Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 april 2017, nr. 2017-0000200403, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT tot vaststelling van regels inzake openbaarmaking en enkele andere wijzigingen en van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OS-sector, de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars en de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp in verband met de gewijzigde citeertitel van de Wet normering topinkomens

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 1.1, onderdeel b, onder 6°, 1.9, eerste lid, onderdeel a, 2.6, 3.3, 3.4 en 4.1 van de Wet normering topinkomens;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling WNT wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ vervangen door: Wet normering topinkomens.

B

Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel e door een puntkomma worden aan artikel 2, tweede lid, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. uitkeringen of verstrekkingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting;

  • g. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van in verband met het dienstverband geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;

  • h. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van materiële of immateriële schade ten gevolge van een dienstongeval of een beroepsziekte.

C

In artikel 4, tweede lid, wordt ‘een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of een wettelijk voorschrift’ vervangen door: een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of uit een wettelijk voorschrift.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Openbaarmaking gegevens topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

  • 1. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument van iedere topfunctionaris en iedere gewezen topfunctionaris van wie de bezoldiging meer bedraagt dan € 1.500 per kalenderjaar de volgende gegevens:

    • a. de naam;

    • b. de functie of functies;

    • c. de duur van het dienstverband in het kalenderjaar;

    • d. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: de omvang van het dienstverband in het kalenderjaar, waarbij uit wordt gegaan van een minimumomvang van 0,025 en een maximumomvang van 1,0 van een voltijds dienstverband;

    • e. de beloning plus de belastbare onkostenvergoedingen;

    • f. de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn;

    • g. de totale bezoldiging;

    • h. het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum.

  • 2. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument van iedere topfunctionaris en iedere gewezen topfunctionaris van wie de bezoldiging €1.500 of minder per kalenderjaar bedraagt, de naam en de functie.

  • 3. Ingeval een topfunctionaris of een gewezen topfunctionaris, niet zijnde of geweest zijnde lid van het hoogste toezichthoudende orgaan, van wie de bezoldiging meer bedraagt dan € 1.500 een functie vervult anders dan op grond van een dienstbetrekking, vermeldt de verantwoordelijke in afwijking van het eerste lid voor de periode van functievervulling tot en met twaalf maanden:

    • a. de naam;

    • b. de functie of functies;

    • c. de duur van het dienstverband;

    • d. de omvang van het dienstverband in uren;

    • e. de totale bezoldiging, exclusief BTW;

    • f. het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum.

  • 4. In aanvulling op het eerste lid vermeldt de verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument tevens de in het eerste lid genoemde gegevens over het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de verplichting in het eerste lid betrekking heeft.

  • 5. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument van iedere topfunctionaris en iedere gewezen topfunctionaris die een uitkering wegens beëindiging dienstverband heeft ontvangen de volgende gegevens:

    • a. de naam;

    • b. de functie of functies;

    • c. het jaar waarin het dienstverband is geëindigd;

    • d. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: de omvang van het dienstverband in de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan beëindiging van het dienstverband, waarbij uit wordt gegaan van een minimumomvang van 0,025 en een maximumomvang van 1,0 van een voltijds dienstverband;

    • e. de overeengekomen en in het boekjaar verrichte uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak;

    • f. het individueel toepasselijke maximum met betrekking tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband.

  • 6. Indien de bezoldiging van een topfunctionaris of een gewezen topfunctionaris meer bedraagt dan de voor de instelling bij of krachtens deze wet bepaalde maximale bezoldiging of het totaal van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband van een topfunctionaris of een gewezen topfunctionaris meer bedraagt of zal bedragen dan het bedrag, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, of 3.7, eerste lid, neemt de verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument op:

    • a. de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan;

    • b. indien van toepassing: een vordering op de betrokken topfunctionaris of gewezen topfunctionaris wegens een onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 1.6 van de wet, en in de gevallen, bedoeld in de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.1, vijfde lid, op de natuurlijke of rechtspersoon die de topfunctionaris of gewezen topfunctionaris ter beschikking stelt. Een dergelijke vordering wordt afzonderlijk toegelicht. Indien de onverschuldigde betaling volledig is terugbetaald voordat het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld, kan het opnemen van de vordering in de gegevens die op grond van de wet in het de financiële verslaggevingsdocument worden opgenomen achterwege blijven.

  • 7. Indien het boekjaar niet overeenkomt met een kalenderjaar betreft de vermelding bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, de gegevens die betrekking hebben op het kalenderjaar direct voorafgaande aan het boekjaar.

  • 8. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar, maakt de verantwoordelijke de gegevens bedoeld in het eerste tot en met het zevende lid openbaar via internet op een algemeen toegankelijke wijze gedurende ten minste zeven jaar.

E

Na artikel 5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5a. Openbaarmaking gegevens niet-topfunctionarissen

  • 1. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument van eenieder in dienstbetrekking van wie de bezoldiging niet reeds op grond van artikel 5 in het financieel verslaggevingdocument is opgenomen en van wie de bezoldiging van zijn functie of functies de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, te boven is gegaan, de volgende gegevens:

    • a. de functie of functies;

    • b. de duur van het dienstverband in het boekjaar;

    • c. de omvang van het dienstverband in het boekjaar;

    • d. de beloning plus de belastbare onkostenvergoedingen;

    • e. de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn;

    • f. de totale bezoldiging.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing wanneer een dienstbetrekking een kleinere omvang heeft dan het bij de verantwoordelijke gebruikelijke voltijds dienstverband, terwijl de bezoldiging meer bedraagt dan de maximale bezoldiging bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop de dienstbetrekking betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid vermeldt de verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument tevens de in het eerste lid genoemde gegevens over het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de verplichting in het eerste en tweede lid betrekking heeft.

