Verordening van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming van 20 november 2024 nr. ANVS-2024/9570, houdende nadere regels met betrekking tot nucleaire veiligheid, beveiliging en ontmanteling (ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling)

De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming,

Gelet op het op 3 maart 1980 te Wenen/New York tot stand gekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Trb. 1981, 7), zoals gewijzigd bij het op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tot wijziging van het voornoemde verdrag (Trb. 2006, 81);

Gelet op de IAEA Nuclear Security Series No. 13, Nuclear Security Recommendations on Physical Protection of Nuclear Material and Nuclear Facilities (INFCIRC/225/Revision 5, IAEA Nuclear Security Series-13” (STI/PUB/1481 (iaea.org));

Gelet op de artikelen 21, tweede, derde, vijfde en zevende lid, 22, zevende tot en met negende lid, 22a, eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, 22h, 22j, zesde lid, en 30d, tweede lid, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, de artikelen 1d, derde lid, en 1h van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen in samenhang met artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming, en artikel 2, tweede lid, van de Regeling nucleaire drukapparatuur in samenhang met artikel 21, tweede en zesde lid, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

§ 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 (begripsomschrijvingen)

In deze verordening wordt verstaan onder:

Besluit:

Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen;

categorie I-materiaal:

splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie I;

categorie II-materiaal:

splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie II;

categorie III-materiaal:

splijtstoffen, genoemd in de bijlage I voor zover ze voldoen aan de in die bijlage genoemde voorwaarden voor indeling in categorie III;

inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet;

keuringsinstelling:

een keuringsinstelling als bedoeld in artikel 2.10;

vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet:

houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, van de Kernenergiewet met uitzondering van de houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen en ertsen;

vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet:

houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet;

vervoerder:

houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van categorie I-, II- of III-materiaal.

HOOFDSTUK 2 NUCLEAIRE DRUKAPPARATUUR

§ 2 Keuringen en beoordelingen

Artikel 2.1 (toepasselijkheid op andere drukapparatuur)

De artikelen van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 2.8, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op door de Minister aangewezen, niet speciaal voor nucleair gebruik in een inrichting ontworpen, drukapparatuur die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken.

Artikel 2.2 (voorschriften voor nucleaire drukapparatuur)

De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet zorgt ervoor dat de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de door de Autoriteit aangewezen onderdelen van de ontwerpcode of inspectiecode voor de betrokken nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.3 (administratie nucleaire drukapparatuur vergunninghouder)
  • 1. Bij de administratie met betrekking tot nucleaire drukapparatuur, bedoeld in artikel 21, zevende lid, van het Besluit, worden vermeld of opgenomen:

    • a. naam en adres van de vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet;

    • b. naam en adres van de inrichting en de plaats in de inrichting, waar die apparatuur wordt of is geïnstalleerd;

    • c. de relevante documentatie met betrekking tot die apparatuur;

    • d. de met betrekking tot die apparatuur van toepassing zijnde ontwerpcode en inspectiecode;

    • e. een overzicht van de keuringen die overeenkomstig de van toepassing zijnde ontwerp of inspectiecode aan de nucleaire apparatuur of onderdelen daarvan zijn verricht, en van de resultaten van dat onderzoek;

    • f. de ingevolge deze verordening verkregen verklaringen en andere documentatie met betrekking tot de ingevolge deze regeling te verrichten en verrichte keuringen;

    • g. een overzicht van het onderhoud dat aan de nucleaire apparatuur is verricht.

  • 2. Afwijkingen van de ontwerp of inspectiecode, alsmede van het in de inspectiecode voorgeschreven keuringsprogramma dat door de vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet wordt opgesteld, behoeven, na beoordeling door de keuringsinstelling, de instemming van de Autoriteit.

  • 3. De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet stelt de in de administratie opgenomen gegevens en stukken gedurende iedere keuring van de nucleaire drukapparatuur ter beschikking van degene die de keuring verricht.

Artikel 2.4 (aanvraag beoordeling of keuring)
  • 1. De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet vermeldt in de aanvraag om een beoordeling of keuring als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onderdeel a, van het Besluit:

    • a. zijn naam en adres;

    • b. de aard van de te beoordelen of te keuren nucleaire drukapparatuur;

    • c. de plaats waar de beoordeling of de keuring dient plaats te vinden;

    • d. naam en adres van de inrichting en de plaats in de inrichting, waar de nucleaire drukapparatuur zal worden geïnstalleerd;

    • e. de van toepassing zijnde ontwerpcode, onderscheidenlijk inspectiecode.

  • 2. De vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet vermeldt in de aanvraag om een keuring als bedoeld artikel 21, vierde lid, onder b, van het Besluit de in het eerste lid bedoelde gegevens.

Artikel 2.5 (referentie beoordeling of keuring)

De beoordelingen en keuringen worden verricht overeenkomstig de door de Autoriteit aangewezen onderdelen van de ontwerpcode of inspectiecode voor de betrokken nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.6 (kosten beoordelingen en keuringen)

De kosten van beoordelingen als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder a, onder 1°, van het Besluit en artikel 2.4, tweede lid, en van de keuringen komen voor rekening van de gebruiker van de nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.7 (keuringsrapport)

De keuringsinstelling maakt van elke beoordeling en keuring een rapport op, waarin zij de wijze waarop de nucleaire drukapparatuur is beoordeeld, onderscheidenlijk gekeurd, en de resultaten van de beoordeling of de keuring vermeldt. Zij zendt het rapport aan de vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet en aan de Autoriteit.

Artikel 2.8 (verklaring van goedkeuring en andere verklaringen)
  • 1. De keuringsinstelling geeft een verklaring van goedkeuring van het ontwerp af, indien bij een beoordeling als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder a, onder 1°, van het Besluit is gebleken dat het ontwerp van de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de in de betrokken ontwerpcode gestelde eisen.

  • 2. De keuringsinstelling geeft een verklaring van goedkeuring van fabricage af, indien bij de keuring, bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder a, onder 2°, van het Besluit is gebleken dat de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de in de betrokken ontwerpcode gestelde eisen.

  • 3. De keuringsinstelling geeft een verklaring van ingebruikneming af, indien bij een keuring als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder a, onder 3°, van het Besluit is gebleken dat de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de in de betrokken ontwerpcode gestelde eisen.

  • 4. De keuringsinstelling geeft een verklaring van herkeuring af, indien bij een keuring als bedoeld in artikel 21, vierde lid, onder b, van het Besluit is gebleken dat de nucleaire drukapparatuur voldoet aan de in de betrokken inspectiecode gestelde eisen.

Artikel 2.9 (verrichten beoordelingen en keuringen)

De beoordelingen en keuringen worden verricht door of onder toezicht van de in de artikelen 2.13 tot en met 2.15 bedoelde medewerkers van de keuringsinstelling.

§ 3 Keuringsinstellingen

Artikel 2.10 (aanwijzing als keuringsinstelling)
  • 1. Voor een aanwijzing als keuringsinstelling van het ontwerp, de fabricage en de ingebruikneming van nucleaire drukapparatuur komen in aanmerking NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in artikel 28 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 die ten minste voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid.

  • 2. Voor een aanwijzing als keuringsinstelling in de gebruiksfase van nucleaire drukapparatuur komen in aanmerking NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in artikel 28 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 die ten minste voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.12, tweede lid.

  • 3. Voor een aanwijzing als keuringsinstelling komen tevens in aanmerking instellingen in een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt dan wel een andere staat waarmee de Europese Unie een wederzijdse erkenningsovereenkomst met betrekking tot de keuring van nucleaire drukapparatuur heeft afgesloten, die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale voorwaarden, bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid, wordt nagestreefd.

Artikel 2.11 (duur aanwijzing, voorschriften, intrekken aanwijzing)
  • 1. De aanwijzing van een keuringsinstelling geldt voor ten hoogste vijf jaar.

  • 2. Aan een aanwijzing als keuringsinstelling kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. Een aanwijzing als keuringsinstelling wordt ingetrokken indien de instelling niet meer voldoet aan de in artikel 2.10 of artikel 2.12, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde voorwaarden. Zij kan worden ingetrokken indien de keuringsinstelling de keuringen niet op een juiste wijze verricht of indien de keuringsinstelling de krachtens het tweede lid aan de aanwijzing verbonden voorschriften niet naleeft.

  • 4. Een keuringsinstelling hanteert een stelsel van regels, procedures en beheersaspecten voor het uitvoeren van de beoordeling of onderdelen daarvan voor nucleaire drukapparatuur waarvoor dezelfde specifieke eisen van toepassing zijn.

Artikel 2.12 (deskundige medewerkers)
  • 1. Een keuringsinstelling, die wordt belast met de beoordeling van het ontwerp, de keuring van de fabricage en de keuring voor de ingebruikneming van nucleaire drukapparatuur, heeft ten minste een beoordelaar, een seniorbeoordelaar, een specialist materiaalkunde, een specialist niet-destructief onderzoek, een inspecteur en een senior-inspecteur in dienst, die voldoen aan de in de artikelen 2.13, eerste lid, onderscheidenlijk 2.13, tweede lid, 2.14, eerste lid, 2.14, tweede lid, 2.15, eerste lid, en 2.15, tweede lid, gestelde eisen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft een keuringsinstelling, die wordt belast met de keuring in de gebruiksfase van nucleaire drukapparatuur, ten minste een specialist niet-destructief onderzoek, een inspecteur en een senior-inspecteur in dienst, die voldoen aan de in artikelen 2.14, tweede lid, onderscheidenlijk 2.15, eerste lid, en 2.15, tweede lid, gestelde eisen.

Artikel 2.13 (beoordelaar en seniorbeoordelaar)
  • 1. Een beoordelaar als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. aantoonbare opleiding met betrekking tot de toe te passen nucleaire ontwerpcode;

    • b. ten minste één jaar ervaring in relevante nucleaire functies; en

    • c. ten minste stralingsdeskundigheid op het niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau.

  • 2. Een seniorbeoordelaar als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. aantoonbare opleiding met betrekking tot de toe te passen nucleaire ontwerpcode;

    • b. ten minste twee jaar ervaring als beoordelaar met betrekking tot de toe te passen nucleaire ontwerpcode; en

    • c. ten minste stralingsdeskundigheid op niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau.

Artikel 2.14 (specialist materiaalkunde en specialist niet-destructief onderzoek)
  • 1. Een specialist materiaalkunde als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, heeft aantoonbare kennis van en ten minste één jaar ervaring met de relevante delen van de toe te passen ontwerpcodes en nucleaire vormen van materiaaldegradatie.

