Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 29 augustus 2024, kenmerk ACM/UIT/628878 tot wijziging van de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in artikelen 27 en 31 van de Elektriciteitswet 1998 betreffende de voorwaarden voor het balanceren van het elektriciteitsnet

Zaaknummer: ACM/22/181296

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit

ARTIKEL I

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.24, vierde lid, onderdeel a, wordt ‘de balanceringscapaciteit FCR voor het FCP’ vervangen door ‘reservecapaciteit’.

B

In artikel 9.23, eerste lid, wordt na ‘en non-discriminatoire’ ingevoegd ‘wijze’.

C

Artikel 9.25, negende lid, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt ‘er toe’ vervangen door ‘ertoe’.

2. In subonderdeel 1, wordt het woord ‘onbalanscorrecties’ vervangen door ‘onbalansaanpassingen’.

3. In subonderdeel 2, wordt het woord ‘onbalanscorrecties’ vervangen door ‘onbalansaanpassingen’.

D

In artikel 9.28, zevende lid, wordt ‘artikel 10.39, derde lid’ vervangen door ‘artikel 10.25, zevende lid’.

E

Artikel 9.29, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt ‘artikel 35. tweede lid’ vervangen door ‘artikel 35, tweede lid’.

2. In onderdeel a wordt ‘artikel 2’ vervangen door ‘artikel 21’.

3. In onderdeel b wordt na ‘voor balanceringscapaciteit’ ingevoegd ‘, reservecapaciteit FCR’.

F

Artikel 10.25 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘de onbalans’ ingevoegd ‘en onbalansaanpassing’.

2. In de aanhef van het zevende lid wordt ‘afwijking’ vervangen door ‘onbalansaanpassing’.

3. In het zevende lid worden de onderdelen a tot en met c in zijn geheel vervangen door:

  • a. de balanceringsverantwoordelijkheid voor de aansluiting of aansluitingen waarop een BSP actief is met wie de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een overeenkomst met betrekking tot de terbeschikkingstelling van aFRR, noodvermogen of het MARI-product heeft gesloten en het meer of minder leveren heeft plaatsgevonden onder die overeenkomst;

  • b. de balanceringsverantwoordelijkheid voor de aansluiting of aansluitingen waarop een CSP actief is waarvan een redispatch-product wordt afgeroepen als bedoeld in bijlage 11, waarbij de afroep in overeenstemming met bijlage 11, vierde lid, onderdeel b, niet genomineerd wordt als handel met een specifieke BRP;

  • c. de balanceringsverantwoordelijkheid voor de aansluiting of aansluitingen van een significante netgebruiker wanneer deze eenduidig te bepalen is naar aanleiding van een maatregel vanuit het systeembeschermings- en herstelplan die leidt tot een aanpassing van invoeding of afname van werkzaam vermogen.

G

In artikel 10.30, eerste lid, wordt ‘kWh’ vervangen door ‘MWh’.

H

Artikel 10.31 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt ‘regel-‘ vervangen door ‘aFRR’.

2. Na onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. uitwisselingen van balanceringsenergie via de Europese platformen voor uitwisseling van balanceringsenergie uit aFRR en mFRR.

I

Artikel 10.36, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. ‘regelvermogen voor het aFRP’ wordt vervangen door ‘aFRR’.

2. ‘onderdeel b’ wordt vervangen door ‘onderdeel c’.

3. ‘voor het mFRP’ wordt verwijderd.

J

Artikel 10.37, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder verlettering van de onderdelen c en d tot d en e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. reservecapaciteit FCR beschikbaar te stellen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

2. In onderdeel d (nieuw) wordt na ‘balanceringscapaciteit’ ingevoegd ‘of reservecapaciteit FCR’.

K

In 10.38, tweede lid, wordt ‘een half uur’ vervangen door ‘vijfentwintig minuten’.

L

Artikel 10.39 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘regelvermogen’ vervangen door ‘aFRR’.

2. In het tweede lid wordt tweemaal ‘regelvermogen’ vervangen door ‘aFRR’.

3. In het tweede lid wordt na ‘in het geval dat’ ingevoegd ‘de inzet van’.

4. Het derde lid, onderdeel c, wordt vervangen door:

  • c. het aanpassen van de onbalans van de relevante BRP’s voor de geactiveerde aansluiting(en) met de onbalansaanpassing, als bedoeld in artikel 10.25, zevende lid, onderdeel a, bestaande uit de som van alle aan hem toegerekende volumes bepaald op grond van het vijfde lid.

M

Bijlage 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de titel wordt ‘onder’ vervangen door ‘onderdeel’.

2. In het eerste lid vervallen de onderdelen d en e, onder verlettering van de onderdelen f tot en met i tot d tot en met g.

3. In het tweede lid wordt ‘verdeelbaar’ vervangen door ‘deelbaar’.

4. In het tweede lid wordt ‘en kan door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ook gedeeltelijk ingezet worden’ verwijderd.

5. In het derde lid wordt ‘regelvermogen’ vervangen door ‘aFRR’.

N

Bijlage 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de titel wordt ’10.36. eerste lid, onder c’ vervangen door ’10.36, eerste lid, onderdeel c’.

2. In het vierde lid, onderdeel e, wordt ‘5 MW in de periode tot 18 december 2021 en van 1 MW in de periode ingaande 18 december 2021’ vervangen door ‘1 MW’.

O

In bijlage 11, vierde lid, onderdeel b, wordt ‘onbalanscorrectie’ vervangen door ‘onbalansaanpassing’.

P

Bijlage 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘regelvermogen voor het aFRP’ vervangen door ‘aFRR’.

2. In het eerste lid wordt ‘voor het mFRP’ verwijderd.

ARTIKEL II

De Tarievencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

In de aanhef van artikel 3.2.2a wordt na ‘tot nakoming van in ENTSO-E-verband aangegane verplichtingen’ ingevoegd ‘en tot nakoming van internationale verplichtingen voortkomend uit Verordening (EU) 2019/943 en de in hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde netcodes en richtsnoeren’.

