Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 december 2023, nr. 5111654, houdende een specifieke uitkering voor regionale openbare lichamen, provincies of gemeenten in verband met de bekostiging van acute opvang aan ontheemden uit Oekraïne vanwege de oorlogssituatie in Oekraïne (Bekostigingsregeling eerste opvang ontheemden Oekraïne door Regionale openbare lichamen)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. eerste opvang:

een voorziening waar ontheemden uit Oekraïne zich melden om van daaruit te worden geplaatst in een gemeentelijke opvangvoorziening als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne;

b. gemeentelijke gezondheidsdienst:

de gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid;

c. geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio:

de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio als bedoeld in artikel 32 van de Wet veiligheidsregio’s;

d. ontheemde:

de vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij onder de reikwijdte valt van het Uitvoeringsbesluit van 4 maart 2022 van de richtlijn 2001/55/EG of een verlenging daarvan;

e. regionaal openbaar lichaam:

een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die namens de deelnemende gemeenten de taken ten behoeve van de coördinatie van de eerste opvang van ontheemden uit Oekraïne uitvoert;

f. minister:

de Minister van Justitie en Veiligheid;

Artikel 2. Verstrekking van een specifieke uitkering

  • 1. De Minister kan een specifieke uitkering verstrekken aan een regionaal openbaar lichaam, een provincie of een gemeente, die namens meerdere gemeenten, die tot het territoriale gebied van één of meerdere veiligheidsregio’s binnen één provincie behoren, de operationele coördinatie en eerste opvang van ontheemden uit Oekraïne uitvoert.

  • 2. De Minister verstrekt de specifieke uitkering ter bekostiging van de werkelijk gemaakte kosten, bedoeld in artikel 5, ten behoeve van coördinatie en eerste opvang ontheemden uit Oekraïne.

  • 3. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.

  • 4. De specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt.

  • 5. Het regionaal openbaar lichaam, de provincie of de gemeente, bedoeld in het eerste lid, verstrekt op verzoek van de Minister een onderbouwing van de wijze waarop zij invulling geeft aan een continue en voldoende betrouwbare uitvoering van de taak bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3. Voorwaarden aanvraag

  • 1. De aanvraag bevat in ieder geval

    • a. De naam van de gemeenten waarvoor een aanvraag wordt gedaan;

    • b. de datum van de aanvraag;

    • c. een begroting van de totale kosten voor het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, uitgesplitst naar kostencategorieën, waaronder in elk geval de kosten van regie, coördinatie van de spreiding van ontheemden, communicatie, zorgkosten en materiële uitgaven.

  • 2. Een aanvraag voor de periode van 1 januari 2024, of een later moment vanaf welk de werkzaamheden worden uitgevoerd, tot en met 31 december 2024, dient vóór 1 oktober van het betreffende boekjaar te worden gedaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de Minister een aanvraag ingediend op of na 1 oktober van het betreffende boekjaar, maar vóór 1 mei van het daaropvolgende boekjaar toekennen, indien er sprake is van:

    • a. een onverwacht hoge toestroom van ontheemden na 1 oktober van het betreffende boekjaar; of,

    • b. een stagnatie of afname van het aantal opvangplekken ten opzichte van het aantal ontheemden dat een opvangplek nodig heeft; of

    • c. een andere aantoonbare reden waarom de kosten niet konden worden voorzien.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in het derde lid, wordt alleen ingewilligd indien:

    • a. de landelijke bezettingsgraad van het aantal gerealiseerde opvangplekken boven de 95% ligt, en;

    • b. de doorstroom van eerste opvang naar gemeentelijke opvang stagnatie heeft vertoond in de tweede helft van het betreffende boekjaar, en;

    • c. de kosten zijn of worden gemaakt in het betreffende boekjaar.

Artikel 4. Verlening en bevoorschotting

  • 1. De Minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De Minister verstrekt zo spoedig mogelijk na de beschikking een voorschot van 100% van de totale kosten voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 5. Voor vergoeding in aanmerking komende kosten

  • 1. De specifieke uitkering wordt alleen verstrekt ter bekostiging van de in een periode als bedoeld in artikel 2, tweede lid, gemaakte kosten, inclusief btw door:

    • a. het regionaal openbaar lichaam, de provincie en gemeente, voor kosten gemaakt ten behoeve van coördinatie en eerste opvang, voor zover deze niet reeds op een andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen;

    • b. een gemeentelijke gezondheidsdienst en een geneeskundige hulpverleningsorganisatie ten behoeve van zorg aan ontheemden in de eerste opvang en opvang, voor zover deze niet reeds op een andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 2. Een gemeente declareert de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder a, bij het regionaal openbaar lichaam, dat deze kosten vervolgens opvoert in de aanvraag.

