Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 33654 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 33654 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Gelet op artikel 1 van het Besluit grondslag verplicht elektronisch procederen in civiele zaken;
Besluit:
1. Verzoeken en mededelingen alsmede de indiening van processtukken door advocaten en de verzending van processtukken door rechtbanken aan advocaten in verzoekschriftprocedures bij de voorzieningenrechter op grond van de Vierde titel van het derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden langs elektronische weg gedaan.
2. Deze regeling is niet van toepassing op de verzoeken, bedoeld in artikel 710, tweede en vijfde lid, en artikel 729b, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Deze regeling verplicht advocaten om elektronisch te procederen in verzoekschriftprocedures bij de voorzieningenrechter inzake conservatoir beslag (hierna: conservatoir-beslagprocedures). Conservatoir beslag is een bewarende maatregel. Voorafgaand aan of tijdens een gerechtelijke procedure kan een schuldeiser conservatoir beslag leggen op bijvoorbeeld de bankrekening of goederen van de schuldenaar. Daarmee is verhaal voor de vordering op deze goederen veiliggesteld totdat de uitkomst van de procedure duidelijk is. Als de schuldenaar niet vrijwillig aan een rechterlijke uitspraak voldoet, kan het saldo op de beslagen bankrekening of de opbrengst van de executoriale verkoop van de goederen worden gebruikt om de vordering van de schuldeiser te voldoen. Als de schuldeiser pas beslag zou mogen leggen nadat de rechter zijn vordering heeft toegewezen, loopt hij het risico dat er tegen die tijd geen verhaal meer mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de goederen zijn overgedragen of het banktegoed is overgeboekt.
Eind 2018 heeft de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Rvdr) het Basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht vastgesteld (hierna: het basisplan).1 Het doel van het basisplan is het realiseren van de digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak voor procespartijen en procesvertegenwoordigers. Daartoe wordt gefaseerd, per zaakstroom, eerst de mogelijkheid van elektronisch procederen bij rechtbanken en gerechtshoven opengesteld. Als de invoering van elektronisch procederen in een zaakstroom op vrijwillige basis bij de rechterlijke instanties goed is verlopen, kan het vervolgens voor die zaakstroom voor professionele procespartijen verplicht worden gesteld.
Bij de rechtbanken is het voor advocaten vanaf 15 november 2021 mogelijk om in de zaakstroom ‘beslagrekesten’ bij de voorzieningenrechter vrijwillig langs elektronische weg te procederen via het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’. Daaraan voorafgaand heeft een pilot plaatsgevonden bij de rechtbank Amsterdam. Met dit vrijwillige traject zijn positieve ervaringen opgedaan. Naar schatting van de Rvdr wordt landelijk gezien gemiddeld 75–80% van de beslagrekesten (verzoekschriften in conservatoir-beslagprocedures) via het webportaal ingediend. Gelet op het succesvolle verloop van deze vrijwillige fase, wenst de Rvdr over te gaan tot een verplichtstelling. Ook de Nederlandse orde van advocaten is positief over het vrijwillige traject en steunt een verplichtstelling voor advocaten.
Sinds 1 juli 2024 bepaalt artikel 33, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een verplichting tot elektronisch procederen kan worden ingevoerd. Deze wijziging is doorgevoerd met het oog op de verdere uitvoering van het basisplan van de Rvdr. Deze wijziging maakt het mogelijk om in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) een grondslag te bieden om elektronisch procederen bij ministeriële regeling te kunnen verplichten. Het Besluit grondslag verplicht elektronisch procederen in civiele zaken voorziet in deze grondslag voor professionele partijen. Onder de professionele partijen die bij ministeriële regeling tot elektronisch procederen kunnen worden verplicht, vallen niet: natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte (informele verenigingen), tenzij zij worden vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent zoals een advocaat. Het grondslagbesluit is met ingang van 1 juli 2024 in werking getreden. Deze regeling is de eerste ministeriële regeling op basis van het grondslagbesluit.
