Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 36607 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 36607 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;
Besluit:
De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt ‘2024’ vervangen door ‘30 juni 2025’.
B
In artikel 4 wordt ‘31 oktober 2024’ vervangen door ‘30 april 2025’.
C
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Sint Eustatius voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025 een bedrag van $ 1.520.000 beschikbaar.
D
Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Bonaire voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025 een bedrag van $ 9.340.000 beschikbaar.
E
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025 een bedrag van $ 820.000 beschikbaar.
F
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel f, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025: $ 22,80 op Bonaire, $ 25,30 op Sint Eustatius en $ 26,90 op Saba.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel f, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025: $ 25,79 op Bonaire, $ 28,63 op Sint Eustatius en $ 30,44 op Saba.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel f, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025: $ 22,80.
4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid, onderdeel f, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025: $ 25,79.
5. Het zevende lid komt te luiden:
7. Onverminderd het eerste tot en met vierde lid wordt de kostprijs verlagende subsidie per half jaar verhoogd per kind dat de kinderopvangorganisatie opvangt op de peildatum 1 april onderscheidenlijk 1 oktober in dat half jaar en dat jonger is dan de leeftijd, bedoeld in dit lid. De verhoging is aanvullend op de maximale subsidie per locatie, bedoeld in het vijfde lid, en bedraagt voor de periode:
a. 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023: $ 300 per half jaar per kind dat op de peildatum jonger is dan twee jaar;
b. 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024: $ 720 per half jaar per kind dat op de peildatum jonger is dan twee jaar;
c. 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025: $ 1.512 op Bonaire, $ 1.678 op Sint Eustatius en $ 1.784 op Saba per kind dat op de peildatum jonger is dan een jaar.
G
In artikel 13, zesde en zevende lid, wordt ‘31 december 2024’ vervangen door ‘30 juni 2025’.
H
In artikel 15, negende lid, wordt ‘31 december 2024’ vervangen door ‘30 juni 2025’.
I
Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:
2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2026, met dien verstande dat de regeling zoals deze luidde op 30 juni 2026 van toepassing blijft op de dan lopende afwikkeling van besluiten en ingestelde gerechtelijke procedures op grond van deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland (hierna: tijdelijke subsidieregeling) is op 1 juli 2020 van kracht geworden. Doel van de tijdelijke subsidieregeling is om de financiële toegankelijkheid en de kwaliteit van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren.
De tijdelijke subsidieregeling is met deze regeling op de volgende punten aangepast:
• Verlenging van de vervaltermijn met anderhalf jaar. De tijdelijke subsidieregeling zal met ingang van 1 juli 2026 vervallen.
• Verlenging van de looptijd van de subsidies en de subsidieplafonds tot en met 30 juni 2025 en het aanvraagtijdvak voor subsidieaanvragen tot en met 30 april 2025. Deze verlengingen vinden plaats binnen de gewijzigde vervaltermijn van de regeling.
• Verhoging van de subsidiebedragen per 1 januari 2025 vanwege verwerking van de uitkomsten van het onderzoek Bekostiging Kinderopvang Caribisch Nederland.
• Aanpassing van de subsidieplafonds over de eerste helft van 2025.
De tijdelijke subsidieregeling is bedoeld om kinderopvangorganisaties financieel te ondersteunen totdat het financiële deel van de Wet kinderopvang BES (hierna: Wko BES) inwerking treedt. Een soepele overgang van de tijdelijke naar de structurele regeling van de financiering is nodig om continuïteit in de kinderopvangsector zoveel mogelijk te waarborgen.