ARTIKEL III

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 9.20 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De onbalansnetting als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van aanvullende uitwisselingen van ACE tussen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en andere transmissiesysteembeheerders om op Europees niveau zorg te dragen voor een economisch efficiënt gebruik van biedingen van het standaardproduct aFRR. Deze aanvullende maatregelen vinden plaats door uitwisselingen via het Europees platform voor uitwisseling van balanceringsenergie uit aFRR als bedoeld in artikel 21 van de Verordening (EU) 2017/2195 (GL EB).

B

Artikel 9.24, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Na ‘het onbalansnettingsproces’ wordt ingevoegd ‘en de uitwisseling van balanceringsenergie via het Europees platform voor de uitwisseling van balanceringsenergie uit aFRR als bedoeld in artikel 21 van de Verordening (EU) 2017/2195 (GL EB)’.

2. Na onderdeel b wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

  • c. de actuele omvang van de uitwisseling balanceringsenergie uit aFRR.

C

In artikel 10.41, derde lid, wordt na ‘op zijn website’ ingevoegd ‘en neemt hierin informatie mee over uitwisselingen via de Europese platforms ter uitwisseling van balanceringsenergie uit aFRR en onbalansnetting en de prijs behorende bij de afgeroepen energiebiedingen aFRR en noodvermogen’.

ARTIKEL IV

De Begrippencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

Aan de begrippencode worden in artikel 1.1 op alfabetische volgorde twee definities toegevoegd, luidende:

MARI-product:

Het standaardproduct voor manuele FRR dat wordt uitgewisseld tussen transmissiesysteembeheerders via het Europees platform voor de uitwisseling van balanceringsenergie uit FRR met manuele activering, en optioneel beschikbaar is voor activatie door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter uitvoering van het mFRP;

Noodvermogen:

Het specifieke manuele FRR-product voor balanceringscapaciteit (balanceringscapaciteit noodvermogen) en balanceringsenergie (balanceringsenergie noodvermogen) dat door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wordt gebruikt ter invulling van de beschikbaarheid van reservecapaciteit FRR en ter uitvoering van het mFRP;

ARTIKEL V

De Meetcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 4.3.5.1a wordt ‘regelvermogen en noodvermogen’ vervangen door ‘aFRR, noodvermogen, en het MARI-product’.

ARTIKEL VI

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 9.19 wordt na ‘biedingen voor balanceringsenergie’ ingevoegd ‘uit aFRR of noodvermogen’.

B

Artikel 10.1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt ‘regelvermogen en’ vervangen door ‘aFRR,’.

2. In onderdeel a wordt na ‘noodvermogen’ ingevoegd ‘, en het MARI-product’.

3. In onderdeel b wordt ‘regelvermogen en’ vervangen door ‘aFRR,’.

4. In onderdeel b wordt na ‘noodvermogen’ ingevoegd ‘, en het MARI-product’.

5. Onderdeel c komt te luiden ‘prijs voor opregelen: de prijs per MWh, bepaald per onbalansverrekeningsperiode, overeenkomstig artikel 10.39a ter bepaling van de waarde van energie in geval van opregelen;’.

6. Onderdeel d komt te luiden ‘prijs voor afregelen: de prijs per MWh, bepaald per onbalansverrekeningsperiode, overeenkomstig artikel 10.39a ter bepaling van de waarde van energie in geval van afregelen;’.

7. In onderdeel f wordt ‘regelvermogen’ vervangen door ‘aFRR’.

8. In onderdeel g wordt na ‘door’ ingevoegd ‘de’.

9. In onderdeel g wordt ‘regelvermogen’ vervangen door ‘aFRR’.

10. In onderdeel h wordt ‘kWh’ tweemaal vervangen door ‘MWh’.

11. In onderdeel h wordt na ‘laagste bieding voor opregelen’ ingevoegd ‘van aFRR’.

12. In onderdeel h wordt na ‘hoogste bieding voor afregelen’ ingevoegd ‘van aFRR’.

13. Onderdeel i vervalt.

C

In artikel 10.29, tweede lid, wordt in de aanhef na ‘een onbalansverrekeningsperiode’ ingevoegd ‘met de balanceringsenergieproducten aFRR en noodvermogen:’.

D

Artikel 10.36 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘balanceringscapaciteit’ vervangen door ‘reservecapaciteit’.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na ‘het in bijlage 10 bepaalde’ de punt vervangen door een puntkomma.

3. Na onderdeel d van het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. balanceringsenergie noodvermogen voor het mFRP overeenkomstig het in bijlage 24 bepaalde;

  • f. het MARI-product betreffende balanceringsenergie voor het mFRP overeenkomstig het in bijlage 25 bepaalde.

4. In het tweede lid wordt ‘Bijlagen 8, 9 en 10 beschrijven de onder het tweede lid genoemde producten met de kenmerken’ vervangen door ‘Bijlagen 8, 9, 10, 24 en 25 beschrijven de onder het eerste lid genoemde producten op basis van de kenmerken’.

5. In het tweede lid wordt na ‘relevant zijn.’ ingevoegd ‘De producten in bijlagen 8, 9 en 25 betreffen standaardproducten. De producten in bijlagen 10 en 24 betreffen specifieke producten overeenkomstig artikel 26 van de Verordening (EU) 2017/2195 (GL EB).’.

E

Artikel 10.38 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1. Het tweede lid komt te luiden ‘Alle BSP's kunnen tot aan de BE-GCT, zijnde vijfentwintig minuten voorafgaand aan de onbalansverrekeningsperiode, voor de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode biedingen balanceringsenergie indienen, alsook de omvang en de prijs van een ingediende bieding aanpassen en eerder ingediende biedingen intrekken. Biedingen balanceringsenergie kunnen niet voorafgaand aan de BE-GCT worden ingezet.’