  • 4. In de gevallen bedoeld in het eerste lid motiveert de verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument de overschrijding van de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de wet.

  • 5. Artikel 5, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5b. Vrijstelling van openbaarmakingsverplichtingen

De artikelen 5 en 5a zijn niet van toepassing op rechtspersonen, niet zijnde rechtspersonen als bedoeld in artikel 1.2 van de wet, en instellingen waarbij:

  • a. de som van de lonen waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 belasting wordt geheven niet meer dan € 160.000 euro bedraagt;

  • b. geen topfunctionarissen, niet zijnde lid van een hoogste toezichthoudend orgaan, werkzaam zijn anders dan op grond van een dienstbetrekking, en

  • c. niet reeds op grond van een ander wettelijk voorschrift, besluit of overeenkomst een verplichting tot een controle van de jaarrekening door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geldt.

ARTIKEL II

In artikel 1 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OS-sector wordt ‘Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ vervangen door: Wet normering topinkomens.

ARTIKEL III

In artikel 1 van de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars wordt ‘Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ vervangen door: Wet normering topinkomens.

ARTIKEL IV

In artikel 1 van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp wordt ‘Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ vervangen door: Wet normering topinkomens.

ARTIKEL V

In artikel 1, onderdeel b, van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting 2014 wordt ‘Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ vervangen door: Wet normering topinkomens.

ARTIKEL VI

  • 1. De artikelen I, onderdeel A, II, III en IV treden in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel I, onderdeel AM, van de Evaluatiewet WNT in werking treedt.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

  • 3. Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, onder 3, van de Evaluatiewet WNT in werking treedt en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 4. Artikel I, onderdelen D en E, treden in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel I, onderdeel X, van de Evaluatiewet WNT in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet normering topinkomens (hierna: WNT) beoogt bovenmatige bezoldigingen in de publieke en semipublieke sector tegen te gaan, door inkomens en ontslagvergoedingen te normeren en openbaar te maken. Op 1 juli 2017 is de Evaluatiewet WNT1 in werking getreden. Daarmee zijn verschillende wijzigingen in de WNT doorgevoerd naar aanleiding van de eerste integrale evaluatie van de WNT. Een aantal van die wijzigingen heeft tevens consequenties voor de Uitvoeringsregeling WNT. De omvangrijkste wijziging betreft de openbaarmakingsverplichtingen. Welke gegevens met betrekking tot de bezoldiging en uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband openbaar moeten worden gemaakt, wordt op grond van het nieuwe artikel 4.1, eerste en tweede lid, van de wet niet langer in de wet zelf maar bij ministeriële regeling geregeld. Hiernaast voorziet deze regeling in een update van de bepaling wat wel en niet tot de ontslagvergoeding moet worden gerekend, conform de desbetreffende wijzigingen in de Evaluatiewet WNT en de Reparatiewet WNT. Tot slot wordt in de Uitvoeringsregeling WNT en in de sectorregelingen die vallen onder de WNT de wijziging van de citeertitel van de wet naar Wet normering topinkomens doorgevoerd.

2. Aanpassingen van de normering van ontslagvergoedingen

Met de Evaluatiewet WNT wordt naar aanleiding van de eerste integrale evaluatie naar de WNT geregeld dat ook ontslagvergoedingen die voortvloeien uit niet algemeen verbindend verklaarde cao’s en andere collectieve regelingen buiten de toepassing van de wet vallen, voor zover het voor alle werknemers of ambtenaren van een rechtspersoon of instelling van toepassing zijnde bepalingen betreft.2 Artikel 4 van de onderhavige regeling stelt nadere regels ten aanzien van de normering van uitkeringen wegens beëindiging dienstverband. De hiervoor toegelichte aanpassing van de WNT is thans in artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT doorgevoerd.

3. Openbaarmakingsverplichtingen

De openbaarmakingsverplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 5 en 5a van deze regeling zijn overgenomen uit de voorheen in de WNT opgenomen openbaarmakingsverplichtingen (de artikelen 4.1 en 4.2 van de WNT, zoals deze luidden voor inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT). Het betreft de openbaarmaking van de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen die verstrekt zijn aan topfunctionarissen en een motivering van eventuele overschrijdingen. Ook de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van niet-topfunctionarissen worden met deze regeling bepaald. De oorspronkelijke bepalingen zijn op enkele punten gewijzigd met oog op administratieve lastenvermindering of op basis van praktijkervaringen. Beoogd wordt alleen die gegevens openbaar te laten maken die nodig zijn voor de juiste toepassing van en controle op naleving van de wet. Hiernaast wordt bepaald welke instellingen vrijgesteld worden van de openbaarmakingsverplichtingen.