De Wko BES is op 4 juni 2024 gepubliceerd (Stb. 2024, 140). De ten tijde van de plenaire behandeling van de Wko BES beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2025 is niet haalbaar gebleken. Het streven is te komen tot inwerkingtreding van de Wko BES met ingang van 1 januari 2026. Hierover wordt op het moment van vaststellen van deze regeling nog gesproken met de openbare lichamen, RCN Unit SZW en de Inspectie van het onderwijs. De vervaldatum van de tijdelijke subsidieregeling was 31 december 2024. Om die reden is de tijdelijke subsidieregeling met deze wijzigingsregeling verlengd. Hierbij is ervoor gekozen om langer te verlengen dan tot die streefdatum, te weten tot 1 juli 2026. De reden hiervoor is dat het van belang is de financiering van de kinderopvangorganisaties zeker te stellen, mocht de Wko BES toch later in werking treden dan op dit moment voorzien. Dit zou het geval kunnen zijn als de uitvoeringsorganisatie of kinderopvangorganisaties meer tijd nodig hebben om zich te kunnen voorbereiden op de nieuwe taken uit de Wko BES. Een langere vervaltermijn van de tijdelijke subsidieregeling biedt flexibiliteit om ter overbrugging naar de wettelijke financiering de looptijd van de subsidie binnen die vervaltermijn verder te verlengen, indien dit onverhoopt nodig zou zijn. Dit voorkomt dat er mogelijk een gat ontstaat in de financiering van de kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland.
Dat zou tot gevolg hebben dat de kinderopvangorganisaties geen subsidie meer ontvangen en dat de ouders de kinderopvang volledig zelf moeten betalen.
Met deze regeling is de looptijd van de subsidies verlengd tot en met 30 juni
2026, zodat kinderopvangorganisaties ook in 2025, en indien nodig in de eerste helft van 2026, in aanmerking kunnen komen voor een kostprijsverlagende subsidie. Ook zijn subsidieplafonds toegevoegd over 2025. Deze verlengingen vinden plaats binnen de bestaande vervaltermijn van de tijdelijke subsidieregeling.
Op 4 april 2024 heeft de toenmalige Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioen in haar beleidsreactie1 op het onderzoek Bekostiging kinderopvang Caribisch Nederland (hierna kostprijsonderzoek) aangegeven dat de komende jaren de vergoedingen voor de kinderopvang zullen stijgen. Naar aanleiding van het kostprijsonderzoek heeft het toenmalige kabinet bij Voorjaarsnota 2024 extra middelen voor de kinderopvangvergoeding in Caribisch Nederland beschikbaar gesteld.
De subsidiebedragen zijn in lijn hiermee aangepast. Dat betekent dat bij het bepalen van de subsidiebedragen is uitgegaan van een bezettingsgraad van 80% in de kinderopvang, er budgettaire ruimte beschikbaar is gemaakt voor het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van het personeel en er extra geld is opgenomen voor bijvoorbeeld goed speelmateriaal en gezonde voeding.
De tijdelijke subsidieregeling bevat een extra verhoging van de subsidie voor de opvang van baby’s tot 2 jaar. Naar aanleiding van het kostprijsonderzoek is vanaf 2025 de leeftijd voor de extra verhoging naar 1 jaar te verlagen omdat voor kinderen tot 1 jaar een lagere beroepskrachtkindratio geldt (voor baby’s tot 1 jaar is de ratio 1 beroepskracht op 4 kinderen tegen 1 op 6 voor 2 jarigen en 1 op 8 voor 3 jarigen). Het bedrag van de extra verhoging wordt verhoogd van $ 720 naar $ 1.512 per halfjaar op Bonaire. Dat komt neer op een verhoging van $ 3 naar $ 6,30 per dagdeel.
Uit het kostprijsonderzoek kwam ook naar voren dat er rekening moet worden gehouden met verschillen in de kosten van het levensonderhoud op Sint Eustatius en Saba. Op basis van CBS-onderzoek2 is dat vastgesteld op een niveau dat 11% hoger is voor Sint Eustatius respectievelijk 18% voor Saba. De subsidiebedragen voor dagopvang, buitenschoolse opvang en de verhoging van de subsidie voor baby’s voor Sint Eustatius en Saba worden om die reden met het voor het eiland relevante verschil verhoogd.
Verder is ten opzichte van de bedragen in het kostprijsonderzoek rekening gehouden met de verhogingen van het wettelijk minimumloon in januari en juli 2024.
In tabel 1 zijn de nieuwe bedragen voor de tijdelijke subsidieregeling voor 2025 weergegeven De bedragen voor 2024 zijn ter vergelijking ook opgenomen. Voor gastouders op Bonaire gelden dezelfde subsidies als voor die voor dagopvang en buitenschoolse opvang.
