Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2024, 36736 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2024, 36736 | ander besluit van algemene strekking |
(KetenID WGK025857)
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 4.7, tweede lid, 4.11, zesde lid, 4.14, tweede lid, 4.28, tweede lid, 4.72, tweede lid, 4.74, derde lid, en 4.76, eerste lid, van het Waterschapsbesluit;
Besluit:
De Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Besluit’ vervangen door ‘besluit’.
2. In het tweede lid wordt ‘Besluit’ vervangen door ‘besluit’ en wordt ‘de paragrafen 3 en 4’ vervangen door ‘paragraaf 4’.
3. In het derde lid wordt ‘de begroting, de jaarverslaggeving’ vervangen door ‘de meerjarenraming, de begroting, de jaarstukken’.
C
Artikel 2 komt te luiden:
1. De kengetallen nettoschuldquote, EMU-saldo, wendbaarheid van de begroting en lastendruk worden berekend op de wijze zoals bepaald in bijlage 1 bij deze regeling.
2. De specificaties van de kengetallen weerstandsvermogen, nettoschuldquote, EMU-saldo, wendbaarheid van de begroting en lastendruk worden opgenomen in:
a. de meerjarenraming volgens de raming van het begrotingsjaar en de raming van de vier opvolgende begrotingsjaren;
b. de begroting volgens de raming van het begrotingsjaar, de raming van het vorige begrotingsjaar na wijziging en de realisatie van het voorvorig begrotingsjaar; en
c. de jaarrekening volgens de realisatie van het begrotingsjaar en de raming van het begrotingsjaar na wijziging.
D
Het opschrift van § 3 komt te luiden:
E
In artikel 3, aanhef, wordt ‘artikel 4.24, eerste lid, van het Besluit’ vervangen door ‘artikel 4.11, eerste lid, van het besluit’.
F
Artikel 4 vervalt.
G
Het opschrift van paragraaf 4 komt te luiden:
H
In paragraaf 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
I
Artikel 5 vervalt.
J
Artikel 6 komt te luiden:
1. De uitvoeringsinformatie, bedoeld in de artikelen 4.73, 4.74, eerste lid, onderdeel b, 4.75, eerste lid, onderdeel b, 4.74, zesde lid, en 4.75, vijfde lid, van het besluit wordt ingedeeld volgens de door de Unie van Waterschappen vastgestelde afspraken voor bedrijfsvergelijking.
2. De door de Unie van Waterschappen vastgestelde afspraken voor bedrijfsvergelijking, bedoeld in het eerste lid, zijn opgenomen op de website van de Unie van Waterschappen en gepubliceerd via www.uvw.nl, dossier ‘Verslaggeving waterschappen’.
K
De artikelen 7 tot en met 11 vervallen.
L
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Binnen een maand na afloop van ieder kwartaal verstrekt het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende informatie aan het CBS:
a. de gerealiseerde baten en lasten naar de kosten- en opbrengstsoorten, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, en waarbij de opbrengstsoortgroep 5 als één totaalbedrag wordt vermeld;
b. de onttrekkingen en toevoegingen aan reserves die plaatsvinden in het kader van de resultaatsbestemming;
c. de bedragen, die oninbaar zijn verklaard;
d. de bedragen, die zijn kwijtgescholden;
e. de balansmutaties van de immateriële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.38 van het besluit, te onderscheiden in:
1°. externe vermeerderingen,
2°. geactiveerde lasten,
3°. overige interne vermeerderingen,
4°. verkoop,
5°. ontvangen subsidies,
6°. afschrijvingen, en
7°. overige verminderingen;
f. de balansmutaties van de materiële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.39, eerste lid, van het besluit, te onderscheiden in:
1°. overname,
2°. nieuwbouw door derden,
3°. geactiveerde lasten,
4°. waardecorrectie leidend tot vermeerdering,
5°. overboeking onderhanden werk,
6°. verkoop,
7°. ontvangen bijdragen van de Europese Unie,
8°. ontvangen bijdragen van het Rijk,
9°. ontvangen bijdragen van provincies,
10°. ontvangen bijdragen van overige openbare lichamen,
11°. ontvangen bijdragen van overigen,
12°. afschrijvingen, en
13°. waardecorrectie leidend tot vermindering;
g. de balansmutaties van de financiële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.40 van het besluit, te onderscheiden in:
1°. vermeerderingen als gevolg van herwaardering,
2°. overige vermeerderingen,
3°. verminderingen als gevolg van waardecorrectie, en
4°. overige verminderingen;
h. de balansmutaties van de voorraden, naar de indeling van artikel 4.42 van het besluit onderscheiden in vermeerderingen en verminderingen;
i. de balansmutaties van de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar, naar de indeling van artikel 4.43 van het besluit, onderscheiden in vermeerderingen en verminderingen;