3.1 Openbaarmaking van bezoldigingsgegevens (eerste en derde lid)

Het eerste lid van de artikelen 5 en 5a regelt de openbaarmaking van bezoldigingsgegevens. Deze leden zijn gebaseerd op de oorspronkelijke bepalingen in de artikelen 4.1 en 4.2 van de WNT. Een belangrijke wijziging voor (gewezen) topfunctionarissen is dat alleen gegevens openbaar hoeven worden gemaakt indien de bezoldiging meer bedraagt dan een vrijwilligersvergoeding zoals gedefinieerd door de Belastingdienst. Op basis van de WNT-jaarrapportages 2013, 2014 en 2015 is gebleken dat circa 50% van de topfunctionarissen van wie de bezoldiging jaarlijks digitaal wordt gemeld de functie onbezoldigd of op vrijwillige basis vervult. De kans op een overschrijding van de norm is bij deze topfunctionarissen minimaal. Het heeft geen toegevoegde waarde dat WNT-instellingen de exacte bezoldiging van deze topfunctionarissen openbaar maken.

Een andere wijziging voor topfunctionarissen betreft de openbaarmaking van de deeltijdfactor. Hoewel voor voorzitters en leden van toezichthoudende organen een forfaitair bezoldigingsmaximum geldt van respectievelijk 15 procent en 10 procent van de toepasselijke norm, ongeacht de omvang van de functievervulling, gold er nog wel een plicht de deeltijdfactor openbaar te maken. Dit heeft geen toegevoegde waarde, aangezien het een forfaitair maximum betreft. Deze verplichting vervalt daarom. Voor leidinggevende topfunctionarissen blijft de verplichting om de deeltijdfactor openbaar te maken bestaan (artikel 5, eerste lid, onderdeel d).

De openbaarmaking van de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de functievervulling tot en met twaalf kalendermaanden wijkt op enkele punten af van de openbaarmakingsverplichtingen met betrekking tot de bezoldiging van topfunctionarissen met een dienstbetrekking, onder andere wat betreft het op een andere wijze van rapporteren van de omvang van het dienstverband en het niet hoeven vermelden van afzonderlijke bezoldigingscomponenten. Hiermee sluiten de openbaarmakingsverplichtingen nauwer aan op de regelgeving die geldt voor deze groep functionarissen.

Een vordering op een topfunctionaris vanwege een onverschuldigde betaling wordt in de WNT-verantwoording van het financieel verslaggevingsdocument opgenomen en afzonderlijk toegelicht, tenzij de onverschuldigde betaling reeds volledig is terugbetaald voordat het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld. Met deze aanvullende bepaling worden de topfunctionaris en de WNT-instelling gestimuleerd een onverschuldigde betaling snel ongedaan te maken, aangezien er dan geen publicatie in de WNT-verantwoording plaatsvindt.

3.2 Ontslagvergoedingen

De uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband aan topfunctionarissen met en zonder dienstbetrekking worden overeenkomstig het voormalige artikel 4.1, derde lid, van de WNT zoals die gold voor inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT openbaar gemaakt (artikel 5, vijfde lid). Aanvullend worden tevens de totaal overeengekomen ontslagvergoeding en de individueel toepasselijke maximale ontslagvergoeding openbaar gemaakt. Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband aan niet-topfunctionarissen hoeven niet langer openbaar te worden gemaakt.

3.3 Online publicatie van de gegevens

Het achtste lid van artikel 5 regelt dat de instelling of rechtspersoon de in de jaarrekening opgenomen gegevens betreffende de WNT op een algemeen toegankelijke manier op internet openbaar moet maken. Deze verplichting hangt samen met het feit dat de algemene digitale meldplicht met de Evaluatiewet WNT is vervangen door een bevoegdheid voor de bij de WNT betrokken vakministers om bij ministeriële regeling een digitale meldplicht voor de eigen sector vast te leggen. De verplichting wordt geïntroduceerd om transparantie te waarborgen en toezicht op naleving te vergemakkelijken. De WNT-gegevens moeten gedurende tenminste zeven jaar algemeen toegankelijk en eenvoudig vindbaar zijn.

4. Verantwoordingsvrijstelling voor (zeer) kleine instellingen

In de WNT is een grondslag gecreëerd om bij ministeriële regeling voor bepaalde categorieën WNT-instellingen afwijkende openbaarmakingsverplichtingen vast te stellen (artikel 4.1, derde lid, WNT). In ieder geval had de regering daarbij (zeer) kleine semipublieke instellingen voor ogen. Voor deze instellingen brengt de WNT hoge administratieve lasten en uitvoeringskosten met zich mee. Enkel vanwege de WNT zijn instellingen verplicht een accountant in te huren (om de WNT-verantwoording te controleren), terwijl de functionarissen ver onder het toepasselijke bezoldigingsmaximum verdienen of zelfs onbezoldigd werken. Met de onderhavige regeling worden deze kleine instellingen volledig vrijgesteld van de openbaarmakingsverplichting en accountantscontrole.

