergunning die de minister heeft bepaald voor de biedronde waarin de deelnemer zijn bod verlaagt.
8. Een deelnemer die een biedronde of een voor hem verlengde biedronde laat verstrijken:
a. wordt geacht een bod te hebben uitgebracht van nul, en
b. brengt in de daaropvolgende biedronden geen bod uit.
1. Voor een deelnemer die een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod heeft uitgebracht, wordt de betreffende biedronde eenmalig van rechtswege verlengd met 30 minuten.
2. Per deelnemer worden ten hoogste drie biedronden van rechtswege verlengd, waarbij niet worden meegerekend de biedronden waarvoor de minister op grond van de artikelen 20 of 22, heeft besloten dat deze opnieuw worden gehouden.
3. De minister kan besluiten dat voor de bepaling van het aantal biedronden dat nog van rechtswege wordt verlengd, niet wordt meegerekend een biedronde waarin het niet uitbrengen van een bod het gevolg was van technische problemen die zijn ontstaan vóór het verstrijken van de biedronde.
4. In afwijking van artikel 18, tweede lid, eindigt een biedronde als bedoeld in het eerste lid op het moment dat de termijn van 30 minuten is verstreken of, indien dat eerder is, op het tijdstip waarop alle deelnemers voor wie de biedronde van rechtswege is verlengd een bod hebben uitgebracht.
5. De minister deelt de verlenging van een biedronde zo spoedig mogelijk mee aan alle deelnemers.
Zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde deelt de minister elke deelnemer mee:
a. het nummer van die biedronde, en, indien van toepassing, de aanvangstijd, duur en het nummer van, alsmede de prijs in, de volgende biedronde;
b. het aantal vergunningen dat in de afgelopen biedronde in totaal is geboden;
c. zijn bod en zijn exitbiedingen in de afgelopen biedronde, en
d. het aantal keer dat hij nog in aanmerking komt voor een verlenging als bedoeld in artikel 26, tweede lid.
1. De laatste biedronde is de biedronde waarin het aantal vergunningen dat in totaal is geboden, gelijk is aan of kleiner is dan het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a.
2. Indien het aantal vergunningen dat in totaal is geboden gelijk is aan het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, merkt de minister alle in de laatste biedronde gedane biedingen aan als winnende biedingen.
3. Indien het aantal vergunningen dat in totaal is geboden kleiner is dan het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, merkt de minister de volgende biedingen aan als winnende biedingen:
a. alle biedingen die zijn gedaan in de laatste biedronde, gevolgd door:
b. de hoogste exitbiedingen voor het aantal vergunningen dat dan nog resteert.
4. Indien op grond van het derde lid, onderdeel b, verschillende exitbiedingen dezelfde hoogste waarde hebben, worden de exitbiedingen aangemerkt als winnende biedingen door middel van een loting tussen de betreffende exitbiedingen.
De minister maakt zo spoedig mogelijk na het einde van het eerste deel van de primaire fase:
a. aan alle deelnemers aan het eerste deel van de primaire fase bekend of hun biedingen of exitbiedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen;
b. aan alle winnende deelnemers in het eerste deel van de primaire fase bekend het bedrag, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a.
Deze paragraaf is van toepassing op de vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.
Vóór aanvang van het tweede deel van de primaire fase deelt de minister aan elke deelnemer aan het tweede deel van de primaire fase mee:
a. het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;
b. de datum, aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde van het tweede deel van de primaire fase;
c. de prijs, bedoeld in artikel 32, derde lid;
d. het aantal MHz dat hij in het tweede deel van de primaire fase ten hoogste kan verwerven;
e. het aantal keer dat dat hij in aanmerking komt voor een verlenging als bedoeld in artikel 33.
1. Een deelnemer brengt een bod uit in iedere biedronde waaraan hij deelneemt.
2. Een bod bestaat uit het aantal vergunningen dat een deelnemer voor de in de biedronde bepaalde prijs wenst te verwerven.
3. De prijs in de eerste biedronde is € 4.360.000,- per vergunning.
4. De minister bepaalt de prijs in de tweede en daaropvolgende biedronden.
5. Een deelnemer die tijdens het eerste deel van de primaire fase geen bod heeft uitgebracht, kan ten hoogste vijf vergunningen verwerven.
6. In de eerste biedronde overschrijdt een deelnemer met zijn bod niet het aantal MHz, bedoeld in artikel 31, onderdeel d.
7. In de tweede en daaropvolgende biedronden is het bod telkens gelijk aan of lager dan het bod dat de deelnemer heeft uitgebracht in de voorafgaande biedronde.
8. Een deelnemer die zijn bod verlaagt ten opzichte van zijn bod in de voorafgaande biedronde, kan één of meer exitbiedingen uitbrengen.
9. Een exitbod bestaat uit een combinatie van:
a. een aantal vergunningen dat niet hoger is dan het aantal vergunningen waarmee hij zijn bod heeft verlaagd ten opzichte van de voorafgaande biedronde, en
b. een bedrag in hele euro’s per vergunning dat:
1⁰. gelijk is aan, of hoger is dan, de prijs per vergunning die de minister heeft bepaald voor de voorafgaande biedronde, en
2⁰. lager is dan de prijs per vergunning die de minister heeft bepaald voor de biedronde waarin de deelnemer zijn bod verlaagt.
10. Indien een deelnemer in een biedronde meerdere exitbiedingen uitbrengt, is het bedrag per vergunning, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, behorende bij een exitbod, niet hoger dan het bedrag per vergunning van een in dezelfde ronde uitgebracht exitbod op een kleiner aantal vergunningen.
11. Een deelnemer kan in elke biedronde waarin hij een bod uitbrengt tevens één of meer exitbiedingen intrekken.
12. Een deelnemer die een biedronde of een voor hem verlengde biedronde laat verstrijken:
a. wordt geacht een bod te hebben uitgebracht van nul, en
b. brengt in de daaropvolgende biedronden geen bod uit.
Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing.
Zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde deelt de minister elke deelnemer mee:
a. het nummer van die biedronde, en, indien van toepassing, de aanvangstijd, duur en het nummer van, alsmede de prijs in, de volgende biedronde;
b. het aantal vergunningen dat in de afgelopen biedronde in totaal is geboden;
c. zijn bod en zijn exitbiedingen in de afgelopen biedronde, en
d. het aantal keer dat hij nog in aanmerking komt voor een verlenging op grond van artikel 33.
1. De laatste biedronde is de biedronde waarin het aantal vergunningen dat in totaal is geboden, gelijk is aan of kleiner is dan het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.
2. Indien het aantal vergunningen dat in totaal is geboden gelijk is aan het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, merkt de minister alle in de laatste biedronde gedane biedingen aan als winnende biedingen.
3. Indien het aantal vergunningen dat in totaal is geboden kleiner is dan het aantal vergunningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, merkt de minister de volgende biedingen aan als winnende biedingen:
a. alle biedingen die zijn gedaan in de laatste biedronde, gevolgd door:
b. de exitbiedingen die deel uitmaken van de combinatie van exitbiedingen waarmee het kleinste aantal vergunningen onverdeeld blijft.
4. Bij de vaststelling van de combinatie, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, neemt de minister slechts in ogenschouw exitbiedingen van deelnemers aan wie reeds het aantal vergunningen wordt toegewezen dat zij hebben geboden in de biedronde waarin zij het betreffende exitbod hebben uitgebracht.
5. Indien op grond van het derde en vierde lid verschillende combinaties van exitbiedingen kunnen worden vastgesteld, worden de exitbiedingen aangemerkt als winnende biedingen van de combinatie die de hoogste waarde heeft.
6. Indien op grond van het vijfde lid verschillende combinaties dezelfde hoogste waarde hebben, worden de exitbiedingen aangemerkt als winnende biedingen van de combinatie die door loting is bepaald.
De minister maakt zo spoedig mogelijk na het einde van het tweede deel van de primaire fase bekend:
a. aan elke deelnemer aan het tweede deel van de primaire fase afzonderlijk: welke van zijn biedingen of exitbiedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen;
b. aan elke winnende deelnemer in het tweede deel van de primaire fase afzonderlijk: het bedrag, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b.
1. De minister stelt op basis van de artikelen 29 en 36 voor iedere winnende deelnemer een lijst samen van de alternatieve combinaties van frequentieruimte waarop hij, gezien de vergunningen die hij heeft gewonnen, kan bieden in de toewijzingsfase.
2. Bij het samenstellen van alternatieve combinaties, neemt de minister het volgende in acht:
a. de hoeveelheid frequentieruimte van iedere winnende deelnemer stemt overeen met het aantal vergunningen dat hij heeft gewonnen;
b. de frequentieruimte van iedere winnende deelnemer is aaneengesloten, en
c. de frequentieruimte van onverdeelde vergunningen is aaneengesloten en grenst aan de bovengrens van de 3,5 GHz-band.
De toewijzingsfase vindt niet plaats indien op basis van artikel 37 voor geen van de winnende deelnemers meer dan één combinatie van frequentieruimte mogelijk is.
Alle winnende deelnemers zijn toegelaten tot de toewijzingsfase.
1. Zo spoedig mogelijk na afloop van de primaire fase, deelt de minister elke winnende deelnemer mee:
a. de datum en aanvangstijd van de biedronde in toewijzingsfase;
b. de duur van de biedronde in de toewijzingsfase;
c. de alternatieve combinaties waarop de betreffende deelnemer kan bieden.
2. De toewijzingsfase vindt niet eerder plaats dan drie werkdagen na de mededeling, bedoeld in artikel 36.
1. De toewijzingsfase bestaat uit één biedronde.
2. Een deelnemer brengt in de toewijzingsfase ten hoogste één bod uit per alternatieve combinatie van frequentieruimte als bedoeld in artikel 37.
3. Een bod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig en bedraagt minimaal nul euro.
4. Indien voor een alternatieve combinatie van frequentieruimte geen bod wordt ontvangen, wordt voor die alternatieve combinatie uitgegaan van een bod van nul euro.
5. De finale combinatie van winnende biedingen is de combinatie die:
a. voorkomt op de lijst, bedoeld in artikel 37, en
b. de hoogste waarde heeft.
6. Indien op grond van het vijfde lid meerdere combinaties kunnen worden aangemerkt als finale combinatie, wordt de finale combinatie vastgesteld door middel van een loting tussen de betreffende combinaties.
1. Nadat de finale combinatie is vastgesteld, bepaalt de minister de extra prijzen.
2. De extra prijs voor een deelnemer:
a. bestaat uit het verschil tussen:
1⁰. de som van de biedingen van de andere deelnemers in de combinatie van winnende biedingen die de hoogste opbrengst zou hebben wanneer de biedingen van de betreffende deelnemer buiten beschouwing zouden worden gelaten, en
2⁰. de som van de biedingen van de andere deelnemers in de finale combinatie van winnende biedingen;
b. voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in bijlage 3.
De minister deelt de winnende deelnemers zo spoedig mogelijk na het bepalen van de extra prijzen, bedoeld in artikel 42, mee:
a. dat de veiling is afgelopen;
b. de identiteit van de winnende deelnemers en de door hen gewonnen vergunningen, en
c. de hoogte van de verschuldigde bedragen, bedoeld in artikel 46, tweede lid.
1. De minister maakt uiterlijk de eerste werkdag na afloop van de toewijzingsfase de informatie, bedoeld in de artikelen 29, 36 en 43 openbaar.
2. De minister maakt binnen een week na afloop van de veiling een overzicht openbaar van:
a. de biedingen van alle deelnemers in het eerste deel van de primaire fase, waarbij niet openbaar wordt gemaakt de identiteit van deelnemers die geen winnend bod hebben uitgebracht;
b. de biedingen van alle deelnemers in het tweede deel van de primaire fase, waarbij niet openbaar wordt gemaakt de identiteit van deelnemers die geen winnend bod hebben uitgebracht;
c. de biedingen van alle deelnemers in de toewijzingsfase.
1. De minister verleent de winnende deelnemers de door hen gewonnen vergunningen.
2. De minister wijst de aanvragen af van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten.
1. Een winnende deelnemer betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken nadat de vergunning aan hem is verleend op de wijze die is bepaald in zijn vergunning.
2. Het door een winnende deelnemer verschuldigde bedrag is de optelsom van de volgende bedragen:
a. winnende biedingen van de betreffende deelnemer in het eerste deel van de primaire fase;
b. winnende biedingen van de betreffende deelnemer in het tweede deel van de primaire fase, en
c. de extra prijs voor de betreffende deelnemer, bedoeld in artikel 42, tweede lid.
1. Indien de winnende deelnemer een waarborgsom heeft gestort, wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning of vergunningen verschuldigde bedrag, met dien verstande dat:
a. indien de waarborgsom van een winnende deelnemer minder dan het verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt, en
b. indien de waarborgsom van een winnende deelnemer méér dan het verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert na betaling van het verschuldigde bedrag of, indien uitstel van betaling is verleend, van het bedrag van de eerste termijn, aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de vergunning is verleend.
2. Artikel 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de minister slechts de rente vergoedt over het deel van de waarborgsom dat wordt teruggestort.
3. Indien een deelnemer een bankgarantie heeft afgegeven, is artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing vanaf:
a. het tijdstip waarop het verschuldigde bedrag is betaald, of
b. het tijdstip waarop de helft van het verschuldigde bedrag is betaald op de wijze die is bepaald in de vergunning, indien aan de winnende deelnemer uitstel van betaling is verleend.
Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op de waarborgsom of bankgarantie van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten.
De Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de definitie van frequentiegebruik voor mobiele communicatie wordt ‘en 2685–2690 MHz’ vervangen door ‘2685–2690 MHz en 3450–3750 MHz’.
b. In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:
frequentieruimte binnen het frequentiebereik 3450–3750 MHz;.
c. in onderdeel 3 van de begripsbepaling van ‘gebruiken van frequentieruimte’ wordt na ‘gebruiken’ ingevoegd ‘voor eigen elektronische communicatiediensten’.
2. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
1⁰. In subonderdeel iii) wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.
2⁰. De puntkomma aan het slot van subonderdeel iv) wordt vervangen door ‘, of’.
3⁰. Na subonderdeel iv) wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
v) over een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap beschikt;.
b. In onderdeel d wordt ‘rechtspersonen waarin’ vervangen door ‘rechtspersonen in Nederland, alsmede rechtspersonen buiten Nederland voor zover die in Nederland frequentieruimte gebruiken, waarin’.
c. In onderdeel e, wordt na ‘een rechtspersoon’ ingevoegd ‘die rechtstreeks of middellijk in Nederland frequentieruimte gebruikt’ en wordt na ‘beschikt’ een puntkomma toegevoegd.
d. In onderdeel g wordt na ‘gezamenlijk’ ingevoegd ‘met een rechtspersoon zoals bedoeld onder a) tot en met c)’.
3. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt ‘264 MHz’ vervangen door ‘384 MHz’.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De maximale hoeveelheid frequentieruimte voor mobiele communicatie in de 3,5 GHz-band die een rechtspersoon op enig moment op enige locatie mag gebruiken is 120 MHz.
In tabel I, onderdeel A, punt 5, van bijlage 1 bij de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur 2024, wordt ‘€ 4.893’ vervangen door ‘€ 4.300’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 2 februari 2024
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Onderdeel A
A.1. Algemeen
A.1.1. Gegevens aanvrager
Statutaire naam aanvrager: ..........
Correspondentieadres, postcode en plaatsnaam aanvrager:
(Adres waarop aanvrager aangetekende poststukken ontvangt)
Fysiek adres, postcode en plaatsnaam aanvrager:
(Adres aanvrager voor persoonlijke overhandiging vertrouwelijke veilingstukken)
Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ..........
Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ..........
Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ..........
A.1.2. Contactgegevens aanvrager tijdens de veiling (artikel 19)
Het telefoonnummer waarop de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is: ..........
Het e-mailadres waarop de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is en de bijbehorende publieke beveiligingssleutel:
..........
Verstrek de publieke beveiligingssleutel via Veiling3.5GHz@rdi.nl
A.1.3. Verklaring ontvangst elektronische berichten tijdens de aanvraagprocedure en vergunningverlening
Kruis aan indien van toepassing:
○ aanvrager die zijn aanvraag per aangetekende post of persoonlijke overhandiging indient, verklaart hierbij bereikbaar te zijn langs elektronische weg tijdens de aanvraagprocedure en vergunningverlening. (De aanvrager die zijn aanvraag langs elektronische weg indient maakt daarmee al kenbaar bereikbaar te zijn langs elektronische weg.)
A.1.4. Recent uittreksel uit het handelsregister
□ Een recent uittreksel, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register is bijgevoegd.
A2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid
Opgave van degene(n) die volledig zelfstandig bevoegd zijn (is) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure:
A.2.1. Functionaris 1
Naam: ..........
Volledige voornamen: ..........
Functie bij aanvrager: ..........
Soort identiteitsbewijs: ..........
Nummer identiteitsbewijs: ..........
Vertegenwoordigingsbevoegdheid:
Bevoegdheid blijkt uit: ..........
Handtekening: ..........
A.2.2. Functionaris 2
Naam: ..........
Volledige voornamen: ..........
Functie bij aanvrager: ..........
Soort identiteitsbewijs: ..........
Nummer identiteitsbewijs: ..........
Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........
Bevoegdheid blijkt uit: ..........
Handtekening..........
A.2.3. Functionaris 3
Naam: ..........
Volledige voornamen: ..........
Functie bij aanvrager: ..........
Soort identiteitsbewijs: ..........
Nummer identiteitsbewijs: ..........
Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........
Bevoegdheid blijkt uit: ..........
Handtekening..........
A.2.4. Functionaris 4
Naam: ..........
Volledige voornamen: ..........
Functie bij aanvrager: ..........
Soort identiteitsbewijs: ..........
Nummer identiteitsbewijs: ..........
Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........
Bevoegdheid blijkt uit: ..........
Handtekening..........
Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.
A.3. Verbonden rechtspersonen
A.3.1 overzicht en bijbehorende informatie verbonden rechtspersonen
□ Een juridisch organogram van de met de aanvrager verbonden rechtspersonen, als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020, dient te worden bijgevoegd met vermelding van:
a. een beschrijving van iedere verbonden rechtspersoon waaronder de zeggenschapsverhoudingen tussen de verbonden rechtspersonen op basis van de criteria zoals vermeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020;
b. de onderlinge band tussen die rechtspersonen voortvloeiend uit aandelen dan wel lidmaatschapsrecht of vergelijkbare zeggenschapsrechten;
Gebruik een bijlage en verstrek alle relevante bewijsstukken, waaronder ten minste:
1. de thans geldende statuten van de aanvrager;
2. aandeelhoudersovereenkomsten waarbij de aanvrager als aandeelhouder dan wel als onderwerp betrokken is. Indien dergelijke overeenkomsten niet bestaan dient dit te worden aangegeven;
3. meest recente jaarverslag en jaarrekening van de aanvrager;1
4. organisatorische overeenkomsten en/of beheersovereenkomsten waar de aanvrager bij betrokken is en waaruit blijkt of de aanvrager het recht heeft om de zaken van een andere onderneming te leiden. Indien dergelijke overeenkomsten niet bestaan dient dit te worden aangegeven.
A.3.2 Verklaring inzake verbondenheid
A.3.2.1 Huidige situatie
Hierbij verklaart [aanvrager/moedermaatschappij(en) aanvrager*] dat geen enkele van de met de aanvrager verbonden rechtspersonen, als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020, tevens een aanvraag heeft ingediend.
A.3.2.2 Toekomstige situatie
Ook verklaart [aanvrager/moedermaatschappij(en) aanvrager*] hierbij dat geen enkele van de met de aanvrager verbonden rechtspersonen, als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020, tevens een aanvraag zal indienen op grond van deze Regeling.
A.3.2.3 Houders/gebruikers vergunningen mobiele communicatie
Tevens verklaart (aanvrager/moedermaatschappij(en) aanvrager*) dat uitsluitend de onderstaande met de aanvrager verbonden rechtspersonen als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020 houder/gebruiker zijn van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voor mobiele communicatie als bedoeld in artikel 1 van die Capregeling:
...
....
...
(Invullen de namen van de rechtspersonen die verbonden zijn met de aanvrager en houder/gebruiker zijn van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte voor mobiele communicatie als bedoeld in artikel 1 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020)
*in geval aanvrager onderdeel is van een concern dient de rechtspersoon die de zeggenschap heeft over het gehele concern waarvan de aanvrager onderdeel uit maakt deze verklaring af te geven.
A.4. Schriftelijke verklaring omtrent de juistheid van gegevens
A.4.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.
A.4.2 De aanvrager is wel/niet* ontbonden.
A.4.3 De aanvrager is wel/niet* failliet verklaard.
A.4.4 De aanvrager heeft wel/niet* eigen aangifte tot faillissement gedaan.
A.4.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet* ingediend.
A.4.6 Aan de aanvrager is wel/geen* surseance van betaling verleend.
A.4.7 De aanvrager heeft wel/geen* aanvraag tot surseance van betaling gedaan.
A.4.8 Op de aanvrager rust wel/geen* verplichting om informatie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, te delen met aandeelhouders.
Indien een dergelijke verplichting op de aanvrager rust: wat is de grondslag voor deze verplichting en tot het delen van welke informatie is de aanvrager verplicht en op welk moment: ..........
Verstrek het document waarin de verplichting tot het delen van informatie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, is opgenomen. Indien dit niet in een document is vastgelegd maar anders is overeengekomen dient hier een schriftelijke verklaring over te worden verstrekt.
A.4.9 De aanvrager heeft wel/geen* informatie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, met aandeelhouders gedeeld.
Indien informatie genoemd in artikel 21, tweede lid, is gedeeld: welke informatie en met wie:
..........
* doorhalen wat niet van toepassing is.
Verklaring notaris
Ondergetekende, notaris te.......... (plaatsnaam)
Verklaart, zonder voorbehoud, dat:
(i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1.1, A.2, A.4.1, A.4.2, A.4.3 en A.4.6 door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;
(ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.3.1, A.3.2.1, A.3.2.3, A.4.4, A.4.5, A.4.7 en A.4.8 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;
(iii) de personen genoemd bij A.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn hun handtekening hebben geplaatst bij A.2.
Naam: ..........
Plaats: ..........
Datum: ..........
(Gekwalificeerde elektronische) handtekening*
..........
De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage, in ongewijzigde tekst, worden verstrekt.
* In geval de verklaring van de notaris niet is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, dient de originele schriftelijke verklaring van de notaris per aangetekende post of door persoonlijke overhandiging te worden ingediend op de wijze bedoeld in artikel 3, tweede lid, en onderdeel b.
Onderdeel B
Aanvraag
Ik vraag één of meer vergunningen aan in 3,5 GHz band en verzoek om toegelaten te worden tot
□ Het eerste deel van de primaire fase of aan beide delen van de primaire fase
□ Het tweede deel van de primaire fase
voor het aantal MHz dat ik op grond van artikel 3 van de capregeling mag verwerven.
Ik dien hierbij wel/niet * een verzoek in om uitstel van betaling als bedoeld in artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht ter grootte van de helft van het verschuldigde bedrag bedoeld in artikel 46, tweede lid, voor de duur van één jaar gerekend vanaf de dag na verlening van de vergunning. Op grond van artikel 4:101 van de Algemene wet bestuursrecht is over dit deel wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag op grond van artikel 46, eerste lid, dient te zijn betaald tot en met de datum waarop het bedrag wordt betaald.
* doorhalen wat niet van toepassing is.
Bestuurdersverklaring
Ondergetekende* verklaart dat
(i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is;
(ii) deze aanvraag niet tot stand is gekomen onder invloed van een afspraak of overeenkomst met een ander dan wel een besluit of gedraging, die afbreuk doet of kan doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging daaronder begrepen;
(iii) deelnemer zich gedurende de veilingprocedure onthoudt van het maken van afspraken of het sluiten van overeenkomsten met een ander en deelnemer zich onthoudt van ieder besluit of iedere gedraging, die afbreuk doet of kan doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging daaronder begrepen.
* Indien u niet bevoegd en/of gemachtigd bent om zelfstandig deze aanvraag te ondertekenen, dienen ook de andere bestuurders of gevolmachtigden deze aanvraag te ondertekenen.
Naam: ..........
Plaats: ..........
Datum: ..........
(Gekwalificeerde elektronische) handtekening: ..........
Naam: ..........
Plaats: ..........
Datum: ..........
(Gekwalificeerde elektronische) handtekening: ..........
Naam: ..........
Plaats: ..........
Datum: ..........
(Gekwalificeerde elektronische) handtekening: ..........
Naam: ..........
Plaats: ..........
Datum: ..........
(Gekwalificeerde elektronische) handtekening: ..........
Model bankgarantie
I. De ondergetekende.... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te...., mede kantoorhoudende te..., hierna te noemen: ‘de Bank’;
In aanmerking nemende:
A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: ‘de minister’);
B. dat.......... (naam aanvrager), rechtspersoon naar.......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te.........., kantoorhoudende te.........., hierna te noemen: ‘de Aanvrager, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven;
C. dat de minister met betrekking tot de verlening van een vergunning regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 3,5 GHz-band 2024;
D. dat de minister op grond van deze regels van de Aanvrager verlangt dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van al hetgeen de Aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;
E. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;
II. Verbindt zich tot het navolgende:
1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € 19.610.000,- (zegge: negentienmiljoen zeshonderdtienduizend euro) bij deelname aan het eerste deel of beide delen van de primaire fase, of € 2.180.000 (zegge: twee miljoen honderdtachtigduizend. euro) bij deelname aan het tweede deel van de primaire fase*, onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.
* doorhalen wat niet van toepassing is
2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.
3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.
4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.
5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.
6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.
Plaats: ..........
Datum: ..........
Naam Bank en (gekwalificeerde elektronische) ondertekening**
..........
* hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.
** In geval de bankgarantie niet is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, dient de originele schriftelijke bankgarantie per aangetekende post of door persoonlijke overhandiging te worden ingediend op de wijze bedoeld in artikel 3, tweede lid, en onderdeel b.