j. de balansmutaties van de kortlopende vorderingen, naar de indeling van artikel 4.44 van het besluit onderscheiden in vermeerderingen en verminderingen;
k. de balansmutaties van de liquide middelen, bedoeld in artikel 4.45 van het besluit, onderscheiden in vermeerderingen en verminderingen;
l. de balansmutaties van de overlopende activa, naar de indeling van artikel 4.46, eerste en tweede lid, van het besluit onderscheiden in vermeerderingen en verminderingen;
m. de balansmutaties van de reserves, naar de indeling van artikel 4.50, eerste lid, van het besluit, te onderscheiden in:
1°. interne vermeerderingen,
2°. interne verminderingen, en
3°. verwachte toevoegingen of onttrekkingen als gevolg van het exploitatieresultaat;
n. de balansmutaties van de voorzieningen, bedoeld in artikel 4.51 van het besluit, te onderscheiden in:
1°. vermeerderingen als gevolg van rentetoevoeging,
2°. overige interne vermeerderingen,
3°. interne verminderingen, en
4°. externe verminderingen;
o. de balansmutaties van de vaste schulden, naar de indeling van artikel 4.53, eerste lid, van het besluit, te onderscheiden in:
1°. vermeerderingen,
2°. verminderingen als gevolg van gewone aflossingen, en
3°. verminderingen als gevolg van extra aflossingen;
p. de balansmutaties van de netto-vlottende schulden, naar de indeling van artikel 4.55 van het besluit onderscheiden naar vermeerderingen en verminderingen;
q. de balansmutaties van de overlopende passiva, naar de indeling van artikel 4.56, eerste en tweede lid, van het besluit onderscheiden naar vermeerderingen en verminderingen; en
r. de stand van zaken aan het begin en einde van het kwartaal betreffende:
1°. de financiële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.40 van het besluit,
2°. de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar, naar de indeling van artikel 4.43 van het besluit,
3°. de kortlopende vorderingen, naar de indeling van artikel 4.44 van het besluit,
4°. de liquide middelen, bedoeld in artikel 4.45 van het besluit,
5°. de overlopende activa, naar de indeling van artikel 4.46, eerste en tweede lid, van het besluit,
6°. de vaste schulden, naar de indeling van artikel 4.53, eerste lid, van het besluit,
7°. de netto-vlottende schulden, naar de indeling van artikel 4.55 van het besluit, en
8°. de overlopende passiva, naar de indeling van artikel 4.56, eerste en tweede lid, van het besluit.
2. In het tweede lid wordt ‘eerste lid, onderdelen h, i, j en o’ vervangen door ‘eerste lid, onderdelen h, i, k en o’.
M
Artikel 13 komt te luiden:
1. Jaarlijks voor 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verstrekt het dagelijks bestuur van het waterschap, op basis van de vastgestelde jaarrekening, de volgende informatie aan het CBS:
a. de informatie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, waarbij de opbrengstsoorten 5.1 tot en met 5.7, opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling, als afzonderlijke bedragen worden vermeld en waarbij de gegevens, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdeel r, conform de stand van zaken aan het begin en het einde van het begrotingsjaar worden vermeld;
b. de stand van zaken aan het begin en het einde van het begrotingsjaar betreffende de immateriële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.38 van het besluit;
c. de stand van zaken aan het begin en einde van het begrotingsjaar betreffende de materiële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.39, eerste lid, van het besluit;
d. de stand van zaken aan het begin en het einde van het begrotingsjaar betreffende de financiële vaste activa, naar de indeling van artikel 4.40 van het besluit;
e. de stand van zaken aan het begin en het einde van het begrotingsjaar betreffende de reserves, naar de indeling van artikel 4.50, eerste lid, van het besluit;
f. de stand van zaken aan het begin en het einde van het begrotingsjaar betreffende de voorzieningen, bedoeld in artikel 4.51 van het besluit;
g. de realisatie van netto-kosten naar beleidsproducten, bedoeld in artikel 6, eerste lid;
h. de ontvangen belastingopbrengsten, oninbaar en kwijtgescholden bedragen ingedeeld naar de indeling van de opbrengstsoorten 5.1 tot en met 5.7 in bijlage 2 bij deze regeling;
i. de ontvangen belastingopbrengsten, oninbaar en kwijtgescholden bedragen ingedeeld naar de belastingopbrengsten watersysteemheffing, belastingopbrengsten wegenbeheer en de kosten die op grond van artikel 120, eerste lid, tweede volzin, van de wet, rechtstreeks worden toegerekend aan categorieën van belastingplichtigen; en
j. de opbouw van het EMU-saldo volgens de indeling van bijlage 1, onder 2, bij deze regeling.