Een vrijstelling moet evenwel zo ingericht worden dat overtredingen van de normering van de WNT niet aan het zicht worden onttrokken. Het is daarom passend dat alleen instellingen in aanmerking komen voor een vrijstelling waarbij het risico op overtredingen nihil c.q. verwaarloosbaar is. Gegeven dat kader wordt in deze regeling bepaald dat semipublieke instellingen voor wie niet reeds een verplichting geldt om de jaarrekening te laten controleren door de accountant, met een brutoloonsom van 160.000 euro of minder en waar geen sprake is van externe inhuur van leidinggevende topfunctionarissen, vrijgesteld worden van de verantwoordingsverplichtingen voortvloeiend uit de WNT. Het bedrag van 160.000 euro is bij benadering gelijk aan de bruto beloning van een minister. De brutoloonsom is een gegeven dat instellingen reeds voor handen hebben en waarvoor geen nieuwe berekeningen (met bijkomende administratieve lasten) nodig zijn. De hoogte van het ministersalaris is gekozen, vanwege de koppeling met het algemeen bezoldigingsmaximum in de WNT: als de brutoloonsom al wordt verdiend door één enkele functionaris in de organisatie, wordt de norm over het algemeen nog niet overschreden. De vrijstelling wordt beperkt tot instellingen die geen leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking inhuren, omdat de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking niet in de brutoloonsom is opgenomen. Hoewel dit ook geldt voor leden en voorzitters van raden van toezicht, wordt hier het risico op een overtreding minder groot geacht. Bovendien zijn toezichthoudende topfunctionarissen vaak zonder dienstbetrekking werkzaam. Als de beperking ook voor hen zou gelden, zouden weinig instellingen gebruik kunnen maken van de vrijstelling. De vrijstelling wordt tevens beperkt tot instellingen in de semipublieke sector die nog niet op grond van andere wet- en regelgeving, besluiten of overeenkomsten verplicht zijn de jaarrekening door een accountant te laten controleren. De uitvoeringslasten van de WNT zijn voor instellingen die al controleplichtig zijn, zoals alle instellingen in de publieke sector, relatief beperkt. Overigens wordt opgemerkt op dat instellingen altijd vrij zijn alsnog ervoor te kiezen een WNT-verantwoording op te nemen in de jaarrekening.

De keuze om WNT-instellingen met een brutoloonsom tot 160.000 euro in aanmerking te laten voor een vrijstelling vloeit voort uit een onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK). Het CBS is nagegaan hoeveel van de WNT-instellingen die zijn opgenomen in het WNT-register van het ministerie van BZK bij benadering in aanmerking zouden kunnen komen voor de verantwoordingsvrijstelling, op basis van verschillende indicatoren voor de omvang van een organisatie. Met behulp van loongegevens is tevens gekeken naar het hoogste inkomen dat in een instelling wordt verdiend, als indicator voor het risico op overtredingen. Een eventuele deeltijdfactor is hierbij in acht genomen. Bij een brutoloonsom kleiner dan 160.000 euro kunnen naar verwachting circa 175 instellingen kiezen voor een verantwoordingsvrijstelling. Binnen deze categorie instellingen lieten de CBS-analyses geen bezoldigingen boven het bezoldigingsmaximum zien. Bij ruimere criteria wordt het risico dat één of enkele topfunctionarissen bovenmatige topinkomens verdienen te groot geacht.

5. Administratieve lasten

Het doel van de Evaluatiewet WNT is primair het realiseren van de maatregelen die voortvloeien uit de eerste integrale evaluatie van de WNT. De vermindering van administratieve lasten is één van deze maatregelen. De in het wetsvoorstel voorgenomen vereenvoudigingen van de openbaarmakingsverplichtingen worden feitelijk met onderhavige wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT gerealiseerd. De effecten op de administratieve lasten voor instellingen worden in deze paragraaf nader toegelicht en waar mogelijk berekend. Bij die berekeningen wordt gebruik gemaakt van het hiervoor genoemde onderzoek van het CBS3, cijfers uit de WNT-jaarrapportages 2013, 2014 en 20154 en in het kader van de eerste wetsevaluatie WNT uitgevoerde onderzoeken5. Bij de berekeningen past de kanttekening dat deze zijn gebaseerd op soms globale schattingen over het aantal WNT-instellingen, het aantal functionarissen en de tijd en kosten die instellingen zullen besparen.

5.1 Verantwoordingsvrijstelling

Van de in paragraaf 4 toegelichte verantwoordingsvrijstelling kunnen naar verwachting circa 175 kleine instellingen gebruik maken. Uit de onderzoeken bij de Evaluatiewet WNT blijken de kosten die gepaard gaan met de openbaarmaking voor kleine instellingen gemiddeld € 2.100 per jaar te bedragen. De vrijstelling levert hiermee een verlichting op van circa € 367.500.

5.2 Beperking van de openbaarmakingsverplichting tot bezoldigingen hoger dan € 1.500

Uit de WNT-jaarrapportages 2013, 2014 en 2015 blijkt dat circa 14.500 functionarissen een bezoldiging ontvangen die lager is dan € 1.500. Een deel hiervan is waarschijnlijk werkzaam bij instellingen die gebruik kunnen maken van de verantwoordingsvrijstelling. Om deze niet dubbel mee te tellen wordt ingeschat dat voor 13.500 functionarissen de openbaarmaking beperkt wordt tot de naam en de functie. Omdat het – gezien de hoogte van de bezoldiging – vooral om kleine WNT-instellingen zal gaan, wordt opnieuw uitgegaan van gemiddelde openbaarmakingskosten van € 2.100 per instelling per jaar (zie boven). Er wordt ingeschat dat circa € 1.000 van dit bedrag uit variabele kosten bestaat, die afhankelijk zijn van het aantal te publiceren functionarissen. Bij een gemiddelde van zes gemelde functionarissen per instelling, betekent dit een bedrag van € 165 per openbaar te maken functionaris bij de huidige verplichtingen. Als dit beperkt wordt tot de naam en de functie, wordt ingeschat dat dit nog circa € 50 per functionaris betreft. Dit betekent een vermindering van € 115 per functionaris. Voor 13.500 functionarissen komt dit neer op een totale administratieve lasten vermindering van € 1,55 miljoen.