Model bank guarantee
I. The undersigned.......... (name of a bank that is established and has its registered office in a Member State of the European Union or one of the other states that are a party to the Agreement on the European Economic Area)*, with its registered office in..... and its place of business, among other places, at....., hereinafter: ‘the Bank’;
Whereas:
A. Section 3.13, subsection 1, of the Telecommunications Act (Telecommunicatiewet) provides that the use of radio spectrum requires a licence, to be issued by the Minister of Economic Affairs and Climate Policy (hereinafter: ‘the minister’);
B. ........... (Applicant’s name), a legal entity under.......... (the law of a Member State of the European Union or one of the other states that are a party to the Agreement on the European Economic Area) law, with its registered office in.......... and its principal place of business at........., hereinafter: ‘the Applicant, intends to submit a bid in the auction for the purpose of acquiring a licence as referred to in Section 3.13(1) of the Telecommunications Act;
C. the minister has established rules for the award of licences. These rules are laid down in the Regulations on the application and auction procedure for 3,5 GHz licences;
D. in accordance with these rules, the minister requires that the Applicant arrange for a bank guarantee to be provided as security for the entire amount to be put up as security by the Applicant, hereinafter: ‘the Amount Due’, for the benefit of the State of the Netherlands, a legal entity under Dutch law, whose seat is established in The Hague, hereinafter: ‘the State’;
E. the Applicant has requested the Bank to provide an irrevocable and independent bank guarantee for the benefit of the State, which is payable on first demand by the State;
II. Undertakes as follows:
1. The Bank irrevocably stands surety, by way of an independent obligation, for an amount of € 19.610.000 (in words: nineteen million and six hundred and ten thousand euros) for participation in the first part or both parts of the primary phase of the auction, or € 2.180.000 (in words: two million and one hundred eighty thousand euros) for participation in the second part of the primary phase of the auction*, to the State for the payment by the Applicant of the entire amount payable to the State in respect of the Amount Due as appears from a written notice by the State, such that the Bank undertakes to pay the amount due to the State as its own obligation.
*Cross out the amount that is not applicable
2. The Bank undertakes to pay to the State, as if it were its own debt, on first demand and on the mere written notice of the State, without requiring any other document to be presented or any reasons to be given, the amount that the State declares it is due in respect of the Amount Due from the Applicant, on the understanding that the Bank shall never be obliged to pay more to the State than the maximum amount referred to above.
3. Partial reliance is possible under this bank guarantee. The maximum amount of this bank guarantee will be reduced by an amount equal to each partial reliance.
4. This bank guarantee shall expire after receipt by the Bank of a written notice by the State, sent by registered letter, that the bank guarantee has expired and in any event one year after the date on which this guarantee was signed, unless the Bank has received a written notice by or on behalf of the minister, to be sent by registered letter, at least one month prior to the expiry date of the guarantee stating that this bank guarantee will not expire, in which case the guarantee will be valid for successive new periods of one year.
5. This bank guarantee is governed by Dutch law. Any disputes relating to this bank guarantee may only be submitted to the competent Dutch court in The Hague.
6. Following the expiry of this bank guarantee, the State may no longer make any claim against the Bank under this bank guarantee, unless the Bank received a notice as referred to under 2 above prior to the scheduled expiry date of this bank guarantee with which the Bank has failed as yet to comply. At the Bank's request, the State will return this bank guarantee to the Bank upon its expiry.
Town/city: ..........
Date: ..........
Name of Bank and (qualified electronic) signature**
..........
* the details shown in italics above are to be completed by the Bank.
** If the bank guarantee does not include a qualified electronic signature, the original written bank guarantee must be submitted by registered mail or by delivery by hand in the manner referred to in Article 3, second paragraph, and part b.
Door toepassing van artikel 42 zijn n winnende biedingen wb1, wb2, wb3,..., wbn bepaald, uitgebracht door de deelnemers w1, w2, w3,..., wn. Voor een winnende bieding wbi is het bedrag pi geboden. De totale opbrengst van de winnende biedingen wb1, wb2, wb3,..., wbn is gelijk aan T, ofwel
De extra prijs wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder 1 en 2:
1. Voor elke winnende bieding wbi wordt een extra prijs ebi bepaald, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. ebi is gelijk aan of groter dan 0;
b. ebi is kleiner dan of gelijk aan pi, en
c. de verzameling {eb1, eb2, eb3,..., ebn} voldoet aan de volgende voorwaarde: als alle biedingen in de toewijzingsbiedronde van een winnende deelnemer
– worden verlaagd met (pi – ebi), voor i = 1, 2,..., n, en
– niet verder dan tot nul worden verlaagd,
leidt toepassing van artikel 42, tweede lid, onderdeel a, niet tot een andere bieding of een andere combinatie van biedingen die een hogere opbrengst heeft dan wb1, wb2, wb3,..., wbn;
d. de verzameling {eb1, eb2, eb3,..., ebn} komt overeen met de finale combinatie van winnende biedingen en heeft de laagst mogelijke opbrengst, ofwel de som van de extra prijzen
is minimaal.
2. Indien meer verzamelingen {eb1, eb2, eb3,..., ebn} aan de onder 1 gestelde voorwaarden voldoen, wordt uit deze verzamelingen de verzameling extra prijzen gekozen met de laagste opportuniteitskostenvariantie OV. De opportuniteitskostenvariantie OV is de som van de kwadratische verschillen tussen de extra prijzen en de bijbehorende individuele opportuniteitskosten, ofwel OV
, met dien verstande dat:
a. Oi de opportuniteitskosten zijn van de winnende bieding wbi, bepaald door: Oi = Zi – (T – pi); en
Zi de totale opbrengst is van de overeenkomstig artikel 42 bepaalde finale combinatie van winnende biedingen, indien deelnemer wi € 0,00 had uitgebracht voor alle mogelijke combinaties van biedingen.
Met deze regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling van vergunningen in de 3450–3750 MHz frequentieband (ongepaard, hierna 3,5 GHz-band). Deze vergunningen zijn bestemd voor elektronische communicatiediensten (mobiele communicatie), en worden landelijk vergund. In het algemeen wordt met de 3,5 GHz-band de frequentieruimte 3400–3800 MHz bedoeld. Deze regeling ziet echter alleen op de verdeling van vergunningen in de frequentieruimte 3450–3750 MHz. De resterende frequentieruimte, namelijk 3400–3450 MHz en 3750–3800 MHz was in gebruik voor lokale toepassingen en is dat vanaf 1 december 2023 opnieuw. De onderhavige regeling ziet nadrukkelijk niet op de verdeling van deze frequentieruimte.
Deze regeling heeft betrekking op de frequentieruimte die is gelegen tussen 3450 en 3750 MHz. Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Telecomcode2, zijn EU-lidstaten – kort gezegd – verplicht om tijdig (in beginsel: uiterlijk 31 december 2020) voldoende grote blokken in de 3,5 GHz-band te reorganiseren en te bestemmen voor het gebruik voor terrestrische draadloze breedbanddiensten. Dit ten behoeve van (het vergemakkelijken van) de uitrol van 5G en verder.
In dit kader heeft de toenmalig Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat op 26 april 2021 een besluit tot wijziging van het NFP vastgesteld (hierna: NFP-wijziging 2021). Deze NFP-wijziging 2021 voorzag in een herindeling van de 3,5 GHz-band, waarmee werd beoogd in totaal 300 MHz aaneengesloten spectrum te bestemmen voor landelijke mobiele communicatie, en in totaal 100 MHz (tweemaal 50 MHz) voor lokale toepassingen.
Vóór de inwerkingtreding van de NFP-wijziging 2021 was een deel van de 3,5 GHz-band bestemd voor vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde). In dit kader voorzag het NFP, vóór de NFP-wijziging 2021, bovendien in een specifieke maatregel (nationale voetnoot HOL008) ter bescherming van de veiligheids- en defensietaken die vanuit Burum (Friesland) worden uitgeoefend. Op grond van nationale voetnoot HOL008 kon – kort gezegd – geen ander frequentiegebruik plaatsvinden in de 3,5 GHz-band ten noorden van de lijn Amsterdam–Zwolle. Ten zuiden van de lijn Amsterdam–Zwolle was gebruik van de 3,5 GHz-band wél toegestaan, maar alleen met strikte vermogensbeperkingen, om in het belang van de nationale veiligheid verstoringen op het satellietgrondstation van Defensie in Burum te voorkómen.
In het kader van de voorbereiding van de NFP-wijziging 2021 heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat onderzoek laten doen of er mogelijkheden waren voor co-existentie tussen enerzijds het satellietgebruik en anderzijds mobiele communicatie, zoals 4G of 5G. Op basis van dat onderzoek is destijds geconcludeerd dat de gevolgen van permanente co-existentie onacceptabele beperkingen zouden opleveren voor het gebruik van de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie. Vervolgens is besloten om met de NFP-wijziging 2021 de bestemming voor vaste satellietverbindingen te schrappen ten faveure van mobiele communicatie. Nationale voetnoot HOL008 zou met ingang van 1 september 2022 komen te vervallen.
Verschillende partijen hebben vervolgens – om verschillende redenen – beroep ingesteld tegen de NFP-wijziging 2021. Eén van deze partijen was Inmarsat, een onderneming die (onder andere door middel van een satellietgrondstation te Burum) diverse satellietcommunicatiediensten levert voor de maritieme en luchtvaartsector. Inmarsat verzorgt bovendien, in opdracht van de Internationale Maritieme Organisatie, en ter uitvoering van het Verdrag inzake de Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten (het IMSO-verdrag), internationale communicatiediensten voor nood-, spoed-, en veiligheidsverkeer voor scheep- en luchtvaart (hierna: NSV-verkeer). Inmarsat is verplicht om voor de afwikkeling van dit NSV-verkeer een beschikbaarheid van minstens 99,9% te garanderen. Dit komt op jaarbasis neer op maximaal 8,8 uur niet-beschikbaarheid. Inmarsat had behalve beroep ingesteld ook een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan bij de voorzieningenrechter.
Op 30 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het NFP-besluit 2021 geschorst.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had de toenmalig Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – kort gezegd – onvoldoende rekening gehouden met de belangen van Inmarsat en, meer specifiek, met het belang van het waarborgen van de afwikkeling van het NSV-verkeer. De voorzieningenrechter was van oordeel dat uit de door Inmarsat ingeroepen internationale verdragen weliswaar niet voortvloeit dat het gebruik dat Inmarsat in Burum maakt van de 3,5 GHz-band nooit zou mogen worden beperkt of opgeheven, maar dat een beperking of opheffing wél moet plaatsvinden op een wijze die het NSV-verkeer ongemoeid laat. In dit kader achtte de voorzieningenrechter het geraden dat de toenmalig Staatssecretaris spoedig in overleg zou gaan met Inmarsat en met de andere partijen om tot een oplossing te komen die het NSV-verkeer waarborgt.
Met inachtneming van de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de minister) op 17 december 2021 de Adviescommissie verdeling 3,5 GHz-band en NSV-communicatie (hierna: de Adviescommissie) ingesteld.4
De Adviescommissie had tot taak te adviseren over hoe en per wanneer de 3,5 GHz-band in heel Nederland ter beschikking kan worden gesteld voor mobiele communicatie, op een wijze die de verzorging van het NSV-verkeer waarborgt. Deze adviesaanvraag viel uiteen in een aantal deelvragen, die de Adviescommissie is gevraagd te beantwoorden aan de hand van een aantal (beleids)uitgangspunten.5 De minister heeft de Adviescommissie verzocht een oplossing te adviseren met een zo breed mogelijk draagvlak en om hiervoor in ieder geval te raadplegen: Inmarsat, de huidige aanbieders van landelijke mobiele communicatie (hierna: de mobiele netwerkoperators, oftewel MNO’s), en de zogenoemde lokale vergunninghouders met een vergunning tot 1 september 2026.
De Adviescommissie heeft op 9 mei 2022 haar advies uitgebracht. De minister heeft het advies vervolgens op 12 mei 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer.6 Op 8 juli 2022 heeft de minister diens appreciatie van het advies aan de Tweede Kamer aangeboden.
De Adviescommissie heeft allereerst een aantal potentiële scenario’s voor een oplossing geïdentificeerd, waarbij aandacht was voor zowel de technische, juridische als economische aspecten. Deze potentiële scenario’s heeft de Adviescommissie gebruikt als basis voor de (start)gesprekken met vertegenwoordigers van verschillende ministeries, Inmarsat, de drie MNO’s, en een tweetal lokale gebruikers met een vergunning tot 1 september 2026. In een later stadium heeft de Adviescommissie ook de andere lokale gebruikers met een vergunning tot 1 september 2026 de kans gegeven om input te geven. De informatie die aan de Adviescommissie voor, tijdens of na de gesprekken – al dan niet vertrouwelijk – is verstrekt heeft zij steeds gebruikt om de potentiële scenario’s bij te stellen. Deze bijgestelde scenario’s heeft zij vervolgens weer besproken met (een deel van) de hiervoor genoemde instanties en bedrijven.
Door middel van dit proces heeft de Adviescommissie twee typen scenario’s geïdentificeerd die zouden kunnen leiden tot een oplossing: ofwel Inmarsat behoudt zijn positie in de 3,5 GHz-band in Nederland (co-existentie met mobiele communicatie), ofwel Inmarsat verplaatst zijn activiteiten in de 3,5 GHz-band buiten Nederland.
De Adviescommissie heeft de minister uiteindelijk geadviseerd om te kiezen voor het hiervoor als tweede genoemde type scenario, waarin Inmarsat (uiteindelijk) zijn activiteiten ten behoeve van het NSV-verkeer verplaatst uit Nederland. In dit scenario kan de minister, zo luidt het advies, per 1 december 2023 in de 3,5 GHz-band 300 MHz aaneengesloten bestemmen voor (landelijke) mobiele communicatie door spoedige afbouw van het gebruik van de 3,5 GHz-band door Inmarsat op Nederlands grondgebied. Hiervoor was onder meer belangrijk, zo blijkt uit het advies, dat Inmarsat zich niet verzet tegen verhuizing als zodanig, maar enkel tegen verhuizing binnen een zodanig kort tijdsbestek dat Inmarsat niet langer kan voldoen aan zijn NSV-verplichtingen7, dat Inmarsat al inspanningen heeft verricht om spoedige verhuizing naar Griekenland mogelijk te maken, en dat dit scenario (onder voorwaarden) draagvlak heeft bij zowel Inmarsat als bij de MNO’s.8
Na het uitbrengen van het advies door de Adviescommissie heeft de minister gesprekken gevoerd met Inmarsat, de MNO’s en andere stakeholders zoals bestaande lokale vergunninghouders. Hierbij heeft de minister, onder andere in het kader van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht, dat het bestuursorgaan opdraagt zich ervan te vergewissen dat een ingesteld onderzoek zorgvuldig is geweest, de verschillende partijen in de gelegenheid gesteld om te reflecteren op (de totstandkoming van) het advies. Uit deze gesprekken is gebleken dat het advies op veel draagvlak kan rekenen. Hiernaast heeft de minister onderzocht hoe invulling kan worden gegeven aan de aanbevelingen van het advies en hoe deze zich verdragen met de beleidskaders voor mobiele communicatie.
De minister is tot de slotsom gekomen dat het onderzoek van de Adviescommissie zorgvuldig was, dat het advies begrijpelijk is, dat de Adviescommissie de vragen van de minister op een adequate wijze heeft beantwoord, waarbij rekening is gehouden met de verschillende belangen, en dat de conclusies aansluiten op de bevindingen. Daarom heeft de minister besloten de aanbevelingen van de Adviescommissie op te volgen. Allereerst heeft dit geleid tot het nemen van enkele maatregelen die – kort gezegd – strekken tot bescherming van de NSV-dienstverlening door Inmarsat. Deze maatregelen zijn tijdelijk van aard en hebben een plaats gekregen in een NFP-wijzigingsbesluit van 28 februari 20239 (hierna: NFP-wijziging 2023).
Parallel hieraan heeft de minister onderzoek gedaan naar, en overleg gevoerd met, de lokale vergunninghouders (met vergunningen eindigend in 2026) over de mogelijkheden voor een alternatieve indeling van de frequentieruimte die wordt bestemd voor lokaal gebruik. In de NFP-wijziging 2023 is m.b.t. de 3,5 GHz-band voorzien in de bestemming van 300 MHz voor landelijk gebruik en – in totaal – 100 MHz voor lokaal gebruik. Ten slotte is met hetzelfde NFP-wijzigingsbesluit de NFP-wijziging 2021 ingetrokken.
Een aantal partijen, waaronder Inmarsat, heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de NFP-wijziging 2023. In aanloop naar de zitting hebben Inmarsat en de minister overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder Inmarsat het NSV-verkeer verhuist naar Thermopylae in Griekenland10. Naar aanleiding van deze overeenstemming heeft Inmarsat het beroep tegen de NFP-wijziging 2023 ingetrokken en heeft de minister op 15 december 2023 het besluit tot wijziging van het NFP genomen waarmee – kort gezegd – de tijdelijke maatregelen ter bescherming van het NSV-verkeer worden opgeheven met ingang van 1 februari 2024 (hierna: NFP-wijziging 2024).11
Op 29 november 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan ten aanzien van de overige beroepen.12 De rechtbank was van oordeel dat de minister de NFP-wijziging 2023 zorgvuldig heeft voorbereid, daarbij de nodige adviezen van experts heeft ingewonnen, begrijpelijke keuzes heeft gemaakt, en de afwegingen voldoende heeft gemotiveerd. Daarom heeft de rechtbank de beroepen tegen de NFP-wijziging 2023 ongegrond verklaard.13 Dat betekent dat de NFP-wijziging 2023 in stand is gebleven. Vervolgens heeft de minister een (bekendmakings)besluit genomen als bedoeld in artikel 3.10, vierde lid, van de wet, en deze regeling vastgesteld, waarmee de frequentieruimte van 3450–3750 MHz kan worden verdeeld met behulp van de veilingprocedure die is vastgesteld met deze regeling.
Het kabinet zet onverminderd in op het behouden van de sterke positie van Nederland wat betreft de uitstekende digitale infrastructuur. In de brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 201814 is aangegeven dat de vaste en mobiele netwerken een belangrijke bijdrage leveren aan het gunstige ondernemings- en vestigingsklimaat in Nederland. In het Actieplan Digitale Connectiviteit dat bij deze brief gevoegd was, werd een integraal plan neergelegd dat aansluit bij de Europese oproep om nieuwe doelstellingen en plannen te maken voor de ontwikkeling van breedband en 5G.
Actieplan Digitale Connectiviteit
Het Actieplan Digitale Connectiviteit (hierna: het Actieplan) was een eerste vervolgstap op de Nota Frequentiebeleid van december 201615. In deze nota wordt beschreven dat de beschikbaarheid van frequentieruimte een randvoorwaarde is voor een goede digitale infrastructuur. De vraag naar frequentieruimte neemt toe en de samenleving stelt in toenemende mate eisen aan de bereikbaarheid en betrouwbaarheid van (draadloze) telecommunicatie-infrastructuur. Deze en andere ontwikkelingen, zoals de introductie van nieuwe draadloze toepassingen en diensten en de vraag naar hogere datasnelheden en toenemende datavolumes, vereisen een nog efficiënter en effectiever gebruik van het spectrum. Het frequentiebeleid heeft dan ook een prominente rol om aan deze ontwikkelingen een bijdrage te leveren. Het frequentiebeleid heeft daarbij niet alleen een traditionele ordenende functie, ter voorkoming van storing, maar ook een marktordenende functie ten behoeve van een goed functionerende markt voor telecommunicatiedienstverlening.
Het Actieplan voegt daaraan toe dat het voor aanbieders van connectiviteit essentieel is dat de overheid voorspelbaar handelt en zo investeringszekerheid biedt over het beschikbaar stellen van frequentieruimte. Het kabinet geeft in het Actieplan aanbieders van mobiele communicatie de zekerheid dat de uitgifte van frequenties op landelijk exclusieve basis in principe voor 20 jaar zal plaatsvinden, waarmee zekerheid wordt gegeven over de uitrol van de nieuwe 5G-netwerken.
Nota Mobiele Communicatie 2019
Na de Nota Frequentiebeleid en het Actieplan, is de Nota Mobiele Communicatie 2019 opgesteld; de Nota Mobiele Communicatie geeft het meer specifieke beleidskader over de verdeling van frequenties voor mobiele communicatie in de aankomende jaren. De Nota Mobiele Communicatie richt zich op de frequentieverdelingen in de eerstkomende jaren en formuleert daarbij als doelstelling dat de overheid streeft naar kwalitatief hoogwaardige dienstverlening die een grote diversiteit aan vraag kan bedienen en altijd en overal beschikbaar is tegen concurrerende tarieven. Deze doelstelling is overkoepelend geweest voor de reeds gehouden veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties (geveild in de periode juni/juli 2020) en de veiling van de 3,5 GHz-band. Omdat de Nota Mobiele Communicatie concreet ingaat op de marktordenende maatregelen die getroffen moeten worden ter borging van de concurrentie in de mobiele telecommunicatiemarkt, was de totstandkoming in sterke mate afhankelijk van ontwikkelingen in de concrete marksituatie.
Advies frequentieveiling ACM
Het advies over de marktordenende maatregelen tijdens de veiling is gegeven door de ACM. Door de in november 2017 aangekondigde fusie van T-Mobile Nederland en Tele2 Nederland moest het advies van ACM voor de Multibandveiling vanzelfsprekend wachten op het definitieve besluit van de Europese Commissie over de fusie. Na de goedkeuring van de fusie door de Europese Commissie, heeft de ACM in april 2019 advies uitgebracht over de in de frequentieveilingen te treffen maatregelen. Zoals eerder genoemd heeft het frequentiebeleid een marktordenende functie. Het verwerven van spectrum geeft een marktpartij namelijk de mogelijkheid om te concurreren op de markt van mobiele communicatie. Derhalve wordt er voor frequentieverdelingen advies gevraagd aan de ACM over mogelijke maatregelen die tijdens de frequentieveiling genomen zouden moeten worden om de concurrentie in de markt voor mobiele communicatie te waarborgen. Voor het advies dat ACM in 2019 heeft uitgebracht voor de multibandveiling heeft zij gekeken naar de mate van concurrentie in de markt voor mobiele communicatie voor de komende 5 jaar, zodoende valt ook de 3,5-GHz veiling onder dit advies. De ACM concludeert in haar concurrentieanalyse dat de situatie op deze markt duidt op effectieve concurrentie. Dat er als gevolg van de fusie tussen T-Mobile en Tele2 op dit moment nog maar drie operators actief zijn zonder dat dit een significant negatief effect heeft op de concurrentie betekent niet dat de concurrentie in de markt niet zou profiteren van een vierde of vijfde marktpartij. De ACM acht het nu niet noodzakelijk om spectrum te reserveren voor een nieuwe marktspeler maar benadrukt wel dat toetreding door een vierde MNO nog steeds een mogelijkheid is en geeft aan dat zij in het algemeen ook een voorkeur heeft voor een zo groot mogelijk aantal spelers op de markt. De bandspecifieke cap van 40% op de 3,5 GHz-band borgt dat de spectrumverdeling evenwichtig blijft omdat ten minste drie partijen frequentieruimte in de 3,5 GHz-band kunnen verwerven. Frequentieruimte in de 3,5 GHz-band is nodig om volwaardig 5G aan te bieden en een situatie van effectieve concurrentie te kunnen behouden.
Het belangrijkste element van het advies betrof het stellen van een maximum van 40% aan het totaal aan frequenties dat marktpartijen in bezit mogen hebben, eenzelfde maximum voor het totaal spectrumbezit in de zogeheten lage spectrumbanden (de 700- 800- en 900 MHz-frequenties) én een bandspecifiek maximum van 40% voor de 3,5 GHz-frequenties. Het advies is overgenomen in de Nota Mobiele Communicatie16 en in deze regeling. De Nota formuleert daarbij voorts dat het voor een efficiënt werkende markt essentieel is dat er (dreiging van) toetreding blijft bestaan die zorgt voor concurrentiedruk. Een belangrijke doelstelling bij de veiling is dan ook dat er realistische kansen moeten zijn voor álle marktpartijen.
Ten slotte is de 3,5 GHz-band één van de door de Europese Commissie aangewezen 5G-frequentiebanden. In artikel 54, eerste lid, onder a, van EU-richtlijn 2018/197217 is daartoe bepaald dat lidstaten voor terrestrische systemen die draadloze breedbanddiensten kunnen leveren, wanneer dit noodzakelijk is om de uitrol van 5G te vergemakkelijken, uiterlijk 31 december 2020 alle passende maatregelen nemen om het gebruik van voldoende grote blokken in de band van 3,4 tot 3,8 GHz te reorganiseren en toe te staan. In artikel 54, tweede lid, van de genoemde richtlijn is bepaald dat lidstaten de termijn van 31 december 2020 kunnen verlengen overeenkomstig artikel 53, leden 2, 3 of 4. In artikel 53, derde lid, is bepaald dat verlenging is toegestaan bij het waarborgen van de nationale veiligheid en defensie. Voor de Nederlandse situatie is op deze bepaling teruggegrepen. Volgend op EU-richtlijn 2018/1972 is in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit 2019/23518 van de Europese Commissie tot wijziging van Beschikking 2008/411/EG (die ziet op de 3,5 GHz-band) bepaald dat onverminderd de bescherming van voortgezette exploitatie van ander bestaand gebruik in deze band de lidstaten de 3400–3800 MHz-frequentieband op niet-exclusieve basis toewijzen aan terrestrische elektronische communicatienetwerken en deze beschikbaar stellen, in overeenstemming met de in de bijlage van het uitvoeringsbesluit vermelde parameters. Deze regeling voorziet hierin.
