Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel

De Nederlandsche Bank N.V.;

Gelet op artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht en artikel 26a van het Besluit prudentiële regels Wft;

Gelet op artikel 3:261 van de Wet op het financieel toezicht en artikel 29.05, derde tot en met vijfde lid, artikel 29.06, eerste lid, artikel 29.07, vierde lid en artikel 29.16, eerste lid, van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft;

Besluit:

ARTIKEL I

A.

Artikel 2.5 komt te vervallen.

B.

Artikel 3.4, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In het geval van doorstorting van een deposito als bedoeld in het eerste lid naar een andere rekening, vangt de beschermingstermijn als bedoeld in artikel 29.02, vierde lid van het Besluit, aan op de datum van storting op de oorspronkelijke rekening.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt op het tijdstip dat artikel I, onderdeel A, tweede lid van het Wijzigingsbesluit depositogarantie 2024 in werking treedt.

De beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 19 september 2024

De Nederlandsche Bank N.V. C.P.M van Oorschot

TOELICHTING

Algemeen

Met de wijziging van de Beleidsregel Reikwijdte en Uitvoering Depositogarantiestelsel (Beleidsregel R&U) geeft DNB nadere duidelijkheid richting banken en depositohouders over de reikwijdte van de bescherming door het depositogarantiestelsel en hoe wordt omgegaan met een aantal situaties die zich kunnen voordoen tijdens een DGS-uitkering. De wijzigingen betreffen (i) het aansluiten op de zelfstandige bescherming niet-natuurlijke personen zonder rechtspersoonlijkheid en (ii) het aansluiten op de uitbreiding van de termijn en de situaties waarbij er sprake is van een aanvullende garantie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A. Niet-natuurlijke personen zonder rechtspersoonlijkheid

Het Wijzigingsbesluit depositogarantie 2024 voegt aan artikel 29.02 Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Bbpm) een vijfde lid toe.1 Met deze toevoeging in het Bbpm maakt Nederland gebruik van de lidstaatoptie in de richtlijn 2014/49/EU inzake depositogarantiestelsel2om deposito’s van vennootschappen, partnerschappen en andere samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid voor het DGS als een door één depositohouder gestort deposito te behandelen. Het nieuwe vijfde lid luidt: ‘Deposito’s op een rekening van een bij overeenkomst tussen twee of meer personen in het leven geroepen duurzaam zakelijk samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, waaronder in ieder geval worden begrepen een maatschap, een vennootschap onder firma en een commanditaire vennootschap, worden voor de toepassing van de in het eerste lid en de in het vierde lid bedoelde limieten aangemerkt als een door één depositohouder aangehouden deposito.’ Hiermee is artikel 2.5 van de Beleidsregel R&U, waarin werd aangegeven dat ‘er geen vergoeding wordt toegekend aan de leden van een vennootschap of soortgelijke groepering, indien de niet-natuurlijke persoon zonder rechtspersoonlijkheid classificeert als een onderneming op wie het depositogarantiestelsel niet van toepassing is’, overbodig.

B. Uitbreiding aanvullende garantie

In artikel 29.02 Bbpm, vierde lid, is de duur van de aanvullende dekking uitgebreid van drie naar zes maanden. Met de wijziging van artikel 3.4, derde lid, wordt de Beleidsregel R&U in lijn gebracht met de wijziging van het Bbpm. Door de termijn niet meer te noemen, maar in algemene zin te verwijzen naar de termijn in het Bbpm, blijft aansluiting in de toekomst geborgd.

Artikel II

Artikel II bepaalt dat de regeling in werking treedt op de dag na publicatie ervan in de Staatscourant, met uitzondering van artikel I, onderdeel A. Deze wijziging hangt samen met artikel I, onderdeel A, tweede lid van het Wijzigingsbesluit depositogarantie 2024. In dat wijzigingsbesluit is bepaald dat die wijziging in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In artikel II van deze wijzigingsbeleidsregel wordt daarom geregeld dat artikel I, onderdeel A, in werking treedt op het nog bekend te maken tijdstip dat artikel I, onderdeel A, tweede lid, van het wijzigingsbesluit in werking treedt. De verwachting is dat dit 1 april 2025 wordt.


X Noot
1

Zie artikel I, onderdeel A, tweede lid, jo. artikel III van het Wijzigingsbesluit depositogarantie 2024 (Stb. 2024, 206).

X Noot
2

Zie artikel 7(2) van de richtlijn.

Naar boven