  • 2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het derde tot en met vijfde lid.

F

Artikel 10.39 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het derde tot en met negende lid tot vierde tot en met tiende lid wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet activeert biedingen voor het MARI-product:

    • a. om te voldoen aan een activatieverzoek afkomstig van het MARI-platform; of

    • b. in niet-normale systeemtoestand bij verzadiging van het aanbod van biedingen noodvermogen en aFRR.

2. In het vierde lid, onderdeel c, (nieuw) wordt ‘vijfde lid’ vervangen door ‘zesde lid’.

3. In de aanhef van het zesde lid (nieuw) wordt ‘programmatijdseenheid’ vervangen door ‘onbalansverrekeningsperiode’.

4. In de aanhef van het zesde lid (nieuw) wordt ‘telt hij het volgende bij elkaar op’ vervangen door ‘berekent hij de volgende volumes afzonderlijk’.

5. In het zesde lid, onderdeel a, (nieuw) wordt ‘regelvermogen’ vervangen door ‘aFRR’.

6. Het zesde lid, onderdeel c, (nieuw) komt te luiden ‘voor een bieding noodvermogen: de hoeveelheid kWh die overeenkomt met de levering van het volledige gevraagde vermogen gedurende de tijd tussen de start van de afroep en de start van de deactivatie, waarbij de energie als blok wordt toegekend aan de betreffende onbalansverrekeningsperiodes, beginnend op het moment halverwege de volledige activeringstijd;’

7. Na onderdeel c van het zesde lid (nieuw) worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. voor het MARI-product bij geplande activering: de hoeveelheid kWh die overeenkomt met de levering van het gevraagde vermogen gedurende 15 minuten in de geldigheidsperiode van de bieding;

  • e. voor het MARI-product bij directe activering: de hoeveelheid kWh die overeenkomt met de levering van het gevraagde vermogen gedurende 15 minuten in de onbalansverrekeningsperiode volgend op de geldigheidsperiode van de bieding, en de hoeveelheid kWh die overeenkomt met het gevraagde vermogen gedurende een periode die loopt van het begin van de ramping periode tot 5 minuten voor het einde van de geldigheidsperiode van de bieding.

8. Aan het zevende lid, onderdeel a, (nieuw) wordt na ‘prijs voor opregelen’ ingevoegd ‘voor aFRR of noodvermogen of inzet van het MARI-product overeenkomstig het derde lid, onderdeel b’.

9. Aan het zevende lid, onderdeel b, (nieuw) wordt na ‘prijs voor afregelen’ ingevoegd ‘voor aFRR of noodvermogen of inzet van het MARI-product overeenkomstig het derde lid, onderdeel b;’.

10. Na onderdeel b van het zevende lid (nieuw) worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. voor inzet van het MARI-product overeenkomstig het derde, lid, onderdeel a, bij scheduled activation met de prijs afkomstig van het MARI-platform;

  • d. voor inzet van het MARI-product overeenkomstig het derde lid, onderdeel a, bij direct activation, voor de volumes toegekend aan de geldigheidsperiode van de bieding met de prijs afkomstig van het Europees platform voor de uitwisseling van balanceringsenergie uit mFRR;

  • e. voor inzet van het MARI-product overeenkomstig het derde lid, onderdeel a, bij direct activation, voor opregelen, voor de volumes toegekend aan de onbalansverrekeningsperiode volgend op de geldigheidsperiode van de bieding met de prijs afkomstig van het MARI-platform of, als deze beschikbaar en hoger is, met de biedprijs van de technisch gelinkte bieding voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode;

  • f. voor inzet van het MARI-product overeenkomstig het derde lid, onderdeel a, bij direct activation, voor afregelen, voor de volumes toegekend aan de onbalansverrekeningsperiode volgend op de geldigheidsperiode van de bieding met de prijs afkomstig van het MARI-platform of, als deze beschikbaar en lager is, met de biedprijs van de technisch gelinkte bieding voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode.

11. Het negende en tiende lid (nieuw) komen te vervallen.

G

Na artikel 10.39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.39a

  • 1. De prijs voor opregelen voor een bepaalde onbalansverrekeningsperiode is gelijk aan het maximum van de volgende onderdelen:

    • a. de hoogste biedprijs van de geactiveerde aFRR-biedingen voor opregelen gedurende de betreffende onbalansverrekeningsperiode;

    • b. de schaarstecomponent voor opregelen zoals bepaald overeenkomstig het derde lid indien tijdens de onbalansverrekeningsperiode alle beschikbare aFRR en noodvermogen voor opregelen is ingezet en in de betreffende onbalansverrekeningsperiode geen sprake is van regeltoestand 2;

    • c. de hoogste biedprijs van de ingezette noodvermogenbiedingen voor opregelen gedurende de betreffende onbalansverrekeningsperiode;

    • d. de hoogste biedprijs van de ingezette aFRR-biedingen voor opregelen, in geval van inzet noodvermogen, aan het begin van de activatieperiode van noodvermogen; en

    • e. de hoogste biedprijs van de lokaal afgeroepen MARI-productbiedingen ingezet in het kader van artikel 10.39, derde lid, onderdeel b, indien van toepassing.

  • 2. De prijs voor afregelen voor een bepaalde onbalansverrekeningsperiode is gelijk aan het minimum van de volgende onderdelen:

    • a. de laagste biedprijs van de ingezette aFRR-biedingen voor opregelen gedurende de betreffende onbalansverrekeningsperiode;

    • b. de schaarstecomponent voor afregelen zoals bepaald overeenkomstig het vierde lid indien tijdens de onbalansverrekeningsperiode alle beschikbare aFRR en noodvermogen voor afregelen is ingezet en in de betreffende onbalansverrekeningsperiode geen sprake is van regeltoestand 2;

    • c. de laagste biedprijs van de ingezette noodvermogenbiedingen voor opregelen gedurende de betreffende onbalansverrekeningsperiode;

    • d. de laagste biedprijs van de ingezette aFRR-biedingen voor opregelen, in geval van inzet noodvermogen, aan het begin van de activatieperiode van noodvermogen; en

    • e. de laagste biedprijs van de lokaal afgeroepen MARI-productbiedingen ingezet in het kader van artikel 10.39, derde lid, onderdeel b, indien van toepassing.