5.3 Vereenvoudiging van de openbaarmaking van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Op grond van onderhavige regeling hoeven ontslagvergoedingen aan niet-topfunctionarissen en ontslagvergoedingen aan topfunctionarissen die zijn toegestaan op grond van een rechterlijke uitspraak niet te worden gerapporteerd. Ook ontslagvergoedingen die voortvloeien uit een niet algemeen verbindend verklaarde cao hoeven niet langer gerapporteerd te worden, omdat deze als gevolg van de Evaluatiewet WNT en artikel I, onderdeel C, van deze regeling buiten de definitie van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband zijn geplaatst. Ontslagvergoedingen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of wettelijk voorschrift vielen al buiten deze definitie. Gezien het relatief beperkte aantal ontslagvergoedingen per jaar leiden deze maatregelen tot slechts een kleine vermindering van administratieve lasten.

Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat over de verslagjaren tot en met de inwerkingtreding van deze regeling een tijdelijke beleidsregel gold op grond waarvan voor niet-topfunctionarissen betalingen aan mobiliteitsbureaus uit hoofde van een contractsovername niet openbaar gemaakt hoefden te worden, voor zover deze betalingen niet meer bedroegen dan ontslagvergoedingen die op grond van een algemeen verbindend verklaarde cao of rechterlijke uitspraak waren toegestaan. De administratieve verplichtingen die zonder deze beleidsregel zouden bestaan, bleken in 2016 niet haalbaar noch in verhouding te staan tot het doel van de wet.6 Met het vervallen van de openbaarmakingsplicht van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband voor niet-topfunctionarissen worden deze administratieve lasten definitief weggenomen. Omdat niet bekend is om hoeveel contractovernames het jaarlijks gaat, kan de administratieve lastenvermindering van deze maatregel niet worden gekwantificeerd.

5.4 Digitale melding en publicatie op internet

Met de Evaluatiewet WNT is de algemene digitale meldplicht vervangen door een bevoegdheid voor de bij de WNT betrokken vakministers om de digitale meldplicht voor de eigen sector bij ministeriële regeling vast te leggen. Voor de onderwijs-, cultuur- en media-instellingen, zorginstellingen en woningcorporaties hebben de desbetreffende vakministers het voornemen geuit deze digitale meldplicht op te nemen in de sectorale WNT-regeling. Voor deze WNT-sectoren maakt de digitale melding van bezoldigingsgegevens in het kader van de WNT reeds onderdeel uit van de algehele verantwoording van instellingen aan de vakminister en de sectorale online meldtools die hiervoor zijn ingericht. Voor de overige circa 2.000 instellingen was de digitale melding geen onderdeel van een reguliere verantwoording aan een overheid. Voor deze instellingen komt de verplichting om de bezoldigingsgegevens digitaal te verstrekken te vervallen. Uit de wetsevaluatie blijkt dat WNT-instellingen gemiddeld 2 uur aan de digitale melding besteden. Aangenomen dat de digitale melding door administratief personeel wordt uitgevoerd, levert het vervallen van de algemene digitale meldplicht voor 2.000 instellingen een administratieve lastenvermindering van € 148.000 (= 2.000 instellingen x 2 uur x € 37)7 op.

De onderhavige regeling introduceert een verplichting om de WNT-verantwoording op een toegankelijke manier op internet openbaar te maken. Het merendeel van de WNT-instellingen publiceerde de jaarrekening, en hiermee de WNT-verantwoording al op internet, of op een algemeen platform zoals www.jaarverslagenzorg.nl. Voor deze instellingen levert de verplichting geen extra administratieve lasten op. Stel dat verplichting voor circa 1.000 instellingen een nieuwe handeling betekent, uitgevoerd in een half uur, ook weer door administratief personeel, dan betekent dit een beperkte toename in administratieve lasten van in totaal € 18.500 (= 1.000 instellingen x 0,5 uur x € 37).

5.5 Administratieve lasten van overige bepalingen

De overige wijzigingen betreffende de openbaarmakingsverplichtingen leiden naar verwachting tot een geringe wijziging van de administratieve lasten. De meeste van de verplichtingen bestonden reeds, of waren reeds nodig om aan de bestaande informatieverplichtingen te kunnen voldoen.

5.6 Totale impact op de administratieve lasten

De totale impact van de toegelichte wijzigingen van de Uitvoeringsregeling WNT is in onderstaande tabel in beeld gebracht. De wijzigingen leiden tot een administratieve verlichting van € 2.047.000.

Maatregel

Berekening

AL-impact

Verantwoordingsvrijstelling

175 instellingen x € 2.100

(–/–) € 367.500

Geen openbaarmaking bezoldigingen < € 1.500

13.500 topfunctionarissen x € 115

(–/–) € 1.550.000

Vereenvoudiging openbaarmaking ontslagvergoedingen

niet gekwantificeerd

 

Vervallen algemene digitale meldplicht

2.000 instellingen x 2 uur x € 37

(–/–) € 148.000

Online publicatieplicht jaarverslag

1.000 instellingen x 0,5 uur x € 37

(+/+) € 18.500

Overige bepalingen

Niet gekwantificeerd

 

Totaal

(–/–) 2.047.000

Artikelsgewijs

Artikelen I, onderdeel A, II, III, IV en V

Deze wijzigingen hangen samen met de wijziging van de citeertitel van de WNT die is opgenomen in artikel III van de Evaluatiewet WNT. Voorheen werd deze wet aangehaald als de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector. Deze wijziging wordt met deze regeling tevens doorgevoerd in enkele sectorregelingen die gebaseerd zijn op de WNT, namelijk de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OS-sector, de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars en de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp.