  • 2. Een specialist niet-destructief onderzoek als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, heeft aantoonbare kennis van en ten minste één jaar ervaring met de relevante delen van de toe te passen ontwerpcodes en bijzonderheden van niet-destructief onderzoek van nucleaire drukapparatuur.

Artikel 2.15 (inspecteur en senior-inspecteur)
  • 1. Een inspecteur als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. ten minste één jaar ervaring in relevante functies op nucleair gebied;

    • b. aantoonbare kennis van de relevante delen van de toe te passen nucleaire ontwerpcode; en

    • c. ten minste stralingsdeskundigheid op niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau.

  • 2. Een senior-inspecteur als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, voldoet aan de volgende eisen:

    • a. in staat zijn om de geldigheid en kwaliteit te beoordelen van het niet-destructief onderzoek en andere kwaliteitseisen in het kader van de toe te passen nucleaire ontwerpcode;

    • b. ten minste stralingsdeskundigheid op niveau toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardig niveau;

    • c. ten minste twee jaar ervaring in kwaliteitszorg en inspectie in het kader van de toe te passen nucleaire ontwerpcodes; en

    • d. aantoonbare ervaring met de certificatie van leveranciers voor nucleaire drukapparatuur.

HOOFDSTUK 3 BEVEILIGING

§ 3.1 Beveiliging van splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet

Artikel 3.1 (toezicht op categorie I-, II- of III-materiaal)
  • 1. Diegene die persoonlijk toezicht als bedoeld in artikel 22i, tweede lid, van het Besluit houdt, is hiertoe geautoriseerd door de vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet.

  • 2. In het beveiligingsplan, bedoeld in artikel 22j, eerste lid, van het Besluit worden opgenomen:

    • a. de taken en bevoegdheden van de medewerkers, belast met de beveiliging van het categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • b. diegenen die geautoriseerd zijn persoonlijk toezicht te houden als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Wanneer categorie I-materiaal, categorie II-materiaal of categorie III-materiaal niet onder persoonlijk toezicht staat, zijn de beveiligingsmaatregelen van een vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet zodanig dat elektronische detectie van een poging tot diefstal of misbruik plaatsvindt en dat vanaf dat moment maatregelen werkzaam zijn die leiden tot ten minste tien minuten vertraging in de tijd die iemand nodig heeft om wederrechtelijk de beschikking te krijgen over dit materiaal.

§ 3.2 Beveiliging van inrichtingen en splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet

Artikel 3.2 (beveiligingspakket)
  • 1. De in het beveiligingspakket, bedoeld in artikel 22a van het Besluit, aangewezen beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger voldoen aan de opleidingseisen, genoemd in bijlage II en een daarop betrekking hebbend opleidingsplan.

  • 2. De in het beveiligingspakket, bedoeld in artikel 22a van het Besluit aangewezen bedrijfsbeveiligingsdienst beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

  • 3. Het beveiligingspakket bevat een procedure voor de registratie van personen die toegang hebben of kunnen verlenen tot een vitaal gebied als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onderdeel c, van deze verordening.

Artikel 3.3 (plan interne beveiligingsorganisatie)
  • 1. De met de interne beveiligingsorganisatie, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit, verband houdende verantwoordelijkheden betreffen:

    • a. de fysieke -, informatie-, cyber- en andere beveiligingsaspecten;

    • b. de uitvoering van taken en maatregelen om gesaboteerd of zoekgeraakt materiaal alsmede informatie tijdig te ontdekken;

    • c. de mogelijke compenserende maatregelen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit, betreffende het beveiligingspakket; en

    • d. het onverwijld informeren van de Autoriteit over de in het derde lid bedoelde gebeurtenissen en situaties.

  • 2. In het plan interne beveiligingsorganisatie worden de bevoegdheden en de instructies van de beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger, de bedrijfsbeveiligingsdienst en de alarmcentrale, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, beschreven en uitgewerkt.

  • 3. In het plan interne beveiligingsorganisatie worden beveiligingsmaatregelen beschreven voor de volgende gebeurtenissen en situaties:

    • a. diefstal van categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • b. sabotage van categorie I-, II-, of III-materiaal, of van de inrichting;

    • c. diefstal of het in de openbaarheid komen van de referentiedreiging, van het beveiligingspakket, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, van het Besluit, of van andere gevoelige informatie aangaande de beveiliging van de inrichting of van categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • d. diefstal of ongewenste wijziging van gerubriceerde informatie; en

    • e. dreiging van, of een poging tot diefstal of sabotage als bedoeld onder a tot en met d.

  • 4. Het plan interne beveiligingsorganisatie sluit aan op een plan externe beveiligingsorganisatie, dat een omschrijving van de wijze van optreden van de korpschef, de burgemeester en de officier van justitie in de gevallen, bedoeld in het derde lid, bevat.

  • 5. De vergunninghouder artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet voldoet op het punt van beveiliging aan de eisen, bedoeld in bijlage III. Indien hij beschikt over een managementsysteem worden de eisen daarin opgenomen.

Artikel 3.4 (beveiliging alarmcentrale)

De beveiligingsmaatregelen die worden getroffen om de alarmcentrale, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder e, van het Besluit te beveiligen tegen de dreigingen zoals omschreven in de referentiedreiging hebben ten minste betrekking op:

  • a. de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van diegenen die de apparatuur in de alarmcentrale ontwerpen, installeren en onderhouden;

  • b. technische eisen aan de apparatuur in de alarmcentrale en voorzieningen voor de continuïteit van het functioneren ervan;

  • c. de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van diegenen die toegang hebben tot, of werkzaamheden verrichten in de alarmcentrale.

Artikel 3.5 (indeling terrein)
  • 1. De verdeling van het terrein, bedoeld in de in artikel 22a, derde lid, onder b, van het Besluit genoemde gebieden bestaat uit:

    • a. een observatiegebied, zijnde een gebied tussen de grens van het terrein waarop een inrichting is gevestigd en de grens van een beveiligd gebied als bedoeld in onderdeel b;

    • b. een beveiligd gebied, zijnde een gebied gelegen binnen een observatiegebied als bedoeld in onderdeel a, waar categorie III-materiaal voorhanden kan zijn; en

    • c. een vitaal gebied, zijnde een gebied gelegen binnen een beveiligd gebied als bedoeld in onderdeel b, waar categorie I- of II-materiaal voorhanden kan zijn, of waar installaties zijn gevestigd of waar zich materialen kunnen bevinden die in geval van sabotage direct of indirect schade tot gevolg kunnen hebben.

  • 2. De vergunninghouder 15, onder b, Kernenergiewet treft beveiligingsmaatregelen die ten minste betrekking hebben op:

    • a. de afscherming en verlichting van de gebieden, bedoeld in het eerste lid, en de gebouwen in die gebieden;

    • b. het toezicht op de gebieden, bedoeld in het eerste lid, en de gebouwen in die gebieden;

    • c. de beperking van toegang en eventuele begeleiding van personen en voertuigen in de gebieden, bedoeld in het eerste lid, en de gebouwen in die gebieden;

    • d. de controle op die toegang;

    • e. het tegengaan van ongewenste beïnvloeding van toegangscontrolesystemen; en

    • f. het betreden of binnengaan van het terrein, een gebied of gebouw door voertuigen, personen of goederen.

Artikel 3.6 (evaluatieprogramma en beoordeling beveiligingspakket)
  • 1. Als onderdeel van het evaluatieprogramma, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder g, van het Besluit wordt in elk geval een audit uitgevoerd met betrekking tot het plan interne beveiligingsorganisatie, worden de organisatorische en bouwkundige beveiligingsmaatregelen gecontroleerd, de elektronische en informatiebeveiligingsmaatregelen getest en het plan interne beveiligingsorganisatie in een oefening toegepast.

  • 2. Bij de beoordeling van het beveiligingspakket op doeltreffendheid als bedoeld in artikel 22f, tweede lid, van het Besluit worden de bevindingen van de in het eerste lid bedoelde evaluatieprogramma betrokken en wordt aangegeven of het plan interne beveiligingsorganisatie aansluit op een plan externe beveiligingsorganisatie.

§ 3.3 Beveiliging bij vervoer van categorie I-, II- of III-materiaal

Artikel 3.7 (niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal)

Naast de beveiligingsmaatregelen, bedoeld in artikel 1d, eerste en tweede lid, van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, treft de vervoerder, om categorie I-, II-, of III-materiaal te beveiligen tegen diefstal en sabotage, de beveiligingsmaatregelen, bedoeld in bijlage IV.

§ 3.4 Beveiliging bij vervoer van de in artikel 4.7 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen

Artikel 3.8 (afspraken tussen vervoerder en verzender of ontvanger)
  • 1. De vervoerder, de afzender en de ontvanger van de in artikel 4.7 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen maken voorafgaand aan het transport van die stoffen afspraken over de wijze, en het tijdstip, waarop de radioactieve stoffen worden overgedragen door de afzender aan de vervoerder, respectievelijk door de vervoerder aan de ontvanger.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde afspraken betreffen in elk geval het toezicht op de lading en op het in- en uitladen op de locatie van de afzender respectievelijk de ontvanger.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van overdracht tussen verschillende vervoerders van de in het eerste lid bedoelde radioactieve stoffen, ook indien het opeenvolgende vervoersondernemingen betreft.

HOOFDSTUK 4 ONTMANTELING

Artikel 4.1 (aantonen voltooiing van de ontmanteling)

  • 1. De houder van een vergunning voor het ontmantelen van een inrichting stelt een eindrapport op waarin hij aantoont dat de ontmanteling is voltooid.

  • 2. Het eindrapport bevat in elk geval:

    • a. de resultaten van metingen van de activiteit en de activiteitsconcentratie, bedoeld in artikel 1, juncto bijlage 1 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming, op het terrein waarop de inrichting was gevestigd en in het grondwater dat zich bevindt onder en in de directe nabijheid van het terrein waarop de inrichting was gevestigd;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop de inrichting buiten gebruik is gesteld en is ontmanteld;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de vergunninghouder zich heeft ontdaan van de splijtstoffen, de radioactieve afvalstoffen en de splijtstof of erts bevattende afvalstoffen die zijn ontstaan bij de buitengebruikstelling en de ontmanteling;

    • d. voor zover de beschrijving, bedoeld onder c, afwijkt van de inventarisatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Regeling buitengebruikstelling en ontmanteling nucleaire inrichtingen: een onderbouwing van die afwijking.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 (inwerkingtreding)

  • 1. De hoofdstukken 1 en 2 van deze verordening treden in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen E en F, van het Besluit van 2 september 2024 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en het Besluit in- uit en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen in verband met de herschikking en verbetering van delegatiegrondslagen en herstel van enkele onvolkomenheden (Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024) (Stb. 2024, 265) in werking treedt.

