Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 november 2024, nr. 2024- 0000823577, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT in verband met verduidelijking van het begrip uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, verduidelijking van de verantwoording van de fiscale doorbetaaldloonregeling, en enkele technische verbeteringen en aanpassingen

(KetenID WGK026241)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 1.9, onderdeel a, en 4.1, eerste tot en met vierde lid, van de Wet normering topinkomens;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling WNT wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt ‘op nihil gestelde verstrekkingen als bedoeld in artikelen 3.7, 3.9 en 3.10 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011’ vervangen door ‘op nihil gestelde verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.7 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011’.

2. In onderdeel i wordt ‘artikel 19b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren’ telkens vervangen door ‘artikel 1ab, onderdeel d, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren’.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

k. premies of bijdragen van de werkgever voor bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen.

B

In artikel 2a, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de vergoeding van premies of bijdragen voor bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, en in het vijfde lid, onderdeel d, wordt ‘uitgedrukt als deeltijdfactor met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte’ vervangen door ‘uitgedrukt, voor zover kleiner dan 1 fte, als rekenkundig op drie decimalen afgeronde deeltijdfactor met een maximum van 1 fte’.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 7. De in het eerste tot en met zesde lid bedoelde gegevens van een functionaris die op grond van artikel 1.1, onderdeel b, onder 6°, WNT wordt aangemerkt als topfunctionaris van de rechtspersoon Staat der Nederlanden, worden in het financieel verslaggevingsdocument vermeld door de verantwoordelijke voor het orgaan of onderdeel van deze rechtspersoon waar betrokkene laatstelijk in het betreffende kalenderjaar zijn of haar functie vervulde. Voor zover de in de eerste volzin genoemde functionaris eerder in het betreffende kalenderjaar bij een ander orgaan of onderdeel van de rechtspersoon Staat der Nederlanden een functie als topfunctionaris vervulde, vraagt de in de eerste volzin bedoelde verantwoordelijke bij dat orgaan of onderdeel tijdig de in het eerste tot en met zesde lid bedoelde gegevens over de periode van functievervulling bij dat orgaan of onderdeel op die nodig zijn om de gegevens van deze functionaris voor het volledige kalenderjaar te kunnen vermelden in het financieel verslaggevingsdocument.

  • 8. Het orgaan of onderdeel van de rechtspersoon Staat der Nederlanden waar de in het zevende lid bedoelde betrokkene eerder in het betreffende kalenderjaar zijn of haar functie vervulde, draagt de gegevens van betrokkene uit eigen beweging of op eerste verzoek, onverwijld, over aan het in het zevende lid bedoelde orgaan of onderdeel van de rechtspersoon Staat der Nederlanden.

  • 9. De verantwoordelijke van het in het achtste lid bedoelde orgaan of onderdeel van de rechtspersoon Staat der Nederlanden waar de in het zevende lid bedoelde betrokkene eerder in het betreffende kalenderjaar zijn of haar functie vervulde zoals bedoeld in het achtste lid, vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument de naam en functie van betrokkene en de aanvangs- en einddatum van de functievervulling, en verwijst voor de overige in het eerste tot en met zesde lid bedoelde gegevens door naar het financieel verslaggevingsdocument van het in het zevende lid bedoelde orgaan of onderdeel.

D

In artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘uitgedrukt als deeltijdfactor met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte’ vervangen door ‘uitgedrukt, voor zover kleiner dan 1 fte, als rekenkundig op drie decimalen afgeronde deeltijdfactor met een maximum van 1 fte’.

E

Aan artikel 5c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij toepassing van artikel 32d van de Wet op de loonbelasting 1964 worden de gegevens, bedoeld in de artikelen 5 en 5a, opgenomen in het financieel verslaggevingsdocument van:

    • a. de inhoudingsplichtige, bedoeld in artikel 32d, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, die een rechtspersoon of instelling is waarop de wet van toepassing is, betreffende het dienstverband van de topfunctionaris met die inhoudingsplichtige, en

    • b. de andere inhoudingsplichtige, bedoeld in artikel 32d, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, die een rechtspersoon of instelling is waarop de wet van toepassing is, betreffende het dienstverband van de topfunctionaris met die andere inhoudingsplichtige.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