  • 3. De schaarstecomponent voor opregelen wordt voor een onbalansverrekeningsperiode bepaald door middel van een lineaire extrapolatie van de laatste 100 MW aan biedingen op de aFRR-biedladder voor opregelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kleinstekwadratenmethode, en de prijs wordt gekozen behorende bij de maximale ACE gedurende de onbalansverrekeningsperiode. De schaarstecomponent voor opregelen kan niet hoger zijn dan de waarde van verloren belasting zoals bepaald door de Autoriteit Consument en Markt overeenkomstig artikel 11 van de Verordening (EU) 2019/943.

  • 4. De schaarstecomponent voor afregelen wordt voor een onbalansverrekeningsperiode bepaald door middel van een lineaire extrapolatie van de laatste 100 MW aan biedingen op de aFRR-biedladder voor afregelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kleinstekwadratenmethode, en de prijs wordt gekozen behorende bij de maximale absolute ACE gedurende de onbalansverrekeningsperiode. De schaarstecomponent voor afregelen kan niet lager zijn dan € -15.000 per MWh.

H

Artikel 10.40 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘aan balanceringsenergie’ ingevoegd ‘, en in geval van activering van het MARI-product uitgesplitst volgens 10.39, derde lid, onderdelen a en b,’.

2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. indien van toepassing de prijs of de prijzen voor het geactiveerde MARI-product overeenkomstig 10.39, zevende lid, onderdelen c tot en met f;

3. De aanhef van het derde lid komt te luiden: ‘De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stuurt binnen 21 dagen na afloop van iedere maand een factuur aan de desbetreffende BSP voor diens geactiveerde biedingen balanceringsenergie van de voorafgaande maand. Deze factuur kan zowel voor een positief als een negatief bedrag zijn, en bevat ten minste de volgende gegevens:’

4. In het vierde lid wordt ‘Indien netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet akkoord is met de in het derde lid, onderdelen a tot en met d, genoemde gegevens, betaalt hij’ vervangen door ‘De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betaalt’.

I

Artikel 10.41 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na ‘per onbalansverrekeningsperiode’ ingevoegd ‘per product voor respectievelijk aFRR en noodvermogen’.

2. In het eerste lid wordt ‘de verwachte prijs voor opregelen en de verwachte prijs voor afregelen voor een totaal geactiveerd vermogen tussen de 0 MW’ vervangen door ‘de betreffende biedladder tussen 0 MW’.

3. In het tweede lid vervalt ‘, en past de in het eerste lid genoemde verwachte prijzen voor opregelen en afregelen op deze basis aan’.

4. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stelt per onbalansverrekeningsperiode voor het MARI-product een lijst op met biedingen balanceringsenergie gerangschikt in volgorde van hun biedprijzen en publiceert voorafgaand aan de BE-GCT de betreffende biedladder tussen 0 MW en activatie van alle biedingen in stappen van 10 MW.

  • 5. De netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet publiceert voorafgaand aan de onbalansverrekeningsperiode informatie over het verloop van de schaarstecomponent alsook informatie over het effect van de schaarstecomponent op de prijs van balanceringsenergie en op de onbalansprijs als onderdeel van de balans-deltapublicatie.

J

Bijlage 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de titel wordt ’10.36. eerste lid, onder d: specificaties noodvermogen’ vervangen door: ’10.36, eerste lid, onderdeel d: specificaties biedingen balanceringscapaciteit noodvermogen’.

2. Het tweede lid komt te luiden als volgt: ‘Contracten balanceringscapaciteit noodvermogen specificeren een plicht voor de BSP om elke onbalansverrekeningsperiode voor de duur van het contract overeenkomstig de voorschriften van bijlage 24 energiebiedingen in te dienen voor een met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet overeengekomen vermogen.’

3. Het derde en het vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde tot derde lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt na ‘volgende activering’ ingevoegd ‘en een maximale inzetduur’.

5. Na het derde lid (nieuw) worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Een BSP kan balanceringscapaciteit noodvermogen aanbieden met een contract voor:

    • a. opregelen;

    • b. afregelen.

  • 5. De prijs van een bieding balanceringscapaciteit noodvermogen wordt gespecificeerd in €/MW per uur met een prijsresolutie van € 0,01/MW per uur. Biedingen met een negatieve prijs worden niet geaccepteerd.

  • 6. De BSP moet in de bieding balanceringscapaciteit noodvermogen uitdrukking geven aan ten minste de volgende variabele kenmerken:

    • a. prijs van de bieding: €/MW per uur;

    • b. locatie: EAN-code;

    • c. vermogen: MW; en

    • d. of het volume wel of niet deelbaar is, met een minimum granulariteit van 1 MW.

K

Na bijlage 23 worden twee bijlagen toegevoegd, luidende:

Bijlage 24 bij artikel 10.36, eerste lid, onderdeel e: specificaties biedingen balanceringsenergie noodvermogen

  • 1. Een bieding balanceringsenergie noodvermogen moet ten minste voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. minimumhoeveelheid: 1 MW;

    • b. maximumhoeveelheid: 9999 MW;

    • c. deactiveringsperiode: gelijk aan de op- of afregelperiode;

    • d. minimumduur van de leveringsperiode: 0 minuten;

    • e. maximumduur van de leveringsperiode: één onbalansverrekeningsperiode;

    • f. de geldigheidsduur: één onbalansverrekeningsperiode;

    • g. wijze van activering: manueel middels berichtenverkeer;

    • h. volledige activeringstijd voor opregelen: 15 minuten;

    • i. volledige activeringstijd voor afregelen: 15 minuten.