  • 2. Hoofdstuk 3 van deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen G en H, en artikel II van het Besluit van 2 september 2024 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en het Besluit in- uit en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen in verband met de herschikking en verbetering van delegatiegrondslagen en herstel van enkele onvolkomenheden (Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024) (Stb. 2024, 265) in werking treden.

  • 3. Hoofdstuk 4 van deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel V van de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 12 november 2024, nr. IENW/BSK-2024/295515, tot wijziging van de Regeling nucleaire drukapparatuur, intrekking van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen en wijziging van enkele andere regelingen (Stcrt. 2024, 37147) in werking treedt.

  • 4. Indien de Staatscourant waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip bedoeld in het eerste, respectievelijk het tweede of het derde lid, treedt zij, voor het desbetreffende hoofdstuk, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met het tijdstip, bedoeld in respectievelijk het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 5.2 (citeertitel)

Deze verordening wordt aangehaald als: ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling.

Deze verordening zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, A. van Bolhuis, bestuursvoorzitter

M. Brugmans, plv. bestuursvoorzitter

BIJLAGE I ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.1 VAN DE ANVS-VERORDENING NUCLEAIRE DRUKAPPARATUUR, BEVEILIGING EN ONTMANTELING

Materiaal

Vorm

Categorie I

Categorie II

Categorie III

1. Plutonium1

Onbestraald2

2 kg of meer

Minder dan 2 kg maar meer dan 500 g

500 g of minder maar meer dan 15 g

2. Uranium-235

Onbestraald2

     
 

– verrijkt uranium van 20% of meer 235U

– 5 kg of meer

– Minder dan 5 kg maar meer dan 1 kg

– 1 kg of minder, maar meer dan 15g

 

– verrijkt uranium van 10% tot minder dan 20% 235U

 

– 10 kg of meer

– minder dan 10 kg maar meer dan 1 kg

 

– uranium verrijkt tot boven het natuurlijk gehalte, maar tot minder dan 10% 235U

   

– 10 kg of meer

3. Uranium-233

Onbestraald2

2 kg of meer

Minder dan 2 kg maar meer dan 500 g

500 g of minder, maar meer dan 15 g

4. Bestraalde splijtstof

   

Verarmd of natuurlijk uranium, thorium of laag verrijkte splijtstof (minder dan 10% aan splijtbaar materiaal)3 4

 
X Noot
1

Met uitzondering van plutonium met een isotoopgehalte van meer dan 80% aan plutonium-238.

X Noot
2

Onder onbestraald wordt in deze tabel verstaan: materiaal dat niet in een reactor is bestraald, of materiaal dat in een reactor is bestraald, met een stralingsniveau van 1 gray/uur (100 rad/uur) of minder op een afstand van 1 meter zonder afscherming.

X Noot
3

Op grond van bijzondere omstandigheden kan de Autoriteit, onverminderd artikel 22, achtste lid, van het Besluit, deze stoffen indelen in een andere categorie.

X Noot
4

Andere splijtstof die op grond van haar oorspronkelijke gehalte aan splijtbaar materiaal onder categorie I of II valt voor de bestraling, kan één categorie lager worden ingedeeld, zo lang het stralingsniveau van de splijtstof groter is dan 1 gray/uur (100 rad/uur) op een afstand van 1 meter zonder afscherming.

BIJLAGE II ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.2, EERSTE LID, VAN DE ANVS-VERORDENING NUCLEAIRE DRUKAPPARATUUR, BEVEILIGING EN ONTMANTELING

Opleidingseisen of aantoonbare ervaringseisen op het vlak van beveiligingsdeskundige:

  • 1. Ten minste in het bezit van:

    • een diploma op ten minste HBO-niveau, of een gelijkwaardig niveau, op het vlak van beveiliging of

    • minimaal vijf jaar gelijkwaardige werkervaring in een gelijksoortige werkomgeving.

  • 2. Daarnaast, in het bezit van:

    • diploma stralingsniveau 5a/b dan wel kennis en ervaring op een gelijkwaardig niveau;

    • aantoonbare kennis dan wel bereid te zijn om desbetreffende kennis binnen drie jaar na aanstelling eigen te maken, op het vlak van:

      • ○. basisprincipes van nucleaire technologie

      • ○. risico- en crisismanagement

      • ○. fysieke-, cyber- en informatiebeveiliging en de onderlinge relaties daartussen

      • ○. opzet en werking van de desbetreffende externe beveiligingspartijen;

    • deelname aan de IAEA International Training Course of Regional Training Course Physical Protection.

  • 3. Met de hierboven genoemde beroepseisen worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

  • 4. De Autoriteit verklaart op verzoek van een vergunninghouder 15, onder b, Kernenergiewet, of een diploma gelijkwaardig is.

BIJLAGE III EISEN TEN AANZIEN VAN HET MANAGEMENT OP HET PUNT VAN BEVEILIGING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.3, VIJFDE LID, VAN DE ANVS-VERORDENING NUCLEAIRE DRUKAPPARATUUR, BEVEILIGING EN ONTMANTELING

Het management voldoet op het punt van beveiliging aan de volgende eisen:

  • 1. Het opleggen van en voldoen aan verplichtingen ten aanzien professioneel gedrag en optreden, betrouwbaarheid, geheimhouding en integriteit.

  • 2. Het vaststellen en uitvoeren van:

    • maatregelen met betrekking tot de wijze waarop een hoog bewustzijn met betrekking tot de beveiliging bij de personeelsleden wordt bevorderd en gecontinueerd;

    • maatregelen om een kritische houding van alle management- en personeelsniveaus te bevorderen om het noodzakelijke niveau van beveiliging te bereiken en vast te houden;

    • maatregelen of regelingen waardoor personeelsleden tijdig beveiligingskwesties kunnen rapporteren.

  • 3. De onder 1 en 2 bedoelde eisen zijn van toepassing op alle interne en externe personeelsleden, die taken en verantwoordelijkheden hebben op het vlak van beveiliging.

BIJLAGE IV ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3.7 VAN DE ANVS-VERORDENING NUCLEAIRE DRUKAPPARATUUR, BEVEILIGING EN ONTMANTELING ALS BEVEILIGINGSMAATREGELEN TOE TE PASSEN NIVEAUS VAN FYSIEKE BEVEILIGING BIJ VERVOER VAN HET IN DE BIJLAGE I GECLASSIFICEERDE MATERIAAL

  • 1. Niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal bij opslag gedurende vervoer.

    • a. Categorie III-materiaal

      Opslag op een terrein waarvan de toegang onder toezicht staat.

    • b. Categorie II-materiaal

      Opslag op een terrein dat voortdurend wordt gecontroleerd door bewakers of elektronische apparatuur en omgeven is door een afscheiding met een beperkt aantal toegangen onder passend toezicht, of op enig terrein met een overeenkomstige fysieke beveiliging.

    • c. Categorie I-materiaal

      Opslag op een beveiligd terrein zoals hierboven is omschreven voor categorie II-materiaal, waarbij bovendien de toegang is beperkt tot personen wier betrouwbaarheid is vastgesteld, en dat onder toezicht staat van bewakers die nauw contact onderhouden met de autoriteiten die bevoegd zijn handelend op te treden.

    De in dit verband getroffen bijzondere maatregelen zijn gericht op het ontdekken en het voorkomen van het zich gewelddadig, dan wel onbevoegd, toegang verschaffen tot of het onrechtmatig wegnemen van categorie I- II- of III-materiaal.

  • 2. Niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal tijdens vervoer:

    • a. Categorie II- en III-materiaal

      Het vervoer vindt plaats met inachtneming van bijzondere voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van voorafgaande overeenkomsten tussen afzender, ontvanger en vervoerder, alsmede een voorafgaande overeenkomst tussen natuurlijke personen of rechtspersonen, onderworpen aan de rechtsmacht en de voorschriften van de uitvoerende en de invoerende staten, met vermelding van tijd, plaats en procedures voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het vervoer.

    • b. Categorie I-materiaal

      Het vervoer vindt plaats met inachtneming van de bijzondere voorzorgsmaatregelen zoals hierboven zijn vastgesteld voor het vervoer van categorie II- en III-materiaal, met daarbij voortdurend toezicht door begeleiders en onder omstandigheden die nauw contact waarborgen met de autoriteiten die bevoegd zijn handelend op te treden.

    • c. voor natuurlijk uranium anders dan in de vorm van erts of ertsresidu voor zover dat valt onder het in bijlage I geclassificeerde materiaal

      Bij het vervoer van hoeveelheden van meer dan 500 kg uranium wordt vooraf kennisgegeven van de verzending, met vermelding van de wijze van vervoer en het vermoedelijke tijdstip van aankomst, terwijl later de ontvangst van de zending wordt bevestigd.

TOELICHTING ANVS-VERORDENING NUCLEAIRE DRUKAPPARATUUR, BEVEILIGING EN ONTMANTELING

1. ALGEMEEN

1.1 Inleiding, juridisch kader

Door het Besluit van 2 september 2024 tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen in verband met de herschikking en verbetering van delegatiegrondslagen en herstel van enkele onvolkomenheden (Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024) (Stb. 2024, 265) (hierna: Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024, of: het Wijzigingsbesluit) zijn

  • het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (verder: het Bkse) (artikel I),

  • het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (verder: het Bvser) (artikel II),

  • het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (verder: het Bbs) (artikel III), en

  • het Besluit in, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen (artikel IV) gewijzigd. Deze wijzigingen hebben onder meer tot doel de herschikking en verbetering van de bepalingen met delegatiegrondslagen. Voor de achtergronden van deze wijzigingen wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Wijzigingsbesluit.

Door deze wijzigingen moeten sommige onderwerpen die in de hierna genoemde ministeriële regelingen waren opgenomen, in een verordening van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (verder: de ANVS-verordening en ANVS) worden geregeld.

De ministeriële regelingen waarin de bepalingen over nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling waren uitgewerkt,

  • de Regeling nucleaire drukapparatuur (verder: de Rnd),

  • de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen (verder: de Rbnis), en

  • de Regeling buitengebruikstelling en ontmanteling nucleaire inrichtingen (verder: de Rboni), zijn gewijzigd dan wel ingetrokken.

De Rnd blijft bestaan, maar is aangepast om deze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen van artikel 21 Bkse. De Rbnis wordt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit ingetrokken. Veel bepalingen uit de Rbnis zijn opgenomen in het Bkse (artikel I, onderdeel G en verder, van het Wijzigingsbesluit). De overige bepalingen komen terug in deze verordening. Artikel 10 Rboni vervalt. Het bevat voorschriften die onder de verantwoordelijkheid van de ANVS vallen.