TOELICHTING

1. Algemeen

Met de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) wordt beoogd bovenmatige bezoldigingen en ontslaguitkeringen in de publieke en semipublieke sector tegen te gaan door deze aan een maximum te binden en bezoldigingen van topfunctionarissen openbaar te maken. Het bij die wet behorende normenkader, waar de Uitvoeringsregeling WNT (hierna: de regeling) deel van uitmaakt, wordt jaarlijks geactualiseerd mede op basis van ervaringen bij de uitvoering. Als eerste wordt door middel van wijziging van de artikelen 2, tweede lid, en 2a, tweede lid, de premie of bijdrage van de werkgever voor bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen uitgezonderd van de bezoldiging, ongeacht of de werkgever deze premie heeft ondergebracht in de werkkostenregeling of niet (artikel I, onderdeel A, onder 3, en onderdeel B). Hiermee wordt uitvoering en invulling gegeven aan een al langer bestaande wens vanuit de WNT-instellingen en controlerende accountants. In de artikelen 5 en 5a (artikel I, onderdeel C, onder 1, en onderdeel D) is een afronding van de deeltijdfactor als uitdrukking en weergave van de omvang van het dienstverband in uren opgenomen. In nieuwe leden van artikel 5 is verder verduidelijkt hoe een topfunctionaris bij de Staat der Nederlanden verantwoord moet worden, en door welk orgaan van die rechtspersoon, voor zover deze functionaris na het neerleggen van de functie een andere functie bij die rechtspersoon behoudt en om die reden vier jaar lang aangemerkt blijft als topfunctionaris (artikel I, onderdeel C, onder 2). Daarnaast is aan artikel 5c een lid toegevoegd (vierde lid) over de verantwoording van de WNT bij toepassing van de doorbetaaldloonregeling van artikel 32d Wet op de loonbelasting 1964 (artikel I, onderdeel E). Tot slot wordt een aantal technische verbeteringen en aanpassingen van enkele bepalingen van de regeling aangebracht (artikel I, onderdelen A, onder 1 en 2).

2. Wijzigingen

2.1 Artikel I, onderdelen A (wijziging artikel 2, tweede lid) en B (wijziging artikel 2a, tweede lid)

In artikel 2, tweede lid, onderdelen e en i, van de regeling wordt verwezen naar bepalingen in andere wet- en regelgeving die vervallen of verouderd zijn. Dit betreft de artikelen 3.9 en 3.10 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 die op 1 januari 2024 respectievelijk 1 januari 2016 zijn vervallen (onderdeel e) en artikel 19b Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren dat op 1 juli 2023 is vervallen (onderdeel i, onder 1°, sub a en b, en onder 2°, sub a, b en c). In deze wijzigingsregeling zijn deze verwijzingen technisch aangepast of verbeterd. Hieruit vloeien geen inhoudelijke wijzigingen voort.

Naar aanleiding van signalen uit het veld en uit de praktijk van toezicht en handhaving is het wenselijk om een bepaalde bezoldigingscomponent uit te zonderen van het bezoldigingsbegrip voor de WNT. Dit betreft de werkgeverspremie of -bijdrage voor de zogenoemde bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen van leidinggevende en toezichthoudende topfunctionarissen, zowel in dienstbetrekking als zonder dienstbetrekking1. Hierbij worden bedoeld verzekeringen voor de persoonlijke financiële aansprakelijkheid voor bestuurders, directeuren en commissarissen voor beslissingen genomen en handelingen verricht uit hoofde van hun functie. Weliswaar hebben deze topfunctionarissen voordeel van het feit dat de werkgever deze premie of bijdrage voor hen betaalt of voldoet en om die reden behoorde deze premie annex bijdrage tot de bezoldiging voor de WNT, maar bij nader inzien kan worden geconcludeerd dat het hier gaat om verzekeringen die onvermijdbaar en onontbeerlijk zijn om de functie als topfunctionaris in goede orde en zonder grote persoonlijke aansprakelijkheidsrisico’s te kunnen vervullen. Ofwel zonder een dergelijke verzekering kan een topfunctionaris zijn of haar functie niet goed vervullen. Om die reden ligt het voor de hand om het bezoldigingsbegrip op dit punt beleidsmatig te wijzigen. Met deze wijziging valt deze premie of bijdrage dus voor alle topfunctionarissen met en zonder dienstbetrekking in alle gevallen buiten het bezoldigingsbegrip. Deze uitzondering op het bezoldigingsbegrip is opgenomen in artikel I, onderdeel A, sub 3 (artikel 2, tweede lid, nieuw onderdeel k) en onderdeel B (artikel 2a, tweede lid, nieuw onderdeel c).