Verplicht elektronisch procederen voor advocaten
Op grond van deze regeling moeten advocaten verzoeken en mededelingen en verzoekschriften in conservatoir-beslagprocedures voortaan indienen in een digitaal systeem van de Rechtspraak voor uitwisseling van stukken en berichten. Ook de daaropvolgende communicatie en uitwisseling van stukken met de voorzieningenrechter vindt verplicht plaats via dat digitale systeem. Dit betekent dat ook (de griffie van) de rechtbank verzoeken, mededelingen en processtukken aan advocaten verplicht via het digitale systeem verzendt. De rechtbank stelt deze stukken en berichten dan in het systeem ter beschikking aan de advocaat voor wie zij bedoeld zijn. De advocaat heeft zo via dit systeem toegang tot zijn zaken en kan daarin de stukken elektronisch indienen en inzien. Het op deze wijze elektronisch uitwisselen van de stukken bevordert de efficiëntie van de conservatoir-beslagprocedure zowel voor advocaten en hun cliënten als voor de rechtbanken. Het verplicht elektronisch procederen in conservatoir-beslagprocedures sluit ook aan bij het doel van de Rvdr om de digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak en de efficiëntie van procedures te verbeteren. De verplichtstelling voor advocaten is voor deze zaakstroom een voorlopig sluitstuk, nadat uit het vrijwillige traject is gebleken dat een meerderheid van de advocaten in deze zaakstroom al succesvol elektronisch procedeert via het digitale systeem.
De verplichting tot elektronisch procederen geldt in de eerste plaats voor de advocaat van de beslaglegger. Voor het leggen van conservatoir beslag is voorafgaand verlof (toestemming) van de voorzieningenrechter nodig (artikel 700 Rv). Het verzoekschrift (beslagrekest) daartoe kan alleen door een advocaat namens de beslaglegger worden ingediend bij de voorzieningenrechter (artikel 278, derde lid, Rv). De beslaglegger kan vervolgens nog een aantal aanvullende verzoeken doen aan de voorzieningenrechter die met het conservatoir beslag samenhangen. Hierbij valt te denken aan een verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (artikel 700, derde lid, tweede volzin, Rv) of een bevel tot de afgifte van roerende zaken ter gerechtelijke bewaring (artikel 709, eerste lid, Rv). Ook deze verzoeken kunnen in beginsel slechts door een advocaat worden ingediend.
In conservatoir-beslagprocedures komt het regelmatig voor dat advocaten verzoekschriften buiten de openingstijden van de griffie indienen. Voor die spoedeisende gevallen hebben de rechtbanken piketregelingen. Deze piketregelingen blijven onverkort van kracht en worden uitgewerkt in het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/voorzieningenrechter. De advocaat blijft daarnaast op grond van deze ministeriële regeling verplicht om het verzoekschrift via het digitale systeem in te dienen.
Na indiening van een beslagrekest beslist de voorzieningenrechter na summier onderzoek. Daarbij kan de rechter de beslaglegger, beslagene en eventuele andere belanghebbenden horen. In sommige gevallen is de voorzieningenrechter daartoe verplicht (bijvoorbeeld artikelen 700, vierde lid, 709, derde lid, en 720 Rv). Deze ministeriële regeling brengt geen verandering in de wijze waarop de beslaglegger, beslagene of een eventuele andere belanghebbende wordt gehoord. In de meeste gevallen wordt een beslagene of andere belanghebbende bij dit horen bijgestaan door een advocaat. Dit is echter niet verplicht. Als een beslagene of andere belanghebbende voorafgaand aan dit horen verzoeken of mededelingen wil doen aan of (proces)stukken wil indienen bij de voorzieningenrechter, geldt de verplichting tot elektronisch procederen alleen voor zover hij daarbij wordt vertegenwoordigd door een advocaat. Heeft een beslagene geen advocaat, dan mag hij deze verzoeken of stukken langs elektronische weg indienen, maar hij is daartoe niet verplicht. Hij mag dit dus ook langs de papieren weg blijven doen. Dit geldt ongeacht of de beslagene of andere belanghebbende een natuurlijke persoon is of een professionele partij.