De onderwerpen uit de ministeriële regelingen die regeling in de ANVS-verordening behoeven, betreffen technische en organisatorische voorschriften over nucleaire drukapparatuur, beveiliging van splijtstoffen en inrichtingen, en ontmanteling. Er is, gelet op het specifieke karakter van de nucleaire drukapparatuur, van de beveiliging van inrichtingen en andere locaties waar handelingen worden verricht met splijtstoffen en ertsen, en van ontmanteling, voor gekozen om voor de uitwerking van deze onderwerpen een aparte ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling vast te stellen, naast de bestaande ANVS-Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming.

Voor de formuleringen van de artikelen van deze verordening is teruggevallen op de bewoordingen van de desbetreffende vervallen artikelen uit de genoemde ministeriële regelingen. Er is geen sprake van inhoudelijke wijzigingen, met uitzondering van de duur van de geldigheid van een aanwijzing als keuringsinstelling voor nucleaire drukapparatuur. Deze duur wordt op vijf jaar gesteld in plaats van twee jaar; zie daarvoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.11. In een aantal gevallen zijn de bepalingen aangepast aan de nieuwe delegatiegrondslagen, waarbij geen inhoudelijke wijziging is beoogd.

1.2 De bepalingen van het Wijzigingsbesluit

Artikel I van het Wijzigingsbesluit betreft regels in het Bkse met betrekking tot nucleaire drukapparatuur en de beveiliging van kerninstallaties, splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen. Dit betreft de volgende bepalingen:

  • Artikel 21 van het Bkse omvat de bepalingen met grondslagen voor het stellen van veiligheidsvoorschriften voor nucleaire drukapparatuur, de goedkeuring voor ontwerp, fabricage en ingebruikneming door een aangewezen instelling, het keuren van de drukapparatuur en het bijhouden van een administratie. Het betreft voorschriften die voorheen al waren opgenomen in de Rnd. Er is geen sprake van nieuwe of gewijzigde verplichtingen.

    Door de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 12 november 2024, nr IENW/BSK-2024/295515, tot wijziging van de Regeling nucleaire drukapparatuur, intrekking van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen en wijziging van enkele andere regelingen (Stcrt. 2024, 37147) (verder: de Wijzigingsregeling) is artikel 2, tweede lid, Rnd gewijzigd. De in dat artikellid genoemde leden van artikel 21 van het Bkse worden, met toepassing van artikel 21, zesde lid, tweede volzin, Bkse van overeenkomstige toepassing verklaard op andere, niet speciaal voor nucleair gebruik in een inrichting ontworpen drukapparatuur die door de Minister zijn aangewezen en die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken.

    De bepalingen over nucleaire drukapparatuur zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van deze verordening.

  • Artikel 22 en verder Bkse bevatten bepalingen over:

    • de beveiliging van het voorhanden hebben en het zich ontdoen van splijtstoffen of ertsen en de beveiliging door de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet (nieuwe paragraaf 3 van het Bkse);

    • de beveiliging van splijtstoffen of ertsen door de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de Kernenergiewet (nieuwe paragraaf 4 van het Bkse). Dit betreft het vervoeren, voorhanden hebben, binnen of buiten Nederlands grondgebied (doen) brengen of zich ontdoen van splijtstoffen of ertsen.

De bepalingen op grond van deze artikelen zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Voor hoofdstuk 3 van deze verordening is met name het nieuwe hoofdstuk Ia van het Bkse van belang, dat betrekking heeft op de beveiliging van het vervoer, de opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van de in artikel 22 van het Bkse en de in artikel 4.7 van het Bbs bedoelde radioactieve stoffen.

Artikel II heeft betrekking op de beveiliging van het vervoer van splijtstoffen en radioactieve stoffen, en wijzigt het Bvser.

Artikel III (wijziging van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming) en artikel IV (wijziging van het Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen) bevatten geen delegatiegrondslagen voor bepalingen in deze verordening.

Ingevolge artikel V van de Wijzigingsregeling vervalt paragraaf 4 met artikel 10 Rboni. De voorschriften van genoemd artikel 10 zijn opgenomen in artikel 4.1 van deze verordening.

De begripsbepalingen uit de Kernenergiewet en uit het Bkse, Bvser, en Bbs zijn mede van toepassing op deze verordening. In deze toelichting worden de begrippen gehanteerd zoals gedefinieerd in hoofdstuk 1.

1.3 Nucleaire drukapparatuur

De integriteit en de betrouwbare werking van nucleaire drukapparatuur zijn voorwaarden voor een veilig gebruik van kernenergie. Die apparatuur moet daarom zodanig worden ontworpen, gebouwd, geïnstalleerd, bedreven en onderhouden, dat recht wordt gedaan aan het veiligheidsbelang ervan. De vergunninghouder moet tegenover de toezichthouder en de keuringsinstelling aantonen dat de apparatuur in alle stadia voldoet aan de geldende veiligheidseisen zoals neergelegd in wettelijke bepalingen, vergunningvoorschriften, de ontwerp- en constructiecode en specifieke ontwerpeisen. De toezichthouder en de keuringsinstellingen onderzoeken deze verplichting van de vergunninghouder door middel van keuringen en inspecties vanaf het conceptuele ontwerp tot de definitieve buitengebruikstelling van de installatie of de vervanging van de apparatuur. De aangewezen keuringsinstellingen werken in opdracht van de vergunninghouder(s).

De regels voor conventionele drukapparatuur en voor de keuring daarvan, die zijn opgenomen in het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016, zijn niet van toepassing op de nucleaire drukapparatuur die wordt toegepast in een inrichting of een nucleaire installatie.

De regels voor nucleaire drukapparatuur zijn van toepassing op nucleaire en andere aangewezen drukapparatuur (waar het gaat om de fase van ingebruikneming en de gebruiksfase) tot de buitengebruikstelling daarvan. Deze regels zijn niet meer van toepassing nadat een kernreactor buiten gebruik is gesteld. Na de buitengebruikstelling bevat een kernreactor geen onderdelen meer die onder druk staan. Omdat de apparatuur in deze fase blijvend drukloos is, is niet langer sprake van drukapparatuur. Speciale eisen die voortkomen uit de bijzondere zorg voor de nucleaire veiligheid zijn dan niet meer nodig.

In artikel 21, eerste lid, van het Bkse is een verbod opgenomen op het gebruik van nucleaire drukapparatuur die niet is goedgekeurd door een aangewezen keuringsinstelling. Het tweede lid van artikel 21 van het Bkse bevat de grondslag voor het stellen van voorschriften in een ANVS-verordening, waaraan nucleaire drukapparatuur moet voldoen. Voor de wijze waarop dat is vormgegeven wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.2. Zoals hierboven is vermeld zijn de voorschriften voor nucleaire drukapparatuur van overeenkomstige toepassing verklaard op drukapparatuur in gebruik in een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet, die niet speciaal voor nucleair gebruik in een inrichting is ontworpen, en die bij defecten de verspreiding van radioactiviteit kan veroorzaken (artikel I, onderdeel B, van de Wijzigingsregeling dat artikel 2, tweede lid, Rnd wijzigt, en artikel 2, eerste lid, van deze verordening).

De voorschriften aan de hand waarvan de nucleaire drukapparatuur wordt gekeurd worden door de ANVS aangewezen op basis van artikel 2.5 van deze verordening, of in de vergunning opgenomen. Het gaat om ontwerp- en keuringsvoorschriften uit internationaal geaccepteerde technische documenten, de zogenoemde ontwerpcodes, die specifiek bij het gekozen type nucleaire drukapparatuur behoren en die daardoor passen in het geheel van de inrichting, zo nodig aangevuld met specifieke eisen in vergunningvoorschriften.

De keuringen van nucleaire drukapparatuur worden verricht door keuringsinstellingen die bij beschikking door de ANVS zijn aangewezen. In de artikelen 2.10 tot en met 2.15 staan de regels waaraan instellingen moeten voldoen om voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking te komen. Als keuringsinstellingen voor nucleaire drukapparatuur worden alleen aangewezen NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in artikel 28 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016, of buitenlandse keuringsinstellingen die daarmee gelijkwaardig zijn.

De NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie is een onafhankelijke deskundige keuringsinstantie, die door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder: Minister van SZW) als zodanig is aangewezen ten behoeve van de diverse (her)keuringen, onderzoeken en beoordelingen, zoals geregeld in de artikelen 21, 22, 23 en 26 van het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016. Onder het daaraan voorafgaande Warenwetbesluit drukapparatuur diende een aangewezen keuringsinstelling een beoordeling te laten verrichten door de Raad voor Accreditatie, waarbij deze gebruik maakte van door de Minister van SZW vastgestelde schema’s voor aanwijzing en toezicht, zoals opgenomen in een bijlage bij de Warenwetregeling drukapparatuur. Er waren negen instellingen aangewezen. De beoordeling is vervangen door accreditatie door de Raad voor Accreditatie. Uitgangspunt is dat accreditatie op basis van Richtlijn nr. 2014/68/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur (herschikking) (PbEU 2014, L 189; rectificatie PbEU 2015, L 157) in principe steeds de grondslag is voor de aanwijzing door de Minister van SZW. De SZW-schema’s voor aanwijzing en toezicht zijn vervallen.

Deze instanties voldoen aan de organisatorische- en deskundigheidseisen die vereist zijn voor het uitvoeren van keuringen en beoordelingen van conventionele drukapparatuur. Voor de aanwijzing als keuringsinstelling voor nucleaire drukapparatuur moeten zij aan aanvullende deskundigheidseisen voldoen, die samenhangen met de aard van de stoffen die onder druk staan en de daarbij horende veiligheidsrisico’s. De toepasselijke, aangewezen onderdelen van de ontwerp en inspectiecode bepalen de wijze waarop de beoordelingen en keuringen worden verricht (artikel 2.5).

De duur van de aanwijzing van keuringsinstellingen is in deze verordening op vijf jaar gesteld, in plaats van twee jaar. De beperking tot twee jaar is relatief kort gebleken. De tweejaarlijkse aanvraag om aanwijzing biedt geen duidelijke voordelen ten opzichte van een langere periode, die de keuringsinstellingen meer zekerheid geeft. De verlenging van de periode verlaagt daarnaast de regeldruk.

1.4 Beveiliging inrichtingen en splijtstoffen

De regels voor de beveiliging van inrichtingen en splijtstoffen zijn thans opgenomen in de nieuwe paragrafen 3 en 4, artikelen 22 tot en met 22j, van het Bkse. De regels betreffen beveiliging van splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder a, van de Kernenergiewet (bijvoorbeeld bij het voorhanden hebben van splijtstoffen) en de beveiliging van de inrichting door een vergunninghouder artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet. In deze verordening wordt deze volgorde aangehouden, waarbij beveiliging bij vervoer van categorie I-, II- of III-materiaal als laatste is opgenomen.