In het Besluit bekendmaking veiling vergunningen 3,5 GHz-band 2024 is aangekondigd dat de vergunningen voor de 3,5 GHz-band worden verdeeld door middel van een veiling. In de Nota Mobiele Communicatie werd al beschreven dat de uitgifte van schaarse frequenties gebeurt via een veiling om de frequenties zo efficiënt mogelijk te verdelen. Voor de 3,5 GHz-band is er naar verwachting meer vraag dan aanbod. Het ligt voorts voor deze frequentieband voor de hand om de frequentieband landelijk uit te geven.
In de Nota Mobiele Communicatie zijn de samenhangende marktordenende maatregelen beschreven bij de (reeds voltooide) multibandveiling van de 700-, 1400- en 2100-MHz frequenties en de veiling van de 3,5 GHz-frequenties. Die maatregelen betreffen het hanteren van zogeheten caps. Dat zijn maxima die aan het spectrumbezit van operators (dit is de hoeveelheid frequentieruimte die operators hebben verworven) worden gesteld. Er geldt allereerst een algemene cap van 40% voor het totaal aan spectrum in de verschillende frequentiebanden. Hiernaast geldt voor de 3,5 GHz-band een bandspecifieke cap van 40%. De algemene cap wordt niet beïnvloed door de bandspecifieke cap; het is immers voor operators die bij de multibandveiling spectrum hebben verworven onder de algemene cap van 40% onmogelijk om in de 3,5 GHz-veiling dat bezit tot boven de 40% uit te breiden. Het totaal aantal frequenties van de 3,5 GHz-band worden namelijk opgeteld bij het totaal aan spectrum in de verschillende frequentiebanden waar de algemene cap voor geldt. De operators kunnen in de 3,5 GHz-veiling wel hun relatieve spectrumbezit (na de multibandveiling) vergroten. De caps gelden overigens niet alleen ín de veiling, maar ook voor eventuele herschikkingen (bij overdrachten of verhuur) ná de veiling. Om het voorgaande te bewerkstelligen, voorziet deze Regeling tevens in een wijziging van de capregeling. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
Met de veiling van de 3,5 GHz-band zal in totaal 300 MHz worden geveild, bestaande uit 3 vergunningen van 60 MHz en 12 vergunningen van 10 MHz, lopend van 3450 tot 3750 MHz. Ter onderbouwing hiervoor, wordt verwezen naar het onderzoek dat Dialogic19 heeft uitgevoerd naar de logische grootte van de te veilen vergunningen in de 3,5 GHz-band. Dialogic heeft vastgesteld dat de kleinste gemene deler van de kavelgroottes op basis van de 3GPP-standaard voor 5G NR 5 MHz is. Een deler van 5 MHz leidt echter tot beperkte extra mogelijkheden, maar vooral ook tot een groter aantal mogelijke suboptimale uitkomsten. Naast 15 MHz en 25 MHz ondersteunt de 3GPP-standaard namelijk alleen hele tientallen MHz. Een deler van 10 MHz heeft daarom de voorkeur.
Dialogic constateert dat bij een deler van 10 MHz verschillende indelingen mogelijk zijn. Dialogic maakt onderscheid tussen gelijke indelingen (alle vergunningen even groot) en ongelijke indelingen (meerdere verschillende kavelgroottes). Bij gelijke kavelgroottes zou 100 MHz (3 vergunningen) en 10 MHz (30 vergunningen) het meest voor de hand kunnen liggen. Bij 3x100 MHz is echter geen ruimte voor het verkrijgen van het maximum (120 MHz) en geen ruimte voor differentiatie tussen de bestaande mobiele netwerkoperators. Wel zou daarmee mogelijk strategische verkrijging van spectrum worden voorkomen. Een keuze voor 3x100 MHz leidt echter ook (altijd) tot een uitkomst met drie partijen, waarbij alleen ruimte is voor een (kapitaalkrachtige) toetreder ten koste van één van de bestaande mobiele netwerkoperators. Bij een indeling in gelijke vergunningen van 10 MHz is er meer flexibiliteit – er is zowel ruimte voor toetreders als differentiatie tussen de bestaande netwerkoperators. Dialogic constateert in haar onderzoek ook dat er bij 50-60 MHz een kantelpunt bestaat wat betreft schaalvoordelen en kosten. Dit is het minimale aan spectrum wat nodig is om het plaatsen van één carrier de moeite waard te maken. Dit maakt dat elke 10 MHz die wordt verworven boven 60 MHz afnemende waarde heeft (een waarde lager dan de gemiddelde waarde van de eerste 60 MHz). Om deze reden heeft DotEcon om alle doelstellingen van de veiling te kunnen waarborgen in de veilingopzet, geadviseerd om in het eerste deel van de primaire fase van de veiling drie vergunningen van ieder 60 MHz te veilen en in het tweede deel (in beginsel) twaalf vergunningen van ieder één vergunning voor het gebruik van 10 MHz (zie paragraaf 5.1.1 primaire fase). Op die manier heeft elke deelnemer nog steeds de gelegenheid om zijn vraag af te stemmen op een meervoud van 10 MHz wat in lijn is met het advies van Dialogic.
De kaders voor de uitgifte, de technische voorwaarden en diverse verplichtingen en voorschriften voor toekomstige vergunninghouders staan beschreven in de toelichting bij de vergunningen, die in de toelichting bij het Besluit bekendmaking veiling vergunningen 3,5 GHz-band 2024 zijn opgenomen. De in de veiling verworven frequenties zullen aaneengesloten worden vergund. De wijze waarop dit in de veiling wordt vormgegeven, wordt beschreven in hoofdstuk 5 van deze toelichting.
In de Nota Mobiele Communicatie werd gemotiveerd dat de te veilen vergunningen in de 3,5 GHz-band een looptijd kennen tot 2040, zonder verdere specificatie van de precieze datum. De einddatum is gesteld op 31 december 2040. Deze gesynchroniseerde einddatum past optimaal in het uitgifteschema dat in de Nota Mobiele Communicatie is weergegeven. Vergunningen kunnen naar verwachting in gebruik worden genomen per 1 augustus 2024 en kennen hiermee een maximale vergunningsduur van zestien jaar en vijf maanden.
De Nota Mobiele Communicatie benoemt de ingebruiknameverplichting die wordt verbonden aan de te veilen vergunningen in de 3,5 GHz-band. Een ingebruiknameverplichting is enerzijds de verplichting voor een vergunninghouder om een openbare elektronische communicatiedienst aan te bieden en anderzijds de verplichting om dat ten minste in een gebied met een zekere omvang te doen. De ingebruiknameverplichting zoals beschreven in de Nota Mobiele Communicatie voor de 3,5 GHz-band is ongewijzigd overgenomen in de vergunningvoorschriften. De ingebruiknameverplichting bedraagt per vergunning met een omvang van 10 MHz 54 km2 na twee jaar en 536 km2 na vijf jaar. Voor een vergunning met een omvang van 60 MHz zijn de verplichtingen 324 km2 na twee jaar en 3.216 km2 na vijf jaar.
Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet een vergunning vereist van de minister. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvrager een aanvraag moet indienen voor een vergunning voor mobiele communicatietoepassingen en welke gegevens hij bij de aanvraag moet overleggen. In de regeling is tevens neergelegd aan welke van de in artikel 9 van het Frequentiebesluit 2013 bedoelde eisen een aanvrager moet voldoen om tot de verdeelprocedure te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 10 van het Frequentiebesluit 2013, op grond waarvan, in het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning, regels worden gesteld over de wijze waarop de veiling plaatsvindt.
De aanvraagprocedure start met het indienen van de aanvraag overeenkomstig artikel 3.
Per aanvrager mag slechts één aanvraag worden ingediend (artikel 6, eerste lid). Voor de vaststelling of twee of meer aanvragers als één aanvrager worden aangemerkt wordt verwezen naar artikel 3 van de Capregeling mobiele communicatie 2020. Met het oog op deze vaststelling zijn aanvragers verplicht om bij hun aanvraag een juridisch organogram en bijbehorende bewijsstukken bij te sluiten (zie Bijlage 1, onder A.3). Ten opzichte van het aanvraagformulier in de Multibandveiling van de 700, 1400 en 2100 MHz vergunningen zijn hier enkele vereenvoudigingen in aangebracht waarmee de administratieve last van aanvragers wordt verlicht. In verband hiermee is ook het overleggen van een verklaring inzake de verbondenheid van de aanvrager met andere rechtspersonen opgenomen zodat deze verlichting zonder grotere risico’s voor de uitvoering van de veilingregeling doorgevoerd kan worden. In de verklaring wordt aangegeven dat de met de aanvrager verbonden rechtspersonen zelf op grond van de Capregeling geen aanvrager zijn in de zin van deze regeling en welke van de met de aanvrager verbonden rechtspersonen gebruiker/houder zijn van een vergunning voor frequentieruimte voor mobiele communicatie in de zin van artikel 1 van de Capregeling. Ook hiermee wordt de administratieve last van de aanvragers met betrekking tot het aanleveren van informatie aangaande de verbondenheid zo beperkt als mogelijk gehouden. Aanvragers doen er goed aan zo volledig mogelijk te zijn bij het verstrekken van de gevraagde informatie. Indien de informatie onvoldoende is om een goed oordeel te kunnen vormen over de onderlinge verhoudingen kan toepassing worden gegeven aan artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet. Op basis van dat artikel kunnen alle inlichtingen worden gevorderd die nodig zijn voor het uitvoeren van het bepaalde bij of krachtens de wet, waaronder voor de uitvoering van deze regeling. Wordt er toch meer dan één aanvraag per aanvrager ingediend, door verschillende rechtspersonen die verbonden zijn in de zin van artikel 3 van de Capregeling en daarom op grond van artikel 6, tweede lid, van deze regeling, als één worden aangemerkt, dan wordt de mogelijkheid van verzuimherstel geboden. Wordt het aantal aanvragen niet binnen de daarvoor geboden termijn teruggebracht tot één, dan kan op grond van artikel 11 worden besloten de aanvragen van deze aanvragers niet in behandeling te nemen, wegens strijd met artikel 6, eerste lid, van de regeling. Partijen dienen er terdege rekening mee te houden dat in beginsel geldt dat in dat geval de aanvraag van alle rechtspersonen die als één en dezelfde aanvrager worden aangemerkt, niet in behandeling wordt genomen.
Voor wat betreft de notarisverklaring dient deze juist en volledig te worden overlegd. Wanneer dit niet het geval is doordat bijvoorbeeld blijkt dat er wel sprake is van ongeoorloofde verbondenheid met andere rechtspersonen, kan hiervoor ook verzuimherstel worden geboden. Blijkt dit echter pas na verzuimherstel, dan kan de aanvraag worden afgewezen of kunnen de verleende vergunningen worden ingetrokken, omdat op grond van respectievelijk artikel 3.18 van de Tw verlening van de vergunning in strijd is met deze regeling gestelde eisen, of artikel 3.19 van de Tw niet meer wordt voldaan aan de in deze regeling gestelde eisen.
De aanvraag en de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag gevoegd moeten worden, dienen in beginsel in het Nederlands gesteld te zijn. Hierop is alleen een uitzondering mogelijk voor marktpartijen die zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (zie artikel 6, vijfde en zevende lid). De gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage 1, mogen zijn gesteld in de taal van die staten. Voor zover documenten in een vreemde taal, maar niet in de Engelse taal zijn gesteld dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd.
Aanvraag en correspondentie via versleutelde e-mail
Een aanvrager kan kiezen of hij zijn aanvraag per versleutelde e-mail, e-mail, per aangetekende post of door middel van persoonlijke overhandiging indient. De publieke sleutel voor het versturen van een versleutelde e-mail is te vinden op de webpagina over de 3,5 GHz-veiling op www.rdi.nl. Het is zeer wenselijk dat alle vertrouwelijke e-mailcommunicatie tussen aanvrager en de RDI versleuteld plaatsvindt om vertrouwelijkheid van de inhoud te waarborgen. Het is daarom van belang dat een aanvrager zelf een sleutelpaar aanmaakt en de publieke sleutel voegt bij de aanvraag. Een lijst van softwarepakketten die hiervoor gebruikt kunnen worden, is bijvoorbeeld te vinden via https://www.openpgp.org/software/.
Gekwalificeerde elektronische handtekening
Een vereiste voor het via e-mail versturen van de aanvraag of andere documenten waarvoor een handtekening nodig is, is dat deze documenten zijn voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening. Bij andere documenten gaat het bijvoorbeeld om de notarisverklaring, de bankgarantie en het eventuele verzuimherstel. Hiervoor dient de aanvrager of de deelnemer over de middelen te beschikken om de documenten met een gekwalificeerde elektronische handtekening te kunnen ondertekenen. Dit kan bijvoorbeeld door het PDF-formaat (PAdES standaard) te gebruiken voor het elektronisch ondertekenen. Een gekwalificeerde elektronische handtekening wordt aangemaakt met een daartoe gekwalificeerd middel en wordt gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat. Aanvragers of deelnemers kunnen het middel en het certificaat verkrijgen bij een in de EU gekwalificeerde aanbieder naar keuze. Een actueel overzicht van aanbieders is te vinden op: https://esignature.ec.europa.eu/efda/tl-browser/#/screen/home. De identiteit van de ondertekenaar wordt gewaarborgd door het gebruik van een gekwalificeerde elektronische handtekening op basis van een persoonlijk certificaat. De authenticiteit van de handtekening wordt door de RDI gecontroleerd.
Uit artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de elektronische handtekening geldig is in het digitale verkeer, mits deze voldoende betrouwbaar wordt geacht, gelet op de aard en inhoud van het bericht. Artikel 3:15a van het Burgerlijk Wetboek voegt hieraan toe dat de geavanceerde elektronische handtekening en de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen als een natte handtekening kunnen hebben, wanneer de ondertekening voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel en op alle overige omstandigheden. Bij deze veiling zijn er grote commerciële belangen. Een elektronische handtekening met een hoog betrouwbaarheidsniveau is daarom passend. Om deze reden is gekozen voor de gekwalificeerde elektronische handtekening zoals bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van Verordening (EU) nr. 910/2014 (eIDAS verordening).
Verkeer langs elektronische weg
Degene die zijn aanvraag per (versleutelde) e-mail indient maakt daarmee kenbaar in het kader van die aanvraag langs elektronische weg bereikbaar te zijn. Partijen die ervoor kiezen om hun aanvraag op papier in te dienen, kunnen in onderdeel A.1.3 van het aanvraagformulier aangeven bereikbaar te zijn langs elektronische weg en daarbij hun publieke sleutel voor versleutelde e-mail opgeven (onderdeel A.1.2).
Verzuim en verzuimherstel
Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid tot verzuimherstel wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. In artikel 11 is bepaald dat indien een aanvraag na de mogelijkheid van verzuimherstel niet of niet geheel voldoet aan de gestelde eisen, de minister overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan besluiten de aanvraag niet te behandelen. Voor de wijze waarop hij van de in dit artikel aan hem toegekende bevoegdheid gebruik zal maken, is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling, kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat zo veel mogelijk duidelijkheid wordt geboden. Voor zover het wettelijke kader dit toelaat, is het beleid erop gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.
Zekerheid
Een aanvrager dient als zekerheid voor de betaling van zijn bod een waarborgsom of bankgarantie te verstrekken waarvan de hoogte afhankelijk is van de veilingdelen waaraan hij wil deelnemen. Als een aanvrager wil deelnemen aan het eerste en tweede veilingdeel van de primaire fase dan is de waarborgsom 19,61 miljoen euro, voor deelname aan enkel het tweede deel van primaire fase is de waarborgsom 2,18 miljoen euro. Met het hanteren van deze waarborgsommen wordt deelname aan de veiling door niet-serieuze partijen voorkomen. Bovendien is ter verzekering van de kredietwaardigheid van de aanvrager in artikel 5, eerste lid, een aantal eisen neergelegd waaraan een aanvrager dient te voldoen. Ook hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een aanvrager niet in staat zou zijn om zijn biedingen gestand te doen. In dit kader mag de aanvrager niet in staat van faillissement of liquidatie verkeren, mag hem geen surseance van betaling zijn verleend en mag de aanvrager geen surseance van betaling hebben aangevraagd.
Schaarste
De 3,5 GHz-frequenties worden als schaars beschouwd, gelet op de waarde van meerdere (tientallen) miljoenen euro’s die zij, blijkens het onderzoek van SEO, vertegenwoordigen (zoals beschreven in de volgende paragraaf). Er is dan ook geen sprake van een situatie, waarin redelijkerwijs te verwachten is dat de beschikbare frequentieruimte voldoende is om aan de vraag te voldoen (zoals bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet). Er volgt geen aparte vaststelling van de schaarste aan de hand van ontvangen aanvragen. In de aanvraag hoeft om die reden geen opgave te worden gedaan van het aantal vergunningen dat de aanvrager in de veiling wenst te verkrijgen tegen de hierna besproken reserveprijzen: dit brengt de aanvrager, wanneer deze wordt toegelaten tot de veiling, pas met zijn bod in het eerste en/of tweede deel van de primaire fase van de veiling tot uitdrukking.
SEO Economisch Onderzoek heeft voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een advies20 opgesteld voor de te hanteren reserveprijs in de 3,5 GHz-veiling. Dit advies is in zijn geheel overgenomen. De reserveprijs is de minimumprijs voor de veiling. Volgens de Telecommunicatiewet21 dient de reserveprijs twee doelen: een sneller en efficiënter verloop van de veiling en het weren van niet-serieuze bieders. Daarnaast is van belang dat de reserveprijs niet zo hoog wordt vastgesteld dat serieuze bieders mogelijk worden geweerd. De reserveprijs is dus ook van belang voor de mate van concurrentie in de veiling.
Het advies is gebaseerd op een benchmark van de veilingen in Europa die reeds hebben plaatsgevonden en op informatie van marktpartijen over de waarde van het spectrum.
De hoogte van de reserveprijs voor de verschillende kavels wordt sterk bepaald door het veilingmodel. Bij het opstellen van het advies is SEO geïnformeerd over het advies van DotEcon22 (2020) over het te hanteren veilingmodel. DotEcon adviseert om de frequenties in twee delen te veilen. In het eerste deel worden drie vergunningen van 60 MHz aangeboden; een bieder kan in deze fase niet meer dan één vergunning verwerven. In het tweede deel wordt het resterende spectrum (120 MHz, of meer als in het eerste deel niet alle vergunningen worden verdeeld) aangeboden in vergunningen van elk één vergunning voor het gebruik van 10 MHz, waardoor bieders aanvullend spectrum kunnen verkrijgen, maar ook bieders met een kleinere spectrumbehoefte spectrum kunnen verwerven (hoofdstuk 5 gaat in detail in op het veilingmodel). Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat de eerste 60 MHz voor een veilingdeelnemer meer waarde vertegenwoordigt dan het aanvullende spectrum daarboven. Dit heeft als bijkomend effect dat de reserveprijzen voor de vergunningen van elk 60 MHz op een gemiddeld hoger niveau gezet zijn dan de reserveprijs van de vergunningen van elk 10 MHz. Daarmee is ook invulling gegeven aan de veilingdoelstelling van een realistische veilingopbrengst.
De reserveprijs is vastgesteld als een percentage van de te verwachten waarde van het spectrum. SEO heeft de waarde van het te veilen spectrum berekend op basis van de benchmarkmethode. De benchmark bestaat uit de resultaten van de veilingen van de 3,5 GHz-band in 21 Europese landen: Duitsland, Frankrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Finland, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, Griekenland, Zweden, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Bulgarije, Slovenië, Kroatië, Noorwegen, Portugal, Slowakije en België. De veilingresultaten uit Italië (2017) en Bulgarije (2021) zijn in de studie buiten beschouwing gelaten vanwege bijzondere marktomstandigheden en veilinginrichtingen die de prijsvorming in deze veilingen hebben beïnvloed. De veilinguitkomsten zijn gecorrigeerd voor valuta, licentieduur van de vergunning, WACC en prijspeil (CPI en PPP)23.
Land |
Datum |
€/MHz/pop |
---|---|---|
Ierland |
mrt-17 |
0,061 |
Tsjechië |
mrt-17 |
0,042 |
Italië |
jun-17 |
0,479 |
Verenigd Koninkrijk |
apr-18 |
0,24 |
Spanje |
jul-18 |
0,064 |
Finland |
okt-18 |
0,044 |
Duitsland |
nov-18 |
0,211 |
Oostenrijk |
mrt-19 |
0,074 |
Hongarije |
mrt-20 |
0,116 |
Luxemburg |
jul-20 |
0,14 |
Frankrijk |
okt-20 |
0,19 |
Tsjechië-2 |
nov-20 |
0,07 |
Griekenland |
dec-20 |
0,042 |
Land |
Datum |
€/MHz/pop |
---|---|---|
Zweden |
jan-21 |
0,048 |
Spanje-2 |
feb-21 |
0,058 |
Bulgarije |
apr-21 |
0,005 |
Slovenië |
apr-21 |
0,102 |
Verenigd Koninkrijk-2 |
apr-21 |
0,045 |
Kroatië |
aug-21 |
0,034 |
Noorwegen |
sep-21 |
0,099 |
Portugal |
okt-21 |
0,11 |
Slowakije |
mei-22 |
0,041 |
België |
jun-22 |
0,049 |
Gemiddelde |
0,103 |
|
Mediaan |
0,064 |
Het gemiddelde van de geactualiseerde benchmark is € 0,103 MHz/pop en de mediaan is € 0,0639 MHz/pop.
Omdat de mediaan per definitie niet gevoelig is voor uitschieters en omdat het aannemelijk is dat koopkrachtverschillen tussen landen relevant zijn bij de waardering van frequentiespectrum is de PPP-gecorrigeerde mediane waarde van € 0,0639/MHz/pop aangehouden als meest aannemelijke puntschatting voor de waarde van het spectrum in Nederland, bij een vergunning die in zou gaan op 1 december 2023. De gevoeligheidsanalyse toont aan dat de benchmarkwaarde voldoende robuust is.
Bij het advies voor de te hanteren reserveprijzen werd rekening gehouden met de vertraagde beschikbaarheid van 30 procent van het spectrum die voortkwam uit een eventueel later vertrek dan 1 december 2023 van Inmarsat uit de 3,5 GHz-band. Daarvan is geen sprake meer, waardoor de genoemde puntschatting van € 0,0639 de basis vormt voor de reserveprijs. Er wordt door de minister daarbij wel rekening gehouden met de latere ingebruiknamedatum van de vergunningen per 1 augustus 2024 in plaats van 1 december 2023. In de reserveprijs wordt daarom een aanpassing (lineair bepaald) van -3,9% gehanteerd24.
SEO concludeert dat te hanteren reserveprijs in de 3,5 GHz-veiling bij voorkeur ligt tussen 40 en 60% van de geschatte waarde van het spectrum. De bandbreedte tussen de percentages past naar het oordeel van SEO het best bij de doelstellingen van de veiling en de te verwachten concurrentie tussen bieders. Een percentage van 60% past bij een situatie waarin de uitgevende instantie relatief zeker is over de waarde van het spectrum terwijl (stilzwijgende) collusie een reëel risico is – bijvoorbeeld als gevolg van een (mogelijk) klein aantal gegadigden. Een percentage van 40% (of minder) sluit aan bij een situatie waarin er veel onzekerheid is en het uitbannen van het risico op collusie ondergeschikt wordt geacht aan het risico dat het spectrum niet wordt uitgegeven. Percentages van 70% of meer komen ex post geregeld voor, maar hebben als keuze vooraf een hoog afbreukrisico.
Voor het eerste deel van de primaire fase van de veiling wordt op basis van het advies van SEO voor elke vergunning van 60 MHz een reserveprijs gehanteerd van afgerond € 39,22 mln (uitgaande van 60% van € 0,0639 per MHz/pop, 17,74 mln inwoners en aanpassing met -3,9%). Met deze reserveprijs blijft de kans op een toetreder in dit deel van de veiling zoveel mogelijk behouden. Tegelijkertijd minimaliseert deze reserveprijs naar het oordeel van SEO het financiële risico van biedingen op of nabij de reserveprijs.
Het tweede deel van de primaire fase heeft ten opzichte van het eerste deel als belangrijk onderscheidend kenmerk dat 12 (of meer) kleinere vergunningen beschikbaar zijn. Deze fase van de veiling biedt meer ruimte voor concurrentie. Een te hoge reserveprijs werpt een drempel op voor partijen om deel te nemen aan dit deel van de veiling. Voor het tweede deel van de primaire fase wordt daarom op basis van het advies van SEO voor elke vergunning van 10 MHz een relatief lagere reserveprijs gehanteerd van afgerond € 4,36 mln (uitgaande 40% van € 0,0639) per MHz/pop, 17,74 mln inwoners en aanpassing met -3,9%)).
Het model dat gebruikt wordt voor deze veiling bestaat uit twee fasen, waarbij in de primaire fase de beschikbare hoeveelheid spectrum verdeeld wordt, en in de toewijzingsfase de plek in de spectrumband bepaald wordt. De primaire fase bestaat uit twee delen waarbij in het eerste deel 3 vergunningen van 60 MHz worden geveild door middel van een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling met zogenoemde exitbiedingen en in het tweede deel (in beginsel) 12 vergunningen van elk één vergunning voor het gebruik van 10 MHz, ook door middel van een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling met exitbiedingen. De veiling zal plaatsvinden via internet. Iedere partij die beschikt over een computer met internetverbinding en de vereiste software kan technisch gezien deelnemen aan de veiling.