2. Het CBS beoordeelt de informatie, bedoeld in het eerste lid, op plausibiliteit en stuurt de bevindingen op naar het betreffende dagelijks bestuur.
3. De informatie, bedoeld in de artikelen 4.24 en 4.75, eerste lid, van het besluit, wordt voor 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar door het betreffende dagelijks bestuur aan het CBS gezonden.
N
Artikel 14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘lasten en baten’ vervangen door ‘baten en lasten’ en wordt ‘artikel 4.71, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit’ vervangen door ‘artikel 4.74, eerste lid, onderdeel a, van het besluit’.
2. In onderdeel b wordt ‘artikel 4.71, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit’ vervangen door ‘artikel 4.74, eerste lid, onderdeel b, van het besluit’.
3. In onderdeel d wordt ‘belastingen’ vervangen door ‘belastingopbrengsten’, wordt ‘heffing’ vervangen door ‘belastingopbrengsten’ en wordt ‘, en’ vervangen door ‘; en’.
4. In onderdeel e wordt ‘bijlage 1 van deze regeling’ vervangen door ‘bijlage 1, onder 2, bij deze regeling’.
O
Bijlage 1 komt te luiden:
1. Het kengetal nettoschuldquote wordt als volgt berekend:
Vaststelling kengetal nettoschuldquote in % |
: (A+B+C-D-E-F-G-H)/I x 100% |
|
---|---|---|
Voor de meerjarenraming en de beleidsbegroting: |
Voor het jaarverslag: |
|
A |
Een raming van het totaal van de vaste schulden. |
Het totaal van de vaste schulden, bedoeld in artikel 4.53, van het besluit. |
B |
Een raming van het totaal van de netto vlottende schulden. |
Het totaal van de netto-vlottende schulden, bedoeld in artikel 4.55, van het besluit. |
C |
Een raming van het totaal van de overlopende passiva. |
Het totaal van de overlopende passiva, bedoeld in artikel 4.56, van het besluit. |
D |
Een raming van het totaal van de financiële vaste activa. |
Het totaal van de financiële vaste activa, bedoeld in artikel 4.40 van het besluit. |
E |
Een raming van het totaal van de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar. |
Het totaal van de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar als bedoeld in artikel 4.43 van het besluit. |
F |
Een raming van het totaal van de kortlopende vorderingen. |
Het totaal van de kortlopende vorderingen als bedoeld in artikel 4.44 van het besluit. |
G |
Een raming van het totaal van de liquide middelen. |
Het totaal van de liquide middelen als bedoeld in artikel 4.45 van het besluit. |
H |
Een raming van het totaal van de overlopende activa. |
Het totaal van de overlopende activa, bedoeld in artikel 4.46, van het besluit. |
I |
Een raming van het totaal van de belastingopbrengsten, bedoeld in artikel 4.6 onderdeel c, en artikel 4.8, tweede lid, onderdeel c, van het besluit voor de meerjarenraming respectievelijk de begroting. |
Het totaal van de gerealiseerde belastingopbrengsten, bedoeld in artikel 4.24, tweede lid, onderdeel b, van het besluit. |
2. Het kengetal EMU-saldo wordt als volgt berekend:
OPBOUW EMU-SALDO (bedragen x € 1.000,–)
1 Exploitatiesaldo voor bestemming van reserves: |
............... |
|
2 Invloed investeringen (zie staat van vaste activa): |
||
-/- |
brutoinvesteringsuitgaven |
-/-............... |
+ |
investeringsbijdragen |
+............... |
+ |
verkoop van materiële en immateriële vaste activa |
+............... |
+ |
afschrijvingen |
+............... |
3 Invloed voorzieningen (zie staat van voorzieningen) |
||
+ |
toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie |
+............... |
-/- |
onttrekkingen aan voorzieningen t.b.v. exploitatie |