  • 2. Een BSP kan in een bieding balanceringsenergie noodvermogen aangeven dat deze bieding ondeelbaar is met een maximum van 100 MW.

  • 3. Een bieding kan vanaf de vastgestelde FAT vóór de start van de onbalansverrekeningsperiode waarvoor de bieding geldig is geactiveerd worden.

  • 4. De prijs van een bieding balanceringsenergie noodvermogen wordt gespecificeerd in €/MWh met een prijsresolutie van € 0,01/MWh. Biedingen mogen een negatieve prijs hebben.

  • 5. De BSP moet in de bieding balanceringsenergie noodvermogen uitdrukking geven aan ten minste de volgende variabele kenmerken:

    • a. prijs van de bieding: €/MWh;

    • b. locatie: EAN-code;

    • c. vermogen: MW; en

    • d. of het volume wel of niet deelbaar is.

Bijlage 25 bij artikel 10.36, eerste lid, onderdeel f: specificaties biedingen balanceringsenergie MARI-product

  • 1. Een bieding balanceringsenergie MARI-product moet ten minste voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. minimumhoeveelheid: 1 MW;

    • b. maximumhoeveelheid: 9999 MW;

    • c. deactiveringsperiode: gelijk aan de op- of afregelperiode;

    • d. minimumduur van de leveringsperiode: 5 minuten;

    • e. maximumduur van de leveringsperiode: één onbalansverrekeningsperiode;

    • f. de geldigheidsduur: één onbalansverrekeningsperiode, waarbij een scheduled activatie plaatsvindt 7,5 minuut voorafgaand aan de geldigheidsduur, en een direct activatie gedurende de 15 minuten daarna;

    • g. wijze van activering: manueel middels berichtenverkeer;

    • h. leveringsperiode: één onbalansverrekeningsperiode;

    • i. voorbereidingstijd: 2,5 minuten;

    • j. ramping rate: 10% per minuut, startend na de voorbereidingstijd.

  • 2. Een bieding balanceringsenergie MARI-product is deelbaar.

  • 3. De BSP kan met een bieding balanceringsenergie MARI-product geen minimumduur tussen het einde van de deactiveringsperiode en de volgende activering vereisen.

  • 4. De BSP moet in de bieding balanceringsenergie MARI-product uitdrukking geven aan ten minste de volgende variabele kenmerken:

    • a. prijs van de bieding: €/MWh;

    • b. locatie: EAN-code; en

    • c. vermogen: MW.

  • 5. Een BSP kan optioneel aangeven of een bieding balanceringsenergie voor het MARI-product ingezet kan worden als direct activeerbaar product.

ARTIKEL VII

De Tarievencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 3.2.2a, onderdeel a, wordt vervangen door ‘kosten aFRR en noodvermogen, het MARI-product en FCR;’.

ARTIKEL VIII

  • 1. Artikelen I, en II treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

  • 2. Artikel III treedt in werking per 1 oktober 2024.

  • 3. Artikelen IV, V, VI, en VII treden in werking per 1 december 2025.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 augustus 2024

Hoogachtend, Autoriteit Consument en Markt, namens deze, M.R. Leijten Bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1. Samenvatting

  • 1. Met dit besluit wijzigt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders de Tarievencode elektriciteit (hierna: Tarievencode), de Netcode elektriciteit (hierna: Netcode), de Meetcode elektriciteit (hierna: Meetcode) en de Begrippencode elektriciteit (hierna: Begrippencode). De wijzigingen hebben betrekking op de voorwaarden voor het balanceren van het elektriciteitsnet.

  • 2. De primaire aanleiding voor het wijzigen van de voornoemde codes is de deelname van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de Europese platforms voor de uitwisseling van balanceringsenergie. Deze platforms faciliteren de zoneoverschrijdende uitwisseling van balanceringsenergie uit automatic Frequency Restoration Reserve (hierna: aFRR)1 en uit manual Frequency Restoration Reserve (hierna: mFRR) tussen transmissiesysteembeheerders op Europees niveau. Voor aFRR wordt de uitwisseling gefaciliteerd door het Platform for the International Coordination of Automated Frequency Restoration and Stable System Operation (hierna: PICASSO) en voor mFRR door het Manually Activated Reserves Initiative (hierna: MARI).2

  • 3. Dit besluit introduceert de standaardproducten voor balanceringsenergie uit aFRR en mFRR, die via de Europese platforms worden uitgewisseld, en het specifieke product voor balanceringsenergie uit noodvermogen. Vanaf de deelname aan PICASSO en MARI mag de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enkel gebruikmaken van standaardproducten en van specifieke producten, waarvan het gebruik door de ACM is goedgekeurd. De hier bedoelde goedkeuring voor het gebruik van het specifieke product noodvermogen heeft de ACM bij besluit van 24 juli 2024 met kenmerk ACM/UIT/607599 aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verleend.

  • 4. Daarnaast past dit besluit de activatiestrategie voor balanceringsenergie aan, zodat deze aansluit bij de deelname aan PICASSO en MARI en bij het gebruik van standaard- en specifieke producten. De wijziging zorgt ervoor dat aFRR en het specifieke product noodvermogen de primaire producten zijn die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet inzet voor het handhaven van de systeembalans.

  • 5. Het besluit past ook de methodiek voor de prijsbepaling van balanceringsenergie en onbalans aan. Deze wijziging is noodzakelijk om na de toetreding van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot PICASSO en MARI te blijven voldoen aan de verplichtingen die volgen uit het Europees recht. De Nederlandse prijsbepaling wordt in overeenstemming gebracht met de prijsstelling voor zoneoverschrijdende uitwisseling van balanceringsenergie op Europees niveau. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is, dat de prijs voor balanceringsenergie en onbalans de realtime-waarde van energie weerspiegelt.