Het betreft bepalingen over de inhoud of uitwerking van:

  • de indeling van splijtstoffen of ertsen als categorie I-, II- of III-materiaal (artikel 22, zevende lid, van het Bkse);

  • persoonlijk of elektronisch toezicht op categorie I-, II- of III-materiaal (artikel 22i, tweede lid, jo. artikel 22j, zesde lid, van het Bkse);

  • het beveiligingspakket (artikel 22a, eerste lid, jo. vierde lid, van het Bkse);

  • het plan interne beveiligingsorganisatie (artikel 22a, eerste lid, onder c, jo. vierde lid, en artikel 22h, van het Bkse);

  • de beveiliging van de alarmcentrale (artikel 22a, eerste lid, onder e, jo. vierde lid, van het Bkse);

  • de gebiedsindeling, bedoeld in artikel 22a, derde lid, onder b, Bkse, alsmede beveiligingsmaatregelen dienaangaande (en artikel 22a, vierde lid, van het Bkse);

  • de inhoud van het evaluatieprogramma, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder g, Bkse, en de beoordeling van het beveiligingspakket, bedoeld in artikel 22f, tweede lid, Bkse, jo. artikel 22a, vierde lid, en artikel 22h, van het Bkse.

Daarnaast zijn ter uitvoering van de artikelen 1d en 1h van het Bvser bepalingen opgenomen over de fysieke beveiliging bij het vervoer van categorie I-, II- of III-materiaal, en over de afspraken die de afzender, vervoerders en ontvanger van radioactieve stoffen, bedoeld in artikel 4.7 van het Bbs, maken over met name het toezicht op de overdracht van die radioactieve stoffen aan de volgende partij in de vervoersketen en aan de ontvanger.

De basis voor deze regels in het Bkse en Bvser is niet gewijzigd: het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties (Trb. 1981, 7) (verder: het Verdrag), zoals gewijzigd bij het op 8 juli 2005 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tot wijziging van voornoemd verdrag (Trb. 2006, 81) en de ‘Nuclear Security Recommendations on Physical Protection of Nuclear Material and Nuclear Facilities (INFCIRC/225/revision 5, IAEA Nuclear Security Series-13)’ (STI/PUB/1481 (iaea.org)), aanbevelingen van de International Atomic Energy Agency, verder: IAEA).

Inhoudelijk is de uitwerking in hoofdstuk 3 van deze verordening daarom gelijk aan de daarmee corresponderende bepalingen uit de Rbnis.

Door deze verordening zijn de grondbeginselen en andere regels uit het Verdrag mede uitgewerkt. Door het opknippen van de Rbnis in artikelen in het Bkse en Bvser enerzijds en in deze verordening anderzijds, zou voor de sector en de andere betrokkenen het overzicht van de toepasselijke regelgeving minder helder kunnen worden. In bijlage I bij deze toelichting is daarom het overzicht uit de nota van toelichting bij het Wijzigingsbesluit, met aanvullingen uit deze verordening, opgenomen met daarnaast een concordantietabel (Bijlage II). Het Bkse en Bvser tezamen met deze verordening, geven bovendien invulling aan de verplichting van artikel 2A van het Verdrag om een wet- en regelgevend kader in te stellen voor de beveiliging van bepaalde splijtstoffen en inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder a en b, van de Kernenergiewet. Dit gold eerder voor de in 2016 gewijzigde Rbnis waarbij de ‘Nuclear security recommendations on physical protection of nuclear material and nuclear facilities (INFCIRC/225/revision 5, Nuclear Security Series-13 (STI/PUB/1481 (iaea.org)’ verder werd geïmplementeerd.

1.5 Uitvoering en handhaving

De bepalingen uit deze verordening zijn onderworpen aan een beoordeling van de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en de fraudebestendigheid (HUF-beoordeling). Aan de Directie Bevoegd Gezag van de ANVS, specifiek de teams Vergunningverlening Nucleaire Installaties en Transport en Toezicht en Handhaving Nucleaire Installaties en Transport, is gevraagd deze beoordeling uit te voeren.

Deze beoordeling kon beperkt zijn omdat inhoudelijk nagenoeg niets wordt gewijzigd aan de inhoud van de verplichtingen vanuit de regelgeving. Zoals ook eerder in de toelichting bij het Wijzigingsbesluit is aangegeven, is er volgens de ANVS een noodzaak van extra op de uitvoeringspraktijk gerichte voorlichting, dat wil zeggen voor vergunninghouders van inrichtingen en gespecialiseerde vervoerders.

Ten aanzien van hoofdstuk 2, Nucleaire drukapparatuur, is aandacht gevraagd voor de gevolgen voor ondernemingen en keuringsinstellingen als de ANVS de aanwijzing terstond zou intrekken als de keuringsinstelling niet meer aan de voorwaarden, genoemd in de artikel 2.10 en 2.12 zou voldoen. Het proces dat leidt tot een intrekking van een aanwijzing vergt onderzoek en overleg, waarbij ook de verschillende betrokken belangen in kaart worden gebracht. Aan de hand daarvan wordt een besluit genomen over de intrekking van de aanwijzing, en over het tijdstip van de eventuele intrekking. Hierin wordt voldoende ruimte aanwezig geacht om een afgewogen besluit te nemen. Het is echter ongewenst om de intrekking van een aanwijzing als keuringsinstelling, die ten behoeve van de aanwijzing aan wettelijke eisen moet voldoen, als discretionaire bevoegdheid van de ANVS te formuleren voor de gevallen waarin vast is komen te staan dat de aangewezen keuringsinstelling niet meer aan de wettelijke eisen voldoet.

Ten aanzien van hoofdstuk 3, Beveiliging (beveiliging van inrichtingen en splijtstoffen), wordt de verordening in algemene zin handhaafbaar en uitvoerbaar geacht. De beoordeling heeft aan het licht gebracht dat er ANVS intern ook behoefte is aan voorlichting die op de uitvoeringspraktijk is gericht. De eerdergenoemde voorlichting voor vergunninghouders van inrichtingen en gespecialiseerde vervoerders zal mede worden opgesteld voor ANVS interne voorlichting. De voorlichting is erop gericht dat zij nog steeds goed de weg kunnen blijven vinden in de beveiligingsregelgeving die voorheen grotendeels in één ministeriële regeling (de Rbnis) was ondergebracht. De ANVS heeft dit deels al opgepakt door het opnemen van de concordantietabel in bijlage II bij deze toelichting. De ANVS zal zowel voor de interne als externe betrokkenen een factsheet opstellen waarin expliciet wordt gemaakt waar de artikelen uit de Rbnis terug te vinden zijn in de amvb’s en deze verordening.

1.6 Regeldruk

De artikelen, met uitzondering van de artikelen 2.11 en 3.8, komen inhoudelijk overeen met bestaande regels. Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk of andere effecten voor burgers, instellingen of bedrijven. Omdat er geen gevolgen zijn voor de regeldruk is afgezien van het voorleggen van de ontwerpverordening ter toetsing aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

Artikel 2.11 regelt dat de normale duur van de aanwijzing van een erkende keuringsinstelling voor nucleaire drukapparatuur op vijf jaar wordt gesteld, in plaats van de huidige twee jaar. Dat betekent dat de keuringsinstelling een maal in de vijf jaar een aanvraag indient, wat een besparing oplevert tegenover de huidige systematiek. Er worden geen aanvullende verplichtingen opgelegd in verband met de verlenging van de aanwijzingsduur.

In artikel 3.8 is een verplichting opgenomen voor ondernemingen die radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 4.7 van het Bbs verzenden, vervoeren en ontvangen om over het toezicht op die stoffen, met name bij de overdracht van verzender naar vervoerder, maar ook bij de overdracht van de radioactieve stoffen aan de ontvanger, voorafgaand afspraken te maken. Hetzelfde geldt voor de overdracht van de radioactieve stoffen van de ene vervoerder aan de andere vervoerder, bijvoorbeeld bij multimodaal vervoer. Dit is al een verplichting op grond van internationale regels over vervoer die ook nu al dient te worden nageleefd en waarop door de ANVS wordt toegezien. In de Kernenergiewet-regelgeving ontbrak deze verplichting. De verplichting levert geen extra regeldruklasten op voor de ondernemingen die bij het vervoer van radioactieve stoffen betrokken zijn.

Er is voor alle hoofdstukken van deze verordening afgezien van het opnemen van overgangsrecht. Er kan voor nucleaire en overige drukapparatuur geen misverstand over bestaan dat de eisen aan apparatuur, keuringsinstellingen en deskundigen, en de beoordelingen en keuringen en daarvoor gestelde regels die ongewijzigd zijn opgenomen in het Bkse of de ANVS-verordening, een voortzetting zijn van hetgeen eerder in de Rnd werd geregeld. Datzelfde geldt voor de verplichtingen en regels ten aanzien van beveiliging uit hoofde van de Rbnis. Ook de terminologie is niet gewijzigd. Er is dus sprake van onmiddellijke werking en continuïteit. Voor zover in de besluiten en documenten van de ANVS (zoals vergunningen, goedkeuringen of plannen) wordt verwezen naar de voorheen geldende bepalingen van de Rnd, Rbnis of Rboni kan, zolang deze besluiten en documenten nog niet zijn aangepast aan de gewijzigde regelgeving, op basis van de concordantietabellen zoals opgenomen in de nota van toelichting bij het Wijzigingsbesluit (Stb. 2024, 265, bijlage, pagina 93 e.v.), de toelichting bij de Wijzigingsregeling en in deze toelichting bij deze verordening, zie ook Bijlage II (concordantietabel), eenvoudig bepaald worden waar de (gewijzigde) grondslag en andere regels daarvoor voortaan in de regelgeving zijn opgenomen. Er kan in elk geval geen misverstand over de rechtmatigheid en continuïteit van de geldigheid van dergelijke besluiten en documenten bestaan. De rechtszekerheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn, met andere woorden, niet in het geding.

1.7 Internetconsultatie

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Kernenergiewet moet van het ontwerp van een verordening op geschikte wijze kennis worden gegeven en moet aan eenieder de gelegenheid worden geboden om binnen een bij die bekendmaking door de ANVS vast te stellen termijn van ten minste vier weken na de dag waarop de kennisgeving is gedaan, zienswijzen schriftelijk ter kennis van de ANVS te brengen. Ter uitvoering van dit voorschrift is de ontwerpverordening van 30 september tot en met 28 oktober op de website internetconsultatie.nl geplaatst.