In $ |
Dagopvang |
Buitenschoolse opvang |
||
---|---|---|---|---|
2024 |
2025 |
2024 |
2025 |
|
Bonaire |
13,40 |
22,80 |
24,10 |
25,79 |
Sint Eustatius |
13,40 |
25,30 |
24,10 |
28,63 |
Saba |
13,40 |
26,90 |
24,10 |
30,44 |
In de tijdelijke subsidieregeling zijn subsidieplafonds opgenomen met als doel dat de kosten van de tijdelijke subsidieregeling budgettair beheersbaar blijven. De subsidieplafonds zijn hoger dan het beschikbare subsidiebudget omdat de subsidie het karakter heeft van een openeinderegeling. Alle kinderopvangorganisaties kunnen immers aanspraak maken op de kostprijsverlagende subsidie, zonder dat hierbij een maximum geldt. De subsidieplafonds zijn met deze regeling verhoogd, in lijn met de verhoging van het subsidiebudget, zodat er voldoende ruimte is om een eventueel onvoorziene groei in de kinderopvang te kunnen bekostigen. De verwachting is dat de uitgaven op grond van de tijdelijke subsidieregeling in 2025 ruim onder het subsidieplafond blijven, namelijk ter hoogte van het beschikbare subsidiebudget.
De voorgestelde wijzigingen geven kinderopvangorganisaties meer financiële ruimte om de kosten als gevolg van omstandigheden die zij niet kunnen beïnvloeden te kunnen opvangen en om de kostprijsverlagende subsidie meer in lijn te brengen met de kosten die kinderopvangorganisaties maken.
Met de uitvoeringsorganisatie (UVB) is overleg geweest over de wijzigingen van de tijdelijke subsidieregeling. UVB heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.
Voor de tijdelijke subsidieregeling is voor 2025 in totaal € 10,1 miljoen beschikbaar.
Omdat het budget op de begroting in euro luidt en de uitgaven voor de tijdelijke subsidieregeling in Amerikaanse dollar plaatsvinden, is er sprake van een wisselkoersrisico. Uitgangspunt in deze regeling is dat kinderopvangorganisaties de subsidiebedragen kunnen krijgen conform de hoogte in dollars die in de regeling is opgenomen (artikel 12). Indien er door wisselkoersschommelingen over het lopende jaar tegenvallers optreden op de regeling, heeft dit geen rechtstreekse gevolgen voor de uitbetalingen aan kinderopvangorganisaties.
Er zijn als gevolg van deze wijzigingsregeling geen extra risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik.
Het ontwerp van deze verlenging is conform de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure van artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet op 5 september 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer.3 Er zijn geen vragen gesteld naar aanleiding van deze voorhangprocedure.
Om kinderopvangorganisaties zo snel mogelijk financieel tegemoet te komen treedt deze wijzigingsregeling met ingang van 31 december 2024 in werking. Daarmee wordt op een dag na voldaan aan het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten van regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Uit dat beleid volgt dat ministeriële regelingen op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden. Er is gekozen voor 31 december 2024 in plaats van 1 januari 2025, omdat de voorgaande vervaldatum van de tijdelijke subsidieregeling 31 december 2024 was. Van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden is afgeweken, vanwege de voortgang van de gesprekken over de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Wko BES (zie hierover: paragraaf 2.1 van dit deel van deze toelichting). De wijzigingsregeling kan evenwel niet later dan 31 december 2024 in werking treden, omdat anders de vervaldatum al zou verstrijken. De wijzigingen zijn begunstigend voor betrokkenen en zijn uitgebreid besproken met betrokkenen.
Er heeft geen formele internetconsultatie plaatsgevonden omdat de betrokkenen, zoals hierboven al beschreven, actief zijn betrokken bij de wijzigingen in deze regeling. Er zijn gesprekken gevoerd met de projectleiders van BES(t) 4 kids binnen de openbare lichamen om hen hierover te informeren en input op te halen. Verder zijn de kinderopvangorganisaties per brief en mondeling geïnformeerd over de aanpassingen.
Artikel I, onderdeel I, verlengt de vervaltermijn van de regeling. Daartoe wijzigt onderdeel I artikel 19, tweede lid. De regeling zal vervallen met ingang van 1 juli 2026. Dit betreft een verlenging van de vervaltermijn met anderhalf jaar. De verwachting is dat op dat moment veel van de subsidies onherroepelijk zijn vastgesteld. Wel blijft de regeling, ook na 1 juli 2026, van kracht ten behoeve van de eventueel langer durende afwikkeling van reeds vastgestelde subsidies.
