Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 november 2024, kenmerk 3991511-1074388-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2025

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2024, worden met ingang van 1 januari 2025 verhoogd met 2,73%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2025 vastgesteld als volgt:

A

B

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2025

van

1.225,21

tot en met

1.356,79

36.217,80 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioengrondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

25,4946

286,00

1.404,45

1.446,64

25,5339

286,00

1.446,65

2.021,13

25,6010

286,00

2.021,14

2.066,96

25,6267

286,00

2.066,97

2.113,24

25,6292

286,00

2.113,25

2.158,62

25,6310

286,00

2.158,63

2.204,45

25,6343

286,00

2.204,46

2.248,92

25,6368

286,00

2.248,93

2.294,76

25,6391

286,00

2.294,77

2.385,51

25,6419

286,00

2.385,52

2.485,34

25,6475

286,00

2.485,35

2.583,36

25,6521

286,00

2.583,37

2.678,65

25,6575

286,00

2.678,66

2.679,11

25,7051

286,00

2.679,12

2.726,30

25,7101

286,00

2.726,31

2.773,49

25,7130

286,00

2.773,50

2.820,23

25,7207

286,00

2.820,24

2.867,88

25,7227

286,00

2.867,89

2.914,62

25,7315

286,00

2.914,63

2.961,36

25,7342

286,00

2.961,37

2.961,81

25,7352

286,00

2.961,82

3.004,92

25,7403

287,00

3.004,93

3.048,94

25,7421

287,00

3.048,95

3.092,96

25,7481

287,00

3.092,97

3.136,07

25,7494

287,00

3.136,08

3.136,52

25,7549

287,00

3.136,53

3.180,08

25,7563

287,00

3.180,09

3.223,19

25,7576

287,00

3.223,20

3.223,64

25,7627

287,00

3.223,65

3.267,21

25,7640

287,00

3.267,22

3.310,32

25,7650

287,00

3.310,33

3.353,88

25,7731

287,00

3.353,89

3.397,44

25,7893

287,00

3.397,45

3.441,01

25,7933

287,00

3.441,02

3.484,57

25,7952

287,00

3.484,58

3.528,13

25,8022

287,00

3.528,14

3.571,69

25,8032

287,00

3.571,70

3.615,26

25,8110

287,00

3.615,27

3.658,82

25,8127

287,00

3.658,83

3.659,27

25,8143

287,00

3.659,28

3.713,73

25,8191

287,00

3.713,74

3.768,18

25,8205

287,00

3.768,19

3.822,63

25,8282

287,00

3.822,64

3.823,09

25,8501

287,00

3.823,10

3.877,54

25,8523

287,00

3.877,55

3.932,00

25,8573

287,00

3.932,01

3.986,45

25,8595

287,00

3.986,46

4.040,90

25,8666

287,00

4.040,91

4.084,02

25,8690

287,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2024, worden met ingang van 1 januari 2025 verhoogd met 2,73%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2025 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in de aanhef, op € 36.222,12

  • b. de overige bedragen op achtereenvolgens:

    € 75.561,14;

    € 46.662,69;

    € 24.556,70;

    € 24.926,11;

    € 24.624,18;

    € 49.093,53.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2024, worden met ingang van 1 januari 2025 verhoogd met 2,73%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2025 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 3.018,15;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 6.265,69;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 4.094,38;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 3.809,78.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2024, worden met ingang van 1 januari 2025 verhoogd met 2,73%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2025 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 3.018,15;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 6.265,69.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd van de indexering van het wettelijk minimumloon.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2024, nr. 2024-0000675332, (Stcrt. 2024, 33625) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2025 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 2,73%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2025 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgestelde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans

Naar boven