Artikel I, onderdeel B

Met het vervallen van het bonusverbod in de WNT is het niet langer noodzakelijk uitzonderingen daarop bij algemene maatregel van bestuur te regelen. De uitzondering van jubileumgratificaties als onderdeel van de bezoldiging is daarom thans opgenomen in het nieuwe onderdeel f van artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT.

Vergoedingen van schade, ontstaan ten gevolge van een dienstongeval of een beroepsziekte en die aldus verband houden met de functie-uitoefening, zijn looncomponenten die naar algemeen maatschappelijke opvatting niet als beloningsvoordeel uit hoofde van een dienstbetrekking worden ervaren, ongeacht of ze fiscaal belast dan wel onbelast zijn. Om zeker te stellen dat deze looncomponenten buiten het bezoldigingsbegrip van de WNT vallen en dat zulks niet afhankelijk is van de vraag of ze al dan niet als eindheffingsbestanddelen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) worden aangemerkt, zijn ze toegevoegd aan artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT in de nieuwe onderdelen g en h.

Voor de formulering van het nieuwe onderdeel g is aangesloten bij de redactie van artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van de Wet LB 1964.

Wat het nieuwe onderdeel h betreft, vallen daaronder in ieder geval smartengelden, maar verder elke andere naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering of verstrekking tot vergoeding ter compensatie van immateriële schade. Tot onderdeel h behoort ook de vergoeding van materiële schade als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte, voor zover niet al in onderdeel g begrepen, waaronder bijvoorbeeld kosten van verzorging en verpleging, revalidatie, gehandicaptenvoorzieningen, aanpassing van woning en voertuig etc. voor zover die niet via wettelijke regelingen zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg dan wel via arbeidsvoorwaardelijke regelingen door de werkgever dan wel uit een fonds of een verzekering worden vergoed. Met andere woorden: vergoeding van materiële schade die niet al via een algemene of collectieve regeling of verzekering wordt vergoed.

Voor zover in de componenten, bedoeld in onderdeel h, bedragen zijn inbegrepen die in de plaats komen van bovenwettelijke of anderszins op de wettelijke werknemersverzekeringen aanvullende uitkeringen ter compensatie van loonderving of inkomstenverlies of die bedoeld zijn om te compenseren voor het feit dat betrokkene niet meer op zijn of haar oude niveau aan het werk kan gaan, worden die bedragen evenwel wel tot de bezoldiging in de zin van de WNT gerekend. Deze komen immers in de plaats van het loon uit hoofde van de dienstbetrekking en vormen dus wel bezoldiging in de zin van de WNT.

Deze nieuwe onderdelen zijn met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 ingevoegd.

Artikel I, onderdeel C

In het tweede lid van artikel 4 wordt de definitie van de uitkeringen die niet tot de uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband worden gerekend in lijn gebracht met de definitie zoals opgenomen in het artikel 1.1, onderdeel i, van de WNT, zoals aangepast op grond van artikel I, onderdeel A, derde lid, van de Evaluatiewet WNT. Verwezen wordt naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel D

Op grond van artikel 4.1 van de WNT zijn de openbaarmakingsverplichtingen opgenomen in de onderhavige regeling. Voor de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT waren de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van topfunctionarissen opgenomen in artikel 4.1 van de WNT en ten aanzien van niet-topfunctionarissen in artikel 4.2 van die wet. Thans zijn deze opgenomen in artikelen 5 en 5a van onderhavige regeling.

Artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen die gelden voor topfunctionarissen. Hierbij is een ondergrens van € 1.500 euro van toepassing (eerste lid). Deze grens is gebaseerd op de vrijwilligersvergoeding zoals gedefinieerd door de Belastingdienst in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor topfunctionarissen met een bezoldiging tot deze grens kan worden volstaan met de vermelding van de namen en functies van deze functionarissen (tweede lid). Het eerste lid bevat een opsomming van de gegevens die in het financieel verslaggevingsdocument moeten worden opgenomen.

Zoals in paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze toelichting is beschreven zijn er wijzigingen doorgevoerd wat betreft de openbaarmaking van de deeltijdfactor. Voor toezichthoudende topfunctionarissen is de openbaarmaking van de deeltijdfactor vervallen. Topfunctionarissen, niet zijnde toezichthouders, dienen deze factor nog steeds openbaar te maken. Wel wordt hierbij uitgegaan van een minimumdeeltijdfactor van 0,025 voor die gevallen dat de deeltijdfactor niet is bepaald of moeilijk te bepalen is. Dat geldt bijvoorbeeld voor topfunctionarissen die slechts een aantal keer per jaar vergaderen en hier een vacatievergoeding voor ontvangen. Te denken valt aan leden van zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid of ad hoc commissies. De minimumdeeltijdfactor van 0,025 is gebaseerd op een te verwachten minimale tijdsbesteding van één uur per week of circa vier tot vijf uur per maand. Nadrukkelijk is dit een minimumdeeltijdfactor. Indien aantoonbaar een hogere deeltijdfactor geldt, kan deze worden vermeld. Opgemerkt wordt dat hiermee het bezoldigingsmaximum ook een minimumwaarde krijgt. Voor 2016 is dit, indien geen sectorale regelgeving van toepassing is en bij functievervulling van een volledig jaar, € 4.475. De maximale deeltijdfactor is 1,0.