De looptijd van de subsidies is binnen de verlengde vervaltermijn verlengd tot en met 30 juni 2025. De wijzigingen in onderdelen A en H hangen hiermee samen. Onderdeel A wijzigt artikel 2, waarin het doel van de subsidie wordt benoemd.
Onderdeel H wijzigt artikel 15, negende lid, waarin de maximale looptijd van de subsidie wordt bepaald.
Voor een toelichting op de verlenging van de vervaltermijn en de looptijd wordt verwezen naar paragraaf 2.1 respectievelijk paragraaf 2.2 van het algemene deel van deze toelichting.
Onderdeel B wijzigt artikel 4 en verlengt het aanvraagtijdvak tot en met de eerste maand van het tweede kwartaal van 2025. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 30 april 2025. Dit hangt samen met de verlenging van de looptijd van de subsidies tot en met 30 juni 2025.
Voor de subsidies over het eerste halfjaar van 2025 zijn bedragen voor het subsidieplafond bepaald. Deze plafondbedragen zijn toegevoegd in de artikelen 5, 6 en 7 met respectievelijk de onderdelen C, D en E. Voor een toelichting op de nieuwe plafondbedragen wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van het algemene deel van deze toelichting.
Onderdeel F wijzigt artikel 12. Artikel 12 regelt de subsidiebedragen van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind. Onderdeel F voegt voor het eerste halfjaar van 2025 de hoogte van de subsidiebedragen toe. De eerste en tweede subonderdelen bepalen de subsidiebedragen voor de dagopvang respectievelijk de bso op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De derde en vierde subonderdelen bepalen de subsidiebedragen voor de dagopvang respectievelijk de bso binnen de gastouderopvang op Bonaire. Daartoe voegt onderdeel F, subonderdelen 1 tot en met 4, voor 1 januari tot en met 30 juni 2025 een nieuw onderdeel g toe aan artikel 12, eerste tot en met vierde lid.
Onderdeel F, subonderdeel 5, vervangt artikel 12, zevende lid. Dat lid regelt de aanvullende subsidie voor kinderen tot twee jaar over de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 december 2024. Subonderdeel 5 voegt daaraan de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2025 toe (nieuw onderdeel c). Evenwel geldt over deze periode de aanvullende subsidie niet voor kinderen tot twee jaar, maar voor kinderen tot één jaar. Het betreft wel per kind hogere bedragen dan in de periode daarvoor. Verder zijn de bedragen van de aanvullende subsidie in deze toegevoegde periode gedifferentieerd per openbaar lichaam. Om deze toevoeging mogelijk te maken, is de formulering van het artikellid aangepast.
Hiermee is geen andere wijziging beoogd in de werking van het zevende lid dan het toevoegen van de aanvullende subsidie over het eerste halfjaar van 2025.
Voor een toelichting op de nieuwe subsidiebedragen en de aanvullende subsidie voor kinderen tot één jaar wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van het algemene deel van deze toelichting.
Onderdeel G wijzigt artikel 13. Artikel 13 regelt de hoogte van de ouderbijdragen die een kinderopvangorganisatie die subsidie ontvangt bij ouders in rekening mag brengen. Artikel 13 bevat vastgestelde ouderbijdragen (zonder marge) of minimale en maximale ouderbijdragen (met marge). Het eerste subonderdeel wijzigt artikel 13, zesde en zevende lid. Deze wijzigingen hangen uitsluitend samen met de verlenging van de looptijd van de subsidies tot en met 30 juni 2025. In het zesde lid is de hoogte van de ouderbijdrage geregeld voor Bonaire; in het zevende lid voor Sint Eustatius. Beide zijn met onderdeel G verlengd tot en met 30 juni 2025. Met betrekking tot Saba is geen einddatum opgenomen voor de hoogte van de ouderbijdragen, dus het betreffende artikellid (artikel 13, vijfde lid) behoeft geen wijziging.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Prijsniveaumeting Caribisch Nederland 2023, Centraal Bureau van de Statistiek, 8 december 2023.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-36607.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.