-/-............... |
-/- |
onttrekkingen rechtstreeks uit voorzieningen |
-/-............... |
4 Deelnemingen en aandelen: |
||
-/- |
boekwinst |
-/-............... |
+ |
boekverlies |
+............... |
EMU-SALDO |
.................. |
3. Het kengetal wendbaarheid van de begroting wordt als volgt berekend:
Vaststelling kengetal wendbaarheid van de begroting in % |
: A/B x 100% |
|
---|---|---|
Voor de meerjarenraming en de begroting: |
Voor het jaarverslag: |
|
A |
Een raming van het totaal van de kostensoortgroep 1, onder 1.1, 1.3 en 1.4, bedoeld in bijlage 2, onderdeel A, bij deze regeling. |
Het totaal van de kostensoortgroep 1, onder 1.1, 1.3 en 1.4, bedoeld in bijlage 2, onderdeel A, bij deze regeling. |
B |
Een raming van het totaal van de kostensoortgroepen 1 tot en met 5, bedoeld in bijlage 2, onderdeel A, bij deze regeling. |
Het totaal van de kostensoortgroepen 1 tot en met 5, bedoeld in bijlage 2, onderdeel A, bij deze regeling. |
4. Het kengetal lastendruk wordt als volgt berekend:
Voor de meerjarenraming en de begroting: |
Voor het jaarverslag: |
|
---|---|---|
Hoogte van de lastendruk voor een meerpersoonshuishouden met eigen woning in het begrotingsjaar in vergelijking met het landelijk gemiddelde voor alle meerpersoonshuishoudens in het vorig begrotingsjaar. |
Hoogte van de lastendruk voor een meerpersoonshuishouden met eigen woning in het begrotingsjaar waarop het jaarverslag betrekking heeft in vergelijking met het landelijk gemiddelde voor alle meerpersoonshuishoudens in het begrotingsjaar waarop het jaarverslag betrekking heeft. |
P
Het opschrift van bijlage 2 komt te luiden:
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
Hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit is gewijzigd bij besluit van 8 november 2023, houdende wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het actualiseren van de regels over beleidsvoorbereiding en verantwoording en de verdere uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording voor waterschappen (Stb. 2023, 424) (hierna: wijziging van het Waterschapesbesluit). Per 1 januari 2024 is dit besluit met terugwerkende kracht in werking getreden.1 In verband met die wijziging van het Waterschapsbesluit wordt in deze regeling bepaald hoe de kengetallen ‘nettoschuldquote’, ‘wendbaarheid van de begroting’ en ‘lastendruk’ worden berekend. De andere wijzigingen zijn technisch van aard.
Op grond van de wijziging van het Waterschapsbesluit wordt in de toelichting op de meerjarenraming, de begroting en de jaarstukken een paragraaf toegevoegd waarin de financiële positie uiteen wordt gezet. Deze paragraaf heeft tot doel het inzicht van het algemeen bestuur, de provinciale toezichthouder en de gebruikers van de meerjarenraming, de begroting en de jaarstukken in de financiële positie van het waterschap te vergroten. In die paragraaf zijn de financiële kengetallen als onderdeel toegevoegd. Daarnaast zijn er ook nieuwe kengetallen toegevoegd.
Het Waterschapsbesluit kende al twee kengetallen, namelijk EMU-saldo en weerstandsvermogen. De drie nieuwe kengetallen zijn nettoschuldquote, wendbaarheid van de begroting en lastendruk. De nieuw opgenomen kengetallen worden door de waterschappen al gebruikt.2 Er zijn nu dus vijf kengetallen:
• Weerstandsvermogen
• Nettoschuldquote
• EMU-saldo
• Wendbaarheid van de begroting
• Lastendruk
In de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen is bepaald hoe deze kengetallen door de waterschappen worden berekend. Dit wordt hieronder per kengetal toegelicht.