  • 3. Een gemeentelijke gezondheidsdienst en de geneeskundige hulpverleningsorganisatie declareren de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder b, bij het regionaal openbaar lichaam, dat deze kosten vervolgens opvoert in de aanvraag.

  • 4. Er wordt geen specifieke uitkering krachtens deze regeling verstrekt voor:

    • a. kosten van jeugdgezondheidszorg;

    • b. kosten van activiteiten waarvoor op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat, dan wel recht bestaat op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds.

Artikel 6. Verantwoording

  • 1. Het regionaal openbaar lichaam, de provincie of de gemeente, bedoeld in artikel 2, eerste lid, legt uiterlijk 15 juli van het jaar dat volgt op het jaar van besteding verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering.

  • 2. Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 7. Procedure tot vaststelling van de specifieke uitkering

  • 1. De Minister stelt uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar van verlening, de specifieke uitkering vast.

  • 2. De Minister kan de specifieke uitkering lager vaststellen:

    • a. voor zover er geen (volledige) of onjuiste verantwoordingsinformatie is verstrekt;

    • b. indien de verantwoordingsinformatie na de datum, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is ontvangen;

    • c. voor zover de specifieke uitkering niet rechtmatig is besteed;

    • d. Voor zover de besteding of een deel van de besteding volgens de controlerende accountant onjuist, onzeker en/of onrechtmatig is.

Artikel 8. Terugvordering

  • 1. De specifieke uitkering kan worden teruggevorderd voor het deel dat blijkens de verantwoordingsinformatie niet is uitgegeven.

  • 2. De specifieke uitkering kan worden teruggevorderd voor het deel dat blijkens de verantwoordingsinformatie niet rechtmatig is uitgegeven.

  • 3. Onverschuldigd betaalde bedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag waarop de beschikking waarbij de specifieke uitkering wordt vastgesteld is bekendgemaakt, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 9. Intrekking

Het Bekostigingsbesluit eerste opvang ontheemden Oekraïne door veiligheidsregio’s wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Bekostigingsregeling eerste opvang ontheemden Oekraïne door Regionale openbare lichamen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 december 2023

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Op 24 februari 2022 is door het oorlogsgeweld in Oekraïne een grote stroom van ontheemden ontstaan. Ruim anderhalf jaar nadat de oorlog in Oekraïne uitbrak, heeft Nederland nog steeds te maken met ontheemden die naar Nederland komen. Omdat de hiertoe volgens de wet aangewezen organisatie – COA – deze toestroom niet aankon, hebben gemeenten zich, na verzoek van het kabinet, bereid verklaard de opvangtaak voor ontheemden uit Oekraïne op zich te nemen. Gemeenten voeren deze taak uit op basis van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking, tot de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne (hierna: Tw Oek). De Wet verplaatsing bevolking en de Tw Oek voorzien niet in een verdeelbesluit of een verdeelsleutel aan de hand waarvan ontheemden over gemeenten worden verspreid. Daarom namen de veiligheidsregio’s de operationele coördinatie van de (eerste) opvang in hun regio op zich. De veiligheidsregio’s ontvingen hiervoor een incidentele vergoeding voor de werkelijk gemaakte kosten op grond van het ‘Bekostigingsbesluit eerste opvang ontheemden Oekraïne door veiligheidsregio’s’, dat zijn grondslag vindt in artikel 8 lid 3 van het Besluit veiligheidsregio’s.

Verschillende veiligheidsregio’s hebben te kennen gegeven de uitvoerende taken niet meer passend te vinden bij hun rol. Nu de instroom van ontheemden nog steeds aanhoudt, moet dit leiden tot een herziening van de taakverdeling zowel wat betreft de bestuurlijke coördinatie als wat betreft de uitvoering van die coördinatie. Doordat de veiligheidsregio’s zich per 1 januari 2024 terugtrekken moet de regionale samenwerking op een andere wijze worden vormgegeven. Op basis van een bestuurlijk afsprakenkader tussen de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Veiligheidsberaad worden voor de operationele coördinatie van de opvang samenwerkingsverbanden tussen gemeenten opgezet (of behouden) onder de verantwoordelijkheid van de colleges van B&W, die worden ingevuld op een manier die werkbaar is en past binnen lokale structuren. Ook is denkbaar dat een provincie of een centrumgemeente deze taak op zich neemt. In het Bestuurlijk Afsprakenkader (hierna: BAK) zijn afspraken neergelegd voor het uitvoeren van de taak zodra deze wordt overgenomen van de Veiligheidsregio’s. De invulling van de taak verandert niet.