  • 6. De prijsbepaling zoals neergelegd in dit besluit is erop gericht om voldoende sterke financiële prikkels aan de Balancing Service Providers (hierna: BSP’s) te geven om balanceringsdiensten aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan te bieden en bij afroep van een bieding door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet daadwerkelijk te leveren. Daarnaast is de prijsbepaling erop gericht om aan Balance Responsible Parties (hierna: BRP’s) voldoende sterke financiële prikkels te gegeven om hun portefeuille in balans te houden, dan wel om de systeembalans te ondersteunen.

  • 7. Onderdeel van de prijsbepaling is de schaarstecomponent. Deze component wordt in situaties van een voortdurende onbalans na activatie van alle beschikbare energiebiedingen aFRR en noodvermogen geactiveerd en zorgt ervoor dat de prijs voor balanceringsenergie en, daarmee, de prijs voor onbalans in het geval van opregelen tot een vooraf vastgesteld plafond blijft stijgen en in het geval van afregelen tot een vooraf vastgestelde bodem blijft dalen. De aanleiding voor de introductie van de schaarstecomponent is de toenemende schaarste aan flexibel vermogen in het elektriciteitssysteem, die samenhangt met de energietransitie. De transitie van fossiele naar duurzame productie van elektriciteit leidt tot een verhoging van de volatiliteit in het systeem. Daarmee neemt de balanceringsbehoefte en, dus, de vraag naar flexibel vermogen toe. Tegelijkertijd is het opregelvermogen uit duurzame productie beperkt en staan eenheden die wel zouden kunnen opregelen vaker uit. Ook leidt een toename van congestie op het net tot een verhoogde vraag naar flexibel vermogen ten behoeve van redispatch.

  • 8. Verder wijzigt de ACM met dit besluit enkele bepalingen met betrekking tot de publicatie van de biedprijsladder en de balans-delta. De biedprijsladder toont per onbalansverrekeningsperiode en in stappen van 10 MW prijsinformatie over de biedingen balanceringsenergie3 die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft ontvangen. De balans-delta geeft per minuut, met een vertraging van twee minuten, de som van de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de BSP’s gevraagde reactie (het vermogen en de prijzen van de prijsbepalende biedingen). Hiermee vormt de balans-delta een indicator voor de onbalansrichting. De wijzigingen zien op de publicatie van aanvullende informatie die volgt op de introductie van de standaardproducten aFRR en het MARI-product en van het specifieke product noodvermogen en op de uitwisseling van balanceringsenergie met de Europese platformen. De aanvullende publicaties stellen marktpartijen in staat geïnformeerd te handelen binnen het balanceringsdomein.

  • 9. Daarnaast worden met dit besluit de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van de onbalansaanpassing per etmaal en per BRP in overeenstemming gebracht met de praktijk en met het Europees recht. De onbalansaanpassing is een administratieve handeling die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verricht om de onbalanspositie van een BRP te corrigeren. Een correctie op de onbalanspositie is bijvoorbeeld nodig als een BSP, die in de portefeuille van de BRP is opgenomen, balanceringsenergie heeft geleverd. Met dit besluit wordt de onbalansaanpassing die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verricht bij de inzet van middelen vanuit het systeembeschermings- en herstelplan aan de Netcode toegevoegd. Voor wat de inzet van redispatchmiddelen betreft, wordt verduidelijkt onder welke voorwaarden onbalansaanpassingen worden gedaan. Verder wordt verduidelijkt dat onbalansaanpassingen na activatie van balanceringsproducten worden verricht bij activatie van de standaardproducten voor aFRR en mFRR en het specifieke product noodvermogen.

  • 10. Ook wijzigt de ACM de gate closure time voor biedingen balanceringsenergie (hierna BE-GCT) van 30 naar 25 minuten vóór de start van de onbalansverrekeningsperiode waarvoor de biedingen zijn gedaan. Hiermee wordt de Nederlandse BE-GCT in overeenstemming gebracht met de geharmoniseerde BE-GCT die is vastgesteld voor PICASSO en MARI.

  • 11. Tot slot voert de ACM met dit besluit diverse kleinere wijzigingen en tekstuele en terminologische aanpassingen door. Zo wordt de term regelvermogen vervangen door aFRR en worden de termen MARI-product voor het standaardproduct mFRR en noodvermogen voor het specifieke product geïntroduceerd. Om verwarring tussen het standaardproduct mFRR en noodvermogen, een specifieke vorm van mFRR, te voorkomen, wordt de term mFRR in de codes enkel nog gebruikt in relatie tot het platform voor de uitwisseling van balanceringsenergie uit mFRR, oftewel het MARI-platform. Daarnaast wordt, in overeenstemming met Europees recht, de term primaire reserve vervangen door FCR, hetgeen staat voor Frequency Containment Reserve. Ook wordt de term balanceringscapaciteit FCR vervangen door reservecapaciteit FCR. Hiermee wordt verduidelijkt dat, anders dan voor aFRR, noodvermogen en het MARI-product, aan het FCR-capaciteitsproduct geen FCR-energieproduct is gekoppeld.

  • 12. De wijzigingen in dit besluit kennen verschillende ingangsdata. De reden hiervoor is dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet niet op hetzelfde moment toetreedt tot het PICASSO- en het MARI-platform en (daarmee) niet vanaf hetzelfde moment de standaard- en specifieke producten hanteert. Wijzigingen die samenhangen met een van de twee platforms, dienen op het moment van toetreding in werking te treden. Ook kunnen diverse wijzigingen al in werking treden voordat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot de Europese platforms is toegetreden. Er zijn drie clusters van wijzigingen die gelijktijdig in werking treden, te weten:

    • a. Alle wijzigingen van de codes die niet direct samenhangen met deelname aan de Europese platforms voor balanceringsenergie of met de introductie van energiebiedingen noodvermogen treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit geplaatst.