2.2 Artikel I, onderdelen C, onder 1, en D (wijziging artikel 5, eerste en vijfde lid, en artikel 5a, eerste lid)

In artikel 5, eerste en vijfde lid, en artikel 5a, eerste lid, is thans niet voorgeschreven op hoeveel decimalen de deeltijdfactor (als uitdrukking van de omvang het dienstverband) moet worden weergegeven in de WNT-verantwoording. De afronding van de deeltijdfactor kan aanzienlijke verschillen opleveren bij het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum, zoals het volgende voorbeeld laat zien: stel dat een topfunctionaris een dienstverband heeft van 32 uur en dat het gebruikelijke voltijds dienstverband bij de WNT-instelling een omvang heeft van 38 uur. De daarbij behorende deeltijdfactor is 0,842 fte. Stel vervolgens dat betrokkene het gehele jaar in dienst is geweest en dat het voor de WNT-instelling geldende maximum € 233.000 bedraagt. Afhankelijk van het aantal decimalen waarin de deeltijdfactor wordt uitgedrukt, bedragen de deeltijdfactor en het bijbehorende individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum:

  • 0,8 en € 186.400 bij een decimaal;

  • 0,84 en € 195.720 bij twee decimalen;

  • 0,842 en € 196.186 bij drie decimalen.

De verschillen in maximaal toegestane bezoldiging kunnen dus aanzienlijk zijn en de wijze van de afronding kan dus het verschil maken tussen wel of geen onverschuldigde betaling. Het is daarom wenselijk en verdedigbaar om voor de berekening van het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum nader te gaan voorschrijven op hoeveel decimalen de deeltijdfactor, voor zover kleiner dan 1 fte, moet worden afgerond en gelet op de eerdere keuze om de minimum deeltijdfactor op drie decimalen te bepalen, wordt voorgeschreven dat de deeltijdfactor op drie decimalen wordt afgerond. Daarmee worden alle topfunctionarissen en niet-topfunctionarissen met dienstbetrekking en, vanaf de dertiende kalendermaand, alle topfunctionarissen zonder dienstbetrekking in dezelfde positie gebracht wat de toepassing en verantwoording van de deeltijdfactor voor de WNT betreft.

De afronding op drie decimalen geldt zowel voor de weergave van de deeltijdfactor in de WNT-verantwoording als voor de vaststelling van de omvang van het dienstverband in het kader van de vaststelling van het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum (artikel 2.1, tweede lid, WNT). Er wordt één lijn gekozen op dit punt. Artikel 2.1, tweede lid, WNT biedt ruimte voor deze afronding. De deeltijdfactor is de standaard wijze waarop voor de WNT de omvang van het dienstverband wordt bepaald en waarin deze wordt uitgedrukt. Vanuit de financiële belangen van de topfunctionarissen beredeneerd zou een deeltijdfactor zonder afronding tot het hoogst mogelijke bezoldigingsmaximum uitkomen. In het hierboven gegeven voorbeeld zou de deeltijdfactor zonder afronding op drie decimalen uitkomen op 0,842105263 en zou het bezoldigingsmaximum € 24 hoger zijn dan bij drie decimalen (€ 196.210). Uit dit voorbeeld wordt duidelijk dat het grootste gunstige effect, de grootste meeropbrengst, voor de topfunctionaris naar verhouding optreedt bij drie in plaats van een of twee decimalen. Het toevoegen van een vierde of volgende decimaal in de afronding levert naar verhouding minder extra bezoldigingsruimte op. Afronding op drie decimalen geeft daarom een proportionele uitkomst voor de topfunctionaris. Daar komt bij dat het moeten werken met meer dan drie decimalen niet praktisch is vanuit verantwoordings- en controlesystematiek bezien. Afronden op drie decimalen geeft alles afwegende een evenwichtige uitkomst tussen enerzijds het belang van de topfunctionaris en anderzijds de uitvoerbaarheid en controleerbaarheid en de transparantie en leesbaarheid van de WNT-verantwoording. Vandaar dat gekozen is voor afronding op drie decimalen. Zie ook artikel 7, derde lid, Beleidsregels WNT 2025.