De openbare lichamen, provincies en gemeenten die krachtens het BAK deze taak op zich nemen, moeten worden gecompenseerd in de door hen gemaakte kosten. Om de uitvoering van de taakverdeling te bewerkstelligen wordt onderhavige regeling geïntroduceerd, waarbij waar mogelijk de wijze van bekostiging zoals neergelegd in Bekostigingsbesluit eerste opvang ontheemden Oekraïne door veiligheidsregio’s wordt gehandhaafd1. De Minister van Justitie en Veiligheid – in de praktijk gezien de taakverdeling binnen het ministerie: de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid – verstrekt daartoe op basis van deze regeling een specifieke uitkering. De introductie van de nieuwe taakverdeling laat onverlet dat bij een forse stijging van de instroom van ontheemden in korte tijd de inzet van de veiligheidsregio’s opnieuw aan de orde kan zijn.

Deze regeling biedt de grondslag voor toekenning van een financiële bijdrage ten behoeve van de operationele coördinatie van de opvang door de samenwerkingsverbanden vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024. Op dit moment is niet goed te voorzien hoe het conflict in Oekraïne en de situatie met betrekking tot de ontheemden zich verder zullen ontwikkelen. Het is daarom niet uitgesloten dat na 2024 een voortzetting van de taken noodzakelijk zal zijn.

Doel en inhoud van de regeling

Met de terugtreding van de structurele inzet van de Veiligheidsregio’s komt de nadruk te liggen op de gemeenten. De opvang van ontheemden uit Oekraïne is nu op grond van artikel 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking de verantwoordelijkheid van de burgemeesters in Nederland. Gemeenten ontvangen een financiële compensatie op grond van een specifieke uitkering, die zijn grondslag kent in artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet. Op het moment waarop de Tijdelijke Wet in werking treedt zal de verantwoordelijkheid voor de opvangtaak verschuiven van de burgemeester naar het college van burgemeester en wethouders (hierna college B&W).

Voor een goede uitvoering van de taak van (thans) de burgemeester met betrekking tot de zorg voor de opvang van de ontheemden, is coördinatie en samenwerking in de regio belangrijk. De ratio daarvoor is dezelfde als die onder Bekostigingsbesluit eerste opvang ontheemden Oekraïne door veiligheidsregio’s. Voor continuering van regionale samenwerking en operationele coördinatie van de opvang worden samenwerkingsverbanden tussen gemeenten opgezet (of behouden) die worden ingevuld op een manier die werkbaar is en past binnen lokale structuren. Deze samenwerkingsverbanden beslaan maximaal alle gemeenten in een provincie, maar zijn minimaal territoriaal congruent met de veiligheidsregio. Landelijk gaat het om maximaal 25 samenwerkingsverbanden.

De samenwerkingsverbanden kunnen op verschillende manieren worden ingevuld. Het kan bijvoorbeeld gaan om een centrumgemeente die deze rol vervult, in sommige regio’s zal de veiligheidsregio deze taak blijven vervullen, en ook is denkbaar dat een provincie bereid wordt gevonden deze taak te vervullen. Bij de invulling hiervan blijft het uitgangspunt dat het samenwerkingsverband ingevuld wordt op een wijze die werkbaar is en past bij de regio. Het regionaal openbaar lichaam wordt gemachtigd om namens de gemeenten de specifieke uitkering in deze regeling aan te vragen en bijbehorende handelingen te verrichten.

Om de continuïteit en kwaliteit van de uitvoering van de taken gedurende de looptijd van de financiering te waarborgen, is opgenomen dat indien de Staatsecretaris dat nodig acht, als onderdeel van het aanvraagproces kan worden gevraagd naar een toelichting op de wijze waarop het regionaal openbaar lichaam invulling geeft aan een continue en voldoende betrouwbare uitvoering van de taak bedoeld in de onderhavige regeling.