Het model gehanteerd in deze regeling wijkt op één aspect af van het model zoals geadviseerd door DotEcon en gepubliceerd op 17 december 202025. DotEcon adviseert namelijk om bij het eerste deel van de primaire fase gebruik te maken van een gesloten-bod-veiling met derde-prijsregel om strategisch biedgedrag van deelnemers te voorkomen. Peter Cramton (zie hiervoor paragraaf 5.1.4) heeft echter bedenkingen bij het element van een gesloten-bod-veiling. Een gesloten-bod-element maakt het plaatsen van een bod voor alle deelnemers aan de veiling ingewikkelder. Hij beargumenteert verder dat ook een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling een efficiënte verdeling van spectrum tot stand doet komen zonder dat het de veilingdoelstellingen aantast. Hierbij schat Peter Cramton de kans op strategisch biedgedrag en daarbij de kans op een negatief effect op een efficiënte verdeling van het spectrum bij het hanteren van een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling met een beperkt informatiebeleid lager in dan DotEcon. DotEcon heeft haar advies naar aanleiding van de peer review niet officieel aangepast, maar heeft aangegeven dat afwijken van haar advies op dit punt (d.w.z. het vervangen van een gesloten-bod-veiling in de eerste fase door een meer-ronden-klokveiling met exitbiedingen en beperkt informatieregime) geen negatieve gevolgen heeft voor het realiseren van de veilingdoelstellingen. DotEcon heeft dit nog eens bevestigd in een aanvullend advies van februari 2023 over de aanvullingen in het veilingmodel als gevolg van de tijdelijke bescherming van Inmarsat.26 Hoewel deze tijdelijke bescherming niet meer aan de orde is, blijft deze bevestiging relevant. Dat heeft DotEcon ook gesteld in haar notitie over de appreciatie van de zienswijzen die zijn ingediend bij de consultatie van de veilingregelgeving.
Het veilingmodel dient de veilingdoelstellingen te waarborgen. Die houden in dat de veiling moet leiden tot een efficiënte verdeling van spectrum, dat wil zeggen dat het spectrum terechtkomt bij de partijen die er de meeste waarde mee weten te creëren. De veiling moet realistische kansen bieden aan alle mogelijke deelnemers en moet leiden tot een realistische veilingopbrengst. Daarnaast zijn ook eenvoud en transparantie van belang. Dit houdt in dat de werking van het model duidelijk is voor alle deelnemers en dat de uitkomsten onomstreden zijn uit te leggen. Ook wordt er rekening gehouden met de onwenselijkheid van onverkocht spectrum. Verder dient het veilingmodel te borgen dat strategisch biedgedrag ontmoedigd wordt. Voor de keuze van een geschikt veilingmodel is advies gevraagd aan DotEcon. Dit advies wordt één-op-één overgenomen, op één element na over een gesloten bod (zoals in de vorige paragraaf beschreven wordt dit niet gehanteerd). DotEcon is tevens expert op het gebied van veilingsoftware en ontwikkelt daarom ook de software voor de veiling. Peter Cramton, gerenommeerd veilingwetenschapper heeft een expert-opinie gegeven en onderschrijft grotendeels het advies. Over het gesloten-bod-element in het eerste deel van de primaire fase stelt hij dat dat in theorie het geëigende model lijkt, maar dat dit in de praktijk wellicht anders kan uitpakken. Hij adviseert daarom om voor het eerste deel van de primaire fase hetzelfde model te hanteren als voor het tweede deel van de primaire fase. Een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling met exitbiedingen verkleint namelijk de onzekerheid in de veiling zonder dat dit de kansen voor deelnemers, waaronder de kansen voor nieuwkomers, op het verwerven van spectrum verkleint. Minder onzekerheid en daarmee meer mogelijkheden tot ‘price-discovery’ in de veiling dienen de doelstelling van een efficiënte allocatie. Hij schat het strategische biedgedrag van operators om nieuwkomers te weerhouden van het verwerven van spectrum in een meer-ronden-veiling lager in dan DotEcon. DotEcon kan zich vinden in de analyse van Peter Cramton dat de voorgestelde aanpassing van dit element van de veilingopzet geen negatieve gevolgen heeft voor de veilingdoelstellingen en adviseert daarbij het informatiebeleid van het tweede deel van de primaire fase over te nemen. Omdat een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling de veilingdoelstellingen niet schaadt maar wel leidt tot minder onzekerheid bij alle deelnemers van de veiling, kiest de minister er daarom voor om in het eerste deel van de primaire fase ook een meer-ronden-klokveiling met exitbiedingen te gebruiken.
DotEcon heeft haar advies opgesteld op basis van het te veilen spectrum, het onderzoek van Dialogic naar te hanteren kavelgrootte, de bovengenoemde veilingdoelstellingen en de marktordenende maatregelen waartoe in de Nota Mobiele Communicatie is besloten op basis van een advies van de ACM27. Tevens heeft DotEcon het biedverloop van de Multibandveiling geanalyseerd en de daaruit opgedane inzichten meegenomen in haar advies. Gezien de marktsituatie na de Multibandveiling stelt DotEcon dat een verdeling waarbij elke operator 100 MHz verwerft, gezien kan worden als een ‘focal point’ in de veiling, een uitkomst van de veiling waar door deelnemers op kan worden gestuurd. Als hier geen rekening mee gehouden wordt in het veilingmodel kan dit, ondanks dat het een efficiënte verdeling van spectrum kan zijn, een negatief effect hebben op de andere veilingdoelstellingen, met name op de doelstelling van realistische kansen voor alle deelnemers en op de doelstelling van een realistische opbrengst. Mocht er een nieuwkomer meedoen aan de veiling, dan kan de aanwezigheid van een ‘focal point’ strategisch biedgedrag om toetreding te blokkeren uitlokken en zo een efficiënte verdeling van spectrum belemmeren. Dit heeft om die reden ook invloed op het gehanteerde informatiebeleid.
DotEcon adviseert om het beschikbare spectrum in de primaire fase in twee delen aan te bieden waarbij in het eerste deel 3 vergunningen van 60 MHz worden aangeboden en in het tweede deel van de primaire fase (in beginsel) 12 vergunningen van 10 MHz. Bij beide delen wordt hetzelfde veilingmodel gehanteerd, een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling met exitbiedingen.
Naast de marktsituatie is het verloop van de waardering voor het spectrum, met synergiën tot een bandbreedte van 50-60 MHz, maar daarna afnemende marginale waarderingen, van belang voor de keuze van de indeling van de primaire fase. Dit is, zoals hiervoor in paragraaf 4 wordt beschreven, ook een belangrijke ratio achter de verschillende hoogtes van de reserveprijzen in de veiling. Als het spectrum in één keer zou worden aangeboden in kleine vergunningen moet, om onverkocht spectrum te voorkomen, de reserveprijs dusdanig laag ingezet worden dat andere doelstellingen in het geding komen. Een lage reserveprijs heeft namelijk als uitwerking in de veiling dat het strategisch biedgedrag in de hand werkt om de veiling vroegtijdig te eindigen. Strategische vraagreductie door de deelnemers, het verlagen van de eigen vraag onder het niveau dat zij eigenlijk wil verwerven, leidt namelijk tot hoge financiële meevallers, omdat het spectrum relatief goedkoop verworven kan worden. Dit kan echter leiden tot een inefficiënte verdeling van spectrum omdat deelnemers niet hun daadwerkelijke vraag uiten. Bovendien schaadt het dan de doelstelling van realistische opbrengsten.
Het aanbieden van bandbreedte in twee delen geeft deelnemers betere prikkels om te concurreren voor marginaal extra spectrum, wat de kans op een inefficiënte verdeling verkleint vooral in het geval van een nieuwkomer. Tegelijkertijd vermindert deze benadering de flexibiliteit voor deelnemers om te voldoen aan hun frequentiebehoefte niet. In het tweede deel van de primaire fase is het nog steeds mogelijk om te bieden op (al dan niet additionele) vergunningen van 10 MHz. Het aanbieden van bandbreedte in twee delen maakt de veiling toegankelijker voor kleine toetreders (op zoek naar niet meer dan 50 MHz), omdat zij ervoor kunnen kiezen om alleen deel te nemen aan het tweede deel van de primaire fase.
Eerste deel van de primaire fase
In het eerste deel van de primaire fase worden drie vergunningen van 60 MHz geveild, waarbij de keuze voor 60 MHz is bepaald door een conservatief ingeschat minimumvereiste gebaseerd op het verloop van de waardering van het spectrum. Ook waarborgt een vergunninggrootte van 60 MHz dat een deelnemer die aan het eerste deel van de primaire fase deelneemt, maar daarin geen vergunning verwerft, in het uiterste (theoretische) geval de mogelijkheid heeft om 120 MHz te verwerven in het tweede deel (het maximale te verwerven spectrum gegeven de capregel van 40%). Deelnemers worden in het eerste deel beperkt tot het verwerven van maar één vergunning. Dit voorkomt dat er strategisch geboden wordt op meerdere vergunningen wat ongewilde asymmetrische uitkomsten voorkómt. Een situatie waarin een deelnemer met een grote spectrumbehoefte twee van de drie vergunningen van 60 MHz in het eerste deel verwerft is ongewenst, omdat het kan betekenen dat een andere deelnemer met een grote spectrumbehoefte al zijn vergunningen in het tweede deel moet verwerven. In een meer-ronden-veiling kan een eventuele nieuwkomer ook spectrum verwerven en winnen de drie deelnemers die de meeste waarde toekennen aan een vergunning van 60 MHz het spectrum in dit eerste deel. Om strategisch biedgedrag in dit eerste deel van de veiling te voorkomen wordt een beperkt informatiebeleid (zie paragraaf 5.1.3) gehanteerd. Als deelnemers hun vraag reduceren (in dit geval terugbrengen naar nul), hebben zij de mogelijkheid om een exitbod te doen. Dit zorgt ervoor dat spectrum niet onverkocht blijft en dat draagt bij aan een efficiënte verdeling van spectrum. Een toelichting op het doen van exitbiedingen staat vermeld in de subparagraaf Exitbiedingen in paragraaf 5.2.1.1 Eerste en tweede deel van de primaire fase.
Tweede deel van de primaire fase
Een eenvoudige meer-ronden-klokveiling past ook bij het tweede deel van de primaire fase. Er worden relatief veel kleine vergunningen aangeboden, deelnemers aan het tweede deel van de primaire fase hebben relatief kleine spectrumbehoeftes en aggregatierisico’s worden beperkt doordat er geen voorlopig winnende biedingen worden aangemerkt. Een vergunning in het tweede deel bestaat uit 10 MHz. Het aantal vergunningen betreft de eventueel onverdeelde vergunningen uit het eerste deel van de primaire fase (maar dan verkaveld naar vergunningen van 10 MHz) aangevuld met twaalf vergunningen van 10 MHz. Doet een deelnemer alleen mee aan het tweede deel van de primaire fase (waarbij hij verplicht is een bod uit te brengen), dan kan hij in het tweede deel maximaal vijf vergunningen van 10 MHz (totaal 50 MHz) verwerven. Hiermee wordt voorkomen dat deelnemers met een grote spectrumbehoefte er om strategische redenen voor kiezen om alleen mee te doen aan het tweede deel van de primaire fase. Deelnemers kunnen in deze ronde zodoende hun vraag met het oog op de prijsontwikkeling op vergunningen van 10 MHz afstellen. Om strategisch biedgedrag in het tweede deel van de veiling te voorkomen, is het nodig om het informatiebeleid voor en tijdens de veiling te beperken. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 5.1.3 over het informatiebeleid. Als deelnemers hun vraag reduceren, hebben zij ook de mogelijkheid om een exitbod te doen. Dit zorgt ervoor dat spectrum niet onverkocht blijft en draagt bij aan een efficiënte verdeling van spectrum.
Voor de toewijzingsfase, bestaand uit een toewijzingsbiedronde, adviseert DotEcon om gebruik te maken een combinatorisch tweede-prijs-gesloten-bod-één ronde-veilingmodel voor de toewijzing van een specifieke plek in de frequentieband. Dit model garandeert dat winnaars in de primaire fase, ongeacht of zij spectrum in het eerste of tweede deel hebben verworven, aaneengesloten spectrum ontvangen. Dit komt overeen met de werkwijze van de Multibandveiling 2020 en eerdere veilingen zoals de Multibandveiling van 2012 en de 2,6 GHz-veiling uit 2010.
In haar advies geeft DotEcon aan dat als er zorgen zijn over strategische prikkels, daar verder rekening mee gehouden kan worden in het veilingontwerp, zoals ten aanzien van het mededelen van informatie aan de deelnemers voor, tijdens en na de veiling. Om die reden is er voor gekozen om het aantal deelnemers, en de identiteit van de deelnemers, niet bekend te maken voorafgaand aan en tijdens de veiling. Het staat een deelnemer overigens wel vrij om zélf kenbaar te maken dat hij mee gaat doen of meedoet aan de veiling. Wanneer een deelnemer hiervoor kiest, dient hij zijn deelname dan wel openbaar kenbaar te maken, bijvoorbeeld via een persbericht. Verder wordt tijdens de veiling minimale informatie gegeven aan de deelnemers over het biedverloop. In het eerste en tweede deel van de primaire fase wordt na iedere biedronde alleen bekend gemaakt wat de geaggregeerde vraag is, waarbij eventuele exitbiedingen uiteraard niet worden meegerekend. Na de veiling worden alle biedingen uit elke biedronde openbaar gemaakt. De biedingen van deelnemers aan de veiling die geen spectrum verworven hebben, worden daarbij geanonimiseerd.
Het advies van DotEcon is aan een peer review door professor Peter Cramton onderworpen. In zijn review beschouwt hij op eigen initiatief drie modellen voor het verdelen van de 3,5 GHz-frequenties, waaronder het model waartoe DotEcon adviseert. Eén van zijn belangrijkste afwegingen is of de modellen in de praktijk beproefd zijn. Dat element maakt, naast de inhoudelijke aspecten van de modellen, dat hij steun uitspreekt voor het door DotEcon geadviseerde model. Cramton stelt wel dat het model van DotEcon verbeterd kan worden door het gesloten bod element te vervangen door een klokveiling. De keuze die de minister hierover heeft gemaakt is hiervoor in paragraaf 5.1. beschreven.
De veiling bestaat uit twee fasen; de primaire fase en de toewijzingsfase. De primaire fase bestaat uit twee delen waarbij in het eerste deel drie vergunningen van 60 MHz en in het tweede deel (in beginsel) twaalf vergunningen van 10 MHz worden geveild door middel van een eenvoudige-meer-ronden-klokveiling. Aan de toewijzingsfase doen uitsluitend de deelnemers mee die in de primaire fase vergunningen hebben verworven. In de hiernavolgende paragrafen wordt specifieker op de primaire fase en de toewijzingsfase ingegaan.
De primaire fase heeft tot doel om het totale aantal vergunningen te verdelen onder de deelnemers van de veiling.
In het eerste deel worden er drie vergunningen van 60 MHz aangeboden door middel van een ‘eenvoudige’ meer-ronden-klokveiling met exit-biedingen. Elke deelnemer aan het eerste deel mag bieden op maximaal één vergunning.
Het tweede deel van de primaire fase bestaat ook uit een eenvoudige meer-ronden-klokveiling. Er worden ten minste twaalf vergunningen voor het gebruik van 10 MHz geveild. Als in het eerste deel van de primaire fase vergunning(en) onverdeeld blijven, wordt het resterende spectrum in vergunningen van 10 MHz toegevoegd aan het te veilen spectrum van het tweede deel, en worden de deelnemers hiervan vóór de start van het tweede deel op de hoogste gesteld. Deelnemers aan het tweede deel van de primaire fase die geen bod hebben uitgebracht op een vergunning uit het eerste deel van de fase mogen maximaal 50 MHz verwerven in het tweede deel. Dit maximum wordt gesteld om te voorkomen dat partijen om strategische redenen besluiten niet deel te nemen aan de eerste fase. Dat kan het bereiken van een efficiënte verdeling namelijk verhinderen. Deelnemers die wel een bod hebben uitgebracht op een vergunning in het eerste deel mogen zoveel spectrum verwerven als mogelijk binnen de band-specifieke spectrumcap. Dit betekent dat als een deelnemer een vergunning heeft gewonnen in het eerste deel, hij nog maximaal 60 MHz extra kan verwerven in het tweede deel. Als een deelnemer aan het eerste deel wel een bod heeft uitgebracht, maar uiteindelijk geen frequenties heeft verworven, dan zou deze in het tweede deel op twaalf vergunningen (in totaal 120 MHz) mogen bieden. Een potentiële nieuwkomer met een kleine spectrumbehoefte kan er voor kiezen om niet mee te doen aan het eerste deel, maar alleen te bieden op de 10 MHz-vergunningen in het tweede deel. Deze deelnemer kan, gelet op het voorgaande, in totaal slechts 50 MHz verwerven.
Bod
Elke ronde moeten de deelnemers een bod doen op het aantal vergunningen dat de deelnemers willen verwerven voor de dan geldende rondeprijs. Voor het eerste deel van de primaire fase is dit altijd gelijk aan één of nul vergunningen. Verder doet de deelnemer, indien van toepassing, een exitbod of exitbiedingen, en kan een deelnemer ervoor kiezen bij het uitbrengen van een bod om reeds uitgebrachte exitbiedingen in te trekken. Is de vraag in een ronde hoger dan het beschikbare aantal vergunningen, dan stijgt de rondeprijs. Deelnemers moeten elke ronde een bod doen. Een bod in het tweede deel van de primaire fase kan niet meer vergunningen omvatten dan wat die bieder kan verwerven gezien de spectrumcap (en indien van toepassing verminderd met de 60 MHz die de bieder in het eerste deel verworven heeft), en kan niet meer vergunningen omvatten dan het aantal vergunningen dat een bieder wilde verwerven in de voorafgaande ronde voor de rondeprijs. Verder kan een bieder die alleen meedoet aan het tweede deel enkel bieden op vijf vergunningen of minder. Het is niet mogelijk om een ronde te ‘passen’. Een deelnemer moet elke ronde een bod uitbrengen tot zijn bod nul is en er geen exitbiedingen meer kunnen worden uitgebracht. Indien een deelnemer geen bod uitbrengt, dat wil zeggen een biedronde of verlengde biedronde laat verstrijken, dan wordt hij geacht een bod te hebben uitgebracht van nul en brengt hij in de daaropvolgende biedronde geen bod uit.
Exitbiedingen
Een bieder die zijn vraag vermindert ten opzichte van de vorige ronde, kan zogenaamde exitbiedingen uitbrengen. Exitbiedingen zijn gekoppeld aan de specifieke vraagvermindering van een bieder en geven de prijs aan waartegen een bieder extra vergunningen zou willen verwerven, naast het aantal vergunningen dat de bieder wil verwerven voor de geldende rondeprijs. Een exitbod mag het aantal vergunningen van de vraagvermindering niet overschrijden; de geboden prijs moet minimaal de rondeprijs zijn in de ronde voorafgaand aan de vraagvermindering, en mag niet hoger zijn dan de rondeprijs waartegen de vraagvermindering plaatsvindt. Het is overigens niet verplicht een exitbod uit te brengen.
Exitbod in het eerste deel van de primaire fase
Als een bieder in het eerste deel van de primaire fase de stijging van de rondeprijs te hoog vindt, kan hij er voor kiezen om een exitbod te doen voor de vergunning. Het bod is dan gelijk aan nul vergunningen en het exitbod voldoet aan de prijsvoorwaarden zoals eerder beschreven. Is de vraag in de laatste ronde gezakt naar twee vergunningen voor de rondeprijs, dan kan een exitbod uit een vorige ronde aangewezen worden als winnende bieding. De methode voor het aanwijzen van winnende exitbiedingen is daarbij gelijk aan de methode zoals beschreven in de paragraaf Evaluatie van winnende exitbiedingen.
Exitbod in het tweede deel van de primaire fase
In het tweede deel van de primaire fase zijn er meer mogelijkheden voor het plaatsen van exitbiedingen. Ook is de evaluatie van eventueel winnende exitbiedingen ingewikkelder. Deelnemers aan dit deel hebben ieder een eigen beperking voor het verwerven van vergunningen. Deze is afhankelijk van de spectrumcap, de eventuele deelname aan het eerste deel van de primaire fase en het eventueel verworven spectrum in het eerste deel van de primaire fase.
Stel een bieder wil in het tweede deel negen vergunningen verwerven voor een prijs van 100 en in die ronde is de totale vraag hoger dan het aanbod. De rondeprijs stijgt in de volgende ronde naar 110 en de bieder verlaagt zijn vraag naar zeven vergunningen. De bieder kan het daarbij laten, maar kan ook een exitbod of twee exitbiedingen uitbrengen voor een of twee vergunningen. De bieder kan bijvoorbeeld een exitbod uitbrengen voor twee vergunningen voor een prijs van 103 en een exitbod voor één vergunning voor een prijs van 106. Die bieder geeft daarmee aan dat indien het tweede deel van de primaire fase in die ronde eindigt, hij naast zeven vergunningen voor een prijs van 110 ook een achtste vergunning wil verwerven voor een prijs van 106, of in totaal negen vergunningen, namelijk zeven vergunningen tegen de rondeprijs van 110 en de twee vergunningen tegen een prijs van 103. Exitbiedingen blijven geldig gedurende de veiling en kunnen winnende biedingen worden. Een exitbod kan echter alleen een winnend bod worden als de bieder al het aantal vergunningen toegewezen heeft gekregen dat gelijk is aan het aantal vergunningen dat hij heeft geboden voor de rondeprijs waarin hij tevens de exitbieding heeft uitgebracht. Hiermee worden aggregatierisico’s voorkómen. Bieders kunnen eerder geplaatste exitbiedingen intrekken in elke ronde (in het tweede deel van de primaire fase) waarin zij nog een (regulier) bod mogen uitbrengen.
Evaluatie van winnende exitbiedingen
Stel er worden twaalf vergunningen in het tweede deel van de primaire fase geveild en in de eerste ronde is de prijs voor een vergunning 100. In het voorbeeld zoals te zien is in tabel 1 doen er vier deelnemers mee: bieder A, bieder B, bieder C en bieder D. Waarbij CB ('clockbid’) het bod aangeeft dat door een bieder in de betreffende ronde is geplaatst en EB ('exitbid’) een exitbod aangeeft. De geaggregeerde vraag in de eerste ronde is 21 vergunningen, terwijl er twaalf beschikbaar zijn. Het tweede deel van de primaire fase is dus nog niet afgelopen (de vraag is immers groter dan het aanbod) en de rondeprijs stijgt. In de tweede ronde laat bieder B haar vraag zakken van zes vergunningen naar drie vergunningen en doet hierbij een aantal exitbiedingen. Deze bieder laat hiermee weten dat in het geval dat dit deel van de veiling eindigt, hij:
– drie vergunningen wil verwerven voor een prijs van 110 per vergunning,
– zes vergunningen wil verwerven waarvan drie vergunningen voor een prijs van 110 per vergunning en drie vergunningen voor een prijs van 100,
– vijf vergunningen waarvan drie vergunningen voor prijs van 110 en twee vergunningen voor prijs van 102 of
– vier vergunningen waarvan drie vergunningen voor prijs van 110 en één vergunning voor prijs van 105.
Bieder B kan in dit geval niet enkel drie, twee, of enkele vergunning(en) verwerven voor de exitbod prijs; exitbiedingen zijn altijd additioneel aan het bod voor de rondeprijs, in dit geval drie vergunningen. Indien bijvoorbeeld de vraag van bieder C in ronde 2 was gezakt naar nul vergunningen en de vraag van bieder A naar drie vergunningen dan zouden bieder A en D drie vergunningen winnen voor de rondeprijs van 110 per vergunning en bieder B drie vergunningen voor de rondprijs van 110 en drie vergunningen voor een prijs van 100.
Ronde |
Ronde prijs |
Bieder A |
Bieder B |
Bieder C |
Bieder D |
---|---|---|---|---|---|
1 |
100 |
CB: 6 |
CB: 6 |
CB: 6 |
CB: 3 |
2 |
110 |
CB: 6 |
CB: 3 EB: 3 +3@100 EB: 3 +2@102 EB: 3 +1@105 |
CB: 6 |
CB: 3 |
3 |
120 |
CB: 6 |
CB: 1 EB: 1 +2@110 |
CB: 4 EB: 4 +1@115 |
CB: 3 |
4 |
130 |
CB: 4 |
CB: 1 |
CB: 4 |
CB: 0 EB: 0 +3@125 |
In de vierde ronde is de geaggregeerde vraag voor de rondeprijs gezakt naar negen vergunningen, er is dus een overaanbod van drie vergunningen. Aangezien de vraag nu lager is dan het aanbod, is het tweede deel van de primaire fase afgelopen en worden de winnende biedingen bepaald. In dit voorbeeld wint bieder A vier vergunningen voor een prijs van 130, bieder B één vergunning voor een prijs van 130, bieder C vier vergunningen voor een prijs van 130 en bieder D drie vergunningen voor een prijs van 125. Op deze manier blijven er geen vergunningen onverkocht. Bieder D wint in dit voorbeeld weliswaar alleen haar exitbiedingen maar dit zijn nog steeds winnende exitbiedingen in aanvulling op het bod voor de rondeprijs. Het bod van bieder D was namelijk nul vergunningen voor de geldende rondeprijs.
Stel de biedingen zijn als volgt, zie tabel 2, bieder B vindt de rondeprijs in ronde 3 te hoog en geeft aan alleen drie vergunningen te willen verwerven voor een prijs van 110, bieder C verlaagt haar vraag in ronde 2 naar vijf vergunningen en plaatst een exitbod voor een vergunning voor een prijs van 109 en, bieder D vindt de rondeprijs ook te hoog en doet ook een exitbod voor drie vergunningen, dit exitbod is echter voor een prijs van 118.
In ronde 3 is de geaggregeerde vraag voor de rondeprijs nu tien vergunningen en is er een overaanbod van twee vergunningen. In dit geval wint bieder A zes vergunningen en bieder C vier vergunningen voor de rondeprijs van 120.