Weerstandsvermogen
De berekening blijft gelijk. Kortheidshalve wordt verwezen naar pagina 40 van de nota van toelichting bij de wijziging van het Waterschapsbesluit.
Nettoschuldquote
De nettoschuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van het waterschap ten opzichte van de eigen baten. Het geeft zodoende een indicatie van de mate waarin rentelasten en aflossingen een beslag leggen op de (te) ontvangen baten.
EMU-saldo
Deze berekening blijft gelijk. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van de toelichting bij de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen (Stcrt. 2008, 241).
Wendbaarheid van de begroting (financiële wendbaarheid)
De wendbaarheid van de begroting geeft een indicatie van het aandeel van de op korte termijn beperkt beïnvloedbare kapitaallasten in de brutoexploitatiekosten. Het gaat daarbij om investeringen die voor de langere termijn worden gedaan. Die investeringen leiden tot jaarlijkse kapitaallasten. Lange termijn investeringen kunnen niet op korte termijn worden teruggedraaid en zijn daardoor beperkt te beïnvloeden. Hoe hoger het kengetal hoe kleiner daarmee de ruimte om de beschikbare financiële middelen voor andere zaken aan te wenden.
Lastendruk
De lastendruk als gevolg van waterschapsbelastingen wordt in beeld gebracht aan de hand van het profiel van een meerpersoonshuishouden met een eigen woning.3 Dit profiel bestaat uit de kosten voor de watersysteemheffing die alle ingezetenen per woonruimte betalen, plus de kosten voor de watersysteemheffing gebouwd op basis van de gemiddelde (één keer per vier jaar geactualiseerde) WOZ-waarde van een eigen woning in Nederland plus een (forfaitaire) heffing voor de vervuiling van het afvalwater van drie vervuilingseenheden voor dit meerpersoonshuishouden. Op grond van deze uitgangspunten wordt aan de hand van de tarieven voor de waterschapsbelasting de lastendruk voor een meerpersoonshuishouden met een eigen woning in het betreffende waterschap berekend. Het gaat hier om de begrote lastendruk voor het begrotingsjaar. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Watersysteemheffing ingezetenen: |
1 woonruimte * tarief |
€ xx,xx |
Watersysteemheffing gebouwd: |
WOZ-waarde * tarief |
€ xx,xx |
Zuiveringsheffing: |
3 vervuilingseenheden * tarief |
€ xx,xx |
Totale lastendruk waterschap |
€ xx,xx |
Vervolgens wordt deze lastendruk gerelateerd aan de gemiddelde landelijke lastendruk voor een meerpersoonshuishouden met een eigen woning. Dit gegeven is nog niet bekend als de waterschappen de begroting vaststellen. Het vaststellen van de begroting gebeurt namelijk in oktober voorafgaand aan het begrotingsjaar. Het cijfer voor het landelijk gemiddelde wordt altijd achteraf verzameld en bekendgemaakt in de benchmark-tool Waterschapsspiegel. Wel is het mogelijk het landelijk gemiddelde van een vorig begrotingsjaar (t-1) op te nemen. Het waterschap zal dit cijfer gebruiken voor de vergelijking.
Voor de jaarstukken wordt wel uitgegaan van het cijfer van het landelijk gemiddelde dat ziet op het begrotingsjaar waarop ook de lastendruk van het waterschap betrekking heeft. Bij het vaststellen van de jaarstukken is het cijfer voor het landelijk gemiddelde namelijk wel bekend.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor het bedrijfsleven of voor de burger. Dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
Waterschappen zullen voortaan de drie nieuwe kengetallen moeten berekenen en opnemen in de meerjarenraming, begroting en jaarstukken. Naar verwachting zal de berekening nauwelijks extra bestuurlijke lasten opleveren, omdat deze kengetallen al door waterschappen werden gebruikt. Voor deze wijzigingsregeling is een uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO) opgesteld. De Unie van Waterschappen (hierna: Unie) heeft instemmend gereageerd, waardoor er naar aanleiding van de UDO geen wijzigingen zijn doorgevoerd in deze regeling.
Provincies houden financieel toezicht op waterschappen en gemeenten. Deze wijziging brengt geen verandering voor dit toezicht met zich mee.
Deze wijziging kent naast de geringe bestuurlijke lasten geen financiële gevolgen.