De onderhavige regeling treedt zoals gezegd in de plaats van het Bekostigingsbesluit eerste opvang ontheemden Oekraïne door veiligheidsregio’s. Tegelijk wordt de systematiek van dit besluit in deze nieuwe regeling zo veel mogelijk gehandhaafd. In het navolgende wordt dan ook geput uit en waar passend aansluiting gezocht bij de toelichting bij dat eerdere besluit.

De regeling ziet op een vergoeding in de kosten van de coördinatie en eerste opvang van ontheemden uit de Oekraïne, voor zover deze kosten niet op een andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen. De kostenvergoeding krachtens deze regeling betreft een specifieke uitkering, welke in samenhang met de volgende regelingen ter zake van kostenvergoeding moet worden beschouwd.

  • (a) De regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid die voorziet in de specifieke uitkering voor de tijdelijke en duurzame opvang die door gemeenten wordt verzorgd ten behoeve van het realiseren en exploiteren van de opvang en verstrekkingen aan ontheemden uit Oekraïne in de Gemeentelijke Opvang Oekraïne (GOO) en de Particuliere Opvang Oekraïne (POO) (Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne).

  • (b) De regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die voorziet op de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg door GGD-en en andere organisaties.

  • (c) De kosten van de GGD en GHOR met betrekking tot reguliere asielzoekers worden vergoed door het COA. De huidige regeling voorziet hierin voor de ontheemden vanuit Oekraïne, doch slechts voor zover deze taken niet in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van de Wet publieke gezondheid of een andere regeling op basis waarvan de organisatie haar taken uitvoert.

  • (d) De kosten voor medische zorg welke wordt verleend door zorgverleners aan ontheemden uit Oekraïne die wordt vergoed vanuit de Subsidieregeling medische noodzakelijke zorg voor onverzekerden.

De regeling voorziet in een specifieke bijdrage aan het regionaal openbaar lichaam, de provincie of de gemeente voor de daadwerkelijk gemaakte kosten (meerkosten) die aanvullend worden gemaakt ten behoeve van de coördinatie en eerste opvang van ontheemden uit Oekraïne voor de periode vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024.

De volgende in die periode gemaakte kosten komen voor vergoeding in aanmerking:

  • (a) De kosten die door de gemeenten gemachtigde regionale openbare lichamen, de provincies of de gemeenten maken voor de coördinatie en de eerste opvang van ontheemden uit Oekraïne.

  • (b) De kosten die binnen een regio door gemeenten worden gemaakt, voor zover deze in plaats van of in aanvulling op, het regionaal openbaar lichaam belast zijn met de coördinatie en de eerste opvang van ontheemden uit Oekraïne.

  • (c) De kosten die binnen door GGD en GHOR worden gemaakt, voor de uitvoerende taken die betrekking hebben op de opvang van ontheemden uit Oekraïne en voor zover deze taken niet in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van de Wet publieke gezondheid of een andere regeling op basis waarvan de organisatie haar taken uitvoert.

De onder b en c bedoelde kosten worden via het regionaal openbaar lichaam bedoeld in artikel 2 eerste lid van deze regeling in de aanvraag opgenomen.

Bijdrage in de aanvullende kosten

De bijdrage beperkt zich tot een kostenvergoeding voor de werkelijk gemaakte additionele kosten (meerkosten) die direct of indirect aan activiteiten ten behoeve van de coördinatie en opvang ten behoeve van ontheemden worden gemaakt en die niet op een andere wijze voor een vergoeding in aanmerking komen. Dit betekent het volgende.

  • Reeds in de begroting van 2024 begrote kosten en uitgaven van genoemde partijen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • Kosten voor de uitvoering van reguliere taken door partijen zijn uitgesloten van vergoeding, tenzij aantoonbaar sprake is van meerwerk. Onder meerwerk wordt in dit verband ook verstaan de extra kosten die worden gemaakt voor de inhuur van derden ter vervanging van eigen medewerkers indien de eigen medewerkers worden ingezet voor de coördinatie en de eerste opvang van ontheemden uit Oekraïne (vervangingskosten).

  • Kosten die worden vergoed onder de in paragraaf 1.2 genoemde regelingen komen eveneens niet voor vergoeding in aanmerking. Hiermee wordt overlap van regelingen voorkomen.

Categorieën van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

De volgende categorieën van kosten zijn in beeld. De opsomming is niet limitatief.