Er zijn dan nog twee vergunningen over. Voor het bepalen van de winnende exitbiedingen wordt er als eerst gekeken naar de exitbiedingen in de laatste ronde. Bieder B en D hebben in de derde ronde alleen een exitbod geplaats voor drie vergunningen. Deze exitbiedingen komen dus niet in aanmerking voor een winnend bod. Bieder C heeft echter een exitbod gedaan van +1 wanneer hij vier vergunningen verwerft, dit exitbod wordt dus aangemerkt als één winnend bod. Bieder C verwerft nu vijf vergunningen. Vervolgens wordt er gekeken naar de exitbiedingen in de een na laatste ronde. In ronde 2 heeft bieder C een exitbod geplaatst voor vijf vergunningen plus één vergunning. Omdat hij met het toewijzen van haar exitbod van ronde 3 vijf vergunningen toegewezen krijgt kan het exitbod van ronde 2 ook aangemerkt worden als winnend bod. Bieder C verwerft in dit voorbeeld vier vergunningen voor de rondeprijs van 120, één vergunning voor de prijs van 115 en één vergunning voor de prijs van 109. Op deze manier blijven er geen vergunningen onverkocht en komt het spectrum terecht bij de bieder die er het meeste waarde aan hecht.
De prijs voor de vijfde vergunning van bieder C is weliswaar lager dan de prijs die bieder B en bieder D bereid zijn om te betalen voor een vergunning in ronde 3 maar bieder B en D hebben alleen een exitbod gedaan op een pakket van drie vergunningen. Deze exitbiedingen komen dus niet in aanmerkingen voor het verdelen van één of twee vergunningen. Als bieder D maar één van de drie vergunningen verwerft voor een prijs van 118 levert dit mogelijk aggregatierisico’s op, hij geeft immers aan minimaal drie vergunningen te willen verwerven. Had bieder C geen exitbod geplaatst in ronde 2, dan was er één vergunning onverkocht gebleven. Had bieder B bijvoorbeeld exitbiedingen gedaan in de derde ronde van +2 @ 115en + 1 @116 dan had bieder B één vergunning verworven voor een prijs van 116 en had bieder C een vijfde vergunning verworven voor een prijs van 115.
Ronde |
Ronde prijs |
Bieder A |
Bieder B |
Bieder C |
Bieder D |
---|---|---|---|---|---|
1 |
100 |
CB: 6 |
CB: 6 |
CB: 6 |
CB: 3 |
2 |
110 |
CB: 6 |
CB: 3 EB: 3 +3 @100 EB: 3 +2 @102 EB: 3 +1 @105 |
CB: 5 EB: 5 +1 @109 |
CB: 3 |
3 |
120 |
CB: 6 |
CB: 0 EB: 0 +3 @110 |
CB: 4 EB: 4 +1 @115 |
CB: 0 EB: 0 +3 @118 |
Zoals aangeven in ‘de werking van exitbiedingen’ is het plaatsen van een exitbod geen vereiste. Zoals te zien in ronde 4 van het voorbeeld in tabel 1 laat bieder A haar vraag zakken van zes vergunningen naar vier vergunningen zonder een exitbod te doen voor één of twee vergunningen. Een bieder kan er ook voor kiezen om een gedeeltelijk exitbod te doen. Bieder C laat in ronde 3 haar vraag zakken van zes naar vier vergunningen en geeft met haar exitbod aan dat zij naast die vier vergunningen ook nog één vergunning zou willen verwerven voor een prijs van 115. In totaal kan zij dus nog maar vijf vergunningen verwerven in plaats van zes vergunningen.
Rondeprijzen
Bij aanvang van de eerste biedronde in het eerste deel van de primaire fase wordt gestart met een rondeprijs van € 39,22 miljoen euro voor een vergunning en bij aanvang van de eerste biedronde in het tweede deel van de primaire fase wordt gestart met een rondeprijs van € 4,36 miljoen euro voor een vergunning. Dit minimumbedrag is de reserveprijs. De reserveprijzen zijn toegelicht in hoofdstuk 4. Als de vraag over alle biedingen (uiteraard uitgezonderd de exitbiedingen) in een ronde hoger is dan het aantal beschikbare vergunningen, verhoogt de veilingmeester de rondeprijs en wordt er een volgende ronde ingepland.
Verlengmogelijkheden
In zowel het eerste als het tweede deel van de primaire fase krijgt iedere deelnemer drie verlengingsrechten voor eenmalig gebruik, die 30 minuten extra tijd geven om zijn bod uit te brengen als hij dit niet heeft gedaan in de reguliere duur van de ronde. Een verlenging wordt automatisch geactiveerd; dit geldt dus ook voor het geval van technische problemen aan het einde van de ronde. Een ronde wordt beëindigd als ofwel een bieder zijn bod alsnog heeft ingediend of als de 30 minuten verlenging zijn verstreken zonder dat de bieder een bod heeft ingediend, terwijl er geen technische problemen meer golden.
De primaire fase eindigt als het eerste en het tweede deel zijn afgerond. Het eerste deel van de primaire fase eindigt als de vraag lager is of gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen (3 vergunningen). Het tweede deel van de primaire fase eindigt ook als de vraag lager is of gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen (in beginsel 12 vergunningen).
De toewijzingsfase van de veiling bestaat uit een toewijzingsbiedronde die winnaars van spectrum in de primaire fase de mogelijkheid geeft hun voorkeur te kunnen uiten over de plaatsing in de spectrumband.
Deze ronde bepaalt hoe het in de primaire fase verdeelde spectrum in de frequentieband ingedeeld wordt. Na de primaire fase zijn de winnaars namelijk al wel bekend, maar zij weten uitsluitend hoeveel vergunningen (en daarmee hoeveel spectrum) zij zelf hebben gewonnen en het bijbehorende verschuldigde bedrag. Zij weten nog niet op welke plek in de band die vergunningen terecht gaan komen. Vast staat dat dit aaneengesloten spectrum is, en dat eventueel onverkochte vergunningen ook als aaneengesloten spectrum overblijven en aan de bovenkant van de frequentieband worden geplaatst. De reden voor deze keuze is dat hiermee ofwel onverkochte vergunningen opnieuw kunnen worden geveild ofwel dat onverkochte vergunningen later voor lokaal gebruik kunnen worden bestemd en daardoor kunnen worden toegevoegd aan het lokale deel van het spectrum aan de bovenkant van de 3,5 GHz-band (namelijk 3750–3800 MHz). Dit is in lijn met de keuze van de minister van de bestemming van de frequentiebanden 3400 MHz–3450 MHz en 3750 MHz–3800 MHz voor lokaal gebruik. Over enkele jaren zal worden geëvalueerd of de keuze van deze bandindeling voor de lange termijn kan worden gehandhaafd of dat wordt gekozen voor een bandindeling waarbij een blok van 80 MHz aaneengesloten spectrum voor lokaal gebruik bovenin de band beschikbaar wordt gemaakt. Daarnaast wordt door deze keuze het aantal mogelijke veilinguitkomsten beperkt, wat efficiënter is voor de uitvoering van de veiling.
Door middel van de toewijzingsbiedronde kunnen deelnemers via een bod hun voorkeur uiten over de plaatsing in de band. Deelnemers kunnen een voorkeur hebben voor de randen of juist het midden van de band. Alleen deelnemers die in de primaire fase een winnend bod hebben uitgebracht, kunnen deelnemen aan de toewijzingsbiedronde.
De toewijzingsbiedronde bestaat uit één gesloten-bod-ronde waarin geboden kan worden op de verschillende plekken in de frequentieband. Voor aanvang van de toewijzingsbiedronde stelt de minister voor iedere deelnemer (door middel van het elektronische veilingsysteem) een lijst op van de biedopties die hij in de toewijzingsbiedronde heeft (artikel 37). Aan de hand van deze lijst kan iedere deelnemer zien voor welke specifieke frequentieruimte hem aaneengesloten vergunningen verleend zouden kunnen worden. Een deelnemer in de toewijzingsbiedronde kan uitsluitend een bod uitbrengen op een biedoptie die op deze lijst staat.
Als een deelnemer geen voorkeur heeft voor een specifieke plek in het spectrum kan hij ingevolge artikel 41, een bod uitbrengen van nul euro of afzien van het uitbrengen van een bod, hetgeen daarmee gelijk staat. De toewijzingsbiedronde eindigt als alle deelnemers een bod hebben uitgebracht in het elektronisch veilingsysteem (bestaande uit de prijs die hij bereid is te betalen voor elk van de daar gepresenteerde biedopties) óf als de duur van de biedronde is verstreken.
Uit de in de toewijzingsbiedronde uitgebrachte biedingen op plaatsen in de frequentieband wordt de combinatie die leidt tot de hoogste opbrengst aangewezen als finale combinatie van winnende biedingen. De vergunningen worden overeenkomstig deze bandindeling verleend aan de winnende deelnemers.
De deelnemers die een winnend bod hebben uitgebracht in de toewijzingsbiedronde moeten een extra prijs betalen. Deze extra prijs wordt gebaseerd op de zogenoemde ‘tweede-prijs-regel’, die is uitgewerkt in bijlage 3 bij de regeling. De prijs wordt op een gecombineerde wijze voor alle deelnemers berekend waarbij per deelnemer rekening wordt gehouden met de biedingen die zijn gedaan op de bandindeling met de combinatie van winnende biedingen die de hoogste opbrengst zou hebben gehad wanneer de biedingen van de betreffende deelnemer buiten beschouwing wordt gelaten. Op die manier betaalt de deelnemer niet te veel voor zijn geprefereerde plaats in de band. Deze prijsregel is ook bij de multibandveiling uit 2020 gehanteerd.
Na de toewijzingsbiedronde wordt op grond van artikel 46 bepaald welk bedrag de deelnemers moeten betalen. Dit bedrag bestaat uit de rondeprijs of het exitbod indien de deelnemer één vergunning heeft gewonnen in het eerste deel van de primaire fase en de rondeprijs en eventueel de prijs voor de exitbiedingen die zijn aangemerkt als winnende biedingen indien de deelnemer vergunningen heeft gewonnen in het tweede deel van de primaire fase. Als een deelnemer een winnend bod heeft uitgebracht in de toewijzingsfase van de veiling wordt bij het bedrag de extra prijs opgeteld, die overigens ook gelijk kan zijn aan nul.
Nadat de extra prijzen en daarmee de totaal verschuldigde bedragen bepaald zijn, deelt de minister de deelnemers zo spoedig mogelijk mee dat de veiling is afgelopen, wie de winnende deelnemers zijn, welke vergunningen zij hebben gewonnen en wat de totaal verschuldigde bedragen zijn die zijn vastgesteld, waarbij tevens een overzicht van de prijzen en extra prijzen wordt verstrekt (artikel 43). Uiterlijk de eerste werkdag na afloop van de toewijzingsbiedronde maakt de minister deze informatie openbaar. Tot het moment van deze openbare mededeling mogen deelnemers hier geen uitlatingen over doen. Binnen een week na het einde van de veiling worden alle biedingen uit alle primaire ronden en de toewijzingsbiedronde van de deelnemers gepubliceerd, waarbij de identiteit van de niet-winnende deelnemers geanonimiseerd wordt. Na afloop van de veiling gaat de minister op basis van artikel 45 over tot verlening van de vergunningen. In de vergunningen is voorgeschreven dat de verschuldigde bedragen in twee gelijke delen betaald kunnen worden. Het eerste deel twee weken na vergunningverlening en het tweede deel één jaar later. Deze optie kan bij de aanvraag worden aangekruist op het aanvraagformulier.
Als een deelnemer door een technisch probleem of bijzondere omstandigheid niet in staat is om in een biedronde een bod uit te brengen met het elektronische veilingsysteem, moet hij dit direct, maar uiterlijk binnen 10 minuten na het einde van die biedronde, telefonisch melden aan de minister.
Hierbij wordt met name gedacht aan een overmachtssituatie, zoals de situatie dat de computer of internetverbinding van een deelnemer niet of onvoldoende functioneert. De minister kan vervolgens de veiling opschorten op grond van artikel 20. Deelnemers wordt in overweging gegeven zelf maatregelen te nemen om vertraging te voorkomen door ervoor te zorgen dat ze de beschikking hebben over een reservecomputer en -internetverbinding die direct inzetbaar is. In geval een deelnemer ondanks de hiervoor genoemde te treffen maatregelen geen verbinding meer kan maken met de veilingsoftware, kan de minister van de deelnemer verlangen dat hij zijn biedingen uitbrengt door middel van een door de minister ter beschikking te stellen computer op een door de minister ter beschikking te stellen locatie. Dit om verdere vertraging van de veiling te voorkomen.
Iedere deelnemer aan de primaire fase krijgt per deel drie verlengingsrechten (elk) voor eenmalig gebruik, die 30 minuten extra tijd geven om zijn bod uit te brengen als hij dit niet heeft gedaan in de reguliere duur van de ronde. Een verlenging wordt automatisch geactiveerd en wordt beëindigd als ofwel een bieder zijn bod alsnog heeft ingediend ofwel als de 30 minuten verlenging zijn verstreken zonder dat de bieder een bod heeft ingediend. Indien er bijvoorbeeld ten gevolge van technische problemen een ronde van rechtswege wordt verlengd, kan de minister besluiten om deze niet mee te rekenen voor het totaal aantal biedronden dat nog van rechtswege kan worden verlengd. In geval van bijzondere omstandigheden kan de minister communicatie per telefoon toestaan, bijvoorbeeld indien niet door middel van het veilingsysteem of anderszins digitaal kan worden gecommuniceerd.
Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de deelnemers ongestoord voor zichzelf kunnen bepalen wat de waarde is die zij aan het geveilde spectrum toekennen. De prijsvorming en verdeling van spectrum mag niet worden verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. De regels waaraan aanvragers en deelnemers op dit punt worden gehouden zijn vastgelegd in artikel 21.
De status ‘aanvrager’ ontstaat als een partij een aanvraag indient. De status ‘deelnemer’ ontstaat op het moment dat hij is toegelaten tot de veiling. Voorafgaand aan indiening van de aanvraag zijn partijen formeel nog niet gebonden aan artikel 21 van de veilingregeling. Wel geldt voor hen het algemene mededingingsrecht.
Het eerste lid van artikel 21 verbiedt aanvragers en deelnemers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan en met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersonen in de zin van artikel 3 van de Capregeling, zich zodanig te gedragen of afspraken te maken die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, inclusief de mededinging in de veilingprocedure. Zo zal een aanvrager of deelnemer zich moeten onthouden van het doen van mededelingen over aangelegenheden die andere (potentiële) deelnemers aanknopingspunten kunnen bieden voor het aanpassen van hun eigen gedrag voorafgaand en gedurende de veiling. In het eerste lid van artikel 21 wordt tevens de informatie benoemd die voorafgaand aan en gedurende de veiling vertrouwelijk moet blijven: het gaat om informatie over de strategie, het budget, de gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen en informatie over de verwachte, gewenste of te betalen prijzen in de veiling. Dergelijke communicatie over de veiling voorafgaand en gedurende de veiling door aanvragers of deelnemers, via de media, onderling of anderszins, is niet toegestaan en kan leiden tot een bestuurlijke boete van ten hoogste € 900.000 en/of een last onder dwangsom, maar ook tot uitsluiting van (verdere) deelname aan de veiling.
Dit geldt in beginsel ook voor (potentiële) aanvragers of deelnemers die een aandelenbelang in elkaar houden (maar die niet als verbonden rechtspersonen als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling worden gezien, als gevolg waarvan zij in beginsel wel los van elkaar aan de veiling kunnen deelnemen). Wanneer een aanvrager of deelnemer op grond van bijvoorbeeld de statuten, aandeelhoudersovereenkomsten, directiereglementen, wetgeving van andere EU-lidstaten of anderszins verplicht is deze informatie met haar aandeelhouders te delen dan zal het delen van dergelijke informatie niet leiden tot uitsluiting van de aanvrager die deze informatie met zijn aandeelhouders heeft moeten delen.28 De aanvrager of deelnemer die dergelijke informatie met zijn aandeelhouders moet delen, dient er daarbij wel zorg voor te dragen dat de aandeelhouders vertrouwelijk met deze informatie omgaan en dat deze informatie niet verder wordt verspreid. De consequentie van het delen van informatie ter nakoming van een dergelijke verplichting kan zijn dat de aandeelhouder waarmee deze informatie is gedeeld, kan worden uitgesloten van deelname of verdere deelname aan de veiling, het ongeldig verklaren van zijn uitgebrachte biedingen en exitbiedingen indien deze tevens zelf aanvrager of deelnemer is, dat de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig wordt verklaard of dat wordt besloten dat één of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden (artikel 22, eerste lid). Hoewel deze aandeelhouder legitieme belangen kan hebben om zelfstandig deel te willen nemen aan de veiling, weegt het belang van een eerlijk en ordelijk verloop van de veiling zeer zwaar. Als de gedeelde informatie de aandeelhouder als deelnemer in een ongelijke positie zou plaatsen ten opzichte van de andere deelnemers, en deze situatie daarmee in de weg staat aan een eerlijk en ordelijk verloop van de veiling, zal de aandeelhouder dan ook moeten worden uitgesloten van (verdere) deelname. Dit is noodzakelijk voor het kunnen waarborgen van een eerlijk en ordelijk verloop van de veiling. Om hier op toe te zien wordt aanvragers in het aanvraagformulier gevraagd te melden of zij de in artikel 21, tweede lid, genoemde informatie met aandeelhouders hebben gedeeld, en zo ja met wie. Dit wordt indien nodig gecontroleerd, bijvoorbeeld aan de hand van verslagen van aandeelhoudersvergaderingen.
Het staat aanvragers en deelnemers vrij om zelf bekend te maken dat zij (willen) deelnemen aan de veiling. Artikel 21 staat er dan ook niet aan in de weg om als (potentiële) deelnemer in voorkomend geval gedurende de aanvraag- of veilingprocedure, een rechtszaak met betrekking tot die procedure aanhangig te maken. Ook reguliere overleggen van operationele aard die betrekking hebben op andere onderwerpen, bijvoorbeeld met betrekking tot het maken van procedureafspraken over de plaatsing van (vergunningvrije) antennes of medegebruik van opstelpunten, mogen gewoon plaatsvinden, mits daarbij uiteraard niet de onderwerpen genoemd in artikel 21, eerste lid, onderdeel b. worden besproken. Aanvragers en deelnemers mogen ook communiceren over hun ambities met betrekking tot de uitrol van 5G, als daarbij maar geen specifieke informatie wordt geuit met betrekking tot de onderwerpen vermeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b. Het al dan niet bekendmaken van de deelname aan de veiling is dus aan de aanvrager of deelnemer zelf, maar daarbij is het niet toegestaan om dit slechts aan één of een deel van de aanvragers of deelnemers bekend te maken: dat zou afbreuk kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, en is aldus verboden op grond van het derde lid van artikel 21. Als een aanvrager of deelnemer er voor kiest om zijn deelname niet geheim te houden, zal hij dit dus openbaar moeten aankondigen, bijvoorbeeld via een persbericht. Hiermee wordt voorkomen dat deze informatie slechts bekend is bij een klein aantal deelnemers, wat kan leiden tot collusie en/of nadelige gevolgen voor de mededinging.
De minister maakt de identiteit van de winnende deelnemers pas na afloop van de veiling bekend (artikel 44).
Indien een deelnemer handelt in strijd met artikel 21, eerste, tweede of derde lid, kan de minister op grond van artikel 22 besluiten de betreffende deelnemer uit te sluiten van verdere deelname en/of kan hij dan een bestuurlijke boete of last onder dwangsom opleggen (om herhaling te voorkomen). Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal in zo’n situatie bepaald worden wat een passende interventie is. Op grond van artikel 21, vierde lid, kan de minister de veiling in zo’n situatie tijdelijk stilleggen, onder meer om nader onderzoek te doen. Tevens kan hij op grond van artikel 22, eerste lid, besluiten de uitkomst van een of meer biedingen of biedronden ongeldig te verklaren, of besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijzen voor de verschillende vergunningen anders zou zijn geweest indien de deelnemer die heeft gehandeld in strijd met artikel 21 niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.
De veiling vindt in beginsel ononderbroken plaats. Slechts in de situaties zoals bedoeld in de artikelen 20 en 21 kan de minister de veiling opschorten. Op basis van artikel 21, vierde lid, kan de minister zoals gezegd deze bevoegdheid toepassen in het geval er naar zijn oordeel sprake is van gedragingen in strijd met het eerste, tweede of derde lid van artikel 21. Verder kan de minister de veiling op grond van artikel 20, eerste lid, opschorten als de veiling naar het oordeel van de minister tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers. Op grond van het vierde lid van artikel 20 kan de minister indien nodig ook besluiten een of meer biedrondes opnieuw te houden. Voor een eerlijk en efficiënt verloop van de veiling kan het namelijk nodig zijn om een of meerdere biedronden opnieuw te doen. De ontwikkeling van de prijs van de vergunningen kan immers anders verlopen als er een deelnemer wegvalt. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie bedoeld in het vierde lid, waarin een aanvrager na afloop van het besluit over toelating in een situatie terecht komt waarin hij niet langer voldoet aan de eisen die op basis van de artikelen 4 en 5 aan hem worden gesteld. Dit kan onder meer het geval zijn indien een aanvrager na toelating tot de veiling surséance van betaling aanvraagt of hij in staat van faillissement of liquidatie komt te verkeren. In dat geval kan deze aanvrager worden uitgesloten van (verdere) deelname aan de veiling.
Per aanvrager mag slechts één aanvraag worden gedaan. Voor de vaststelling of twee of meer aanvragers als één aanvrager worden aangemerkt wordt verwezen naar artikel 3 van de Capregeling. In artikel 13, tweede lid, is bepaald dat voor vaststelling van de hoeveelheid frequentieruimte die een aanvrager en met de aanvrager verbonden rechtspersoon gebruiken in de zin van de Capregeling uitgegaan wordt van de datum waarop de aanvraag is ingediend. Hiermee wordt een ordelijk verloop van de veiling gewaarborgd. In verband met de vaststelling van de hoeveelheid frequentieruimte die een aanvrager in de veiling ten hoogste kan verwerven worden verzoeken tot overdracht van de vergunningen, dan wel verzoeken tot wijziging van tenaamstellingen, die worden ingediend vanaf acht weken voor inwerkingtreding van de regeling niet eerder in behandeling genomen dan vanaf een week na de vergunningverlening. Daarnaast is bepaald dat de aanvrager en met de aanvrager verbonden rechtspersonen na deze periode niet met andere aanvragers in de zin van de regeling of met rechtspersonen die frequentiespectrum in de zin van de Capregeling gebruiken verbonden mogen raken. Dit laatste is noodzakelijk en proportioneel om te voorkomen dat de RDI gedurende de aanvraagprocedure continu moet monitoren of wijzigingen plaatsvinden inzake de verbondenheid tussen aanvragers.
Met deze bepaling wordt geborgd dat een veiling niet hoeft te worden stilgelegd vanwege wijzigingen in verbondenheid die relevant zijn voor toepassing van deze regeling en de Capregeling. Immers, de veiling bestaat zoals hiervoor beschreven uit meerdere fasen. Denk aan de toelating, de twee fasen in de primaire fase van de veiling en de toewijzingsfase. Het is praktisch gezien ondoenlijk om voor en tijdens iedere fase met wijzigingen in verbondenheid rekening te houden. Voor de deelnemers aan de veiling is deze voorwaarde niet onnodig beperkend, omdat binnen de Capregeling voor en na veilingprocedure wel wijzigingen mogelijk blijven.
Het ontwerp van de veilingregeling is via www.internetconsultatie.nl openbaar geconsulteerd. Van 31 maart 2023 tot en met 11 mei 2023 konden belanghebbenden, gebruikers en consumenten zienswijzen naar voren brengen omtrent een ontwerp van dit besluit. Een aantal ontvangen zienswijzen had geen betrekking op de veilingregeling zelf, maar op de NFP-wijziging 2023, waaronder de keuze voor de bandindeling, de tussentijdse evaluatie daarvan en de wens tot het concreet benoemen van gebieden van groot economisch belang. Ook kwam de samenhang met (toekomstige) frequentie-uitgiftes regelmatig terug, zoals de uitgifte van perceelgebonden vergunningen en de mogelijkheden van de 3800–4200 MHz-band. Zienswijzen die zagen op deze onderwerpen zullen waar mogelijk en waar nodig worden meegenomen. Door veel respondenten werd opgemerkt dat het van belang is dat de veiling van de 3,5 GHz-band zorgvuldig wordt voorbereid, dat onzekerheden worden weggenomen in aanloop naar de veiling en dat de veiling zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Daarnaast is er in de tussentijd overeenstemming bereikt door Inmarsat en de minister, en is het NFP dienovereenkomstig gewijzigd, waardoor het niet meer noodzakelijk is te voorzien in voorschriften voor een tijdelijke verdeling. In de volgende paragrafen wordt daarom vooral gereageerd op de ontvangen zienswijzen voor zover die specifiek zagen op het ontwerp van de veilingregeling.
De minister heeft zich voor deze veiling gewend tot externe adviseurs om tot een op maat gesneden veilingopzet te komen die ook de wetenschappelijke toets (peer review) kan doorstaan. In tegenstelling tot vorige veilingen waarin meerdere frequentiebanden tegelijkertijd werden geveild (multibandveilingen) betreft deze veiling slechts één frequentieband en dat heeft, binnen de geformuleerde veilingdoelstellingen, geleid tot de gekozen veilingopzet. Die veilingdoelstellingen betreffen (1) een efficiënte allocatie van de vergunningen, (2) realistische kansen voor alle deelnemers, zowel bestaande partijen als mogelijke nieuwkomers en (3) realistische veilingopbrengsten. Het veilingmodel is een klokveiling met exitbiedingen waarbij het spectrum in twee fases geveild wordt met twee verschillende kavelgroottes. De veiling wordt afgerond met een toewijzingsbiedronde. Daarover zijn geen opmerkingen gemaakt door respondenten.
Respondenten verschillen van mening over het veilingmodel. Een respondent maakt zich meer algemeen zorgen over de toegankelijkheid van de veiling voor kleinere spelers. De minister deelt deze zorgen niet. Er is bewust gekozen om in de tweede fase van de primaire biedronde ruimte te geven om te bieden op vergunningen van 10 MHz. Daarmee geeft de minister juist ruimte aan kleinere spelers. Een deelnemer aan de veiling is hiermee dus niet gehouden aan het uitsluitend verwerven van grote blokken spectrum.