Er is een reactie ontvangen, die niet openbaar is. Naar aanleiding van deze reactie is de toelichting op het punt van de opneming van voorschriften voor nucleaire drukapparatuur verduidelijkt, met name de toelichting bij artikel 2.2.

1.8 Inwerkingtreding

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze ANVS-verordening is gekoppeld aan het tijdstip van inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit en van de Wijzigingsregeling, naar verwachting met ingang van 1 januari 2025.

2. ARTIKELEN

Hoofdstuk 1

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

De omschrijving van categorie I-, II- of III-materiaal is een voortzetting van de omschrijving en indeling zoals voorheen opgenomen in artikel 1 van de Rbnis. De categorie-indeling komt overeen met de ‘Table of Categorization of nuclear material’ behorend bij de ‘Nuclear Security Recommendations on Physical Protection of Nuclear Material and Nuclear Facilities (INFCIRC/225/revision 5, Nuclear Security Series-13, http://www.pub.iaea.org/MTCD/publications/PDF/Pub1481_web.pdf), International Atomic Energy Agency, Vienna, 2011’. Daarbij is aangesloten bij bijlage II bij het Verdrag. De splijtstoffen die onder het Verdrag vallen zijn verdeeld in drie categorieën naar afnemende graad van gevaarzetting. Het niveau van de beveiligingsmaatregelen zal correleren met deze categorie-indeling. Hoe gevaarlijker het materiaal des te hoger het niveau van de beveiligingsmaatregelen moet zijn. In principe zijn er aldus drie niveaus in de zwaarte van de beveiligingsmaatregelen.

Hoofdstuk 2 Nucleaire drukapparatuur

§ 2 Keuringen en beoordelingen
Artikel 2.1 (toepasselijkheid op andere drukapparatuur)

Dit artikel regelt dat hoofdstuk 2 van toepassing is met betrekking tot de drukapparatuur die door de Minister in de Rnd is aangewezen, maar niet speciaal voor nucleair gebruik in een inrichting is ontworpen. Dit artikel is de voortzetting van artikel 2, tweede lid, van de Rnd (oud). Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt is artikel 2, tweede lid, van de Rnd gewijzigd als gevolg van de wijziging van artikel 21 van het Bkse. Er worden voor deze andere, aangewezen drukapparatuur geen andere voorschriften vastgesteld dan voor nucleaire drukapparatuur, met dien verstande dat de verplichting, genoemd in artikel 2.8, eerste en tweede lid, niet geldt ten aanzien van andere aangewezen drukapparatuur.

Artikel 2.2 (voorschriften voor drukapparatuur)

Drukapparatuur die wordt geïnstalleerd en toegepast in een inrichting, wordt ontworpen en uitgevoerd met inachtneming van technische eisen die zijn vastgelegd in zogenoemde ontwerpcodes. De toepasselijkheid van een ontwerpcode hangt af van het type inrichting en het specifieke gebruik ervan. Deze ontwerpcodes zijn gewoonlijk vastgesteld door de bevoegde overheden van het land waarin de productie van de apparatuur plaatsvindt. Vanwege de geringe omvang van de Nederlandse nucleaire industrie is hier te lande geen nationale ontwerpcode voor nucleaire drukapparatuur tot stand gekomen. Algemeen geaccepteerde praktijk is dat gebruik wordt gemaakt van één van de gevestigde codes uit enkele grote nucleaire staten. Langs deze lijn wordt vrijwel steeds gebruik gemaakt van de betreffende ontwerpcode en technische normen, die de leverancier van de kerninstallatie in eigen land zou hebben gebruikt.

De ANVS beslist op de aanvraag om vergunning voor het oprichten en voor het in werking brengen of houden van een inrichting. Daarbij beslist hij tevens over de acceptatie van de nucleaire ontwerpcode die door de vergunninghouder wordt voorgesteld. Bij de oprichtingsvergunning is het conceptueel ontwerp van de reactor bekend, bij de vergunning voor het in werking brengen zijn meer details bekend. In aanvulling op de nucleaire ontwerpcode geeft de vergunninghouder bijbehorende normen aan met betrekking tot de in de inrichting te plaatsen of aanwezige nucleaire drukapparatuur. Bij zijn beslissing geeft de ANVS aan volgens welke onderdelen van de code moet worden gekeurd. In een code worden namelijk verschillende veiligheidsclassificaties aangegeven, die bepalend zijn voor de omvang van een keuring. Door de aanwijzing van een onderdeel van de code geeft de ANVS aan welke veiligheidsclassificatie voor die bepaalde keuring van toepassing is en welke omvang de keuring daarmee moet hebben.

De keuring van de nucleaire drukapparatuur vindt plaats aan de hand van aangewezen onderdelen van de toegepaste ontwerpcode, dan wel, voor zover van toepassing, de bijbehorende inspectiecode.

Artikel 2.2 is deels een voortzetting van artikel 6 van de Rnd met dien verstande dat artikel 21, tweede lid, van het Bkse voor de ANVS de grondslag biedt om rechtstreeks eisen te stellen aan de nucleaire drukapparatuur en niet impliciet via de keuring of beoordeling. Het is gelet op het voorgaande niet goed mogelijk, maar ook niet noodzakelijk, om vooraf de voorschriften waaraan nieuwe nucleaire drukapparatuur moet voldoen voor elke inrichting afzonderlijk in een ANVS-verordening vast te stellen. Daarom is gekozen voor een verwijzing naar de door de ANVS aangewezen onderdelen van de internationale Codes.

Zie voor een uiteenzetting over de verhouding tussen artikel 21 Bkse, artikel 2 van de Rnd en dit artikel, de onderdelen 1.2 en 1.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.3 (administratie drukapparatuur vergunninghouder)

Volgens artikel 21, zevende lid, van het Bkse moet de vergunninghouder een administratie bijhouden van de in de inrichting aanwezige nucleaire drukapparatuur. In artikel 2.3 is geregeld wat in de administratie wordt vermeld of wordt opgenomen. In de administratie is vastgelegd aan welke ontwerp of inspectiecodes de nucleaire drukapparatuur moet (blijven) voldoen en welke eventuele afwijkingen van die codes voor de desbetreffende drukapparatuur van kracht zijn.

De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat de gegevens die op de apparatuur betrekking hebben, tijdens de keuringen ter beschikking staan van degenen die die keuringen verrichten. Dat wil zeggen dat zij de betrokken gegevens en stukken desgevraagd moeten kunnen inzien, voor zover zij daaraan bij de keuring behoefte hebben.

Dit artikel is de voortzetting van artikel 3 van de Rnd.

Artikel 2.4 (aanvraag beoordeling of keuring)

Nucleaire drukapparatuur mag niet worden gebruikt als die niet is goedgekeurd door een aangewezen keuringsinstelling. Dit bepaalt artikel 21, eerste lid, van het Bkse. In artikel 21, vierde lid, van het Bkse, staat de verplichting voor de vergunninghouder van een inrichting om het ontwerp van de nucleaire drukapparatuur te laten beoordelen, en om de drukapparatuur voor ingebruikname en daarna periodiek te laten keuren. Artikel 2.4 bevat een opsomming van de gegevens die de vergunninghouder bij de aanvraag van een keuring of beoordeling moet verstrekken.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 5 van de Rnd.

Artikel 2.5 (referentie beoordeling of keuring)

De beoordelingen en keuringen van de nucleaire drukapparatuur worden verricht met inachtneming van de toepasselijke ontwerpcodes en inspectiecodes, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel e.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 6 van de Rnd.

Artikel 2.6 (kosten)

De vergunninghouder is gewoonlijk de gebruiker van de nucleaire drukapparatuur. Hij draagt de kosten van de beoordelingen en keuringen.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 7 van de Rnd.

Artikel 2.7 (rapport)

De keuringsinstelling stelt een rapport op van elke keuring en zendt dit aan de vergunninghouder en de ANVS. Deze verplichting heeft, voor wat betreft de toezending aan de ANVS, alleen betrekking op het eindrapport van de keuring. Zij betreft niet eventuele tussenrapportages en andere stukkenwisseling of communicatie tussen de keuringsinstelling en de vergunninghouder.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 8 van de Rnd.

Artikel 2.8 (verklaring van goedkeuring)

In dit artikel is omschreven dat de keuringsinstelling na een keuring van nucleaire drukapparatuur verschillende verklaringen afgeeft, al naar gelang de aard van de keuring: goedkeuring van het ontwerp, goedkeuring van fabricage, verklaring van ingebruikneming, verklaring van herkeuring.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 9 van de Rnd.

Artikel 2.9 (beoordelingen keuring onder toezicht)

De keuringsinstelling zorgt dat de beoordeling of keuring worden gedaan door of onder toezicht van een gekwalificeerde medewerker van de keuringsinstelling. Het betreft hier een beoordelaar, een seniorbeoordelaar, een specialist materiaalkunde, een specialist niet-destructief onderzoek, een inspecteur en een senior-inspecteur. Dit artikel is een voortzetting van artikel 10 van de Rnd.

§ 3 Keuringsinstellingen
Artikel 2.10 (aanwijzing als keuringsinstelling)

Zoals in paragraaf 1.3 van het algemeen deel van deze toelichting is beschreven, komen voor aanwijzing als keuringsinstelling in aanmerking de door de Minister van SZW aangewezen NL-conformiteitsbeoordelingsinstanties, die ook aan de eisen van artikelen 2.12 tot en met 2.15 voldoen. Hierdoor wordt de continuïteit van de kwaliteit van de beoordelingen en keuringen geborgd. Dit artikel is een voortzetting van artikel 11 van de Rnd.

Artikel 2.11 (duur aanwijzing, voorschriften, intrekken aanwijzing)

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, wordt de duur van een aanwijzing van een keuringsinstelling voor nucleaire drukapparatuur verlengd van twee jaar naar vijf jaar.

De aanwijzing van keuringsinstellingen voor nucleaire drukapparatuur vindt plaats bij beschikking van de ANVS. Aan een dergelijke aanwijzingsbeschikking kunnen voorschriften worden verbonden (artikel 2.12, tweede lid). Het gaat hierbij om voorschriften die een adequaat toezicht door de ANVS mogelijk moeten maken. Te denken valt aan rapportageverplichtingen van de keuringsinstelling aan de ANVS, de verplichting wijzigingen in de organisatie aan de ANVS te melden en de verplichting de administratie van de keuringswerkzaamheden desgevraagd per omgaande aan de ANVS beschikbaar te stellen. Het gaat hierbij om voorschriften die anders van inhoud zijn (en verder gaan) dan de reeds in artikel 2.7 opgenomen verplichting om elk rapport in afschrift aan de ANVS te zenden.