    • b. Bij deelname van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan het PICASSO-platform treden de wijzigingen in werking die betrekking hebben op de uitwisseling van de momentane regelfout (het verschil tussen de geplande en werkelijke energiepositie van een vooraf gedefinieerd gebied) tussen transmissiesysteembeheerders via het PICASSO-platform en op de publicatie van informatie over de activiteiten van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op voornoemd platform. De datum van inwerkingtreding van de hiermee samenhangende bepalingen is 1 oktober 2024.

    • c. Twee wijzigingen zijn op dit moment gelijktijdig voorzien, en worden daarom geclusterd.

      • i. Bij introductie van energiebiedingen voor noodvermogen treden de wijzigingen in werking die zien op de activatiestrategie, op de beprijzing van balanceringsenergie (inclusief schaarstecomponent) en op de transparantie voor aFRR en noodvermogen.

      • ii. Bij deelname van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan het MARI-platform treden de wijzigingen in werking die zien op het MARI-product. Daarnaast wordt op dat moment in één keer alle terminologie gewijzigd. Naast de introductie van het MARI-product, wordt de term regelvermogen vervangen door aFRR, primaire reserve door FCR en balanceringscapaciteit FCR door reservecapaciteit FCR.

    De datum van inwerkingtreding van de hiermee samenhangende bepalingen is 1 december 2025.

  • 13. De toelichting bij dit besluit is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 staat de ACM stil bij de aanleiding voor het codewijzigingsvoorstel en de gevolgde wettelijke procedure bij de totstandkoming van dit besluit. In hoofdstuk 3 gaat de ACM in op de inhoudelijke beoordeling van het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Tot slot heeft de ACM als bijlage bij dit besluit een overzicht toegevoegd van de voor het onderhavige besluit relevante nationale wet- en regelgeving en Europeesrechtelijke bepalingen.

2 anleiding en gevolgde procedure

2.1 Aanleiding

  • 14. Overeenkomstig artikel 62, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, en negende lid, van Verordening (EU) 2017/2195 van de Commissie van 23 november 2017 tot vaststelling van richtsnoeren voor elektriciteitsbalancering (hierna: EB Verordening) en het besluit van de ACM van 1 juni 2022 met kenmerk ACM/UIT/578655, dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uiterlijk per 24 juli 2024 deel te nemen aan de Europese platforms voor de uitwisseling van balanceringsenergie uit mFRR en aFRR. Uit de artikelen 20 en 21 van de EB Verordening volgt dat de uitwisseling van mFRR plaatsvindt via het MARI-platform en aFRR via het PICASSO-platform.

  • 15. Ter voorbereiding op de toetreding van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot deze platforms dient de nationale regelgeving in overeenstemming te worden gebracht met de eisen die het Europees recht aan toetreding tot en deelname aan de platforms stelt. Hiertoe hebben de gezamenlijke netbeheerders het voorstel ingediend, dat de benodigde aanpassingen bevatten. De voorgestelde wijzigingen zien op:

    • a. de beschikbare balanceringsproducten op basis van artikel 25 en artikel 26 EB Verordening;

    • b. de activatiestrategie voor balanceringsproducten;

    • c. de beprijzingsmethodiek, waaronder de introductie van een schaarstecomponent;

    • d. de biedladder en de balans-deltapublicaties;

    • e. de situaties waarin een onbalansaanpassing wordt gedaan; en

    • f. diverse kleine wijzigingen, waaronder tekstuele wijzigingen en verduidelijkingen.

2.2 Gevolgde procedure

  • 16. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: Elektriciteitswet) regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat de ACM op 4 mei 2023 heeft ontvangen (hierna: het voorstel). Met dit voorstel willen de gezamenlijke netbeheerders de voorwaarden voor het balanceren van het elektriciteitsnet wijzigen, ter implementatie van de deelname aan de Europese platforms voor de uitwisseling van balanceringsenergie uit mFRR en aFRR. Hiertoe hebben de gezamenlijke netbeheerders in het voorstel wijzigingen van bepalingen uit de Tarievencode, de Netcode, de Meetcode en de Begrippencode opgenomen. Verder wordt een wijziging van de voorwaarden voor balancering voorgesteld, ter implementatie van de Europese eisen omtrent onbalansaanpassingen.

  • 17. Uit artikel 10, eerste en vijfde lid, jo. artikel 5, vierde lid, onderdeel c, van de EB Verordening volgt dat de gezamenlijke netbeheerders belanghebbenden over ontwerpvoorstellen met betrekking tot de voorwaarden voor balancering als bedoeld in artikel 18 van de EB Verordening dienen te raadplegen, alvorens deze formeel bij de ACM in te dienen. De openbare raadpleging dient minimaal één maand te duren. De ACM constateert dat het voorstel wijzigingen van de voorwaarden voor balancering als bedoeld in artikel 18 van de EB Verordening bevat en dat de gezamenlijke netbeheerders voor het voorstel van 10 maart tot 11 april 2023 een openbare raadpleging hebben georganiseerd. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan het vereiste als bedoeld in artikel 10 van de EB Verordening.

  • 18. Artikel 18, derde lid, onderdeel c, van de EB Verordening schrijft voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij het opstellen van de voorwaarden voor BSP’s en BRP’s de regionale netbeheerders en andere belanghebbenden betrekt, onverminderd de openbare raadpleging overeenkomstig artikel 10. De ACM constateert dat het door de gezamenlijke netbeheerders ingediende voorstel, zoals aangegeven in het volgende randnummer, in een overleg met representatieve organisaties zijn besproken. Naar het oordeel van de ACM heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet hiermee voldaan aan het vereiste als bedoeld in artikel 18, derde lid, onderdeel c, van de EB Verordening.