Het Besluit grondslag verplicht elektronisch procederen in civiele zaken maakt het mogelijk om ook beslagenen of andere belanghebbenden die niet een natuurlijke persoon of informele vereniging zijn te verplichten tot elektronisch procederen bij ministeriële regeling. Voor een goede en efficiënte digitale toegankelijkheid van de rechtspraak is het wenselijk dat op termijn ook professionele beslagenen en professionele andere belanghebbenden hun stukken verplicht langs elektronische weg indienen, dus ook als zij niet worden vertegenwoordigd door een advocaat. Dit geldt ook voor gerechtsdeurwaarders die op grond van de wet een aantal verzoeken kunnen indienen die verband houden met het conservatoir beslag (artikel 710a Rv). Ik bekijk samen met de Rvdr en de betrokken partijen op welke termijn het mogelijk is om deze verplichting in te voeren.
Toepasselijkheid Besluit elektronisch procederen
Het Besluit elektronisch procederen (Bep) is van toepassing op het verplicht elektronisch procederen in conservatoir-beslagprocedures. Dit betekent onder meer dat het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/voorzieningenrechter het digitaal systeem voor het verplicht elektronisch procederen moet aanwijzen (artikel 2, eerste lid, van het Bep). In dit geval gaat het om aanwijzing van het systeem dat ook is gebruikt voor de vrijwillige fase van elektronisch procederen bij beslagrekesten. Dit is het Systeem Digitale Toegang Rechtspraak (Systeem DT Rechtspraak). Het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ en het Aansluitpunt Rechtspraak – Digitale Toegankelijkheid maken hier onderdeel van uit. Ook de Beslagsyllabus zal hierop worden aangepast. Verder is van belang dat op grond van artikel 2, derde lid, van het Bep de grosse van het beslagverlof (de in executoriale vorm opgemaakte beslissing op het gevraagde verlof) niet via het digitale systeem aan de advocaat kan worden toegezonden. Dit gebeurt in principe per gewone post. Een gerechtsdeurwaarder heeft een grosse van het beslagverlof nodig om beslag te kunnen leggen. Daartoe kan de advocaat de grosse bij de griffie van de rechtbank opvragen.
De lasten die gepaard gaan met de informatie-uitwisseling tussen de rechtbanken en de advocaten in conservatoir-beslagprocedures hangen samen met de waarborgen die het civiele procesrecht biedt voor een eerlijke en efficiënte procesvoering. Vanwege dit bijzondere karakter worden ze niet als regeldruklasten aangemerkt. Het civiele procesrecht valt daarom ook buiten de kwantitatieve reductiedoelstellingen voor regeldruklasten. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Voor de Rechtspraak heeft deze regeling naar verwachting geen (substantiële) gevolgen voor de werklast, noch (noemenswaardige) ICT-consequenties. De Rechtspraak heeft het systeem voor elektronisch procederen geïmplementeerd en al in gebruik. Zoals hierboven is toegelicht, wordt in conservatoir-beslagprocedures door advocaten sinds 15 november 2021 al vrijwillig gebruik gemaakt van het digitale systeem. Advocaten beschikken daarom al over toegang tot dit systeem en zijn hiermee bekend. Alle advocaten kunnen met hun advocatenpas inloggen op het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ en hierin het verzoekschrift uploaden en indienen. De inschatting is dat een verplichting om langs elektronische weg te procederen leidt tot een afname van de regeldruk. Elektronisch procederen is voor advocaten sneller en eenvoudiger dan procederen op papier.
Deze ministeriële regeling heeft naar verwachting geen extra financiële gevolgen voor de Rechtspraak. De regeling maakt het mogelijk dat verdere uitvoering wordt gegeven aan het Basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht van de Rechtspraak. In het prijsakkoord 2023–2025 zijn hiervoor middelen beschikbaar gesteld aan de Rechtspraak.2
De rechtbanken en advocaten verwerken persoonsgegevens conform de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Het doel van deze gegevensverwerking is een goede en zorgvuldige rechtspleging en procesvoering in civiele zaken. Dit doel is niet anders bij het elektronisch indienen van verzoeken, mededelingen en processtukken. Slechts de wijze waarop deze gegevens bij de rechtbanken en advocaten terechtkomen, wijzigt door middel van deze ministeriële regeling. Dit betekent dat geen nieuwe grondslag voor gegevensverwerking in deze regeling hoeft te worden opgenomen.
