Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 16 oktober 2024, nr. 2024-0000813293, houdende wijziging van de Regeling normering topinkomens toegelaten instellingen volkshuisvesting in verband met vaststelling van de maximale bezoldigingen voor 2025

(KetenID WGK026242)

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

Gelet op artikel 2.7, eerste en tweede lid, van de Wet normering topinkomens;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 3 van de Regeling normering topinkomens toegelaten instellingen volkshuisvesting komt te luiden:

Artikel 3. Bezoldigingsmaxima

De bezoldiging van een topfunctionaris van een toegelaten instelling bedraagt per bezoldigingsklasse in 2025 ten hoogste:

Bezoldigingsklasse

Maximale bezoldiging

A

115.000

B

131.000

C

145.000

D

154.000

E

180.000

F

206.000

G

230.000

H

De maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de wet.

B

In de tabel behorende bij de regeling wordt na de zin ‘Indien een fusie heeft plaatsgevonden (...) bij elkaar opgeteld.’ de volgende zin toegevoegd: ‘Indien er sprake is van een nieuw opgerichte toegelaten instelling wordt voor de bepaling van het aantal verhuureenheden in het jaar van oprichting alsmede het daaropvolgende jaar uitgegaan van het aantal verhuureenheden dat de nieuwe instelling aan de Autoriteit woningcorporaties bekend heeft gemaakt dat ze voornemens is in die jaren te exploiteren’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van de Regeling normering topinkomens toegelaten instellingen volkshuisvesting (hierna: de regeling) worden de bezoldigingen van topfunctionarissen (directeuren/bestuurders en de leden van de Raden van Commissarissen) van woningcorporaties (zogenoemde toegelaten instellingen) aan verlaagde sectorale maxima gebonden. De regeling is een uitwerking van artikel 2.7 van de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) en kent een klassenindeling op grond van het aantal verhuureenheden en de gemeentegrootte waar de corporatie werkzaam is. Het bezoldigingsmaximum van de hoogste klasse is gelijk aan het wettelijke bezoldigingsmaximum genoemd in artikel 2.3, eerste lid, van de WNT (hierna: het bezoldigingsmaximum van de WNT). Elk jaar gaan met ingang van 1 januari de nieuwe maxima per klasse in. Deze klasseindeling is opgenomen in artikel 3 van de regeling.

Daarnaast is in de bijlage bij deze regeling een zin opgenomen die aangeeft hoe moet worden omgegaan met de bepaling van het aantal verhuur eenheden van nieuwe woningcorporaties.

2. Effecten

Met uitzondering van de zeer geringe administratieve last die gepaard gaat met het kennisnemen van de nieuwe maxima per bezoldigingsklasse brengt de onderhavige regeling geen additionele administratieve lasten met zich mee. Om die reden zijn de administratieve lasten niet gekwantificeerd.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. In overeenstemming met artikel 2.7, tweede lid, WNT is deze regeling gepubliceerd vóór 30 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de in deze regeling opgenomen bezoldigingsmaxima van toepassing zijn.

4. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Deze tabel bevat de nieuwe maxima die per klasse gelden voor de woningcorporaties. Het bezoldigingsmaximum van de WNT bedroeg per 1 januari 2024 € 233.000. Dit bedrag wordt per 1 januari 2025 verhoogd tot € 246.000.1 Daarmee is gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 2.3, tweede en derde lid, WNT, op grond waarvan het bezoldigingsmaximum per 1 januari van elk jaar wordt aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid, zoals deze voor het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is bepaald, tenzij deze ontwikkeling niet tot een verhoging leidt. Zoals hierboven aangegeven geldt er voor de woningcorporaties een klassenindeling. Omwille van de consistentie en de wens om voor alle topfunctionarissen bij woningcorporaties een gelijke ontwikkeling van het bezoldigingsmaximum te bewerkstelligen, zijn ook de maximumbedragen behorend bij elke bezoldigingsklasse met hetzelfde door het CBS bepaalde percentage aangepast2, met dien verstande dat de bedragen na verhoging op € 1.000 naar boven zijn afgerond (dezelfde afrondingsregel als voor de jaarlijkse aanpassing van het bezoldigingsmaximum in artikel 2.3 van de WNT).

Artikel I, onderdeel B

Normaliter moet voor de bepaling van het aantal verhuureenheden worden uitgegaan van het aantal verhuureenheden op de peildatum van 31 december van het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bezoldigingsmaxima gelden. In het geval dat een nieuwe woningcorporatie wordt opgericht, bijvoorbeeld nadat een bestaande woningcorporatie in meerdere woningcorporaties wordt gesplitst, kan voor deze woningcorporatie niet worden uitgegaan van de genoemde peildatum omdat deze toen nog niet bestond. Om die reden is geregeld dat in dat geval de nieuwe woningcorporatie wordt uitgegaan van het aantal verhuureenheden die de woningcorporatie aan de Autoriteit woningcorporaties bekend heeft gemaakt dat ze voornemens is in die jaren te exploiteren. Het gaat om het aantal dat de corporatie op het moment van oprichting in eigendom of beheer heeft, waarbij toevoegingen en onttrekkingen in de loop van het jaar niet mogen worden meegerekend. Deze wijze van vaststelling van het aantal verhuureenheden geldt voor het eerste jaar, dat wil zeggen het jaar dat de nieuwe woningcorporatie zijn toelating heeft verkregen en zijn werkzaamheden start, en voor het daaropvolgende jaar. In het derde jaar kan weer worden teruggevallen op de normale systematiek van de peildatum op 31 december van het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bezoldigingsmaxima gelden.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer


X Noot
2

Een percentage van 5,4%.

Naar boven