Het voorschrift van het uitdrukken van de deeltijdfactor in drie decimalen geldt ook als de deeltijdfactor formeel, zonder afronding naar boven of beneden, uitkomt op één of twee decimalen. In dat geval moet er een nul of twee nullen worden toegevoegd aan de weergave van de deeltijdfactor. Een deeltijdfactor van bijvoorbeeld 0,5 fte moet in de WNT-verantwoording worden weergegeven als 0,500 fte. Een deeltijdfactor van 0,75 fte moet in de WNT-verantwoording worden weergegeven als 0,750 fte. Door de deeltijdfactor altijd in drie decimalen uit te drukken, is het klip en klaar dat er geen afronding heeft plaatsgevonden van bijvoorbeeld 0,495 fte op 0,5 fte. Er is dus geen discussie mogelijk over het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum bij functievervulling in deeltijd.

Bij een voltijds dienstverband van 1 fte, waarbij geen sprake is van afronding, is het niet nodig om deze uit te drukken als 1,000 fte. Als echter sprake is van een dienstverband van 0,995 fte, dan moet dat in de WNT-verantwoording worden uitgedrukt als 0,995 fte en is het niet toegestaan om dit weer te geven als 1 fte.

Bij eerdere wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT2 was in de onderhavige bepalingen een minimumwaarde voor de deeltijdfactor opgenomen (ter grootte van 0,025 fte) voor situaties waarin de deeltijdfactor niet kan worden bepaald dan wel alleen met grote moeite kan worden bepaald. Door de letterlijke tekst van deze bepaling zou echter ook in situaties waarin op reguliere wijze kan worden vastgesteld dat de deeltijdfactor nul fte is de minimum deeltijdfactor (met daaraan verbonden bezoldigingsminimum) toegepast moeten worden. Daarvoor was deze bepaling niet bedoeld en dit wordt bij nader inzien dan ook als onwenselijk beschouwd. Overwogen is om de werkingssfeer van de minimum deeltijdfactor nader in te perken tot situaties waarin de deeltijdfactor niet of slechts met zeer veel moeite en inspanning kan worden vastgesteld, maar omdat artikel 2.1, tweede lid, WNT bij nader inzien geen minimum omvang van het dienstverband kent, zou dit neerkomen op afwijken van die wettelijke bepaling en de artikelen 1.9 en 4.1, derde en vierde lid, WNT bieden alleen grondslag voor nadere regels, niet voor van de WNT afwijkende regels. Bovendien blijkt dat erin verreweg de meeste gevallen een deeltijdfactor kan worden vastgesteld. Als een deeltijdfactor echter niet kan worden bepaald vanwege een ontbrekende of gebrekkige urenadministratie, zou toepassing van de minimum deeltijdfactor ook onredelijke en onbillijke gevolgen kunnen hebben voor de topfunctionaris. Bij toezicht op de WNT zijn er dan ook (bijna) geen gevallen bekend waarin de minimum deeltijdfactor is toegepast en voor zover er gevallen zijn waarin deze had kunnen worden toegepast, is daarvan in het toezicht afgezien en is om redenen van redelijkheid en billijkheid overgegaan tot een oordeelsonthouding vanwege gebreken in de administratie. Om deze redenen is de minimum deeltijdfactor geschrapt uit deze bepalingen.