  • Regie: additionele kosten voor extra personele capaciteit ten behoeve van beleid, bevolkingszorg, GHOR/GGD-en, communicatie en bedrijfsvoering, enzovoort.

  • Coördinatie van opvang en spreiding: extra personele capaciteit voor het zoeken naar locaties, bemensing van een 24/7 callcenter, uitvoering (medische) intake, tolken, vervoer, logistiek, tijdelijke opvang (hub), enzovoort.

  • Communicatie: personele capaciteit voor informatieverstrekking aan bestuurders/gemeenten, inwoners en ontheemden en dergelijke.

  • Zorg: capaciteit voor organiseren van gezondheidszorg en medische/psychosociale hulp na intake, organiseren meldpunt infectieziekten, vaccineren, coronabestrijding, medische intake en eerstehulpverlening, afstemming met zorgverleners (huisartsen, andere zorgpartijen e.d.), inspecties technische hygiënische zorg, enzovoort.

  • Materiele uitgaven gemaakt voor coördinatie en eerste opvang.

Aanvraag, voorlopige toekenning en bevoorschotting

De aanvraag voor de specifieke uitkering moet door het regionale openbare lichaam, de provincie of de gemeente bedoeld in artikel 2 eerste lid van deze regeling uiterlijk op 1 oktober 2024 worden ingediend.

De aanvraag berust op een raming van de totale kosten voor de gehele periode 1 januari tot en met 31 december 2024 dan wel, indien deze kosten niet voor deze gehele termijn wordt gemaakt, een raming voor de termijnen binnen deze periode waarop de aanvraag van de regio betrekking heeft. De raming wordt uitgesplitst in enkele hoofdcategorieën van kosten, te weten de kosten van regie, coördinatie van de spreiding van ontheemden uit de Oekraïne, communicatie, zorgkosten en materiële uitgaven (artikel 3, tweede lid). Voor zover in een aanvraag kosten van een gemeente, GGD en/of GHOR worden gedeclareerd, dienen de kosten uitgesplitst te worden per partij.

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid verstrekt een voorschot van 100% van de door de regio geraamde kosten en stelt dit bedrag zo spoedig mogelijk na toekenning van de aanvraag betaalbaar.

Verantwoording, vaststelling en verrekening

Elk gemachtigd regionaal openbaar lichaam legt uiterlijk 15 juli 2025 verantwoording af over de daadwerkelijke gemaakte kosten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit (hierna: SiSa) zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. Bij niet tijdig indienen van de verantwoordingsinformatie, treedt het maatregelenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in werking en kan het te veel ontvangen bedrag door de Staatssecretaris worden teruggevorderd.

De onderhavige regeling strekt uitsluitend tot vergoeding van de werkelijke gemaakte kosten en kan niet leiden tot een (positief of negatief) resultaat. Toepassing van deze regeling is derhalve budgetneutraal voor de exploitatie van een gemachtigd regionaal openbaar lichaam.

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid stelt uiterlijk op 31 december 2025 de specifieke uitkering overeenkomstig de verlening vast. De Staatsecretaris kan de verlening lager vaststellen in de gevallen genoemd onder artikel 7, tweede en derde lid, van deze regeling. Indien de definitief vastgestelde bijdrage hoger wordt dan oorspronkelijk geraamd vindt in 202X nabetaling plaats.

Terugvordering kan krachtens artikel 8 van deze regeling in ieder geval plaatsvinden voor het deel van de specifieke uitkering dat blijkens de verantwoordingsinformatie niet is uitgegeven; voor het deel dat niet rechtmatig is uitgegeven kan terugvordering plaatsvinden.

Artikelsgewijs

Artikel 2 en 3

De artikelen 2 en 3 regelen de voorwaarden voor de verstrekking van de specifieke uitkering aan het regionale openbare lichaam de provincie of de gemeente, die door de gemeenten zijn gemachtigd. De hoogte van de specifieke uitkering is overeenkomstig de daadwerkelijke gemaakte kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.

De specifieke uitkering wordt verstrekt op aanvraag van het regionaal openbaar lichaam die namens de gemeenten de operationele coördinatie en eerste opvang ontheemden uit de Oekraïne uitvoert en door hen is gemachtigd om bij de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag in te dienen voor de specifieke uitkering bedoeld in deze regeling, het declareren van de kosten volgend uit de uitvoering van de werkzaamheden en de verantwoording en alle overige handelingen op basis van deze regeling.