Commissie BBV
De wijzigingsregeling is ter consultatie voorgelegd aan de Commissie voor het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: Commissie BBV). Deze commissie bestaat naast de voorzitter en secretaris uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het CBS, accountancy, gemeenten, provincies en waterschappen. De Commissie BBV is zonder opmerkingen akkoord gegaan met de wijziging.
Internetconsultatie
Van 23 augustus tot en met 20 september 2024 is de ontwerpregeling gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. Er zijn in totaal twee reacties ontvangen, deze zijn openbaar. De Unie heeft separaat een schriftelijke reactie gegeven.
Eén reactie gaat over de periode waarop de berekening voor het kengetal lastendruk betrekking heeft. De Unie maakt dezelfde opmerking over de berekening van dit kengetal. Voor dit kengetal wordt de hoogte van de lastendruk voor een meerpersoonshuishouden met eigen woning in het betreffende waterschap vergeleken met de landelijk gemiddelde lastendruk voor alle meerpersoonshuishoudens. Dit kengetal wordt opgenomen in de meerjarenraming en de begroting. Deze stukken worden in oktober van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben vastgesteld. Het cijfer voor de landelijk gemiddelde lastendruk voor alle meerpersoonshuishoudens met een eigen woning is dan echter nog niet bekend. De gegevens voor het landelijk gemiddelde worden door de Unie verzameld ten behoeve van de benchmark-tool Waterschapsspiegel. Deze gegevens worden altijd achteraf verzameld en bekendgemaakt. Het waterschap kan daarom bij het opstellen van de begroting en de meerjarenraming wel de begrote lastendruk van het eigen waterschap berekenen, maar kan dit nog niet afzetten tegen de gemiddelde lastendruk. Wel is het mogelijk het landelijk gemiddelde van een voorgaand jaar (t-1) op te nemen. De regeling is hierop aangepast.
Verder onderschrijft de Unie de inhoud van de wijziging van de regeling. De Unie geeft aan dat de regeling daardoor duidelijker is geworden en ook in overeenstemming gebracht met de nieuwe verslaggevingsregels voor waterschappen die voor het eerst over het verslaggevingsjaar 2025 van toepassing zijn.
In de andere reactie wordt gevraagd een nadere duiding te geven wat er verandert voor de informatievereisten. In het artikelsgewijze deel (artikel I, onderdeel K) is aangegeven dat de informatie uit de zogenaamde staten is vervallen (artikelen 8 tot en met 11). Deze informatie hoeft dus niet meer te worden opgenomen in de uitvoeringsinformatie met betrekking tot de begroting en de jaarrekening. Deze informatieverstrekking was te gedetailleerd voor de genoemde stukken. Verder is naar aanleiding van deze reactie verduidelijkt dat artikel 7 is vervallen omdat in artikel 4.17 van het Waterschapsbesluit nu is opgenomen welke informatie over verbonden partijen wordt verstrekt. De artikelen 12 en 13 gaan over de informatieverstrekking aan het CBS. Deze artikelen zijn enkel technisch aangepast, zodat het CBS over dezelfde informatie blijft beschikken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025 en werkt terug tot en met 1 januari 2024. Hiermee wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van de wijzigingen van het Waterschapsbesluit (Stb. 2023, 424 en Stb. 2024, 303). De terugwerkende kracht is nodig omdat de regeling van toepassing moet zijn op het begrotingsjaar 2025. Het verlenen van terugwerkende kracht leidt hier niet tot problemen. Waterschappen gingen ervan uit dat voor het begrotingsjaar 2025 de nieuwe regels gelden. In deze wijziging wordt bepaald hoe waterschappen de drie nieuwe kengetallen moeten berekenen maar dat deden ze al.
Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is aangesloten bij de vaste verandermomenten van regelgeving, maar niet bij de minimuminvoeringstermijn van drie maanden die geldt voor besluiten die tot medeoverheden zijn gericht (artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De reden van deze afwijking is dat hiermee de doelgroep is gediend (artikel 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De afwijking van deze termijn zorgt ervoor dat de regels gaan gelden voor het begrotingsjaar 2025 en daar zijn de waterschappen steeds vanuit gegaan.