Een deel van de respondenten spreekt steun uit voor het veilingmodel. Andere respondenten wijzen vooral op het risico van onverkochte kavels. Om dat te voorkomen zou volgens een respondent (1) een ander veilingmodel de voorkeur genieten, meer specifiek de zogeheten simultane meerronden (SMRA)hybride klokveiling (zoals bij de vorige veiling gehanteerd). Een ander deel van de respondenten stelt aanpassingen binnen het veilingmodel voor. Die aanpassingen betreffen (2) het risico op onverkochte kavels, (3) oplossingen voor aggregatierisico’s, (4) versoepeling van de regels voor exitbiedingen, (5) prijsverschillen, (6) de transparantieregels en (7) de bied-incrementregels. Voorts heeft een respondent gevraagd om (8) verduidelijking van het proces van het vaststellen van winnende exitbiedingen. Andere reacties uit de consultatie zien o.a. op bijzondere omstandigheden, de periode voorafgaand aan de toewijzingsfase en de positie van eventueel onverkocht spectrum; deze reacties zijn verwerkt in een aparte paragraaf over het veilingproces (6.2.2). En ten slotte zijn veel vragen gesteld over de regels voor de tijdelijke toewijzing van 220 MHz in plaats van 300 MHz. Omdat deze tijdelijke toewijzing niet meer relevant is, en geen deel meer uitmaakt van deze regeling, wordt niet ingegaan op de consultatiereacties dienaangaande.
(1) Ander veilingmodel
(2) Risico op onverkochte kavels
(3) Aggregatierisico’s
(4) Regels voor exitbiedingen
Omdat deze vier punten onderling samenhangen worden ze gezamenlijk beschreven.
Wat betreft de voorkeur van een respondent voor een SMRA hybride klokveiling merkt de minister op dat elke veiling zijn eigen karakteristieken heeft en daarom maatwerk vergt wat betreft de inrichting van de veiling. De keuze voor het veilingmodel, een klokveiling met exitbiedingen, werd in dit geval bepaald door de doelstelling om realistische kansen te bieden aan onder andere kleinere bieders die mogelijk geïnteresseerd zijn in meer dan 10 MHz maar minder dan 60 MHz. Het SMRA hybride klokmodel zou dergelijke bieders hebben blootgesteld aan aggregatierisico’s.
De door een respondent voorgestelde wijzigingen binnen het veilingmodel betreffen:
– Om te voorkomen dat er kavels onverkocht raken terwijl er in eerdere biedronden wel op geboden is, zouden bieders gehouden kunnen worden aan het kopen van een deel van de vergunningen van hun bod in de voorlaatste biedronde;
– Omdat dit aggregatierisico’s met zich meebrengt, is aanvullende aanpassing nodig waarbij partijen de mogelijkheid krijgen om voorafgaand aan de veiling hun minimum hoeveelheid frequenties aan te geven. Zo’n partij zou dan niet gehouden hoeven te worden aan eerdere biedingen als deze onder dat minimum zouden uitkomen. Daarmee zouden aggregatierisico’s worden gemitigeerd;
– De vrijvallende kavels zouden dan, voor de reserveprijs, onder de partijen moeten worden geveild die in (het tweede deel van) de primaire biedfase al frequenties hebben verworven. Er wordt daarmee de facto een mogelijk derde deel van de primaire biedfase gecreëerd;
– Een laatste voorgestelde mogelijke aanpassing betreft het kunnen verlagen van eerder in de veiling uitgebrachte exitbiedingen.
Een aantal respondenten heeft in hun consultatiereacties hun standpunten geïllustreerd met voorbeelden. Op deze voorbeelden kan om redenen van specificiteit en mogelijke herleidbaarheid naar de betreffende respondenten niet concreet worden ingegaan.
De minister heeft de opmerkingen, suggesties en voorbeelden nader voorgelegd aan veilingadviseur DotEcon29. Die stelt dat het niet mogelijk is om enerzijds geheel te voorkomen dat sommige kavels onverkocht blijven en anderzijds er voor te zorgen dat bieders helemaal geen aggregatierisico’s lopen. Door uitsluitend de focus te leggen op het risico van onverkochte kavels wordt voorbijgegaan aan het feit dat er een evenwicht moet worden gevonden met andere veilingdoelstellingen. De belangrijkste daarvan is het voorkomen van aggregatierisico’s voor (kleinere) bieders in de veiling. Klokveilingen waarbij bieders worden blootgesteld aan het risico om maar een deel van de kavels te winnen waarop zij hebben geboden, kunnen bieders met een onbruikbare hoeveelheid spectrum achterlaten. Voorts zal het gebruik van exitbiedingen het risico op inefficiënte onverkochte kavels voor een groot deel mitigeren. Als de prijs voor een bieder op een bepaald moment te hoog wordt, kan hij een exitprijs aangeven waarboven hij het kavel niet langer wenst te verwerven. Bieders kunnen zelf bepalen of zij gebruik willen maken van de mogelijkheid van een exitbod, en tegen welke prijs. Dit verkleint het risico op onverkochte kavels zonder aggregatierisico’s te introduceren.
DotEcon heeft in haar appreciatie van de consultatiereacties de aangereikte voorbeelden beoordeeld en geconcludeerd dat die ook niet zonder risico’s en complicaties zijn. Om eerdergenoemde redenen wordt die specifieke analyse niet gedeeld. Een algemene notie is dat er in die voorbeelden tegenstrijdigheden met de veilingdoelstellingen kunnen ontstaan. Zo kunnen er situaties ontstaan waarin kavels verkocht zouden worden tegen een prijs onder de reserveprijs, hetgeen voor bieders prikkels kan geven om te proberen een overaanbod te creëren. Dit schaadt de doelstellingen van een efficiënte allocatie en realistische opbrengsten. Er zouden ook situaties kunnen ontstaan waarbij – ter voorkoming van onverkochte kavels – één bieder een pakket vergunningen kan verwerven tegen een lagere totaalprijs dan twee of meer bieders met kleinere pakketten gecombineerd willen betalen. Dit zou ook strijdig zijn met de doelstellingen van een efficiënte allocatie en van een realistische opbrengst.
DotEcon ziet om deze redenen geen aanleiding om het veilingmodel aan te passen en de minister volgt dit standpunt. De minister is van oordeel dat het gekozen veilingmodel het meeste recht doet aan alle veilingdoelstellingen en dat het model niet aangepast dient te worden.
(5) Prijsverschillen
Een ander punt dat is opgebracht door respondenten is de onwenselijkheid dat er in de veiling mogelijk verschillende prijzen per blok van 10 MHz betaald worden. Allereerst omdat in het eerste deel van de primaire biedfase een hogere reserveprijs per blok van 10 MHz geldt dan in het tweede deel. Ten tweede omdat er gedifferentieerde prijsvorming kan optreden in het tweede deel door het inzetten van exitbiedingen in de winnende combinatie van biedingen. Door een deel van de respondenten wordt bepleit dat de prijs voor alle winnaars op het laagste niveau wordt gezet van een winnend kavel.
Wat betreft de motivering voor de verschillende reserveprijzen in het eerste en tweede deel van de primaire biedfase wordt verwezen naar paragraaf 6.3. Wat betreft de mogelijkheid tot gedifferentieerde prijzen merkt DotEcon op dat – beperkte – prijsverschillen inherent zijn aan het gebruik van exitbiedingen. Het is ook geen gegeven dat een uniforme prijs voor elke vergunning en winnaar tot een efficiënte uitkomst leidt en/of het aantal onverkochte vergunningen zou minimaliseren. DotEcon suggereert daarom om niet te proberen een uniforme prijs per kavel vast te stellen. Bovendien zouden sommige van de voorstellen die zijn gedaan met betrekking tot de versoepeling van exitbiedingen zelfs nog grotere prijsverschillen in de hand werken (waarbij sommige kavels mogelijk tegen prijzen onder de reserveprijs kunnen worden verkregen).
De minister volgt dit standpunt en wijst er ten overvloede op dat prijsverschillen ook kunnen optreden bij andere veilingmodellen; zo was er ook bij de multibandveiling 2020 met gebruik van een ander veilingmodel sprake van beperkte prijsverschillen tussen de uiteindelijke winnaars.
(6) Transparantieregels
Respondenten geven aan dat de voorgestelde mate van transparantie tijdens de veiling volstrekt onvoldoende is om tot een efficiënte spectrumverdeling te komen. Respondenten geven aan dat de minister het advies van Dotecon over het prijsgeven van de geaggregeerde vraag (na de eerste fase en na iedere biedronde in de tweede fase) niet overneemt. Een respondent stelt daarnaast dat niet alleen de geaggregeerde vraag nodig is voor het efficiënte verloop van de veiling maar ook informatie over de hoeveelheid en identiteit van de deelnemers alsmede de biedingen die zij doen. Zo zouden bieders in staat gesteld worden om hun waardering van het spectrum goed te kunnen bepalen. Naast dat respondenten aangeven dat transparantie leidt tot een efficiënter veilingverloop geven zij aan dat het vermeende risico op strategisch bieden bij een transparante veiling overschat wordt.
Respondenten geven verder aan dat het restrictieve informatiebeleid onnodig voordeel geeft aan eventuele anonieme nieuwkomers omdat een nieuwkomer meer informatie heeft over in ieder geval het aantal deelnemers. Ook vinden respondenten dat anonieme deelname aan deze, voor 5G cruciale, veiling tegen het nationaal belang in druist. Verder geven respondenten aan dat transparante spectrumveilingen gebruikelijk zijn in andere Europese landen en dat tijdens eerdere veilingen in Nederland, zoals de multibandveiling in 2020, wel vraaginformatie gegeven werd en dat de veilingdoelstellingen die daar eventueel door geschaad kunnen worden al geborgd worden via de op maat gemaakte veilingaanpak.
De minister heeft naar aanleiding van de reacties het informatiebeleid aangepast, in lijn met het herziene advies van DotEcon en het standpunt van professor Cramton. De geaggregeerde vraag wordt dus bekend gemaakt na iedere biedronde. Het bekendmaken van de geaggregeerde vraag kan de deelnemers een idee geven over de gevraagde hoeveelheid spectrum voor die prijs.
Ten overvloede merkt de minister op dat het feit dat de geaggregeerde vraag in de multibandveiling van 2020 (en andere Europese veilingen) ook bekend werd gemaakt niet mee speelt in deze keuze. Elke veiling is maatwerk en dat geldt niet alleen voor het veilingmodel, maar ook voor het informatieregime. Het informatieregime is een van de onderdelen van de gehele veilingopzet en keuzes die gemaakt zijn voor andere frequentieveilingen zijn niet van invloed op keuzes bij deze en komende veilingen.
De identiteit van de deelnemers en de individuele biedingen die gedaan worden in iedere biedronde worden echter niet bekend gemaakt. Informatie over individuele biedingen wordt in de regel nooit bekend gemaakt in een veiling (met één uitzondering namelijk de frequentieveilingen in Duitsland), deze informatie is namelijk niet noodzakelijk voor het efficiënt verlopen van de veiling en het realiseren van een efficiënte verdeling. Het kan kloppen dat de waarde die individuele deelnemers hechten aan verschillende hoeveelheden spectrum kan afhangen van de identiteit van andere winnaars en de hoeveelheden spectrum die zij winnen. Dit is echter precies het soort biedgedrag dat voorkomen moet worden. De veiling is gericht op een efficiënte verdeling in de hele markt in plaats van een uitkomst die het meest efficiënt is voor individuele deelnemers. Deelnemers moeten zich juist concentreren op hun eigen spectrumbehoefte en niet op hun spectrumbehoefte gegeven de verdeling van spectrum onder de verschillende deelnemers.
(7) Biedincrementen
Een respondent verzoekt om de biedincrementen aan het begin van de veiling vast te stellen op 2%. Een andere respondent stelt voor om aan de regeling toe te voegen dat de prijs maximaal 5% bedraagt ten opzichte van de prijs van de ronde die daaraan voorafgaat. Dotecon geeft daarentegen aan dat dat het biedincrement op 10% ingezet kan worden.
De minister heeft deze suggesties niet overgenomen. De flexibiliteit van de veilingmeester om prijsverhogingen vast te stellen in de context van de wijze waarop de veiling zich ontwikkelt, zal niet op voorhand worden beperkt omdat de veilingmeester de mogelijkheid moet hebben om te reageren op actuele omstandigheden. De prijsverhogingen voor de eerste dag van de veiling worden bekendgemaakt in de brief waarmee aan de deelnemers wordt meegedeeld dat ze zijn toegelaten als deelnemer aan de veiling. Voorafgaand aan elke volgende veilingdag zal de veilingmeester de maximale prijsverhoging voor die dag bekend maken. Gelet op de mogelijkheid om in te kunnen spelen op actuele omstandigheden in het veilingverloop kunnen de prijsverhogingen voor die dag, als de veilingmeester dat nodig acht, naar beneden worden bijgesteld.
(8) De winnende combinaties van exitbiedingen
Een respondent verzoekt om verduidelijking van de systematiek voor het bepalen van de winnende combinaties van exitbiedingen.
Als na een biedronde de totale vraag (voor die rondeprijs) lager is dan het aanbod wordt er gekeken naar de exitbiedingen voor het verdelen van het overaanbod om (zo goed als mogelijk) onverkochte kavels te voorkomen. Een exitbod wordt alleen in overweging genomen als aan de bieder al het aantal kavels is toegewezen dat is opgegeven in de biedronde waarin het exitbod is geplaatst dat wil zeggen dat elk winnend exitbod een aanvulling moet zijn op het aantal kavels dat al aan een bieder is toegewezen.
Zoals uiteengezet in artikel 35 worden de winnende exitbiedingen in eerste instantie gekozen door die biedingen te selecteren die het aantal niet-toegewezen kavels minimaliseren. Als er meerdere van dergelijke combinaties bestaan, wordt de combinatie van exitbiedingen met de hoogste waarde gekozen. Mochten er meerdere combinaties met dezelfde hoogste waarde bestaan, dan wordt er willekeurig één gekozen.
Neem het gestileerde voorbeeld van het bieden op 12 vergunningen zoals weergegeven in de tabel, waarbij CB (‘clockbid’) het bod aangeeft dat door een bieder in de betreffende ronde is geplaatst en EB (‘exitbid’) een exitbod aangeeft:
Ronde |
Prijs |
Bieder A |
Bieder B |
Bieder C |
Totale vraag |
---|---|---|---|---|---|
1 |
100 |
CB: 6 |
CB: 6 |
CB: 6 |
18 |
2 |
110 |
CB: 4 EB: 4 + 2@105 |
CB: 6 |
CB: 6 |
16 |
3 |
120 |
CB: 4 |
CB: 6 |
CB: 3 EB: 3 + 3@119 |
13 |
4 |
130 |
CB: 3 EB: 3 + 1@126 |
CB: 3 EB: 3 + 3@120 EB: 3 + 2@125 EB: 3 + 1@128 |
CB: 3 |
9 |
In ronde 4 daalt de totale vraag onder het aanbod en kunnen drie van de vergunningen die niet onder de definitieve vraag vallen, worden toegewezen via exitbiedingen. Er zijn verschillende combinaties van exitbiedingen voor deze drie kavels mogelijk:
– Het exitbod van bieder A uit ronde 4 samen met zijn exitbod uit ronde 2, met een totale waarde van 1*126 + 2*105 = 336;
– Het exitbod van Bieder B op drie vergunningen uit ronde 4, met een totale waarde van 3*120 = 360;
– Het exitbod van Bieder C op drie vergunningen uit ronde 3, met een totale waarde van 3*119 = 357;
– Het exitbod van Bieder A voor één vergunning uit ronde 4 in combinatie met het exitbod van Bieder B voor twee vergunningen uit ronde 4, met een totale waarde van 126 + 2*125 = 376.
Hiervan heeft de laatste combinatie de hoogste waarde en zal worden gekozen.
Proefveiling
Een respondent wil graag weten wanneer de proefveiling zal plaatsvinden.
De proefveiling zal enige tijd voorafgaand aan de daadwerkelijke veiling plaatsvinden. De exacte planning en datum van de proefveiling zijn op dit moment nog niet bekend. Hierover zal nader gecommuniceerd worden met de deelnemers aan de veiling.
Primaire fase veiling
Een respondent verzoekt om één werkdag in te plannen tussen het eerste deel en het tweede deel van de primaire fase.
In ieder geval zal het tweede deel niet eerder starten dan op de volgende werkdag, nadat het eerste deel is afgerond. De planning van de start van het tweede deel hangt af van meerdere factoren, zoals het tijdstip op de dag waarop het eerste deel precies is afgerond en of er deelnemers zijn die alleen aan het tweede deel meedoen. Gelet op de mogelijkheid om in te kunnen spelen op actuele omstandigheden van dat moment, wordt na afloop van het eerste deel bepaald op welk moment gestart wordt met het tweede deel van de primaire fase.
Bijzondere omstandigheden
Een respondent stelt voor om een langere tijd te hanteren om bijzondere omstandigheden te melden gedurende de veiling. De huidige periode van 10 minuten zou te kort zijn en verzocht wordt om 30 minuten hiervoor aan te houden.
Hierover kan worden vermeld dat een deelnemer een bijzondere omstandigheid of technisch probleem onverwijld, dus zo spoedig mogelijk, dient te melden, maar uiterlijk binnen tien minuten na afloop van een (verlengde) biedronde. De veilingmeester wacht gedurende deze periode af of bieders zich melden. Het verlengen van deze termijn voor het melden van bijzondere omstandigheden of technische problemen tot 30 minuten na elke biedronde, zou de veiling onnodig lang laten duren. Deze suggestie is derhalve niet overgenomen. Mochten er dusdanige problemen zijn dat een bieder niet op tijd zijn bod heeft kunnen indienen, dan treedt voor deze bieder het verlengingsrecht in werking (maximaal drie verlengingsrechten per bieder voor zowel het eerste als voor het tweede deel van de primaire fase).
Periode voorafgaand aan toewijzingsfase
Een respondent verzoekt om het aantal werkdagen tussen de afloop van de primaire fase en de toewijzingsfase in te korten tot twee werkdagen.
In artikel 40, tweede lid van de veilingregeling is bepaald dat de toewijzingsfase niet eerder plaatsvindt dan drie werkdagen na de mededeling, bedoeld in artikel 36. In deze periode kunnen de winnaars van de primaire fase voor zichzelf bepalen welke waardering zij geven aan een specifieke plek in de frequentieband. Deze termijn is niet gewijzigd. De minister is van mening dat een termijn van 3 dagen redelijk is voor het bepalen van de relatieve wenselijkheid van verschillende plaatsingen in de band.
Positie onverkocht spectrum
Eén respondent geeft aan het onwenselijk te vinden dat frequentieruimte van onverdeelde vergunningen aan de bovengrens van de band moet grenzen en ziet eerder voordelen om eventueel onverdeeld spectrum aan zowel onder- als bovengrens te laten aansluiten. In dat geval hebben vergunninghouders zo min mogelijk last van storing van netwerken. Daarnaast lijkt het er volgens deze respondent op dat hiermee alvast wordt voorgesorteerd op een schuif ofwel dat dit onverdeelde spectrum alvast wordt toebedeeld aan perceelgebonden netwerken. Onverdeeld spectrum zou nooit de bepalende factor mogen zijn voor waar het overige spectrum wordt gepositioneerd. Indien toch wordt gekozen voor het vastleggen van de positie van de onverdeelde frequentieruimte dan dient dit juist aansluitend aan de onderkant van het landelijke mobiele spectrum te zijn. Dit zorgt er namelijk voor dat bij een eventuele schuif de ondergrens van het landelijke mobiele spectrum zo min mogelijk onder de 3450 MHz schuift.
De reden voor deze keuze is dat hiermee óf onverkochte frequentieruimte opnieuw kan worden geveild als één aaneengesloten blok óf dat onverkochte frequentieruimte voor lokaal gebruik kan worden bestemd en daardoor kan worden toegevoegd aan het lokale deel van het spectrum aan de bovenkant van de 3,5 GHz-band (nl. 3750–3800 MHz). Dit is in lijn met de keuze van de minister van de bestemming van de frequentiebanden 3400 MHz–3450 MHz en 3750 MHz–3800 MHz voor perceelgebonden netten. Over enkele jaren zal worden geëvalueerd of de keuze van deze bandindeling voor de lange termijn kan worden gehandhaafd of dat wordt gekozen voor een bandindeling waarbij een blok van 80 MHz aaneengesloten spectrum voor lokaal gebruik bovenin de band beschikbaar wordt gemaakt. Zie hiervoor ook paragraaf 6.10. Daarnaast wordt door deze keuze het aantal mogelijke veilinguitkomsten beperkt, wat efficiënter is voor de uitvoering van de veiling. Het voorstel om onverkochte frequentieruimte aansluitend aan de onderkant van het landelijke mobiele spectrum te plaatsen, omdat hiermee de ondergrens van het landelijke mobiele spectrum zo min mogelijk schuift, wordt niet opgevolgd, omdat ook in het geval dat onverkochte frequentieruimte aan de bovenkant wordt geplaatst én wordt toegevoegd aan het lokale deel van het spectrum de ondergrens van het landelijke mobiele spectrum niet of zo min mogelijk onder 3450 MHz zal schuiven.
Openbaarmaking veilingresultaten
Een respondent stelt vragen over de openbaarmaking van de veilingresultaten na de veiling. Deze respondent vraagt hoeveel tijd er zit tussen het informeren van de winnende deelnemers in de veiling over de resultaten, en het openbaar maken van deze resultaten (artikel 44). Deze respondent vraagt of ook de biedingen van alle deelnemers in de toewijzingsfase de eerstvolgende werkdag bekend gemaakt kunnen worden.
De minister maakt uiterlijk de eerste werkdag na afloop van de toewijzingsfase de veilingresultaten openbaar. Dit betreft ook de informatie over de extra prijzen; dit laatste is in deze definitieve versie van de regeling toegevoegd aan het betreffende artikel.
De biedingen van alle deelnemers in de toewijzingsfase worden net als de biedingen in de primaire fase binnen een week na afloop van de veiling openbaar gemaakt, overeenkomstig artikel 44, tweede lid.
Vergoeding voor toezicht en de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
Een respondent had een opmerking over de vergoeding voor toezicht die na de veiling in rekening wordt gebracht bij de nieuwe vergunninghouders op grond van de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur 2024. Artikel 50 betreft een wijziging van deze Regeling vergoedingen. De 3,5 GHz-frequentieruimte zal op grond van deze veilingregeling worden geveild. Na de veiling worden de 3,5 GHz-vergunningen zo spoedig mogelijk verleend. De hoeveelheid te veilen frequentieruimte die via vergunningverlening wordt uitgegeven, is in totaal maximaal 300 ongepaarde MHz. Dit zou voor de RDI in het jaar 2024 een toename in de totale opbrengsten van subcategorie I.A.5 betekenen, terwijl de werkzaamheden niet in dezelfde verhouding toenemen. Om die reden wordt de Regeling vergoedingen gewijzigd via deze regeling. Door deze wijziging in de vergoeding voor de toezichtskosten wordt de jaarlijkse vergoeding per ongepaarde MHz in die subcategorie verlaagd naar een bedrag van € 4.300,00. Voor de huidige, reeds lopende vergunningen in deze subcategorie geldt dat de huidige tarieven voor de toezichtskosten voor het jaar 2024 die eind 2023 zijn vastgesteld en gepubliceerd, begin 2024 in rekening worden gebracht bij de huidige vergunninghouders van deze vergunningen. Voor het jaar 2025 zullen de tarieven in deze subcategorie opnieuw worden vastgesteld waarbij gekeken wordt naar het meerjarig perspectief van deze subcategorie.
Door diverse respondenten zijn opmerkingen gemaakt over de reserveprijzen. Deze opmerkingen zijn overlegd aan SEO, wiens advies ten grondslag lag aan de reserveprijzen die in de geconsulteerde veilingregeling waren opgenomen. De minister heeft het oordeel van SEO over de opmerkingen meegewogen.
Respondenten geven aan dat de reserveprijzen zo laag mogelijk vastgesteld moeten worden omdat een hoge reserveprijs het risico verhoogt op onverkocht spectrum en daarmee op een, naar de mening van deze respondenten, inefficiënte veiling. Respondenten vinden ook de reserveprijs te hoog omdat de prijs bepaald is op basis van veilinguitkomsten in plaats van reserveprijzen in andere landen.
Het vaststellen van een reserveprijs heeft niet alleen als doel het voorkomen van onverkocht spectrum. Een goed afgewogen reserveprijs zorgt ervoor dat de kans op stilzwijgende collusie geminimaliseerd wordt, niet-serieuze bieders geweerd worden, de veiling niet te lang duurt en er een minimale opbrengst behaald wordt. De reserveprijzen zijn bepaald als een percentage van de geschatte waarde van het spectrum en de geschatte waarde is bepaald op basis van de veilinguitkomsten in andere (vergelijkbare) landen. Bij het bepalen van het percentage zijn al deze elementen meegewogen. Voor het bepalen van een adequate reserveprijs die de verschillende doelen, zoals hierboven omschreven, kan realiseren, is eerst een schatting nodig van de waarde van het te veilen spectrum. De reserveprijs is vervolgens bepaald als een percentage van de mediane geschatte waarde van het spectrum. Op basis van gedegen onderzoek van SEO zijn de percentages 60% en 40% bepaald. Dat de veilingopbrengsten als benchmark zijn gebruikt voor de schatting van de waarde van het spectrum heeft dan ook geen prijsopdrijvend effect voor de reserveprijs.
Respondenten geven aan dat zij zich kunnen vinden in de gehanteerde benchmarkmethode maar ze vinden wel dat de veilingen in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk niet representatief zijn voor de Nederlandse situatie en dus uit de benchmark gehaald moeten worden en merken op dat juist Zwitserland, Litouwen en Estland wel representatief zijn maar niet zijn meegenomen in de benchmark.