Op grond van artikel 5, eerste lid, onderdelen e, g en h, moeten de beloning samen met de onkostenvergoedingen openbaar gemaakt worden en moeten de totale bezoldiging en het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum openbaar gemaakt worden. Op grond van de WNT wordt de totale bezoldiging getoetst aan het maximum dat – op basis van de duur en omvang van het dienstverband – voor de individuele topfunctionaris geldt. De toevoeging van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum maakt het voor instellingen, accountants en WNT-toezichthouders in één oogopslag duidelijk of er sprake is van een overschrijding.

Het derde lid van artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking. Bepaald is dat de omvang van het dienstverband in uren moet worden gerapporteerd. Dit is nodig, omdat voor de normering van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking een maximum bezoldiging per gewerkt uur geldt. Om deze reden is tevens afgezien van de minimumdeeltijdfactor van 0,025 van een voltijdsdienstverband. Een ander verschil is dat de afzonderlijke bezoldigingscomponenten niet vermeld hoeven te worden en kan worden volstaan met de vermelding van de totale bezoldiging. In artikel 5, derde lid, onder e, wordt bovendien nogmaals verduidelijkt dat de BTW niet moet worden vermeld. Tot slot, in afwijking van de openbaarmaking betreffende topfunctionarissen met een dienstbetrekking, wordt de openbaarmaking niet beperkt tot gegevens over het kalenderjaar. Dit is nodig omdat de normering voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking in de eerste twaalf maanden van de functievervulling niet gekoppeld is aan het kalenderjaar, maar aan de duur van de opdracht. De opdracht kan echter meerdere jaren betreffen.

Op grond van artikel 5, vierde lid, dienen ten aanzien van topfunctionarissen vergelijkende cijfers in het financieel verslaggevingsdocument te worden opgenomen, zoals reeds gold voor niet-topfunctionarissen. Hiermee wordt aangesloten bij de bepaling uit artikel 2:263, vijfde lid, BW dat zoveel mogelijk bij iedere post van de jaarrekening het bedrag van het voorgaande jaar vermeld moet worden. Tevens kunnen instellingen, accountants en WNT-toezichthouders de loonontwikkeling van een functionaris volgen. Grote afwijkingen kunnen aanleiding zijn voor nader onderzoek door de WNT-toezichthouder.

Het vijfde lid van artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband (ontslagvergoedingen) voor topfunctionarissen. Deze verplichting geldt overigens niet langer voor niet-topfunctionarissen en is om die reden niet opgenomen in artikel 5a. Nieuw is dat de totaal overeengekomen ontslagvergoeding dient te worden vermeld. Achtergrond hiervan is dat de totaal overeengekomen ontslagvergoeding getoetst moet worden aan het maximum, en niet slechts het deel dat tot uitkering komt in het verslagjaar. Zo wordt voorkomen dat overschrijdingen onopgemerkt kunnen blijven wanneer een ontslagvergoeding verdeeld over meerdere verslagjaren wordt uitgekeerd. Uitkeringen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak zijn op grond van artikel 1.6, tweede lid, van de WNT niet genormeerd en hoeven niet langer openbaar gemaakt te worden. Door deze wijzigingen is voor instellingen, accountants en WNT-toezichthouders in één oogopslag duidelijk of de norm al dan niet wordt overschreden. Voor niet-topfunctionarissen hoeft de ontslagvergoeding niet langer openbaar gemaakt te worden. Deze vergoeding wordt niet genormeerd en de uitvoeringslasten waren hoog en stonden niet in verhouding tot de informatie die de openbaarmaking opleverde.

Het zesde lid, onderdeel a, van artikel 5 bepaalt dat de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan in het financieel verslaggevingsdocument moet worden opgenomen. De verantwoordelijke dient aan te geven waarom een overschrijding gerechtvaardigd wordt geacht. Indien de overschrijding niet is toegestaan, dient deze als onverschuldigde betaling te worden opgenomen. Onderdeel b van dit lid stelt dat indien er sprake is van een vordering wegens onverschuldigde betaling, deze moet worden opgenomen in de WNT-verantwoording van het financieel verslaggevingsdocument en afzonderlijk worden toegelicht.

Het zevende lid van artikel 5 bevat een bepaling die van toepassing is indien het boekjaar van een WNT-instelling niet overeenkomt met een kalenderjaar.