Omdat paragraaf 3 geen bepalingen meer bevat waarvan waterschappen kunnen afwijken als dat noodzakelijk is voor het inzicht, bedoeld in artikel 4.3 van het Waterschapsbesluit, is de mogelijkheid om af te wijken van bepalingen beperkt tot de bepalingen uit paragraaf 4.
De nieuwe kengetallen zijn toegevoegd aan artikel 2.
Artikel 4 vervalt en wordt vervolgens toegevoegd aan paragraaf 4 vanwege de inperking van de reikwijdte van dat artikel. Verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel H.
Het Waterschapsbesluit schrijft geen overzicht meer voor van kosten- en opbrengstsoorten in de begroting. In artikel 4 (oud) van de regeling kan daarom de verplichting om daarvoor de indeling uit bijlage 2 bij deze regeling te volgen, vervallen. Het overzicht van kosten- en opbrengstensoorten is enkel nog in de uitvoeringsinformatie4 opgenomen (artikelen 4.74, eerste lid, onderdeel a, en 4.75, eerste lid, onderdeel a, van het Waterschapsbesluit). Artikel 4 is daarom ondergebracht in paragraaf 4 over de uitvoeringsinformatie en bedrijfsvergelijking en niet langer in paragraaf 3 dat enkel nog gaat over bijzondere voorschriften ten aanzien van de kostendragers.
Artikel 6 wordt vooral technisch aangepast in verband met het hernummeren van de artikelen in hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit. Toegevoegd is dat voortaan niet enkel meer verwezen wordt naar netto-investeringen (artikel 4.73, onderdeel c, van het Waterschapsbesluit), maar ook naar de brutoinvesteringen en de bijdragen van derden aan de investeringen (artikel 4.73, onderdelen a en b, van het Waterschapsbesluit). Al deze onderdelen moeten namelijk naar beleidsvelden worden ingedeeld, zoals opgenomen in de bedrijfsvergelijking waarnaar dit artikellid verwijst.
Verder vervalt de verplichting om mededeling te doen in de Staatscourant van een wijziging van de afspraken over bedrijfsvergelijking. De Bekendmakingswet vereist dit niet, wijzigingen zullen op de website van de Unie vindbaar zijn en bij waterschappen onder de aandacht worden gebracht.
De wijziging van het Waterschapsbesluit heeft tot gevolg dat veel informatievereisten (informatie voor derden in de jaarrekening en uitvoeringsinformatie) zijn vervallen. De volgende informatievereisten uit de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen zijn in verband daarmee vervallen:
• staat van vaste activa (artikel 8);
• staat van reserves (artikel 9);
• staat van voorzieningen (artikel 10);5
• staat van vaste schulden (artikel 11).
Artikel 7 gaat over de informatie die over verbonden partijen moet worden opgenomen. Dit artikel vervalt ook, omdat dit nu is opgenomen in artikel 4.17 van het Waterschapsbesluit.
De artikelen 12 en 13 worden technisch aangepast. Hoewel bij de wijziging van het Waterschapsbesluit informatievereisten zijn vervallen, moeten waterschappen deze informatie nog wel aanleveren bij het CBS.
In artikel 13, eerste lid, is een onderdeel toegevoegd op grond waarvan de stand van zaken aan het begin en einde van het begrotingsjaar betreffende de financiële vaste activa moet worden doorgegeven aan het CBS (onderdeel d). Waterschappen deden dit al, maar de verplichting daartoe ontbrak nog in artikel 13.
In bijlage 1 bij deze regeling zijn de berekeningen opgenomen van de kengetallen. Voor het kengetal weerstandsvermogen is geen berekening opgenomen. Deze berekening volgt namelijk al uit artikel 4.1 van het Waterschapsbesluit.
Voor het begrotingsjaar 2024 blijft de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen gelden zoals die gold voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
Waterschappen hanteren daarnaast ook andere profielen voor het in beeld brengen van de lastendruk, maar die zijn niet opgenomen in deze regeling. Het gaat dan bijvoorbeeld om eenpersoonshuishouden met een huurwoning, eenpersoonshuishouden met een koopwoning, meerpersoonshuishouden met een huurwoning en een agrarisch bedrijf.
Het tweede lid van dit artikel kan ook vervallen, omdat artikel 52 van het Waterschapsbesluit al voorschrijft dat geen rente aan voorzieningen mag worden toegevoegd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-36736.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.