Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 oktober 2024, nr. O&B/WJZ/48754095, houdende wijziging van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 in verband met de introductie van de functie van plaatsvervangend Secretaris-generaal, het aantreden van het Kabinet Schoof en een aantal andere wijzigingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gehoord de Departementale Ondernemingsraad;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt als volgt te luiden:

b. bewindspersoon:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of een Minister zonder portefeuille, ondergebracht bij het Ministerie, of een Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

2. De onderdelen f tot en met o worden verletterd tot g tot en met p.

3. Er wordt een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidende:

f. plaatsvervangend secretaris-generaal:

plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie,

4. In onderdeel l (nieuw) wordt ‘managementteam’ telkens vervangen door ‘bestuursraad’ en wordt na ‘de secretaris-generaal,’ ingevoegd: ‘ de plaatsvervangend secretaris-generaal,’.

B

In artikel 4, derde lid, vervalt ‘, door openbare ter inzage legging op het Ministerie’.

C

Het tweede lid van artikel 5 komt als volgt te luiden:

  • 2. De secretaris-generaal geeft rechtstreeks leiding aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de hoofden van de volgens de bijlage onder de secretaris-generaal ressorterende dienstonderdelen.

D

Artikel 6 komt als volgt te luiden:

Artikel 6. Mandaat aan de plaatsvervangend secretaris-generaal en de DG’s

  • 1. De plaatsvervangend secretaris-generaal en directeuren-generaal hebben, onverminderd de mandaatverlening aan de secretaris-generaal, binnen het kader van de managementafspraak mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden op hun werkterrein

  • 2. De plaatsvervangend secretaris-generaal en directeuren-generaal geven rechtstreeks leiding aan de hoofden van volgens de bijlage onder hen ressorterende dienstonderdelen.

  • 3. De plaatsvervangend secretaris-generaal en directeuren-generaal zijn budgethouder voor de hen door de secretaris-generaal toegewezen budgetten. De plaatsvervangend secretaris-generaal en directeuren-generaal kennen aan de volgens de bijlage onder hen ressorterende hoofden de budgetten toe waarover zij kunnen beschikken.

E

Artikel 9 komt als volgt te luiden:

Artikel 9. Mandaat aan directeuren

  • 1. De directeuren hebben, onverminderd de mandaatverlening aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal, binnen het kader van de managementafspraak mandaat ten aanzien van de aangelegenheden die verband houden met de taken en verantwoordelijkheden op hun werkterrein.

  • 2. De directeuren zijn budgethouder voor de hun door de secretaris-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal of directeur-generaal toegewezen budgetten.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt luiden:

  • 1. De secretaris-generaal maakt managementafspraken met de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en met de volgens de bijlage onder de secretaris-generaal ressorterende hoofden van de in de bijlage opgenomen organisatieonderdelen.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. De plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal maken managementafspraken met de volgens de bijlage onder hen ressorterende hoofden van de in de bijlage opgenomen organisatieonderdelen.

G

Het vierde lid van artikel 11 vervalt.

H

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 13 komt als volgt te luiden:

Artikel 13. Voorbehouden aan de plaatsvervangend SG, de DG’s, hoofden inspecties en het hoofd van het Nationaal Archief

2. De aanhef van het eerste lid komt als volgt te luiden:

1. De plaatsvervangend secretaris-generaal, directeuren-generaal, de hoofden van inspecties en het hoofd van het Nationaal Archief zijn met uitsluiting van anderen, met uitzondering van de secretaris-generaal, gemandateerd met betrekking tot:

3. Het derde lid komt als volgt te luiden:

3. De directeur-generaal Hoger Onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschap en Emancipatie, de directeur-generaal Funderend Onderwijs en de directeur-generaal Cultuur en Media zijn met uitsluiting van anderen, met uitzondering van de secretaris-generaal, gemandateerd met betrekking tot het geven van toestemming voor schatkistbankieren.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Onverminderd het eerste lid hebben de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs mandaat ten aanzien van alle personele aangelegenheden betreffende onder hen ressorterende medewerkers tenzij bij wettelijk voorschrift anders is of wordt bepaald, met dien verstande dat ten aanzien van ontslag, waaronder de keuze van de ontslaggrond, de strafmaat bij straffen, ordemaatregelen en vaststellingsovereenkomsten, te voren een toetsing zal plaats vinden door een arbeidsjuridisch deskundige.

2. Het derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal van het onderwijs kunnen ondermandaat verlenen aan functionarissen binnen hun organisatieonderdeel ten aanzien van personele aangelegenheden als bedoeld in het tweede lid.

3. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

  • 4. Onverminderd het eerste tot en met het derde lid hebben direct-leidinggevenden binnen het kader van de managementafspraak en de daarbij gegeven instructies, mandaat ten aanzien van de personele aangelegenheden die verband houden met de taken en verantwoordelijkheden op hun werkterrein voor zover deze worden afgehandeld via het P-direktportaal.

J

Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt na de punt een nieuwe zin ingevoegd, luidende:

Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal is voorbehouden het bestedingsplan voor de onder diens verantwoordelijkheid ressorterende organisatietonderdelen vast te stellen, op basis van de bestedingsplannen van die onderdelen.

2. In het vijfde lid wordt ‘directeuren-generaal’ vervangen door ‘plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal’.

3. In onderdeel a van het zevende lid wordt na ‘directeur-generaal’ ingevoegd ‘, respectievelijk de plaatsvervangend secretaris-generaal, ’.

K

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De plaatsvervangend secretaris-generaal kan de secretaris-generaal vervangen in alle gevallen waarin de secretaris-generaal dat geboden acht. De secretaris-generaal voorziet voorts in zijn (verdere) vervanging bij afwezigheid of verhindering, de vervanging bij afwezigheid of verhindering van de plaatsvervangend secretaris-generaal en van een directeur-generaal, met uitzondering van de directeur-generaal DUO. Bij afwezigheid of verhindering van de plaatsvervangend secretaris-generaal of een directeur-generaal wordt voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door de plaatsvervanger en bij diens afwezigheid door de tweede plaatsvervanger, met dien verstande dat het mandaat van de eerste vervanger niet de bevoegdheid omvat tot het verlenen, wijzigen of intrekken van mandaat en dat het mandaat van de tweede plaatsvervanger is beperkt tot het ondertekenen van stukken.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede ‘door openbare ter inzage legging op het Ministerie en’.

  • 2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede ‘openbare ter inzage legging op het Ministerie en’ en wordt ‘plaatsing op het intranet en de internetsite van het Ministerie’ vervangen door ‘plaatsing op het intranet en de internetsite van het Ministerie of het betreffende dienstonderdeel’.

ARTIKEL II.

De bijlage bij het Organisatie- en Mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 1 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 1. Bewindspersonen van het ministerie

De bewindspersonen van het ministerie zijn:

  • dr. E.E.W. Bruins, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • drs. M.L.J. Paul, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

B

Hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 2. Bestuursraad van het ministerie

De bestuursraad van het ministerie bestaat uit:

  • de secretaris-generaal (SG)

  • de plaatsvervangend secretaris-generaal (pSG)

  • de directeuren-generaal (DG)

  • de inspecteur-generaal van het Onderwijs (IGO).

De SG is ambtelijk verantwoordelijk voor het functioneren van het ministerie en voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid waarvoor de politieke leiding de politieke verantwoordelijkheid draagt. De SG heeft als hoogste ambtenaar tot taak te zorgen voor een goede onderlinge afstemming van de verschillende beleidsterreinen en voor de uitvoering en uitvoerbaarheid van het ontwikkelde beleid. Als hoogste ambtenaar is de SG ook voorzitter van het Decentraal georganiseerd overleg (DGO), en kan zich daarin laten vervangen door de pSG. De SG is voorzitter van de bestuursraad.

De SG is met het oog op de Comptabiliteitswet 2016 en de Aanwijzingen inzake Rijksinspecties beheersmatig verantwoordelijk voor:

  • de directie Financieel Economische Zaken

  • de Inspectie van het onderwijs

  • de Inspectie Overheidsinformatie & Erfgoed

De pSG is beheersmatig verantwoordelijk voor de directies:

  • Wetgeving & Juridische Zaken

  • Communicatie

  • Kennis

  • Organisatie & Bedrijfsvoering

  • Bestuursondersteuning & Advies, en

  • het Bureau Rijkscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld

De SG wordt in zijn taak bijgestaan door de directeuren-generaal Hoger Onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschap en Emancipatie (DGHBWE), de directeur-generaal Funderend Onderwijs (DGFO), de directeur-generaal Cultuur en Media (DGCM) en de directeur-generaal Dienst Uitvoering Onderwijs (DGDUO). Deze directeuren-generaal zijn ambtelijk verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de onder hen ressorterende directies en voor de samenhang tussen die beleidsterreinen. Zij kunnen daarnaast ambtelijk verantwoordelijk zijn voor één of meer specifieke beleidsonderwerpen of projecten, die niet zonder meer tot de hierboven genoemde beleidsterreinen kunnen worden gerekend.