De veilingen in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hadden weliswaar minder dan 300 MHz te verdelen onder de marktpartijen, maar dat betekent niet dat de veilinguitkomsten niet representatief zijn voor de geschatte waarde van het spectrum. De gemiddelde waarde van het spectrum heeft namelijk niet alleen te maken met de hoeveelheid spectrum die beschikbaar is, maar ook met het aantal bieders en winnaars in de veiling. De uitkomsten zijn dus wel degelijk relevant voor de schatting. De veilingen in Zwitserland, Litouwen en Estland vonden plaats na de onderzoeksperiode van SEO (maart 2017 t/m juni 2022) en zijn derhalve weggelaten uit de update van 2023. Dit geldt trouwens ook voor de Belgische veiling waarbij de veilinguitkomsten erg hoog uitvielen.
Respondenten zijn verder kritisch op het gebruik van de relatieve prijsverhouding tussen 700- en/of 2100 MHz en de 3,5 GHz-frequenties. Ze stellen dat de reserveprijs van de 700 MHz frequenties te hoog was en daardoor het spectrum te duur was en derhalve de relatieve prijsverhouding geen goed beeld geeft van de geschatte waarde.
De relatieve benchmark wordt alleen ingezet als test op de robuustheid van de uitkomsten uit de internationale benchmark. Derhalve past SEO het rapport niet aan. Tevens stelt SEO dat al het 700 MHz spectrum verkocht is en dat het feit dat de veilinguitkomst niet veel hoger lag dan de reserveprijzen, geen bewijs is voor de stelling dat de reserveprijs te hoog vastgesteld was.
Respondenten geven verder aan dat bij het bepalen van de reserveprijzen rekening gehouden dient te worden met de gebruiksbeperkingen die vooralsnog worden voorgesteld in verband met bestaand lokaal gebruik tot 2026.
Bij het stellen van de reserveprijzen wordt geen afslag gepleegd voor prijsverlagende omstandigheden zoals gebruikersbeperkingen in verband met bestaand lokaal gebruik tot 2026. Deze beperkingen zijn bekend en niet omgeven door onzekerheid en kunnen derhalve door deelnemers aan de veiling meegenomen worden in hun individuele waardebepaling voor het spectrum in het algemeen en specifiek het frequentiebereik waar deze beperkingen voor gelden. De toewijzingsbiedronde biedt hier de mogelijkheid toe.
De minister stelt de reserveprijs wel lichtelijk naar beneden bij omdat de planning ten aanzien van de ingebruikname van al het spectrum is vertraagd. SEO ging in haar rapport van februari 2023 uit van een start van de looptijd van de vergunningen vanaf 1 december 2023. Dit is niet meer haalbaar. De planning richt zich nu op het veilen van de frequenties in Q2/begin Q3 2024. Dit betekent dat de beoogde ingebruikname nu gepland staat voor 1 augustus 2024. De reserveprijs wordt proportioneel met het aantal maanden vertraging naar beneden bijgesteld. Aanvankelijk was de vergunningsduur 17 jaar en 1 maand, elke maand vertraging wordt de reserveprijs met 0,488% naar beneden bijgesteld (ofwel € 0,0003/MHz/pop uitgaande van de berekende waarde van het spectrum van € 0,0639/MHz/pop). Rekening houdend met 8 maanden vertraging en uitgaande van 17,74 miljoen inwoners in Nederland wordt de reserveprijs voor een 60 MHz kavel gesteld op afgerond € 39,22 miljoen euro en een kavel van 10 MHz op afgerond € 4,36 miljoen euro.
Aantal maanden vertraging ten opzichte van 1-12-2023 |
% vertraging |
Prijs MHz/pop |
Reserveprijs 60 MHz kavel |
Reserveprijs 10 MHz kavel |
---|---|---|---|---|
0 |
0 |
€ 0,0639 |
€ 40,7 mln. |
€ 4,53 mln. |
1 |
0.48% |
€ 0,0636 |
€ 40,61 mln. |
€ 4,51 mln. |
2 |
0.97% |
€ 0,0633 |
€ 40,41 mln. |
€ 4,49 mln. |
3 |
1.46% |
€ 0,063 |
€ 40,21 mln. |
€ 4,47 mln. |
4 |
1.95% |
€ 0,0627 |
€ 40,01 mln. |
€ 4,45 mln. |
5 |
2.39% |
€ 0,0624 |
€ 39,81 mln. |
€ 4,42 mln. |
6 |
2.93% |
€ 0,0621 |
€ 39,61 mln. |
€ 4,4 mln. |
7 |
3.41% |
€ 0,0618 |
€ 39,42 mln. |
€ 4,38 mln. |
8 |
3.9% |
€ 0,0615 |
€ 39,22 mln. |
€ 4,36 mln. |
9 |
4.39% |
€ 0,0612 |
€ 39,02 mln. |
€ 4,34 mln. |
10 |
4.88% |
€ 0,0609 |
€ 38,82 mln. |
€ 4,31 mln. |
Reacties van respondenten aangaande de onzekerheid over het vertrek van Inmarsat en de gevolgen daarvan op de reserveprijs worden niet behandeld gegeven de overeenstemming die de minister heeft bereikt met Inmarsat over haar migratie naar Griekenland (zie hierover paragraaf 6.7.).
Een aantal respondenten heeft opmerkingen gemaakt over de in de ontwerpregeling opgenomen wijzigingen van de Capregeling mobiele communicatie 2020 (hierna: de Capregeling).
Ten eerste vroeg een respondent aandacht voor de mogelijke gevolgen van artikel 3, laatste gedachtestreepje, onderdeel 3, van de huidige Capregeling, voor het zogenoemde ‘active network sharing’. Meer specifiek zou, volgens deze respondent, dit deel van de begripsbepaling van ‘gebruiken van frequentieruimte’ in de weg kunnen staan aan de toekomstige mogelijkheden van aanbieders om over te gaan tot active network sharing. Deze respondent heeft ook een suggestie aangedragen om dit op te lossen.
De minister benadrukt dat zij met de Capregeling geenszins beoogt om active network sharing, waarbij vergunninghouders gebruik maken van (een deel van) elkaars actieve netwerkinfrastructuur, zoals antennes, onmogelijk te maken. Om onduidelijkheid hierover te voorkomen heeft de minister de suggestie van deze respondent overgenomen. Voor de inhoud van deze wijziging van de Capregeling wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 49, eerste lid, van deze regeling.
Voorts heeft een respondent ingebracht dat deze de wijziging van artikel 3, onderdeel e, van de Capregeling toejuicht, maar deze respondent vraagt zich af of deze wijziging voldoende is om het door de minister beoogde doel te behalen en heeft de suggestie gedaan om vergelijkbare wijzigingen aan te brengen in andere onderdelen van artikel 3. De minister heeft de suggestie van deze respondent bekeken, maar geoordeeld dat deze onnodig is.
Enkele respondenten geven een reactie op het betalingsregime. De huidige betalingsregeling van twee termijnen waarbij geldt dat de helft van het verschuldigde bedrag pas na een jaar betaald hoeft te worden, wordt door meerdere respondenten gesteund.
Wijze van indienen van de aanvraag
Een respondent vraagt of een hybride aanvraag ook mogelijk is, in die zin dat de aanvraag gedeeltelijk fysiek (per post of persoonlijke overhandiging) en gedeeltelijk digitaal (per versleutelde e-mail) kan worden ingediend.
Het is inderdaad toegestaan om een deel van de aanvraag per post of persoonlijke overhandiging in te dienen en het andere deel digitaal (per versleutelde e-mail(s)).
Zekerheidsstelling
Een respondent heeft vragen gesteld over de zekerheidsstelling voor deelname aan de veiling in relatie tot de reserveprijs. Deze respondent stelde voor om de hoogte van het bedrag van de zekerstelling te verhogen naar de reserveprijs van het spectrum dat in het eerste deel van de primaire biedronde kan worden verworven.
Na nadere beoordeling van de hoogte van de zekerheidsstelling voor het eerste en tweede deel van de primaire fase, is ervoor gekozen om de zekerheidsstelling niet te wijzigen maar juist, indien een aanvrager slechts wil deelnemen aan het tweede deel van de primaire fase, te verlagen en vast te stellen op € 2.180.000. Dit betreft de helft van de reserveprijs van een 10 MHz-vergunning, overeenkomstig de systematiek die is gehanteerd voor het vaststellen van de hoogte van de waarborgsom voor het eerste deel van de primaire fase waarin de 60 MHz-vergunningen uitgegeven worden. Daarmee wordt aangesloten bij de mogelijkheid om het winnende bod in twee termijnen te betalen, ook voor een partij die in de veiling slechts 10 MHz zou verwerven
Aanvraagformulier
Een respondent vraagt naar de noodzaak en om verduidelijking van de verklaring bedoeld onder onderdeel A.4.8 van het aanvraagformulier, omdat hiermee sprake lijkt te zijn van een dubbeling met de verklaring onder A.3.2 van het aanvraagformulier.
Onderdeel A.4.8 heeft betrekking op de vertrouwelijkheid van de informatie genoemd in artikel 21, eerste lid, onder b, van de regeling. Op grond van artikel 21, tweede lid, van de regeling mag de aanvrager van die vertrouwelijkheid afwijken jegens zijn aandeelhouders wanneer hij daartoe verplicht is. Wanneer een dergelijke verplichting bestaat, dient de aanvrager bij onderdeel A.4.8 te beschrijven waar deze verplichting uit blijkt dan wel, wanneer de verplichting niet op schrift is gesteld, deze verplichting te omschrijven door middel van een verklaring. Dit is iets anders dan de verklaring uit onderdeel A.3.2 die betrekking heeft op artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020. Er is dus geen sprake van een dubbeling.
Verklaring notaris
Een consultatiereactie heeft betrekking op het onderdeel A.3.2, waarover de notaris zonder voorbehoud en naar beste kunnen moet verklaren te hebben geverifieerd dat geen enkele met de aanvrager verbonden rechtspersonen een aanvraag zal indienen. Dit zou van de notaris ook een verklaring naar de toekomst betekenen. Na nadere beoordeling hiervan is besloten om onderdeel A.3.2. te splitsen in een verklaring voor de huidige situatie en een verklaring naar de toekomst toe. Over de toekomst hoeft de notaris geen verklaring meer af te leggen. Dit deel is uit de opsomming van de notarisverklaring verwijderd.
Verbondenheid
Volgens een respondent zou voor het verstrekken van het organogram bedoeld onder A.3.1. van het aanvraagformulier moeten worden volstaan met het verstrekken van verbonden rechtspersonen in de rechte lijn naar boven, omdat de informatie over dochter- of zustermaatschappijen niet noodzakelijk is om vast te stellen of aanvragers met elkaar zijn verbonden. Bovendien ziet een respondent de noodzaak van het aanleveren van een organogram niet, nu een aanvrager ook een verklaring als bedoeld onder A.3.2. dient te overleggen. Dit zou een aanzienlijke administratieve last opleveren.
De minister kan dit standpunt niet volgen. De minister dient graag zelf inzicht te krijgen in de ondernemingen aan wie mogelijk vergunningen worden verleend. Daarnaast volgt uit het verbondenheidscriterium dat is beschreven in de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020 dat er, naast verbondenheid in de rechte lijn naar boven, ook onderlangs verbondenheid kan bestaan tussen rechtspersonen via bijvoorbeeld zuster- en dochtermaatschappijen. De minister acht het daarom wel relevant en niet disproportioneel om dergelijke maatschappijen ook in het organogram op te laten nemen. De ervaring is dat de partijen die doorgaans een aanvraag indienen voor deelname aan een veiling voor vergelijkbare vergunningen, professionele partijen zijn die een overzicht van de ondernemingsstructuur vaak al hebben. De minister ziet daarom ook niet in waarom het een zware administratieve last oplevert.
Een respondent geeft verder aan dat door de introductie van de verklaring in onderdeel A.3.2. van het aanvraagformulier er geen noodzaak meer bestaat om wijzigingen in het overzicht van de met de aanvrager verbonden rechtspersonen door te geven op grond van artikel 7 van de Regeling, omdat onder A.3.2. al is verklaard dat ook na het indienen van de aanvraag er geen ongeoorloofde verbondenheid zal ontstaan met een andere aanvrager.
De minister beoordeelt graag ook zelf of door de wijziging geen ongeoorloofde verbondenheid ontstaat met andere rechtspersonen. Zoals hierboven beschreven, wordt de verklaring onder A.3.2. gesplitst in een verklaring naar de huidige situatie en een verklaring naar de toekomst. De notaris legt een verklaring af over de huidige situatie. Dit betekent dat de notaris hiervoor ook een beoordeling heeft uitgevoerd. Over de toekomstige situatie, nadat er mogelijk wijzigingen hebben plaatsgevonden, legt de notaris geen verklaring af. Deze beoordeling doet de minister zelf. Bovendien omvat het doorgeven van wijzigingen op grond van artikel 7 van de Regeling meer aspecten dan hier worden aangestipt. Ook bij andere veilingen is gebleken dat het doorgeven van dergelijke wijzigingen van belang is.
In meerdere zienswijzen werd aandacht gevraagd voor en zorgen geuit over de positie van Inmarsat, zoals onder meer het moment waarop Inmarsat de 3,5 GHz band zou moeten verlaten, in hoeverre die datum haalbaar zou zijn, of de mogelijkheden van co-existentie wel voldoende zijn onderzocht, wat de behoefte is aan een terugkeergarantie en wat een later vertrek van Inmarsat zou betekenen voor de reserveprijs en of er wel rekening gehouden is met een overgangstermijn.
Inmiddels hebben de minister en Inmarsat overeenstemming bereikt over een vaststellingsovereenkomst, waarin is afgesproken dat Inmarsat vóór 1 februari 2024 haar activiteiten zal migreren naar Griekenland. Met de bereikte overeenstemming zijn alle onduidelijkheden inzake de positie van Inmarsat weggenomen, zodat niet verder wordt ingegaan op de verschillende zienswijzen betreffende Inmarsat. Aanvullend wordt opgemerkt dat met de NFP-wijziging 2024 de bescherming die Inmarsat aan het NFP kan ontlenen per 1 februari 2024 is opgeheven.
Een aantal respondenten vraagt aandacht voor een zorgvuldige en tijdige migratie van huidige lokale vergunninghouders die beschikken over frequentierechten in het deel van de 3,5 GHz-frequentieband dat per 1 december 2023 de bestemming landelijke mobiele communicatie krijgt. Zij verwachten een actieve stimulerende en faciliterende rol van de minister, zodat zeker wordt gesteld dat te migreren lokale vergunninghouders hun migratie en/of synchronisatie tijdig hebben afgerond. Bovendien vragen zij de minister dat veilingdeelnemers tijdig en continu geactualiseerd kunnen beschikken over alle relevante informatie over eventuele vertragingen in migraties, zodat zij een zo goed mogelijke inschatting kunnen maken van de eventuele impact op de vergunningen waarop zij bieden. Ook vinden zij het noodzakelijk om voorafgaand aan de veiling optimaal zicht te hebben op de technische parameters van de huidige lokale netwerken.
De RDI heeft in de aanloop naar deze veiling voortdurend en actief overleg gevoerd met alle lokale vergunninghouders, die uiterlijk 30 november 2023 hun frequentiegebruik in het te veilen deel van de 3,5 GHz-frequentieband gestaakt dienden te hebben. Het merendeel van deze vergunninghouders heeft ook op tijd hun migratie daadwerkelijk voltooid. Een drietal te migreren vergunninghouders heeft de RDI een geringe uitloop gemeld, maar de minister verwacht, op basis van de meest actuele informatie die deze vergunninghouders aan de minister hebben verstrekt, dat zij hun migratie uiterlijk in het eerste kwartaal 2024 afgerond zullen hebben. De RDI blijft zo lang dat nodig is bij deze partijen actief de vinger aan de pols houden. Indien en zodra blijkt dat de migratie van deze partijen toch meer tijd neemt en er bovendien een mogelijk effect op het moment van ingebruikname van het te veilen spectrum dreigt, dan wordt dat actief, tijdig en duidelijk gecommuniceerd, zodat veilingdeelnemers dit kunnen verdisconteren in hun biedgedrag.
Een aantal respondenten merkt op dat partijen die spectrum verwerven in de veiling voorwaarden kunnen stellen aan het verhuren van spectrum, waardoor dit er in de praktijk toe kan leiden dat alleen grote (of commercieel krachtige) partijen hiervoor in aanmerking komen en wil dat de mogelijkheden voor verhuur worden beperkt.
De minister heeft deze suggestie niet overgenomen. Artikel 3.20a van de Telecommunicatiewet bepaalt de voorschriften en procedure voor de verhuur van frequentieruimte. Wettelijk uitgangspunt is dat frequentieruimte mag worden verhuurd (mits de minister daarvoor toestemming heeft gegeven), tenzij het – kort gezegd – gaat om bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën vergunningen die om niet zijn verleend, of om bepaalde vergunningen voor radioomroep. De vergunningen voor landelijke mobiele communicatie in de 3,5 GHz-band zullen niet om niet worden verleend. Dat betekent dat gehele of gedeeltelijke verhuur van deze vergunningen niet categorisch kan worden uitgesloten. De minister beschikt verder ook niet over andere instrumenten om de mogelijkheden van verhuur op voorhand te beperken. Op grond van artikel 3.20a van de Telecommunicatiewet hebben vergunninghouders wel toestemming van de minister nodig om hun frequentieruimte te verhuren. De minister kan deze toestemming weigeren met toepassing van een beperkt aantal gronden. Overigens ziet de minister ook inhoudelijk geen noodzaak om de mogelijkheden van verhuur te beperken.
Keuze bandindeling
Een aantal respondenten heeft opmerkingen gemaakt over de gekozen bandindeling. Deze zou onvoldoende geschikt zijn voor de verdere ontwikkeling van private lokale netwerken. Gevraagd wordt om de bandindeling te heroverwegen. Daarnaast stelde een respondent voor om 80 MHz primair te bestemmen voor de Inmarsat feeder-links en secundair deze frequentieruimte voor een landelijke nieuwkomer te reserveren, waar specifieke vergunningsvoorwaarden voor zouden moeten gelden.
Heroverweging van de bandindeling is hier niet aan de orde. Dit onderwerp ziet namelijk niet op de veilingregeling, maar wordt bepaald in het Nationaal Frequentieplan 2014. Daarnaast is in de toelichting op de NFP-wijziging 2023 al uitgebreid beschreven waarom het voorstel om 80 MHz primair te bestemmen voor de Inmarsat feeder links en secundair deze frequentieruimte te reserveren voor een landelijke nieuwkomer, niet kan worden overgenomen. In de kern komt het erop neer dat ACM in 2019 heeft geconcludeerd dat de situatie op de markt voor mobiele communicatie op effectieve concurrentie duidt en het daarom niet noodzakelijk achtte om spectrum te reserveren voor een nieuwe marktspeler. Afwijking van dit advies is alleen mogelijk als daarvoor valide, zwaarwegende redenen zijn. Die redenen zijn er echter niet. Er is daarom geen basis om spectrum te reserveren voor een landelijke nieuwkomer. Uiteraard is er voor deze respondent en ook voor andere potentieel geïnteresseerde partijen de mogelijkheid om mee te doen aan de veiling van de 3,5 GHz-band.
Toekomstige ‘schuif’
Een aantal respondenten heeft opmerkingen gemaakt over de mogelijkheid van een toekomstige ‘schuif’ als gevolg van evaluatie van de gekozen bandindeling en de onzekerheid die dit met zich meebrengt ook met het oog op te plegen investeringen.
De minister heeft in de toelichting op de NFP-wijziging 2023 overwogen dat over enkele jaren opnieuw zal worden bezien of de keuze voor de bandindeling van 2x50 MHz voor lokaal gebruik (3400–3450 MHz en 3750–3800 MHz) aan weerszijden van de te veilen 300 MHz voor de lange termijn kan worden gehandhaafd. De minister zal zich dan, op dat moment in de toekomst, de vraag stellen of een wijziging van de bandindeling middels een nieuw besluit tot wijziging van het NFP doelmatig, noodzakelijk en praktisch mogelijk is. Daarbij is het uiteraard ook mogelijk dat de minister concludeert dat een wijziging van de bandindeling niet is aangewezen en de bandindeling (dus) ongewijzigd blijft. Bij het tussentijdse evaluatiemoment van de bandindeling zal de minister de verschillende belangen van MNO’s en lokale gebruikers opnieuw wegen. Een eventuele aanpassing van het bandplan heeft zeer significante consequenties en daarom zal een nieuwe, maar bovenal zorgvuldige weging gemaakt worden van de maatschappelijke kosten en baten van de verschillende belangen van landelijke mobiele aanbieders en (bestaande en toekomstige) lokale vergunninghouders. In de toelichting op de NFP-wijziging 2023 is aangegeven dat het in de rede ligt om een analyse daarvan te laten samenvallen met de voorbereidingen die rond 2026 zullen worden gestart voor de eerstvolgende multibandveiling in 2030. Mocht in 2026 worden gekozen voor een verschuiving van 30 MHz omlaag voor het landelijk vergunde spectrum in de 3,5 GHz-band, dan ligt het voor de hand om deze verschuiving in 2030 te effectueren.
Straling en gezondheid
Een groot aantal reacties is afkomstig van particulieren die zich zorgen maken over mogelijke gezondheidsrisico’s van elektromagnetische velden van antennes. Hierbij wordt onder andere aangegeven dat de effecten op de gezondheid en flora en fauna niet voldoende zijn onderzocht.
Er is vanaf de komst van mobiele netwerken veel onderzoek gedaan naar mogelijke gezondheidseffecten van elektromagnetische velden. Wetenschappelijke adviesorganen, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Gezondheidsraad, concluderen dat er bij waardes onder de ICNIRP-blootstellingslimieten geen bewijzen zijn gevonden voor negatieve effecten op de gezondheid door blootstelling aan EMV. De blootstellingslimieten zijn opgesteld door het wetenschappelijk instituut International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP). ICNIRP is een door de WHO erkende internationale commissie die zich bezighoudt met de bescherming tegen mogelijke gezondheidseffecten van niet-ioniserende straling, op basis van alle beschikbare wetenschappelijke onderzoeken naar allerlei denkbare mogelijke gezondheidseffecten. Het enige aangetoonde gezondheidseffect is de opwarming van het lichaam bij blootstelling boven de limieten. De limieten beschermen (ruim) tegen die mogelijke opwarmingsschade aan het lichaam. De blootstellingslimieten worden ook toegepast bij het voldoen aan de productveiligheidseisen voor apparatuur die in de handel wordt gebracht30. De ICNIRP-normen zijn door de Raad van de Europese Unie aanbevolen (aanbeveling 1999/519/EG) aan haar lidstaten. Nederland hanteert, net als veel andere EU-lidstaten, deze blootstellingslimieten.
ICNIRP beoordeelt regelmatig de stand van de wetenschap op het gebied van elektromagnetische velden en gezondheid. In maart 2020 zijn de limieten bevestigd en gepreciseerd op basis van de actuele stand van het wetenschappelijk onderzoek31. Uit de zeer uitvoerige meta-analyse van ICNIRP blijkt wederom dat er geen wetenschappelijke basis is om te concluderen dat er bij blootstelling aan elektromagnetische velden met veldsterktes onder de limieten gezondheidsschade optreedt. ICNIRP heeft daarbij rekening gehouden met de wetenschappelijke kwaliteit en de onzekerheden van de door hen beoordeelde onderzoeken.
Zoals de Gezondheidsraad adviseert in het rapport van 2 september 202032 zal het kabinet blijven inzetten op onderzoek naar elektromagnetische velden en blijft het kabinet de nieuwste wetenschappelijke resultaten volgen. Zo is er via het Horizon Europe programma van de Europese Commissie 30 miljoen euro geld beschikbaar gesteld voor extra onderzoek naar elektromagnetische velden en gezondheid.
De RDI houdt toezicht op de blootstellingslimieten en doet veldsterktemetingen door het gehele land om te controleren of de blootstellingslimieten niet worden overschreden. Voor de verschillende frequenties die gebruikt worden voor telecom-toepassingen zijn verschillende limieten. De beschikbare metingen zijn publiek toegankelijk via het antenneregister33. Uit de metingen blijkt dat de ICNIRP-blootstellingslimieten in Nederland niet worden overschreden. Via onder andere het Antennebureau34 en het Kennisplatform EMV en Gezondheid35 wordt informatie over elektromagnetische velden toegankelijk gemaakt voor burgers, werknemers en lokale overheden. In het Kennisplatform EMV werken RIVM, TNO, DNV GL, GGD GHOR Nederland, de RDI en ZonMw samen. Iedereen met vragen kan contact opnemen met deze instituten. Daarnaast is er voor lokale overheden een communicatietoolkit ontwikkeld36.
Een aantal reacties gaat over elektrogevoeligheid. De klachten die elektrogevoeligen ervaren kunnen ernstig zijn en de kwaliteit van het leven beïnvloeden. De oorzaak van de klachten is wetenschappelijk niet duidelijk. De WHO heeft in 2005 vastgesteld dat er geen oorzakelijk verband tussen de genoemde gezondheidsklachten bij elektrogevoeligheid en blootstelling aan elektromagnetische velden in de leefomgeving is aangetoond37.
De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt regeldruk voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende regeldruk voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gevraagde gegevens zoveel mogelijk aangesloten bij reeds aanwezige informatie bij de aanvragers.