Het achtste lid van artikel 5 bevat bepalingen ten aanzien van de online publicatie van de gegevens die op grond van dit artikel moeten worden openbaar gemaakt. Verwezen wordt naar paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze toelichting. De verantwoordelijke kan de vereiste informatie op een eigen website publiceren, maar mag daarvoor ook gebruikmaken van gemeenschappelijke voorzieningen die aangeboden worden door bijvoorbeeld de brancheorganisaties. In het kader van transparantie en met het oog op toezicht moeten de WNT-gegevens algemeen toegankelijk en eenvoudig vindbaar zijn, gedurende een zekere periode. Concreet betekent dit dat de WNT-verantwoording binnen de basisstructuur van de desbetreffende website moet worden geplaatst en niet op een afgezonderde pagina of een afwijkend (sub)domein. Binnen de basisstructuur wordt tevens gekozen voor een logische plaatsing, bijvoorbeeld bij informatie over de organisatie of bij overige verantwoordingsdocumenten. Ook wordt de vindbaarheid via zoekmachines geborgd. Het deponeren van jaarstukken bij de Kamer van Koophandel volstaat niet: in dat geval zouden geïnteresseerden inloggegevens voor www.kvk.nl moeten aanvragen en tevens moeten betalen voor het raadplegen van de jaarstukken. Dat voldoet niet aan het criterium van algemene toegankelijkheid. In het negende lid van artikel 5 wordt tevens bepaald dat publicatie uiterlijk 1 juli en gedurende ten minste zeven jaar moet gebeuren. Met 1 juli wordt aangesloten op de termijn zoals voorheen gold met betrekking tot de digitale meldplicht. Met de termijn van zeven jaar is aangesloten bij de bewaartermijn, zoals ook geldt voor overige financiële gegevens.8 Veel instellingen maken de jaarrekening overigens nu al in het geheel openbaar. Instellingen die dit niet doen kunnen volstaan met het slechts publiceren van de gegevens die op grond van deze regeling openbaar moeten worden gemaakt. Het ministerie van BZK stelt hiervoor een verantwoordingsmodel ter beschikking.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 5a

Artikel 5a regelt de openbaarmakingsverplichtingen voor niet-topfunctionarissen. Veel van deze bepalingen komen grotendeels overeen met de bepalingen voor topfunctionarissen zoals deze zijn opgenomen in artikel 5 en zijn toegelicht bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel D, dan wel zijn niet gewijzigd ten opzichte van de verplichtingen zoals deze waren opgenomen in artikel 4.2 van de WNT zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT. Het eerste lid bevat een opsomming van de gegevens die in het financieel verslaggevingsdocument moeten worden opgenomen. Het tweede lid is ongewijzigd ten opzichte van het tweede lid van het voormalige artikel 4.2 van de WNT en heeft betrekking op dienstbetrekkingen in deeltijd. Het derde lid bevat de bepaling die voorheen was opgenomen in het zesde lid van het voormalige artikel 4.2 van de WNT en bevat de verplichting tot het opnemen van de bezoldigingsgegevens van het voorafgaande kalenderjaar. Het vierde lid bevat de bepaling met betrekking tot de motivering van een overschrijding van de maximale bezoldiging, overeenkomstig het vijfde lid van het voormalige artikel 4.2 van de WNT.

Het vijfde lid van artikel 5a verklaart het zevende en achtste lid van artikel 5 van overeenkomstige toepassing. Zie voor de toelichting op die leden hierboven de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel D.

Artikel 5b

In het nieuwe artikel 5b is de vrijstelling voor verantwoordingsvrijstelling voor kleine WNT-instellingen opgenomen. Zoals aangegeven in paragraaf 4 van het algemene deel van deze toelichting geldt deze vrijstelling als voldaan wordt aan drie voorwaarden. Ten eerste mag de brutoloonsom niet meer bedragen dan € 160.000 euro (onderdeel a), daarnaast mag er geen sprake zijn van externe inhuur van een leidinggevende topfunctionaris (onderdeel b). Tot slot moet het gaan om rechtspersonen of instellingen waarvoor niet al op grond van een ander wettelijk voorschrift, besluit of een andere overeenkomst een verplichting geldt de jaarrekening door een accountant te laten controleren.

Artikel IV

Artikel I, onderdelen D en E, van deze regeling hebben betrekking op de openbaarmakingsverplichtingen en vinden hun grondslag in het nieuwe artikel 4.1 van de WNT, zoals deze luidt na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Evaluatiewet WNT. Deze onderdelen van de regeling treden in werking op het moment dat artikel I, onderdeel X, van de Evaluatiewet WNT in werking treedt. De andere artikelen en onderdelen van deze regeling treden tegelijk in werking met de bepalingen uit de Evaluatiewet WNT die zien op de betreffende onderwerpen, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt op de dag na publicatie van onderhavige regeling in de Staatscourant en dat terugwerkt tot 1 januari 2016. Aan artikel I, onderdeel C, is terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2017, gelijk aan de bepalingen uit de Evaluatiewet WNT die betrekking hebben op de aanpassing van de normering van de ontslagvergoedingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 34 654, nr. 2.

X Noot
2

Zie paragraaf 4 van de memorie van toelichting bij de Evaluatiewet WNT (Kamerstukken II 2016/17, 34 654, nr. 3, p. 6).

X Noot
3

CBS, 2016. Kenmerken van WNT-instellingen in 2015.

X Noot
4

Zie Kamerstukken II 2014/15, 30 111, nr. 74 (WNT-jaarrapportage 2013), Kamerstukken II 2015/16, 30 111, nr. 91 (WNT-jaarrapportage 2014), Kamerstukken II 2016/17, 30 111, nr. 102 (WNT-jaarrapportage 2015).

X Noot
5

De in het kader van de wetsevaluatie WNT uitgevoerde deelonderzoeken zijn gepubliceerd op de Kennisbank Openbaar Bestuur, zie: www.kennisopenbaarbestuur.nl/thema/topinkomens.

X Noot
8

Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 52, vierde lid.

Naar boven