DGDUO en de IGO hebben zitting in de Bestuursraad, om zo te waarborgen dat deze betrokken zijn bij OCW-brede organisatorische vraagstukken en de besluitvorming daarover. Ook kunnen zij op deze wijze op grond van hun deskundigheid inbreng hebben in beleidsinhoudelijke gedachtevorming, en de randvoorwaarden voor uitvoering en toezicht in beleidsontwikkeling bevorderen.

De SG, de pSG, de DGHBWE, de DGFO en de DGCM worden ondersteund door stafbureaus. Deze stafbureaus zijn verantwoordelijk voor de secretariële ondersteuning en/of persoonlijke ambtelijke ondersteuning aan de SG, de pSG, de DGHBWE, de DGFO onderscheidenlijk de DGCM.

C

Hoofdstuk 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Paragraaf 3.2 komt te luiden:

3.2 organisatieonderdelen die rechtstreeks ressorteren onder de DGFO:

  • a. Beleidsdirecties gericht op het stelsel:

    • 1e. Onderwijspersoneel en Primair Onderwijs (OPO)

    • 2e. Onderwijsprestaties en Voortgezet Onderwijs (OVO)

    • 3e. Kansengelijkheid en Onderwijsondersteuning (KO)

  • b. Ondersteunend bureau voor de:

    • 1e. College voor toetsen en examens (CvTE)

    • 2e. Onderwijsraad

2. In paragraaf 3.4 wordt aan de opsomming in onderdeel e toegevoegd:

  • Nederlandse Unesco Commissie

D

In paragraaf 4.3 van Hoofdstuk 4 worden in de tweede alinea bij het tweede gedachtestreepje de zinsnede ‘het managementteam OCW’ vervangen door ‘de bestuursraad’.

E

Hoofdstuk 5 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 5. Taken en verantwoordelijkheden beleidsdirecties ressorterend onder DGFO

De beleidsdirecties hebben de volgende taken en verantwoordelijkheden:

5.1 Directie Onderwijspersoneel en Primair Onderwijs (OPO)

Elk talent telt en elk kind heeft recht op onderwijs om zo een goede start in het leven te maken. Vanuit deze opgave werkt de directie OPO aan verschillende onderwerpen. Zo is de directie OPO verantwoordelijk voor de brede opgave rondom onderwijspersoneel en voor de beleidsontwikkeling op een aantal andere terreinen voor het funderend onderwijs. Zoals nieuwkomersonderwijs, digitalisering in en van het onderwijs (en digitale geletterdheid) en de burgerschapsopgave. Verder gaat de directie over de deugdelijkheidseisen, het stichten, opheffen en in stand houden van scholen in het funderend onderwijs en coördineert de directie de inzet op Caribisch Nederland voor de DG kolom. Er wordt onder meer gewerkt met regio-coördinatoren voor het nieuwkomersonderwijs en er wordt nauw samengewerkt met de Realisatie Eenheid op het terrein van de aanpak van de tekorten van schoolleiders en leraren.

Daarnaast is in directie OPO de stelselkennis over het primair onderwijs opgenomen, waaronder de bekostiging, het curriculum en doorstroomtoets in het primair onderwijs. En het beleid ten aanzien van het Jonge Kind en de Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE).

Daarnaast is de directie verantwoordelijkheid voor het onderhoud aan de wet op het primair onderwijs, waaronder de scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs.

5.2 Directie Onderwijsprestaties en Voortgezet Onderwijs (OVO)

De directie OVO is verantwoordelijk voor de brede opgave rondom het verbeteren van de onderwijsprestaties in het funderend onderwijs. Dit gebeurt onder andere via het Masterplan Basisvaardigheden, het stimuleren van evidence-informed werken in het onderwijs, het verbeteren van onderwijshuisvesting en het onderwijstoezicht op scholen. Via o.a. onderwijs coördinatoren op het terrein van taal, rekenen, burgerschap & digitale geletterdheid en regio coördinatoren wordt hier ook direct met scholen actief aan gewerkt. Daarnaast is in de directie OVO de stelselkennis over het voortgezet onderwijs opgenomen, waaronder de bekostiging, het curriculum en examens in het voortgezet onderwijs.

Daarnaast is de directie verantwoordelijkheid voor het onderhoud aan de wet op voortgezet onderwijs, waaronder de scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), praktijkonderwijs en de landelijke ondersteunende instellingen (landelijke pedagogische centra: APS, CPS en KPC-groep, alsmede CITO en SLO).