2.3 Artikel I, Onderdeel C, onder 2 (artikel 5, nieuwe zevende tot en met negende lid)

Het nieuwe zevende tot en met negende lid van artikel 5 behelzen een verduidelijking van de verantwoording van WNT-gegevens van functionarissen van de rechtspersoon Staat der Nederlanden die na het neerleggen van hun topfunctie een dienstverband behouden bij deze rechtspersoon en die op die grond nog vier jaar lang als topfunctionaris van deze rechtspersoon worden aangemerkt (‘topfunctionaris zonder topfunctie’). De aanleiding voor deze verduidelijking zijn vragen vanuit ministeries en andere organisatieonderdelen van deze rechtspersoon over de verantwoording van deze categorie topfunctionarissen. De rechtspersoon Staat der Nederlanden is de enige rechtspersoon waarop de WNT van toepassing is waarbij sprake is van meerdere verantwoordelijken in de zin van de WNT. Daardoor is het mogelijk en in de praktijk ook voorgekomen dat een functionaris van deze rechtspersoon, bij functiewijziging gedurende het kalenderjaar, door twee of meer verantwoordelijken van deze rechtspersoon is of wordt verantwoord voor de WNT (dubbele verantwoording). De verduidelijking betreft drie elementen:

  • de explicitering van de verantwoordelijke in de zin van de WNT voor de verantwoording van de gegevens;

  • de overdracht van de WNT-gegevens tussen de betreffende organen of onderdelen van de Staat der Nederlanden; en

  • de WNT-gegevens die door de betrokken organen of onderdelen van de Staat der Nederlanden over de betrokken personen verantwoord moeten worden.

Om een dubbele verantwoording van de WNT-gegevens van een ‘topfunctionaris zonder topfunctie’ binnen de Staat der Nederlanden te voorkomen, indien deze tijdens het te verantwoorden kalenderjaar bij meerdere onderdelen van de Staat der Nederlanden werkzaam is geweest, wordt in het zevende lid bepaald dat de WNT-gegevens worden verantwoord door de verantwoordelijke van het orgaan of onderdeel van de Staat der Nederlanden waar deze ‘topfunctionaris zonder topfunctie’ als laatste werkzaam was tijdens het te verantwoorden kalenderjaar (ontvangende organisatieonderdeel). Uit deze openbaarmakingsplicht vloeit voort dat het genoemde orgaan of onderdeel contact dient op te nemen met het orgaan of onderdeel of, indien het er meer dan één was in dat kalenderjaar, de organen of onderdelen van de Staat der Nederlanden waar deze functionaris het eerdere deel of de eerdere delen van het te verantwoorden kalenderjaar gewerkt heeft (het overdragende organisatieonderdeel of de overdragende organisatiedelen) voor het verkrijgen van de WNT-gegevens over de betreffende periode van functievervulling aldaar.

Het ontvangende organisatieonderdeel dient van het overdragende organisatieonderdeel de WNT-gegevens te verkrijgen over het deel van het te kalenderjaar waarin betrokkene bij het overdragende organisatiedeel werkzaam was, zodat het ontvangende organisatieonderdeel de ‘topfunctionaris zonder topfunctie’ voor het gehele kalenderjaar kan verantwoorden. Dit is geregeld in het achtste lid. Het overdragende organisatieonderdeel draagt deze gegevens op eerste verzoek van het ontvangende organisatieonderdeel over, maar is daartoe ook verplicht uit eigen beweging voor zover een dergelijk verzoek uitblijft of niet komt.

Het ontvangende organisatieonderdeel moet deze persoon, zoals gezegd, over het gehele kalenderjaar verantwoorden, aangezien deze een dienstverband behoudt bij de Staat der Nederlanden. Dit is zoals eveneens gezegd geregeld in het zevende lid. Het ontvangende organisatieonderdeel dient in dat kader in haar WNT-verantwoording op te nemen ‘Functionaris wordt aangemerkt als topfunctionaris tot uiterlijk < datum invullen > in verband met eerdere functie als <omschrijving topfunctie > bij <naam van het organisatieonderdeel van de Staat der Nederlanden waar deze functionaris een ‘topfunctie’ vervulde>. Het ontvangende organisatieonderdeel is ook verantwoordelijk voor de verantwoording en de terugvordering van een eventuele onverschuldigde betaling van de topfunctionaris zonder topfunctie, ook als deze onverschuldigde betaling geheel of ten dele is terug te voeren op het deel van het kalenderjaar dat de topfunctionaris nog werkzaam was bij het overdragende organisatieonderdeel behorende tot de Staat der Nederlanden. Dit volgt uit het zevende lid in combinatie met artikel 1.6 WNT.