Daarnaast zorgt de aangewezen instelling zelf voor de borging van de kwaliteit van de beoordelingen en keuringen door een stelsel van regels, procedures en beheersaspecten voor nucleaire drukapparatuur waarvoor dezelfde specifieke eisen van toepassing zijn.

De inhoudelijke (aanvullende) eisen voor aanwijzing, opgenomen in de artikelen 2.10 en 2.12 tot en met 2.15, blijven hetzelfde.

Artikelen 2.12 tot en met 2.15 (diverse deskundigheden)

Naast de basiseisen waaraan de keuringsinstelling ingevolge artikel 2.1 moet worden voldaan, wordt in deze artikelen het deskundigheidsniveau op verschillende gebieden aangegeven, waaraan een instelling moet voldoen om voor aanwijzing als keuringsinstelling voor nucleaire drukapparatuur in aanmerking te komen. Het is niet voldoende om deskundigen van het aangegeven niveau in dienst te hebben. Door of onder toezicht van die deskundigen moeten ook de met hun deskundigheid overeenkomende onderdelen van de keuringen worden verricht. Overigens wordt aan de eisen inzake het in dienst hebben van bijvoorbeeld een beoordelaar en een seniorbeoordelaar ook voldaan als de keuringsinstelling twee seniorbeoordelaars in dienst heeft.

Hoofdstuk 3 Beveiliging

§ 3.1 Beveiliging van splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder a, Kernenergiewet
Artikel 3.1 (toezicht op categorie I-, II- of III-materiaal)

De artikelen 22i en 22j van het Bkse betreffen de beveiliging van splijtstoffen of ertsen door de houder van een vergunning artikel 15, onder a, van de Kernenergiewet.

De vergunninghouder beschikt over een beveiligingsplan (artikel 22j, eerste lid, van het Bkse). Daarin worden de gegevens opgenomen, bedoeld in het tweede lid en derde lid.

Eerste lid

Ingevolge artikel 22i, tweede lid, Bkse houdt de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de Kernenergiewet, op persoonlijke dan wel elektronische wijze toezicht op het categorie I-, II- of III-materiaal. De persoon die toezicht houdt moet daarvoor zijn geautoriseerd door de vergunninghouder. Dit lid is een voortzetting van artikel 1b, tweede lid, van de Rbnis.

Tweede lid

De eisen die aan een beveiligingsplan gesteld worden en die niet in artikel 22j, tweede lid, van het Bkse zijn opgenomen, zijn in onderhavig lid opgenomen. In het beveiligingsplan moet duidelijk zijn wat de taken en bevoegdheden zijn van de medewerkers die belast zijn met de beveiliging. Dit lid is een voortzetting van artikel 1e, tweede lid, onderdelen f en g, van de Rbnis.

Derde lid

Het onderhavige is complementair aan artikel 22i, tweede lid, van het Bkse, waarin de verplichting wordt beschreven van persoonlijk toezicht, dan wel elektronische wijze van toezicht. De vergunninghouder 15, onder a, van de Kernenergiewet moet de materialen beveiligen. Wanneer het materiaal niet onder persoonlijk toezicht staat, moeten de beveiligingsmaatregelen zodanig zijn dat tot ten minste tien minuten vertraging in de tijd die iemand nodig heeft om wederrechtelijk de beschikking te krijgen over dit materiaal. In aanvulling op de te treffen beveiligingsmaatregelen, bedoeld in artikel 22i van het Bkse, geldt een vertragingseis indien geen sprake is van persoonlijk toezicht. In dergelijk geval vindt afstemming van de beveiligingsmaatregelen in het bijzonder plaats op factoren als:

  • De manier waarop het categorie I-, II-, of III-materiaal wordt gebruikt of opgeslagen;

  • De verplaatsbaarheid van het categorie I-, II-, of III-materiaal

Dit lid is een voortzetting van artikel 1c, van de Rbnis.

§ 3.2 Beveiliging van inrichtingen en splijtstoffen door een vergunninghouder artikel 15, onder b, Kernenergiewet
Artikel 3.2 (beveiligingspakket)

Eerste lid

In bijlage II van deze verordening is aangegeven aan welke opleidingseisen de aangewezen beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger van een vergunninghouder 15, onder b, van de Kernenergiewet moeten voldoen. Het is ook mogelijk om aan het opleidingsniveau te voldoen met een diploma van een andere opleiding dan de in de bijlage II genoemde opleidingen, mits dit diploma van een gelijkwaardig niveau is als de in de bijlage II genoemde opleidingen.

Dit lid is een voorzetting van artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de Rbnis, voor zover dit strekt tot de opleidingseisen die worden gesteld aan de beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger.

Tweede lid

In het beveiligingspakket moet, op grond van artikel 22a, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit een bedrijfsbeveiligingsdienst worden aangewezen.

De bedrijfsbeveiligingsdienst is een particuliere organisatie die ten behoeve van de vergunninghouder beveiligingswerkzaamheden verricht. Op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus behoeft een bedrijfsbeveiligingsdienst een vergunning van de Minister van Justitie en Veiligheid.

Dit lid is een voortzetting van artikel 4, tweede lid, onderdeel f, van de Rbnis, voor zover dit strekt tot eisen ten aanzien van een bedrijfsbeveiligingsdienst.

Derde lid

Het beveiligingspakket moet voorts een procedure bevatten met een actuele registratie van personen die toegang hebben of kunnen verlenen tot vitale gebieden (artikel 22a, eerste lid, onder h, van het Bkse). Deze bepaling houdt verband met het belang van de bescherming van de vitale onderdelen van inrichtingen tegen bedreigingen die vanuit de eigen inrichting komen (‘insider threat’).

Dit lid is een voortzetting van artikel 4, tweede lid, onder h, van de Rbnis.

Artikel 3.3 (plan interne beveiligingsorganisatie)

Dit artikel bevat een uitwerking van artikel 22a, eerste lid, onder c, van het Bkse dat bepaalt wat het plan interne beveiligingsorganisatie moet bevatten.

In het eerste lid worden de met de interne beveiligingsorganisatie verband houdende verantwoordelijkheden opgesomd. Deze verantwoordelijkheden moeten in het plan interne beveiligingsorganisatie worden omschreven.

Het tweede lid vereist dat het plan interne beveiligingsorganisatie een omschrijving bevat van de taken en bevoegdheden van de beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger, de bedrijfsbeveiligingsdienst en de alarmcentrale. Hieronder vallen ook de instructies voor de beveiligingsdeskundige en diens plaatsvervanger en instructies ten aanzien van de bedrijfsbeveiligingsdienst en de alarmcentrale.

Het derde lid omschrijft de gebeurtenissen waarvoor beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen. Deze beveiligingsmaatregelen moeten door de vergunninghouder 15, onder b, van de Kernenergiewet in het plan interne beveiligingsorganisatie worden opgenomen.

Het vierde lid vereist dat het plan interne beveiligingsorganisatie aansluit op het plan externe beveiligingsorganisatie (ook wel afgekort als EBO), dat wordt opgesteld door de lokale driehoek. Het vijfde lid bevat een aantal specifieke eisen voor het management van de vergunninghouder 15, onder b, van de Kernenergiewet op het punt van beveiliging. De eisen aan het management of het managementsysteem maken onderdeel uit van het plan interne beveiligingsorganisatie. Indien de vergunninghouder 15, onder b, van de Kernenergiewet beschikt over een managementsysteem, worden de eisen daarin opgenomen. De eisen zijn opgenomen in de nieuw toegevoegde Bijlage III van deze verordening.

Het stellen van specifieke eisen aan het management op het punt van beveiliging, op te nemen in het managementsysteem van een inrichting, is essentieel. Ook in de grondbeginselen van het Verdrag is de noodzaak van het hebben van een beveiligingscultuur opgenomen (grondbeginsel F). Verwezen kan ook worden naar NSS 13 (3.48 en verder). Ook deze eisen worden uitgewerkt in de Bijlage III van deze verordening.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 7 van de Rbnis.

Artikel 3.4 (beveiliging alarmcentrale)

De aanwijzing van een alarmcentrale maakt onderdeel uit van het beveiligingspakket (artikel 22a, eerste lid, onder e, van het Bkse).

De alarmcentrale dient te worden beveiligd tegen de referentiedreiging. In overeenstemming met de IAEA-aanbevelingen moeten er voorzieningen zijn voor de continuïteit van het functioneren van de alarmcentrale. Deze voorzieningen behelzen beveiligingsmaatregelen die de continuïteit van de alarmcentrale moeten waarborgen. Dit artikel is een voortzetting van artikel 10 van de Rbnis. Om te voldoen aan de verplichting om de alarmcentrale te beveiligen tegen de referentiedreiging, kan de vergunninghouder aansluiten bij de eisen aan de te gebruiken apparatuur, de installateurs en de medewerkers van de alarmcentrale, die zijn opgenomen in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de daarop gebaseerde regeling.

Artikel 3.5 (indeling terrein)

In dit artikel worden op basis van artikel 22h van het Bkse de gebieden genoemd in artikel 22a, derde lid, onder b, omschreven.

De gebiedsindeling in vitaal, beveiligd en observatiegebied is mede een invulling van het grondbeginsel H (gradatiesysteem) uit het Verdrag. Bij het maken van deze indelingen moeten de relatieve aantrekkelijkheid en de aard van het materiaal, alsmede de mogelijke gevolgen van het ongeoorloofd wegnemen van het materiaal en van sabotage van het materiaal of de inrichtingen, in ogenschouw worden genomen. Er is sprake van een afnemende graad van gevaarzetting, waarbij die in het vitaal gebied het hoogst is en die in het observatiegebied het laagst. De zwaarte van de toe te passen beveiligingsmaatregelen neemt toe naarmate dichter bij het vitale gebied wordt gekomen. Om te voorkomen dat onbevoegden het terrein van de kerninstallatie kunnen betreden zonder dat zij daarvoor kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf, of een geldboete, moet aan de grens van het observatiegebied een bordje worden geplaatst met de tekst ‘Betreden van dit terrein zonder toestemming van de beveiliging is een misdrijf, artikel 138 Wetboek van Strafrecht’.

Het betreft maatregelen in verband met het tegengaan van ongewenste beïnvloeding van toegangscontrolesystemen (NSS 13: nr. 4.17) en het betreden of binnengaan van het terrein, gebied of gebouw door voertuigen, personen en goederen (NSS 13: nr. 4.43) zoals beschreven in het algemeen deel van de toelichting onder ‘defence in depth’ (NSS 13, nr. 3.46).