5.3 Directie Kansengelijkheid en Onderwijsondersteuning (KO)

De directie KO is verantwoordelijk voor de brede opgave rondom kansengelijkheid in het funderend onderwijs. De directie heeft de volgende missie: ‘ieder kind kan zich, ondanks omstandigheden, optimaal ontwikkelen – passend bij wat die wil, kan en is – zodat die mee kan doen in de maatschappij. Ook als daar (extra) ondersteuning voor nodig is’. In deze directie zijn dan ook de onderwerpen kansengelijkheid, Gelijke Kansen Alliantie, speciaal onderwijs, inclusief onderwijs, pro, residentieel onderwijs, passend onderwijs en onderwijs en zorg belegd.

5.4 Programmadirectie Maatschappelijke Diensttijd (MDT)

De programmadirectie MDT is opgericht naar aanleiding van het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte IV waarbij het programma is overgegaan van VWS naar OCW. Het programma beoogt jongeren in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de samenleving door het invoeren van een vrijwillige maatschappelijke diensttijd (van maximaal 6 maanden). Het programma realiseert onder meer beleid dat gericht is op het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid en maatschappelijke kansen van jongeren.

F

Hoofdstuk 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Paragraaf 11.5 komt als volgt te luiden:

11.5 Nederlandse Unesco Commissie

2. Paragraaf 11.6 komt als volgt te luiden:

11.6 Regeringscommissaris grensoverschrijdend seksueel gedrag en seksueel geweld

ARTIKEL III.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot en met 2 juli 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.W.W. Bruins

TOELICHTING

Algemeen

OCW had als enig departement geen plaatsvervangend secretaris-generaal. Deze functie wordt in de tweede helft van 2024 geïntroduceerd met een bijpassende portefeuilleverdeling met de secretaris-generaal. Vanwege borging van de onafhankelijke positie blijft de secretaris-generaal verantwoordelijk voor de directie Financieel Economische Zaken (gelet op de Comptabiliteitswet 2016), en de Inspectie Overheidsinformatie & Erfgoed en de Inspectie van het Onderwijs (gelet op de Aanwijzingen inzake Rijksinspecties). Voorts heeft een naamswijziging van ‘directoraat-generaal Primair en Voortgezet onderwijs’ naar ‘directoraat-generaal Funderend Onderwijs’ plaats gevonden.

Deze wijzigingen maken een wijziging van het besluit en de bijlage noodzakelijk, waarbij de functie van plaatsvervangend secretaris-generaal en de naamswijziging overal waar nodig in beide documenten worden geïntroduceerd.

Overige wijzigingen

Op advies van een interdepartementale werkgroep mandaatspecialisten werden eerder het aanhouden van een openbaar centraal mandaatregister met betrekking tot het openbaar maken en bekendmaken van mandaatbesluiten, machtigingen en volmachten uit het besluit gehaald. In lijn hiermede wordt thans ook het handtekeningregister uit het besluit gehaald, omdat ook dit register in onbruik is geraakt en heden ten dage geen externe functie meer heeft.

Op 2 juli 2024 is het Kabinet Schoof aangetreden. Bij OCW is een nieuwe Minister aangetreden en is een tweede ministerspost (de ‘Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs’) vervangen door een staatssecretariaat. De bijlage is hierop aangepast. Daarnaast is de bijlage ook aangepast op kleine organisatieveranderingen. Bovendien is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de begripsbepalingen een meer algemene omschrijving van een Minister ‘zonder portefeuille’ op te nemen.

Afbouw mogelijkheid fysieke terinzagelegging

Met de vorige wijziging van het O&M-besluit (zie het besluit van 4 oktober 2022, nr. WJZ/32371149, houdende wijziging van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 in verband met een wijziging in de bekendmaking van algemene ondermandaten en de inwerkingtreding van de Wet open overheid, gepubliceerd in Stcrt. 2022, 27474, van 14 oktober 2022) werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal bepalingen met betrekking tot het fysiek ‘ter inzage leggen’ van documenten te schrappen, omdat deze feitelijk zinledig waren geworden.

Nadien is gebleken dat er nog een drietal van dergelijke verwijzingen in het O&M-besluit waren opgenomen, die eerder kennelijk over het hoofd zijn gezien. Om aan alle onduidelijkheid een einde te maken, worden met dit onderdeel ook deze verwijzingen (één in artikel 4 en twee in artikel 15) geschrapt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.W.W. Bruins

Naar boven