De aanvraag is gebaseerd op een raming van de daadwerkelijke kosten van de verschillende betrokken partijen en ten minste uitgesplitst naar de genoemde deelnemende partijen binnen de regio en de in artikel 3, tweede lid, genoemde kostencategorieën.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan in individuele gevallen nadere informatie opvragen omtrent de genoemde partijen, de onderbouwing en de berekeningswijze(n) van de verschillende kosten.

Artikel 3, vierde en vijfde lid voorziet in de mogelijkheid om in voorkomende gevallen af te wijken van de einddatum genoemd in artikel 3, derde lid, en alsnog een voorschot te kunnen aanvragen. Gezien de onvoorspelbaarheid van de instroom van ontheemden uit de Oekraïne kan het echter zo zijn dat gemeenten in de periode oktober tot en met december niet-voorziene kosten maken waardoor zij zonder het aanvragen van een voorschot in liquiditeitsproblemen kunnen komen.

Artikel 4

Artikel 4 regelt de besluitvorming en bevoorschotting op de aanvraag. Besluitvorming geschiedt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de initiële aanvraag onvoldoende of onvolledig is om voor toekenning in aanmerking te komen, wordt het aanvragende gemachtigde regionale openbare lichaam, de provincie of de gemeente in staat gesteld de aanvraag aan te vullen. Alleen kosten die in de aanvraag zijn opgenomen komen voor vergoeding in aanmerking. De termijn van 13 weken begint dan te lopen vanaf datum van ontvangst van de herstelde/definitieve aanvraag. Gelet op de maximale beslistermijn wordt het toegekende bedrag derhalve nog zeker in 2024 betaalbaar gesteld.

Bevoorschotting betreft 100% van de geraamde kosten. Dit bedrag wordt zo spoedig mogelijk na de toekenning van de aanvraag betaalbaar gesteld. Indien de werkelijke kosten uiteindelijk lager blijken dan het verstrekte voorschot zal het restantbedrag worden teruggevorderd (zie artikel 8, eerste lid).

Artikel 5

Artikel 5, eerste en vierde lid, regelt de kosten van de partijen die voor vergoeding in aanmerking komen. Het tweede en derde lid van dit artikel regelt tevens de declaratie van gemeenten, GGD en GHOR bij het regionaal openbaar lichaam ten behoeve van de aanvraag voor een specifieke uitkering door het regionaal openbaar lichaam.

Artikel 6

Artikel 6 regelt de verantwoording aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het regionaal openbaar lichaam legt uiterlijk 15 juli 2025 verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering. De verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit (hierna: SiSa) zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. Bij niet tijdig indienen van de verantwoordingsinformatie, treedt het maatregelenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in werking en kan de het te veel ontvangen bedrag door de Staatssecretaris worden teruggevorderd.

Artikel 7

Artikel 7 regelt de procedure van vaststelling door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Vaststelling geschiedt uiterlijk op 31 december 2025.

De Staatssecretaris kan de specifieke uitkering lager vaststellen indien de verstrekte verantwoordingsformatie niet of niet volledig is verstrekt, indien de verstrekte informatie onjuist is, of indien de verantwoordingsinformatie niet tijdig (uiterlijk 15 juli 2025) wordt aangeleverd. Lagere vaststelling kan ook plaatsvinden bij onrechtmatigheid van bestedingen of in geval van bestedingen waarvan volgens de controlerende accountant de rechtmatigheid onzeker is.

Artikel 8

Artikel 8 regelt de procedure van terugvordering.

Artikel 9 en 10

Artikel 9 en 10 regelt de inwerkingtreding van deze regeling en de intrekking van het Bekostigingsbesluit eerste opvang ontheemden uit de Oekraïne door veiligheidsregio’s.

De afspraken met de gemeenten en veiligheidsregio’s over de overname van de taken van de veiligheidsregio’s door de regionale samenwerkingsverbanden en de uitwerking ervan hebben tot november 2023 beslag genomen. Daarbij is afgesproken dat het Rijk de bekostiging van de taken zal blijven continueren. Per 1 januari 2024 dragen de veiligheidsregio’s de taken over aan het door de gemeenten gemachtigde regionale openbare lichaam, de provincie of de gemeente. De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2024 zodat zij voor kosten gemaakt vanaf dat moment de specifieke uitkering kunnen aanvragen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Staatscourant 2022 nr. 17577, 12 juli 2022

Naar boven