Een voorontwerp van deze regeling is besproken met de Rvdr. Van 2 september 2024 tot en met 30 september 2024 heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over de ontwerpregeling en is een aantal betrokken organisaties geconsulteerd. Op de internetconsultatie zijn drie openbaar raadpleegbare reacties binnengekomen. De eerste (anonieme) reactie is positief en steunt een snelle invoering van de verplichtstelling. De tweede reactie is van een burger die de verplichtstelling steunt, maar wel aandacht vraagt voor de mogelijkheid van vervalsing van stukken. Ik vind het inderdaad belangrijk dat de betrouwbaarheid van stukken gewaarborgd is, zowel bij fysieke indiening als bij elektronische indiening. Voor elektronisch procederen – vrijwillig of verplicht – zijn er waarborgen voor de betrouwbaarheid vastgelegd in het Besluit elektronisch procederen. Dit besluit stelt eisen aan de identificatie van procesdeelnemers en de integriteit van verzonden stukken (artikel 3). De uiteindelijke bewijswaardering van ingediende stukken is aan de rechter. De derde reactie is afkomstig van de KBvG en wordt hierna besproken.
Gelijktijdig met de internetconsultatie is de ontwerpregeling ter informele consultatie voorgelegd aan een aantal organisaties uit de rechtspraktijk. De Nederlandse orde van advocaten (NOvA), de Rvdr en de KBvG hebben gereageerd. De NOvA zag geen aanleiding om advies uit te brengen. De Rvdr ziet deze regeling als een goede eerste stap om de gerechtelijke procedures geleidelijk aan verder te digitaliseren voor professionele partijen en bevestigt dat hij geen significante gevolgen verwacht voor de werklast. Daarnaast maakt de Rvdr twee aanvullende opmerkingen over de indiening van stukken in spoedsituaties. Dit doet hij mede naar aanleiding van het advies van de KBvG, waarop nu eerst zal worden ingegaan. De KBvG vindt het goed te zien dat er nu stap voor stap voortgang wordt geboekt met de digitalisering van het berichtenverkeer met de diverse rechterlijke instanties. Volgens de KBvG is een logische volgende stap dat in de toekomst ook verzoeken van gerechtsdeurwaarders inzake conservatoir beslag verplicht elektronisch worden ingediend, waaraan dan een vrijwillige fase vooraf zal moeten gaan. De KBvG vraagt daarbij ook nadrukkelijk aandacht voor de kosten om de toegang tot het digitale systeem van de Rechtspraak te realiseren voor gerechtsdeurwaarders. Vóórdat een regeling wordt gemaakt die voor gerechtsdeurwaarders een verplichting inhoudt tot elektronisch procederen in conservatoir-beslagprocedures, bekijk ik samen met de KBvG en de Rvdr wat daarvoor in redelijkheid nodig is. In lijn met het basisplan digitalisering van de Rvdr, zal daarbij eerst worden gekeken naar de inrichting van een vrijwillige fase.