Dit artikel is een voortzetting van hetgeen voorheen bepaald is in artikel 11 van de Rbnis, voor zover dit strekt tot de verdeling van het terrein van de inrichting en gebouwen in de te beveiligen gebieden en de verplichting tot het treffen van beveiligingsmaatregelen.

Artikel 3.6 (evaluatieprogramma en beoordeling beveiligingspakket)

Dit artikel strekt tot de invulling van de (inhoud van de) uitvoering van het evaluatieprogramma (eerste lid) en de jaarlijkse beoordeling van het beveiligingspakket (tweede lid). Beide gelden voor de vergunninghouder 15, onder b, van de Kernenergiewet.

Om de doeltreffendheid van het beveiligingspakket en aldus de verplichting uit artikel 22, derde lid, van het Bkse te kunnen beoordelen, wordt het evaluatieprogramma uitgevoerd. Het evaluatieprogramma, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder g, van het Bkse wordt conform artikel 22f, eerste lid, van het Bkse uitgevoerd door de vergunninghouder. Dit gebeurt door middel van testen, controles, audits en oefeningen. De resultaten worden jaarlijks binnen een maand na uitvoering aan de ANVS overgelegd. Dit artikel is ook een invulling van het grondbeginsel J (kwaliteitsborging), uit het Verdrag. In de praktijk wordt hiertoe gebruik gemaakt van § 8.2.2 van de ISO9001:2001.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 14 van de Rbnis.

§ 3.3 Beveiliging bij vervoer van categorie I-, II- of III-materiaal
Artikel 3.7 (niveaus van fysieke beveiliging van categorie I- II- of III-materiaal)

De te treffen beveiligingsmaatregelen waren voorheen opgenomen in artikel 16 van de Rbnis en bijlage IV van die regeling en zijn nu geregeld in van het Bvser, als gewijzigd, en in artikel 3.7 van deze verordening. In artikel 3.7 is bepaald dat aanvullend op de te treffen beveiligingsmaatregelen uit artikel 1d, eerste en tweede lid, van het Bvser, de vervoerder om categorie I-, II-, of III-materiaal te beveiligen tegen diefstal en sabotage, beveiligingsmaatregelen als bedoeld in de bijlage IV treft.

In bijlage IV is de annex I bij het Verdrag overgenomen. Ter invulling van deze verplichtingen kan gebruik worden gemaakt van de adviezen zoals opgenomen in hoofdstuk 8 van de IAEA-aanbevelingen. Hierin staan concrete beveiligingsmaatregelen beschreven die kunnen worden toegepast tijdens het vervoer.

§ 3.4 Beveiliging bij vervoer van de in artikel 4.7 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde radioactieve stoffen
Artikel 3.8 (afspraken tussen vervoerder en verzender of ontvanger)

Het is voor de beveiliging tijdens het vervoer van de radioactieve stoffen, bedoeld in artikel 4.7 van het Bbs, van groot belang dat er afspraken worden gemaakt tussen enerzijds de verzender van radioactieve stoffen en de vervoerder, en anderzijds de vervoerder en de ontvanger van die radioactieve stoffen, over de toepassing van de beveiligingsmaatregelen die voor de verschillende categorieën radioactieve stoffen gelden, teneinde daar zo goed mogelijk bij aan te sluiten. Zolang de radioactieve stoffen zich bevinden op de locatie van de verzender, respectievelijk de ontvanger van de radioactieve stoffen, gelden de beveiligingsmaatregelen die voor de vergunninghouder van die locaties gelden. De vervoerder moet daarom op het juiste tijdstip bij de verzender zijn om de lading te ontvangen, maar ook op het juiste tijdstip bij de ontvanger, zodat de verzender, respectievelijk de ontvanger, kan zorgdragen voor toezicht en gekwalificeerd personeel, een en ander overeenkomstig de van kracht zijnde beveiligingsplannen.

Hoofdstuk 4 (Ontmanteling)

Artikel 4.1 (aantonen voltooiing van de ontmanteling)

De Regeling buitengebruikstelling en ontmanteling nucleaire inrichtingen bevat bepalingen over onder meer de wijze waarop de ontmanteling van inrichtingen moet plaatsvinden. Voorafgaand aan de ontmanteling moet een ontmantelingsplan worden opgesteld, waarin de gegevens van verschillende metingen en andere informatie is opgenomen (artikelen 2 en 3 Rboni). Na de ontmanteling wordt een eindrapport opgemaakt waaruit blijkt dat de ontmanteling is voltooid. Daarin worden de geactualiseerde meetgegevens opgenomen. In dit artikel zijn de eisen opgenomen waaraan dat eindrapport moet voldoen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 (inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Op het moment van vaststelling van deze verordening stond het tijdstip van inwerkingtreding van de voor deze verordening relevante onderdelen van het Wijzigingsbesluit nog niet vast. Deze onderdelen vormen het juridische kader voor hoofdstukken 1, 2 en 3). Dat gold dientengevolge ook voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 12 november 2024, nr. IENW/BSK-2024/295515, tot wijziging van de Regeling nucleaire drukapparatuur, intrekking van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen en wijziging van enkele andere regelingen (Stcrt. 2024, 37147) (ten behoeve van hoofdstuk 4).

Dit artikel houdt daarom rekening met verschillende tijdstippen van inwerkingtreding voor de onderdelen van het Wijzigingsbesluit die de juridische grondslag vormen voor de hoofdstukken 1, 2 en 3 van deze verordening, en met het daarmee samenhangende tijdstip van inwerkingtreding van de Wijzigingsregeling, waarvan artikel V gekoppeld is aan hoofdstuk 4 van deze verordening.

De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, A. van Bolhuis, bestuursvoorzitter

M. Brugmans, plv. bestuursvoorzitter

BIJLAGE I OVERZICHT VAN DE WIJZE WAAROP DE GRONDBEGINSELEN UIT HET VERDRAG ZIJN OPGENOMEN IN DE NEDERLANDSE REGELGEVING

Grondbeginsel uit Verdrag

Geïmplementeerd in Nederlandse regelgeving

A. Verantwoordelijkheid van de Staat

Artikelen 22–22h Bkse en artikel 3.3, vierde lid, ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

B. Verantwoordelijkheden tijdens internationaal transport

Artikelen 1d–1h, 8, 10, 11, 12, 14, 16, 18, 19 en 22 Bvser

C. Wet- en regelgevend kader

Kernenergiewet, artikel 22–22e en bijlage 1 en 2 Bkse en ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

D. Bevoegde autoriteit

Artikelen 3–12e van de Kernenergiewet

E. Verantwoordelijkheid van de vergunninghouders

Artikelen 22–22h Bkse

F. Beveiligingscultuur

Artikel 3.3, vijfde lid, ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

G. Dreiging

Artikel 22 Bkse en ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

H. Gradatiesysteem

Artikel 22–22h Bkse en artikel 3.5 ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

I. Verdediging in diepte

Artikelen 3.4 en 3.5 ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

J. Kwaliteitsborging

Artikel 3.6 ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

K. Responsplannen

Artikel 22j, eerste lid, onder e, Bkse en artikel 3.1, derde lid, artikel 3.3, vierde lid, en artikel 3.4 ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

L. Vertrouwelijkheid

Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet, artikel 22d Bkse en de artikelen 1g en 1h Bvser

BIJLAGE II

Concordantietabel algemene maatregelen van bestuur, ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling, Rnd en Rbnis (in aanvulling op de bijlage bij de nota van toelichting bij het Wijzigingsbesluit algemene maatregelen van bestuur Kernenergiewet 2024)

Artikel Rbnis

Artikel Rnd

Artikel ANVS-Verordening nucleaire drukapparatuur, beveiliging en ontmanteling

Artikel Bkse

Artikel Bvser

Artikel 1

 

1.1

   

Artikel 1a

   

22i, eerste lid

 

Artikel 1b, eerste en tweede lid

 

3.1, eerste lid

22i, tweede lid

 

Artikel 1c

 

3.1, derde lid

   

Artikel 1d

   

22i, derde lid

 

Artikel 1e, eerste t/m derde lid

 

3.1, tweede lid

22j

 

Artikel 1f, eerste en tweede lid

   

22j, vierde lid

 

Artikel 1g, eerste en tweede lid

   

22j, vijfde lid

 

Artikel 2 vervallen

       

Artikel 3, eerste t/m vierde lid

   

22, derde lid, onder a;

22, derde lid, onder b;

22, vierde lid, en

22, vijfde lid

 

Artikel 4, eerste t/m derde lid

 

3.2, tweede en derde lid

22a, eerste en tweede lid

 

Artikel 5, eerste t/m zesde lid

   

22b

 

Artikel 6, eerste t/m derde lid

   

22c

 

Artikel 7, eerste t/m vijfde lid

 

3.3

22a, eerste lid, onder c

 

Artikel 8

   

22, zesde lid

 

Artikel 9

   

22a, eerste lid, onder e

 

Artikel 10

 

3.4

   

Artikel 11, eerste en tweede lid

 

3.5, eerste en tweede lid

22a, derde lid, onder b

 

Artikel 12, eerste en tweede lid

   

22d

 

Artikel 13

   

22e

 

Artikel 14, eerste t/m derde lid

 

3.6

   

Artikel 15, eerste t/m derde lid

   

22g

 

Artikel 16

 

3.7 en bijlage IV

 

1d, eerste en tweede lid

Artikel 17, eerste t/m vierde lid

     

1e, eerste t/m derde lid

Artikel 18, eerste t/m derde lid

     

1e, vijfde t/m zevende lid

Artikel 19, eerste t/m derde lid

     

1f, eerste t/m derde lid

Artikel 19a, eerste t/m derde lid

     

1f, vierde t/m zesde lid

Artikel 20, eerste en tweede lid

     

1g, eerste en tweede lid

Bijlage IV

 

Bijlage IV

 

1d, derde lid

 

Artikel 1

1.1

   
 

Artikel 2

2.2

Artikel 21, zesde lid

 
 

Artikel 3

2.3

Artikel 21, tweede lid

 
 

Artikel 4

 

Artikel 21, vierde lid

 
 

Artikel 5

2.4

   
 

Artikel 6

2.5, 2.3, tweede lid

Artikel 21, tweede lid

 
 

Artikel 7

2.6

   
 

Artikel 8

2.7

   
 

Artikel 9

2.8

   
 

Artikel 10

2.9

   
 

Artikel 11

2.10

   
 

Artikel 12

2.11

   
 

Artikel 13

2.12

   
 

Artikel 14

2.13

   
 

Artikel 15

2.14

   
 

Artikel 16

2.15

   
 

Artikel 17

Betreft inwerkingtreding

   
 

Artikel 18

Betreft citeertitel

   
Naar boven