Het overdragende organisatieonderdeel behorende tot de Staat der Nederlanden vermeldt dan, vanuit oogpunt van transparantie, in eigen WNT-verantwoording voor deze ‘topfunctionaris zonder topfunctie’ alleen zijn/haar naam en functie, plus datum aanvang en einde functievervulling. Dit is geregeld in het negende lid. Het overdragende organisatieonderdeel verwijst voor de overige gegevens naar de WNT-verantwoording van het ontvangende organisatieonderdeel.

Als de periode van maximaal vier jaar waarin de functionaris nog moet worden aangemerkt als ‘topfunctionaris zonder topfunctie’ afloopt tijdens het te verantwoorden kalenderjaar (bijvoorbeeld omdat betrokkene met pensioen gaat of een functie bij een andere rechtspersoon of instelling gaat vervullen) dan geldt het volgende. In dat geval is het organisatieonderdeel van de Staat der Nederlanden waar de functionaris op het moment van het aflopen van deze periode van maximaal vier jaar werkzaam is de allerlaatste die de functionaris moet verantwoorden als ‘topfunctionaris zonder topfunctie’ en uitsluitend tot en met de periode van maximaal vier jaar gerekend vanaf het moment dat de voormalige ‘topfunctie’ niet langer door de betreffende functionaris wordt vervuld. Na deze periode van maximaal vier jaar vervalt deze verplichting voor alle organisatieonderdelen van de Staat der Nederlanden.

2.4 Artikel I, onderdeel E (artikel 5c, nieuw vierde lid)

Artikel 32d van de Wet op de loonbelasting 1964 is de grondslag voor de zogenoemde doorbetaaldloonregeling. Die regeling kan worden toegepast in de situatie dat een werknemer naast de hoofddienstbetrekking bij een werkgever (de hoofdwerkgever) een nevendienstbetrekking heeft bij een andere werkgever (de doorbetaler). De doorbetaler betaalt op grond van deze regeling het vastgestelde loon niet rechtstreeks aan de werknemer, maar betaalt dit aan de hoofdwerkgever. De hoofdwerkgever betaalt het vastgestelde loon uit aan de werknemer en doet aangifte loonheffingen. Toepassing van de doorbetaaldloonregeling is een vrijwillige keuze van partijen. Bovendien moet de Belastinginspecteur instemmen met de toepassing van deze regeling. Een van de voorwaarden voor deze regeling is dat de nevendienstbetrekkingen moeten worden vervuld uit hoofde van de hoofddienstbetrekking. Er moet dus sprake zijn van een samenhang tussen de dienstbetrekkingen. Deze situatie verschilt van de zogenaamde intra concern detachering omdat bij de doorbetaaldloonregeling sprake is van functievervulling op grond van dienstbetrekking met elk van de deelnemende werkgevers, terwijl bij intra concern detachering sprake is van functievervulling op grond van dienstbetrekking met één werkgever die deze werknemer ter beschikking stelt aan de andere betrokken werkgevers alwaar de functie wordt vervuld anders dan op grond van dienstbetrekking.