De KBvG en de Rvdr maken beide nog een opmerking over het gebruik van de regeling in spoedsituaties. Daarbij ziet de KBvG graag verduidelijkt dat de verplichte elektronische indiening van het verzoek tot verlof in die situatie geen constitutief vereiste is voor de rechtsgeldigheid van het beslag. Een aanvulling in de toelichting is hiervoor niet nodig. Artikel 278, tweede lid, Rv bepaalt dat een verzoekschrift wordt ingediend ter griffie, maar – in het geval dat het gericht is aan de voorzieningenrechter – ook aan de voorzieningenrechter ter hand kan worden gesteld. Indien een beslagrekest in een spoedeisend geval overeenkomstig de geldende piketregeling wordt ingediend, geldt dit als terhandstelling aan de voorzieningenrechter. Het verzoekschrift is dan op een geldige wijze ingediend. Wel dient de advocaat het verzoekschrift op grond van deze regeling daarna ook nog langs elektronische weg bij de griffie in te dienen. Verder wijst de Rvdr op de mogelijkheid om, wanneer is er sprake is van een spoedsituatie en tevens sprake is van een verstoring in de toegang tot het digitale systeem, gebruik te maken van de alternatieve route zoals vermeld in het Reglement inzake de toegang tot en het gebruik van systeem DT rechtspraak. Naar aanleiding van de reacties van de KBvG en de Rvdr, is de toelichting bij artikel 1 iets aangevuld en is verduidelijkt dat voor spoedeisende verzoeken buiten de openingstijden van de griffie een afwijkende werkwijze geldt.
De ontwerpregeling is ook voorgelegd aan de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht. De Adviescommissie staat positief tegenover de verplichtstelling tot elektronisch procederen voor advocaten in conservatoir-beslagprocedures. Daarbij hecht zij belang aan de positieve ervaringen met het vrijwillig elektronisch procederen in deze zaakstroom. De Adviescommissie had één inhoudelijke opmerking. Dit betreft het ontbreken van een wettelijke herstelmogelijkheid voor het verplicht elektronisch procederen bij de rechtbanken en gerechtshoven. Volgens de Adviescommissie zou het goed zijn om in de wet te verduidelijken dat een partij die stukken op papier indient, terwijl zij verplicht is dat langs elektronische weg te doen, niet meteen niet-ontvankelijk wordt verklaard, maar eerst in de gelegenheid wordt hersteld om dit verzuim te herstellen. In de wetgeving die in 2016 tot stand kwam tot vereenvoudiging en digitalisering van het civiele procesrecht (Stb. 2016, 288–294) was voorzien in een dergelijke herstelmogelijkheid.3 Bij de technische eenmaking van Rv is deze bepaling alleen overgenomen voor civiele cassatieprocedures bij de Hoge Raad, omdat alleen bij die instantie nog verplicht elektronisch wordt geprocedeerd op grond van de wetgeving uit 2016 (artikel 397, vierde lid, Rv). Ik ben het met de Adviescommissie eens dat het wenselijk is om ook voor het verplicht elektronisch procederen bij rechtbanken en gerechtshoven een algemene wettelijke herstelmogelijkheid in te voeren. Ik onderzoek of dit in een lopend wetgevingstraject kan worden meegenomen. Volledigheidshalve merk ik op dat in artikel 8 Bep al wel een regeling is opgenomen voor verstoringen van de toegang tot het digitale systeem die niet toerekenbaar zijn aan de indiener. De Adviescommissie had, tot slot, nog enkele redactionele opmerkingen die zijn verwerkt in artikel 2 en de toelichting.
Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat verzoeken en mededelingen alsmede de indiening van processtukken door advocaten en de verzending van processtukken door rechtbanken aan advocaten in verzoekschriftprocedures bij de voorzieningenrechter op grond van de Vierde titel van het derde Boek van Rv alleen langs elektronische weg kunnen worden gedaan. Zoals is vermeld in het algemeen deel van de toelichting, komt het in conservatoir-beslagprocedures regelmatig voor dat advocaten verzoekschriften buiten de openingstijden van de griffie indienen. Voor die spoedeisende gevallen geldt dat de piketregelingen in het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/voorzieningenrechter onverkort van kracht blijven. De advocaat blijft daarnaast op grond van deze regeling verplicht om het verzoekschrift via het digitale systeem in te dienen.
De verplichtstelling in artikel 1 geldt nog niet voor de dagvaardingsprocedures in de Vierde titel van het derde Boek van Rv, omdat die procedures geen deel uitmaakten van de vrijwillige fase van het elektronisch procederen in de zaakstroom ‘beslagrekesten’. Dit betreft onder meer het opheffingskortgeding (artikel 705 Rv) en de vordering in kort geding tot onderbewindstelling van goederen (artikel 710, eerste lid, Rv). Ook de verzoeken die verband houden met het zogenoemde ‘geschillenbewind’ vallen buiten de verplichtstelling (artikel 710 leden 2 en 5).