Een partij die besluit mee te willen dingen naar een vergunning zal een aanvraag moeten voorbereiden en indienen. De procedure start met het indienen van de aanvraag en het voldoen van de zekerheidstelling. Voor de aanvraag is nodig:
• Informatie over de aanvrager, waaronder naam aanvrager, inschrijfnummer in en uittreksel uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register;
• Een lijst van degenen die bevoegd zijn de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen (eventueel inclusief kopie van een volmacht);
• Een beschrijving van de rechtspersonen waarmee de aanvrager verbonden is in de zin van artikel 3 van de Regeling tot vaststelling van de maximale hoeveelheid frequentieruimte voor mobiele communicatie (Capregeling) in de vorm van een juridisch organogram;
• Een verklaring van de aanvrager/moeder van de aanvrager dat geen van met de aanvrager op grond van artikel 3 van de Capregeling verbonden rechtspersonen een aanvraag zullen indienen of hebben ingediend op grond van deze regeling en welke van met de aanvrager verbonden rechtspersonen spectrum gebruiken als bedoeld in artikel 1 van de Capregeling.
• Een verklaring van een notaris over de juistheid van bovenstaande gegevens waarin verder onder meer is aangegeven dat de aanvrager niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en niet is ontbonden. Deze laatste verklaring is nodig om voldoende zekerheid te krijgen over de getrouwheid van de verklaringen die door de aanvrager worden gedaan. Een relatief eenvoudig onderzoek van de notaris kan volstaan voor diens verklaring.
Een aanvrager dient bij het indienen van een aanvraag tevens een zekerheidstelling te voldoen. Deze zekerheidstelling kan hij voldoen in de vorm van het storten van een waarborgsom of het verstrekken van een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de regeldrukkosten. Wanneer een aanvrager ervoor kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie leidt dit wél tot een verzwaring. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de regeldrukkosten die hij maakt. Er wordt uitgegaan van in totaal tussen de vijf en acht gegadigden voor deze verdeling. Het is niet bekend hoeveel deelnemers de vergunningen verwerven. Voorts wordt uitgegaan van de inzet van drie medewerkers per aanvragende partij gedurende één week die hier full time bij betrokken zijn. Omdat deze inzet nodig is op het niveau van leidinggevenden en managers wordt conform het Handboek Regelkosten gerekend met een standaarduurtarief van 77 euro per uur. Dan komen de totale geschatte regeldrukkosten op maximaal 8 (aanvragers) x 3 (medewerkers) x 40 (uren werkweek) x € 77 (standaarduurtarief) zijn de gezamenlijke totale administratieve lasten voor deze verdeling naar verwachting (eenmalig) € 73.920.38
Deze regeling treedt – met uitzondering van artikel 50 – in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Dit beleid houdt in dat ministeriële regelingen in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en dat deze minimaal twee maanden vóór inwerkingtreding worden bekendgemaakt. Deze afwijking van dit beleid is noodzakelijk in het licht van artikel 54, eerste lid, onderdeel a, van de Telecomcode, op grond waarvan met ingang van uiterlijk 31 december 2020 het gebruik van voldoende grote blokken in de band van 3,4 tot 3,8 GHz moest worden gereorganiseerd en toe te staan. Hiervoor is deze regeling noodzakelijk en de hiervoor genoemde datum is inmiddels verstreken. Artikel 50 treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. De inwerkingtreding van artikel 50 is derhalve in overeenstemming met het hiervoor genoemde beleid.
Artikel 25 voorziet in de kern van de veilingregels van het eerste deel van de primaire fase.
In het eerste lid van artikel 25 is bepaald dat een deelnemer een bod uitbrengt in iedere biedronde waaraan hij deelneemt. Indien een deelnemer, vanwege de in de biedronde bepaalde prijs of anderszins, niet langer wil deelnemen aan de veiling, wordt hij dus geacht een bod uit te brengen van 0 vergunningen. Hierbij wordt ten overvloede opgemerkt dat een deelnemer die in een biedronde een bod heeft uitgebracht van 0 vergunningen, niet meer deelneemt aan de daaropvolgende biedronden, en geen biedingen meer hoeft uit te brengen. Mocht een deelnemer geen bod uitbrengen dan is het achtste lid van toepassing.
In artikel 25, tweede lid, is bepaald dat het bod van een deelnemer bestaat uit een aantal vergunningen tegen een door de minister bepaalde prijs.
Artikel 25, derde lid, bepaalt dat een deelnemer in het eerste deel van de primaire fase een bod kan uitbrengen van ten hoogste één vergunning. Voor een toelichting op de redenen hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Op grond van artikel 25, vierde lid, is de prijs in de eerste biedronde van het eerste deel van de primaire fase 39,22 miljoen euro. Dit bedrag is gelijk aan de reserveprijs. Voor een toelichting op de totstandkoming van de hoogte van de reserveprijs wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting.
In het vijfde lid van artikel 25 is bepaald dat de minister de rondeprijzen bepaalt van de tweede en daaropvolgende biedronden.
In artikel 25, zesde lid, is bepaald dat deelnemers die in een biedronde hun vraag verlagen ten opzichte van de vorige biedronde (te weten: van 1 vergunning naar 0 vergunningen), ervoor kunnen kiezen tevens een exitbod uit te brengen. Indien de totale vraag in de laatste biedronde kleiner is dan het aanbod, worden deze exitbiedingen gebruikt om resterende vergunningen te verdelen. Hiervoor wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 28, derde tot en met zesde lid. Het uitbrengen van een exitbod is niet verplicht. Voor een uitgebreidere toelichting op het uitbrengen van exitbiedingen wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 25, zevende lid, voorziet in voorschriften voor het uitbrengen van een exitbod in het eerste deel van de primaire fase. Omdat ten hoogste één exitbod kan worden uitgebracht, en dat exitbod altijd ziet op één vergunning, bestaat het exitbod in het eerste deel van de primaire fase uit een bedrag in hele euro’s. Dit bedrag moet liggen tussen de prijs die de minister heeft bepaald voor de vorige biedronde en de prijs voor de biedronde waarin de deelnemer het exitbod uitbrengt.
In artikel 25, eerste lid, is bepaald dat een deelnemer een bod uitbrengt in iedere biedronde waaraan hij deelneemt. Indien een deelnemer evenwel een biedronde of een voor hem verlengde biedronde laat verstrijken zonder een bod uit te brengen, is in artikel 25, achtste lid, bepaald dat hij wordt geacht een bod te hebben uitgebracht van 0 vergunningen (onderdeel a) en in de daaropvolgende biedronden geen biedingen meer uitbrengt (onderdeel b).
Artikel 28 heeft betrekking op het eerste deel van de primaire fase van de veiling en bepaalt wat de laatste biedronde is en welke biedingen en, indien van toepassing, exitbiedingen vervolgens worden aangemerkt als winnende biedingen.
Het eerste lid van artikel 28 bepaalt de laatste biedronde en daarmee het einde van het eerste deel van de primaire fase van de veiling. De laatste biedronde is de biedronde waarin de totale vraag van de verschillende deelnemers gelijk is aan of kleiner is dan het aanbod van 3 vergunningen. Bij het bepalen van de totale vraag worden eventuele exitbiedingen overigens niet meegerekend.
Artikel 28, tweede lid, bepaalt welke biedingen worden aangemerkt als winnende biedingen in het eerste deel van de primaire fase van de veiling, in het geval de totale vraag in de laatste biedronde exact gelijk is aan het aanbod van 3 vergunningen. Op grond van artikel 28, tweede lid, worden dan alle biedingen die in de laatste biedronde zijn uitgebracht aangemerkt als winnende biedingen. Alle deelnemers die in de laatste biedronde nog actief waren, winnen dus een vergunning voor de in die biedronde bepaalde rondeprijs.
In artikel 28, derde lid, is bepaald welke biedingen worden aangemerkt als winnende biedingen, in het geval de totale vraag in de laatste biedronde kleiner is dan het aanbod. De totale vraag kan in een dergelijk geval dus 0, 1 of 2 vergunningen zijn. Op grond van artikel 28, derde lid, aanhef en onderdeel a, worden allereerst alle biedingen die in de laatste biedronde zijn uitgebracht, aangemerkt als winnende biedingen. Omdat de totale vraag in de laatste biedronde kleiner was dan het aanbod, resteren vervolgens nog 1, 2 of 3 onverdeelde vergunningen. Deze vergunningen worden verdeeld op basis van de exitbiedingen.
Op grond van artikel 28, derde lid, aanhef en onderdeel b, worden vervolgens, voor het aantal vergunningen dat nog resteert, de hoogste exitbiedingen aangemerkt als winnende biedingen.
Artikel 32 voorziet in de kern van de veilingregels van het tweede deel van de primaire fase.
In het eerste lid van artikel 32 is bepaald dat een deelnemer een bod uitbrengt in iedere biedronde waaraan hij deelneemt. Indien een deelnemer, vanwege de in de biedronde bepaalde prijs of anderszins, niet langer wil deelnemen aan de veiling, wordt hij dus geacht een bod uit te brengen van 0 vergunningen. Hierbij wordt ten overvloede opgemerkt dat een deelnemer die in een biedronde een bod heeft uitgebracht van 0 vergunningen, niet meer deelneemt aan de daaropvolgende biedronden, en geen biedingen meer hoeft uit te brengen. Mocht een deelnemer geen bod uitbrengen dan is het twaalfde lid, van toepassing.
In artikel 32, tweede lid, is bepaald dat het bod van een deelnemer bestaat uit een aantal vergunningen tegen een door de minister bepaalde prijs.
Op grond van artikel 32, derde lid, is de prijs in de eerste biedronde van het tweede deel van de primaire fase 4,36 miljoen euro. Dit bedrag is gelijk aan de reserveprijs. Voor een toelichting op de totstandkoming van de hoogte van de reserveprijs wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting.
In het vierde lid van artikel 32 is bepaald dat de minister de rondeprijzen bepaalt van de tweede en daaropvolgende biedronden.
Op grond van artikel 32, vijfde lid, kunnen deelnemers die in het eerste deel van de primaire fase van de veiling geen bod hebben uitgebracht, in het tweede deel van de primaire fase ten hoogste vijf vergunningen verwerven. Voor een uitgebreide toelichting op dit voorschrift wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 32, zesde lid, bepaalt dat deelnemers in de eerste biedronde met hun bod niet het aantal MHz mogen overschrijden dat zij ten hoogste in het tweede deel van de primaire fase kunnen verwerven. Zoals beschreven in de toelichting bij het vijfde lid, is dit voor sommige deelnemers 50 MHz. Voor deelnemers die in het eerste deel van de primaire fase een vergunning van 60 MHz hebben gewonnen, is dit aantal, gelet op de totale spectrumcap van 120 MHz, 60 MHz. Voor deelnemers die in het eerste deel van de primaire fase van de veiling wel een bod hebben uitgebracht, maar geen vergunning (van 60 MHz) hebben gewonnen, is dit aantal 120 MHz. Deelnemers worden vóór aanvang van het tweede deel van de primaire fase van de veiling geïnformeerd over het aantal MHz dat zij ten hoogste kunnen verwerven in dit deel van de primaire fase.
Op grond van het zevende lid van artikel 32 is het bod van een deelnemer in de tweede en daaropvolgend biedronden steeds gelijk aan of lager dan het bod dat de deelnemer heeft uitgebracht in de voorafgaande biedronde. Een deelnemer mag zijn bod dus nooit verhogen ten opzichte van de voorafgaande biedronde. Dit hangt samen met de aard van een klokveiling, waarmee door een stapsgewijze verhoging van de rondeprijzen wordt getracht de totale vraag in overeenstemming te brengen met het aanbod.
In artikel 32, achtste lid, is bepaald dat deelnemers die in een biedronde hun vraag verlagen ten opzichte van de vorige biedronde, ervoor kunnen kiezen tevens één of meerdere exitbiedingen uit te brengen. Indien de totale vraag in de laatste biedronde kleiner is dan het aanbod, worden deze exitbiedingen gebruikt om resterende vergunningen te verdelen. Hiervoor wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 35, derde tot en met zesde lid. Het uitbrengen van een exitbod is niet verplicht. Voor een uitgebreidere toelichting op het uitbrengen van exitbiedingen wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 32, negende lid, voorziet in voorschriften voor het uitbrengen van exitbiedingen. Een exitbod bestaat uit een combinatie van een aantal vergunningen en een prijs per vergunning. Het aantal vergunningen in een exitbod is, op grond van artikel 32, negende lid, onderdeel a, niet hoger dan het aantal vergunningen waarmee de deelnemer zijn bod heeft verlaagd ten opzichte van de voorafgaande biedronde. Voor een deelnemer die zijn bod heeft verlaagd van 5 naar 3 vergunningen, kan dit aantal dus ten hoogste 2 zijn. Omdat een deelnemer meerdere exitbiedingen kan uitbrengen, kan hij er in dit geval ook voor kiezen één exitbod uit te brengen op 2 vergunningen en één exitbod op 1 vergunning.
In artikel 32, negende lid, onderdeel b, is vervolgens bepaald dat de prijs per vergunning in een exitbod, is gelegen tussen de prijs die de minister heeft bepaald voor de vorige biedronde en voor de biedronde waarin de deelnemer het exitbod uitbrengt.
Het tiende lid van artikel 32 voorziet in een aanvullend voorschrift ten aanzien van de prijs per vergunning in een exitbod voor gevallen waarin een deelnemer in dezelfde biedronde meerdere exitbiedingen uitbrengt. In dit geval zorgt hij ervoor dat de prijs per vergunning in een exitbod gelijk is aan of lager is dan de prijs die hij in een ander exitbod combineert met een kleiner aantal vergunningen. Stel dat een deelnemer zijn bod in een biedronde verlaagt van 5 naar 3 vergunningen, en ervoor kiest om twee exitbiedingen uit te brengen: 1 exitbod op 2 vergunningen en 1 exitbod op 1 vergunning. In dit geval mag de prijs per vergunning in het exitbod op 2 vergunningen gelijk zijn aan, maar nooit hoger zijn dan de prijs per vergunning in het exitbod op 1 vergunning.
Op grond van artikel 32, elfde lid, kan een deelnemer gedurende een biedronde één of meer exitbiedingen intrekken die hij in één van de voorafgaande biedronden heeft uitgebracht.
In artikel 32, eerste lid, is bepaald dat een deelnemer een bod uitbrengt in iedere biedronde waaraan hij deelneemt. Indien een deelnemer evenwel een biedronde of een voor hem verlengde biedronde laat verstrijken zonder een bod uit te brengen, is in artikel 32, twaalfde lid, bepaald dat hij wordt geacht een bod te hebben uitgebracht van 0 vergunningen (onderdeel a) en in de daaropvolgende biedronden geen biedingen meer uitbrengt (onderdeel b).
Artikel 35 heeft betrekking op het tweede deel van de primaire fase van de veiling en bepaalt wat de laatste biedronde is en welke biedingen en, indien van toepassing, exitbiedingen vervolgens worden aangemerkt als winnende biedingen.
Het eerste lid van artikel 35 bepaalt de laatste biedronde en daarmee het einde van het tweede deel van de primaire fase van de veiling. De laatste biedronde is de biedronde waarin de totale vraag van de verschillende deelnemers gelijk is aan of kleiner is dan het aanbod. Bij het bepalen van de totale vraag worden exitbiedingen niet meegerekend.
Artikel 35, tweede lid, bepaalt welke biedingen worden aangemerkt als winnende biedingen in het tweede deel van de primaire fase van de veiling, in het geval de totale vraag in de laatste biedronde exact gelijk is aan het aanbod. Op grond van artikel 35, tweede lid, worden dan alle biedingen die in de laatste biedronde zijn uitgebracht aangemerkt als winnende biedingen. Alle deelnemers die in de laatste biedronde nog actief waren, winnen het aantal vergunningen dat zij in de laatste biedronde hebben geboden voor de in die biedronde bepaalde rondeprijs.
In artikel 35, derde lid, is bepaald welke biedingen worden aangemerkt als winnende biedingen, in het geval de totale vraag in de laatste biedronde kleiner is dan het aanbod. Op grond van artikel 35, derde lid, aanhef en onderdeel a, worden allereerst alle biedingen die in de laatste biedronde zijn uitgebracht, aangemerkt als winnende biedingen. Omdat de totale vraag in de laatste biedronde kleiner was dan het aanbod, resteren vervolgens nog één of meer onverdeelde vergunningen. Deze vergunningen worden verdeeld op basis van reeds uitgebrachte exitbiedingen. Zoals beschreven in paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting, hoeven dit overigens niet alleen exitbiedingen te zijn die in de laatste biedronde zijn uitgebracht.
Op grond van artikel 35, derde lid, aanhef en onderdeel b, worden vervolgens, voor het aantal vergunningen dat nog resteert, de exitbiedingen die deel uitmaken van de combinatie van exitbiedingen waarmee het kleinste aantal vergunningen onverdeeld blijft, aangemerkt als winnende biedingen. In het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 35 is bepaald hoe de minister deze combinatie vaststelt.
In het vierde lid van artikel 35 is bepaald dat de minister bij het vaststellen van de combinatie, bedoeld in artikel 35, derde lid, aanhef en onderdeel b, alleen exitbiedingen in ogenschouw neemt van deelnemers aan wie sowieso al het aantal vergunningen wordt toegewezen dat hij heeft geboden in de biedronde waarin hij het betreffende exitbod heeft uitgebracht. Dit hangt samen met het in paragraaf beschreven aggregatierisico dat deelnemers zonder deze bepaling zouden lopen.
Artikel 35, vijfde lid, voorziet in een regeling voor gevallen waarin de minister op grond van artikel 35, vierde lid, meerdere combinaties van exitbiedingen kan maken waarmee exact hetzelfde aantal vergunningen onverdeeld zou blijven. In dit geval vergelijkt de minister de totale waarde van de betreffende combinaties en merkt hij de exitbiedingen van de combinatie die tezamen de hoogste waarde genereert aan als winnende biedingen.
Het is in theorie mogelijk dat de minister op grond van artikel 35, vierde lid, meerdere combinaties kan maken waarmee exact hetzelfde aantal vergunningen onverdeeld zou blijven, die tezamen vervolgens ook nog, op de euro nauwkeurig, exact dezelfde waarde zouden genereren. Voor dit soort uitzonderlijke gevallen is in artikel 35, zesde lid, bepaald dat een loting plaatsvindt tussen de betreffende combinaties. Als winnende biedingen worden dan aangemerkt de exitbiedingen die deel uitmaken van de combinatie die door loting is bepaald. De loting vindt plaats met behulp van het veilingsysteem.
Artikel 48 ziet op het terugstorten van waarborgsommen en de teruggave van bankgaranties aan niet-winnende deelnemers en uitgesloten deelnemers tijdens of na afloop van de veilingfase. Hiervoor is artikel 9 van overeenkomstige toepassing verklaard op de waarborgsommen en bankgaranties van niet-winnende deelnemers en van deelnemers die van deelname of verdere deelname aan de veiling waren uitgesloten. In artikel 9 is bepaald hoe en wanneer waarborgsommen en bankgaranties tijdens de aanvraagfase worden teruggestort respectievelijk teruggegeven van aanvragers wier aanvragen niet worden behandeld, zijn afgewezen, of zijn geweigerd.
Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 9 tijdens of na afloop van de veilingfase, moet in artikel 9 voor ‘aanvrager’ worden gelezen ‘niet-winnende deelnemer’ of ‘aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten’. Voorts moet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef, worden gelezen het tijdstip waarop de aanvraag van een deelnemer is afgewezen, of waarop een aanvrager is uitgesloten.
Artikel 49 van deze regeling strekt tot wijziging van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020 (hierna: Capregeling).
Het eerste en derde lid van artikel 49 voorzien in de spectrumcaps voor de verdeling van de 3,5 GHz-band. Deze spectrumcaps zijn toegelicht in paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting.
Daarnaast bevat het eerste lid, onderdeel c, een verbetering van onderdeel 3 van begripsbepaling van ‘gebruiken van frequentieruimte’. Met deze wijziging beoogt de minister te voorkomen dat deze begripsbepaling – in combinatie met artikel 3 van de Capregeling – in de weg zal staan aan het zogenoemde ‘active network sharing’ (zie hierover ook paragraaf 6.4 van het algemeen deel van deze toelichting). Concreet wordt met het eerste lid, onderdeel c, een zinsnede toegevoegd aan het derde onderdeel van deze begripsbepaling, waardoor er alleen sprake zal zijn van een ‘anderszins verkregen bevoegdheid om frequentieruimte te gebruiken’ als deze frequentieruimte in dit kader wordt benut voor eigen (d.w.z. van de rechtspersoon die met behulp van zijn antenne of die van een verbonden rechtspersoon het signaal overbrengt) elektronische communicatiediensten.
Met het tweede lid van artikel 49 vinden enkele verbeteringen plaats van artikel 3 van de Capregeling. Artikel 3 van de Capregeling bepaalt wanneer het frequentiegebruik van andere, verbonden rechtspersonen wordt opgeteld bij het frequentiegebruik van de rechtspersoon waarvan de totale hoeveelheid gebruikte frequentieruimte wordt berekend, bijvoorbeeld bij een aanvraag in het kader van een verdeling of om vast te stellen of een rechtspersoon te veel frequentieruimte gebruikt.
Met het tweede lid, onderdeel a, van deze regeling, wordt aan artikel 3, onderdeel a, van de Capregeling, een vijfde subonderdeel toegevoegd. Door deze toevoeging wordt bij de berekening van de hoeveelheid frequentiegebruik van een rechtspersoon ook opgeteld het frequentiegebruik van rechtspersonen ten aanzien waarvan de rechtspersoon waarvan de hoeveelheid frequentieruimte wordt berekend beschikt over een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap. Voorbeelden hiervan zijn het recht op het doen van een bindende voordracht voor een bestuurder of lid van de Raad van Commissarissen, of het hebben van een vetorecht bij sommige beslissingen van die rechtspersoon.
Het tweede lid, onderdeel b, voegt een zinsnede toe aan onderdeel d van artikel 3 van de Capregeling. Door deze toevoeging hoeven in dit kader alleen nog te worden meegerekend rechtspersonen in Nederland, alsmede rechtspersonen buiten Nederland voor zover deze rechtspersonen buiten Nederland rechtstreeks of middellijk in Nederland frequentieruimte gebruiken.
Het tweede lid, onderdeel c, strekt tot wijziging van artikel 3, onderdeel e, van de Capregeling. Artikel 3, onderdeel e, van de Capregeling ziet – kort gezegd – op rechtspersonen waarmee de rechtspersoon waarvan de hoeveelheid frequentiegebruik wordt berekend gezamenlijk over bepaalde rechten en bevoegdheden ten aanzien van een derde rechtspersoon beschikt (bijvoorbeeld een joint venture). Met artikel 49, tweede lid, is toegevoegd dat dit enkel ziet op gezamenlijke rechten en bevoegdheden ten aanzien van ‘derde rechtspersonen’ die rechtstreeks of middellijk in Nederland frequentieruimte gebruiken. Dit om te benadrukken dat niet elke samenwerking tussen verschillende rechtspersonen, middels een ‘gezamenlijke’ rechtspersoon, moet leiden tot verbondenheid en het optellen van het frequentiegebruik van de samenwerkende rechtspersonen.
Het tweede lid, onderdeel d, strekt tot verbetering van artikel 3, onderdeel g, van de Capregeling. Op grond van artikel 3, onderdeel g, van de Capregeling, wordt bij de berekening van het frequentiegebruik van een rechtspersoon opgeteld het frequentiegebruik van andere rechtspersonen waarover de rechtspersoon waarvan het frequentiegebruik wordt berekend rechtstreeks of middellijk, alleen of gezamenlijk, zeggenschap in de zin van artikel 3 van de concentratieverordening bezit. Met de wijziging van artikel 3, onderdeel g, is benadrukt dat alleen sprake is van ‘gezamenlijke’ zeggenschap in de zin van artikel 3 van de concentratieverordening als deze zeggenschap gezamenlijk is met andere rechtspersonen zoals bedoeld in de onderdelen a tot en met c.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Maakt de aanvrager deel uit van een groep waarvoor een geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag is opgesteld waarin de aanvrager ook is opgenomen, dan volstaat het aanleveren hiervan.
Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321).
Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 december 2021, nr. WJZ/21207879, tot instelling van de Adviescommissie verdeling 3,5 GHz-band en waarborging nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie (Instellingsbesluit Adviescommissie Verdeling 3,5 GHz-band en NSV-communicatie) (Stcrt. 2021, 49880).
Zie artikel 2, vierde en vijfde lid, van het Instellingsbesluit Adviescommissie Verdeling 3,5 GHz-band en NSV-communicatie.
Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 23 februari 2023, nr. ED/DE 26348713, tot intrekking van het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 26 april 2021, nr. BI/20299360, houdende wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014 in verband met de bestemming van de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie (NFP-wijziging 3,5 GHz-band), en tot wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014 in verband met de vaststelling van een nieuwe indeling van de 3,5 GHz-band met waarborgen voor de door Inmarsat verzorgde NSV-communicatie, Stcrt. 2023, 5604.
Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 15 december 2023 met nummer DGED/DE 41647714 houdende wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014 in verband met het opheffen van de bestemming van de frequentieruimte van 3550–3680 MHz voor vaste satellietverbindingen ten behoeve van de nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie en de aanvullende tijdelijke maatregelen ter bescherming van deze communicatie, Stcrt. 2024, 839.
Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie, Pb EU 2018, L 321.
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/235 van de Commissie van 24 januari 2019 tot wijziging van beschikking 2008/411/EG wat betreft de actualisering van relevante technische voorwaarden voor de 3400 -3800 MHz-frequentieband, Pb EU 2019, L 37.
Deze waarden liggen voor de meeste landen iets hoger, omdat het prijspeil in Nederland ten opzichte van dat in de meeste benchmarklanden wat hoger is.
Oorspronkelijke vergunningperiode vanaf 1/12/23 tot en met 31/12/40 bedroeg 205 maanden. Vanaf 1/8/24 is dat 8 maanden later. Procentueel is dat 3,9%.
De stukken waaruit dergelijke verplichtingen blijken moeten bij de aanvraag worden verstrekt.
Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU 2014, L 153).
Het dossier is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het College heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen omdat deze regeling slechts een geringe regeldruk behelst en omdat de regeldruk die er wel is, goed inzichtelijk is gemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-3831.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.