Ook WNT-instellingen kunnen deelnemen aan de doorbetaaldloonregeling. Dit heeft echter wel gevolgen in de sfeer van de verantwoording van de WNT-gegevens. Artikel 5c, vierde lid, bepaalt dat de WNT-gegevens van een functionaris die een dienstbetrekking heeft met twee of meer WNT-instellingen die gezamenlijk deelnemen aan de doorbetaaldloonregeling per dienstbetrekking (pro rata) openbaar gemaakt moeten worden in het financieel verslaggevingsdocument van (en online op internet als bedoeld in artikel 5c, tweede lid, door) zowel de hoofdwerkgever die WNT-instelling is als dat van de nevenwerkgever die WNT-instelling is, waarbij elke WNT-instelling de WNT-gegevens van de dienstbetrekking van die instelling met de topfunctionaris openbaar maakt. De hoofwerkgever verantwoordt uitsluitend de gegevens van de dienstbetrekking van die hoofdwerkgever met de topfunctionaris. Er geldt dus op grond van het vierde lid geen verplichting voor de hoofdwerkgever om de WNT-gegevens van alle betreffende dienstbetrekkingen overkoepelend te verantwoorden. Wel kan het zo zijn dat de rechtspersonen samen een groep van rechtspersonen vormen en gebruik maken van de mogelijkheid, door artikel 5c, derde lid, geboden, om de WNT-gegevens in een geconsolideerde jaarrekening of jaarrekening van een van de rechtspersonen van de groep openbaar te maken. Voor zover de hoofdwerkgever ook de rechtspersoon is die in een voorkomend geval de verantwoording van de WNT-gegevens op groepsniveau opstelt, neemt de hoofdwerkgever op grond van het derde lid niet alleen de eigen WNT-gegevens op maar ook die van de andere groepsentiteiten/WNT-instellingen. In hun financieel verslaggevingsdocument mogen de nevenwerkgevers dan voor de WNT-gegevens verwijzen naar de verantwoording op groepsniveau. Voor zover de hoofdwerkgever zelf geen WNT-instelling is, geldt voor hem of haar weliswaar niet de openbaarmakingsverplichting van de WNT, maar het is niet verboden dat de WNT-gegevens op groepsniveau wel in het betreffende financieel verslaggevingsdocument van die hoofdwerkgever worden opgenomen conform het derde lid.

De in het vierde lid, onder a, opgenomen verplichting geldt niet voor de hoofdwerkgever die geen WNT-instelling is. De WNT is daarop immers niet van toepassing. In dit geval moeten op grond van het vierde lid, onder b, alleen de doorbetalers, voor zover die kwalificeren als WNT-instelling, ieder voor zich de WNT-gegevens van de hiervoor bedoelde functionaris verantwoorden in hun eigen financieel verslaggevingsdocument (en online op internet als bedoeld in artikel 5c, tweede lid). Dat zijn de gegevens op grond van de dienstbetrekking van de doorbetaler met de functionaris.

Voor de WNT kwalificeert de bezoldiging die de doorbetaler/WNT-instelling aan de hoofdwerk-gever/WNT-instelling overmaakt als betaling van bezoldiging ten behoeve van de topfunctionaris aan een derde als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, WNT en daarmee als bezoldiging op grond van dienstbetrekking.

Bij toepassing van de doorbetaaldloonregeling kan, afhankelijk van de kwalificatie voor de WNT van de deelnemende rechtspersonen en van de aard van de functievervulling, sprake zijn van het van toepassing zijn van artikel 1.6a WNT (anticumulatie bij gelijktijdige functievervulling als leidinggevende topfunctionaris op grond van dienstbetrekking met twee of meer WNT-instellingen) of artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT (werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon) of beide bepalingen. Als dat het geval is, moet deze samenloop van functies of werkzaamheden eveneens worden verantwoord voor de WNT door de daarvoor verantwoordelijke WNT-instelling(en).

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat het nieuwe vierde lid geen wijziging of uitbreiding van de openbaarmakingsverplichting voor de WNT is maar een verduidelijking van de openbaarmakingsverplichting bij toepassing van de doorbetaaldloonregeling. Dit is hoe WNT-instellingen het altijd al hadden moeten doen, maar de reden voor deze verduidelijking is pas naar voren gekomen toen er in 2024 vragen vanuit het veld werden gesteld over dit onderwerp.

2.5 Consultatie Ex Ante Uitvoeringstoets panel (EAUT-panel)

Net als in voorgaande jaren, is ook dit keer een concept van de regeling tot wijziging van de regeling voor een ex ante uitvoeringstoets voorgelegd aan het zogenaamde EAUT-panel (bestaande uit deskundigen uit het veld van onder meer WNT-instellingen, accountantskantoren en advocaten). Aan het EAUT-panel is, volgens vast gebruik, separaat teruggekoppeld of en, zo ja, op welke wijze hun opmerkingen, vragen en aanbevelingen zijn verwerkt in de voorliggende wijzigingsregeling.