Het geschillenbewind is een andere bewarende maatregel dan het conservatoir beslag en maakte geen deel van de vrijwillige fase van het elektronisch procederen in de zaakstroom ‘beslagrekesten’. In artikel 1, tweede lid, zijn deze verzoeken daarom uitgezonderd. In het tweede lid is ook een uitzondering opgenomen voor het verzoek van een partij om een beslissing over het bedrag of de aard van de te stellen zekerheid ter voorkoming van het conservatoir beslag op een luchtvaartuig (artikel 729b, derde lid, Rv). Dit verzoek gaat vooraf aan een eventueel beslagrekest en is meer een geschil over de hoogte of aard van de te stellen zekerheid. De procedure uit artikel 729b, derde lid, Rv bij een geschil over de stellen zekerheid is een lex specialis van de procedure bedoeld in artikel 616 Rv. Dit is een dagvaardingsprocedure die buiten de Vierde titel van het derde Boek van Rv valt. Om die reden is ook het verzoek bedoeld in artikel 729b, derde lid, Rv buiten deze regeling gehouden.
Daarnaast geldt de verplichtstelling in artikel 1, eerste lid, alleen in conservatoir-beslagprocedures bij de voorzieningenrechter. Dit betekent dat verzoeken die bij de kantonrechter moeten worden ingediend nog buiten de verplichtstelling vallen. Dit speelt onder meer bij het verzoek van de beslaglegger om een ‘ruraal bewaarder’ aan te stellen (artikel 712 jo. 451 Rv). Een ruraal bewaarder is een bewaarder die kan worden aangesteld bij beslag op vee (‘beesten’), landbouwwerktuigen of reeds ingeoogste vruchten indien dat nodig wordt geacht voor de behoorlijke voortzetting van de exploitatie van het landbouwbedrijf. Gaat het om conservatoir beslag tot afgifte van te velde staande vruchten of beplantingen van een onroerende zaak en is het verzoek opgenomen in hetzelfde verzoekschrift als waarmee het beslagverlof wordt verzocht, dan is de voorzieningenrechter bevoegd (artikel 732 jo. 700, tweede lid, Rv). In dat geval wordt het verzoek dus verplicht elektronisch ingediend. Gaat het echter om een separaat verzoek tot het aanstellen van een ruraal bewaarder, dan is de kantonrechter bevoegd en geldt deze verplichting nog niet.
Dit artikel bevat het overgangsrecht en bepaalt dat de verplichting tot elektronisch procederen alleen geldt in verzoekschriftprocedures waarin het verzoekschrift is ingediend op of na de datum van inwerkingtreding. Elk nieuw verzoek aan de voorzieningenrechter in een conservatoir-beslagprocedure wordt ingeleid met een nieuw verzoekschrift. Dat betreft allereerst het verzoek tot verlof, maar ook de overige verzoeken die een advocaat kan indienen op grond van de Vierde titel van het derde Boek van Rv. Zo is het verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (artikel 700, derde lid, tweede volzin, Rv) een nieuw verzoek. Dat betekent dat het moment waarop dat verzoek aan de voorzieningenrechter wordt voorgelegd bepalend is voor de toepassing van de verplichting om de daaropvolgende communicatie en uitwisseling van stukken met de rechtbank langs elektronische weg te doen. Die verplichting geldt als dat verzoek is gedaan op of na de datum van inwerkingtreding, ook als het oorspronkelijke verzoek tot verlof vóór de datum van inwerkingtreding was ingediend.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Daarmee wordt voldaan aan de vaste verandermomenten en de publicatietermijn van minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding.
Dit artikel bevat de citeertitel van de regeling.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Zie Kamerstukken II, 2018/19, 29 279, nr. 490 en meer recent Kamerstukken II 2023/24, 29 279, nr. 801.
Deze wetgeving is komen te vervallen met de Wet technische eenmaking Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Stb. 2023, 41).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-33654.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.