De inbreng van het EAUT heeft er direct dan wel indirect toe geleid dat is afgezien van enkele voorgenomen wijzigingen van de regeling. Dit betreft de voorgenomen bepaling welk deel van een schadevergoeding bij onregelmatige opzegging wel en welk deel niet kwalificeert als door de WNT gemaximeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband (deze bepaling is, met aanpassingen en verduidelijkingen op basis van de inbreng van het EAUT, verplaatst naar de Beleidsregels WNT 2025 omdat deze naar aard en strekking daar meer thuishoort dan in de regeling), en een voorgenomen uitbreiding van het in artikel 5d, onder b, bepaalde foutherstel (deze is geschrapt vanwege de daarvan te verwachten extra administratieve lasten en regeldruk).

Naar aanleiding van de inbreng van het EAUT zijn ook andere onderdelen van de regeling en van de toelichting daarop aangepast dan wel aangevuld.

3. Regeldrukeffecten

3.1 Regeldrukeffecten voor WNT-instellingen

De wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT zal op een onderdeel naar verwachting leiden tot een marginale verlaging van de regeldruk voor WNT-instellingen. Dit betreft het niet meer als bezoldiging aanmerken van de werkgeverspremie of -bijdrage voor bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen voor leidinggevende en toezichthoudende topfunctionarissen (artikel I, onderdeel A, sub 3 (artikel 2, tweede lid, nieuw onderdeel k) en onderdeel B (artikel 2a, tweede lid, nieuw onderdeel c)). Dit levert de werkgever een structurele marginale administratieve vereenvoudiging op. Het uitzonderen van deze component is een eenmalige aanpassing in de administratie (bij topfunctionarissen in dienstbetrekking en bij topfunctionarissen zonder dienstbetrekking). Vanwege het verwachte marginale effect zijn hiervan geen berekeningen gemaakt.

De overige wijzigingen van de Uitvoeringsregeling WNT, te weten het schrappen of aanpassen van onjuiste verwijzingen naar bepalingen van andere regelingen (artikel I, onderdeel A, onder 1 en 2 (artikel 2, tweede lid)), het schrappen van de minimum deeltijdfactor en het afronden van de deeltijdfactor op drie decimalen (artikel I, onderdelen C, onder 1 en 2, en D (artikelen 5, eerste en vijfde lid, en 5a, eerste lid)), de verduidelijking van de verantwoording van een topfunctionaris zonder topfunctie van de Staat der Nederlanden ((Artikel I, onderdeel C, onder 3 (artikel 5, nieuwe zevende tot en met negende lid)) en de verduidelijking van de verantwoording van de WNT bij toepassing van de fiscale doorbetaaldloonregeling (artikel I, onderdeel E (artikel 5c, vierde lid)) leiden naar verwachting niet tot wijziging van de regeldrukeffecten of hooguit tot zeer marginale wijzigingen daarvan. Om die reden zijn er geen berekeningen gemaakt van de regeldrukeffecten van die wijzigingen.

Per saldo (de naar schatting zeer kleine plussen en minnen overziende) zullen de effecten voor de regeldruk naar verwachting neutraal zijn.

3.2 Regeldrukeffecten voor controlerende accountants (out-of-pocket kosten voor WNT-instellingen)

De regeldrukeffecten voor controlerende accountants van de wijzigingen van de Uitvoeringsregeling WNT ontwikkelen zich grosso modo langs dezelfde lijn en in dezelfde mate als de hiervoor geschetste regeldrukeffecten voor de WNT-instellingen. De effecten zullen beperkt zijn (op sommige onderdelen lichte toename, op andere onderdelen lichte afname, voor de rest neutraal) en per saldo, net als voor de WNT-instellingen, grosso modo neutraal.

3.3 Advisering door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een advies, omdat het geringe gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark


X Noot
1

Onder bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen worden ook begrepen eventuele toezichthoudersaansprakelijkheidsverzekeringen, voor zover deze apart voorkomen of onder deze aparte benaming worden gevoerd. Om die reden wordt hier de term bestuurdersaansprakelijkheidsverzekeringen zowel leidinggevende als toezichthoudende topfunctionarissen gebezigd.

Naar boven