  • 19. Artikel 33, eerste lid, van de Elektriciteitswet bepaalt dat de gezamenlijke netbeheerders overleg dienen te voeren met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, als bedoeld in de artikelen 27, 31 en 32, eerste lid, van de Elektriciteitswet. De ACM constateert dat het voorstel op 13 april 2023 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. Bij het voorstel is een verslag opgenomen van het overleg en de gezamenlijke netbeheerders hebben daarbij aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die representatieve organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet.

  • 20. Voor de toetsing van het voorstel, en voor aanvullende motivering van onderhavig besluit, heeft de ACM van mei 2023 tot en met april 2024 diverse gesprekken met de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet gevoerd. Ook heeft de ACM diverse schriftelijke vragen met betrekking tot het voorstel gesteld, die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tevens schriftelijk heeft beantwoord. Als verantwoordelijke partij voor handhaving van de energiebalans als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, Elektriciteitswet, vertegenwoordigde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij de beantwoording van de vragen van de ACM de gezamenlijke netbeheerders.

  • 21. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 16 april 2024. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken. De ACM heeft hierop geen zienswijzen ontvangen.

  • 22. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.

3 Inhoudelijke beoordeling

  • 23. De ACM gaat in dit hoofdstuk in op de inhoudelijke beoordeling van het codewijzigingsvoorstel. In deelhoofdstuk 3.1 geeft de ACM, ter ondersteuning van de toelichting op diverse wijzigingen, een beknopte toelichting op het Nederlandse balanceringsregime. In deelhoofdstuk 3.2 gaat de ACM in op de introductie van de standaard en specifieke balanceringsproducten die volgen op de toetreding tot de Europese platforms. In deelhoofdstuk 3.3 komt de gewijzigde activatiestrategie voor balanceringsenergie aan bod. In deelhoofdstuk 3.4 staat de ACM stil bij de wijziging van de methodiek voor het vaststellen van de prijs voor balanceringsenergie en onbalans. In deelhoofdstuk 3.5 gaat de ACM in op de aanpassingen ten aanzien van de publicaties van de biedprijsladder en de balans-delta. In deelhoofdstuk 3.6 geeft de ACM een toelichting op de wijzigingen met betrekking tot de onbalansaanpassing. En in de deelhoofdstukken 3.7 en 3.8 behandelt de ACM achtereenvolgens diverse kleine(re) aanpassingen en wijzigingen in tekst, terminologie en interpunctie. De ACM sluit haar inhoudelijke beoordeling in deelhoofdstuk 3.9 af met een conclusie.

3.1 Inleiding

  • 24. Nederland kent een reactief balanceringsregime. Dat wil zeggen: de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet handhaaft enkel de momentane oftewel actuele systeembalans, met behulp van door BSP’s aangeboden balanceringsenergie. Dit kunnen vrije biedingen zijn of biedingen die volgen uit tussen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en BSP’s op dagelijkse basis afgesloten contracten voor balanceringscapaciteit. Anders dan in het geval van een proactief balanceringsregime, wordt in het reactieve model balanceringsenergie niet proactief ingezet om een mogelijke toekomstige onbalans in het systeem te voorkomen. De nadruk ligt in dit model op het financieel prikkelen van BRP’s om hun portefeuille in balans te houden of de systeembalans actief te ondersteunen. Het idee achter het reactieve balanceringsregime is dat de markt de systeembalans zoveel mogelijk zelf handhaaft en dat de noodzaak voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet om in te grijpen tot een minimum wordt beperkt. Dit leidt tot efficiënte systeemkosten voor de handhaving van de systeembalans.

  • 25. Keuzes in beprijzing van balanceringsenergie zijn erop gericht om BRP’s en BSP’s prikkels te geven om de rol te pakken die voor hen beoogd is in het reactieve balanceringsregime. Prikkels voor BRP’s zijn erop gericht dat zij steeds zoveel mogelijk in balans zijn, of dat zij – wanneer nodig – de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet helpen bij het herstellen van de systeembalans, door op portefeuilleniveau een onbalans te hebben in de tegenovergestelde richting van de onbalans van het systeem (het zogenoemde passief meeregelen). Voor BSP’s zijn de prikkels erop gericht dat zij balanceringscapaciteit en -energie aanbieden die nodig is voor het handhaven van de systeembalans, dat zij daarvoor niet meer vragen dan nodig, en dat zij de afgeroepen energie daadwerkelijk leveren.

  • 26. Het balanceringsregime is in Nederland onderdeel van een zogenaamde Energy Only Market (hierna: EOM). Een EOM heeft de volgende kenmerken4:

    • a. Producenten worden voornamelijk vergoed voor de verkoop van elektriciteit op de markt en de levering van ondersteunende diensten aan transmissie- en distributiesysteembeheerders;

    • b. Vaste kosten worden hoofdzakelijk gedekt met inframarginale- en schaarsteopbrengsten;

    • c. De markt genereert prijssignalen op basis van vraag en aanbod;

    • d. De waarde van flexibiliteit wordt weerspiegeld in de volatiliteit van elektriciteitsprijzen (inclusief de onbalansprijs); en

    • e. Prijsplafonds mogen prijsvorming op de groothandelsmarkt niet beperken.

Uitgaande van deze kenmerken komen binnen een EOM de wenselijke investeringen in nieuwe capaciteit en flexibiliteit tot stand, doordat de prijzen voor elektriciteit, waaronder die voor balanceringsenergie, de realtime-waarde van energie weerspiegelen, en daarmee de voor de investering benodigde vergoeding genereren.

3.2 Introductie standaard- en specifieke producten

  • 27. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de EB Verordening dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vanaf de deelname aan PICASSO en MARI uitsluitend gebruik te maken van standaardproducten en, voor zover gerechtvaardigd, van specifieke producten. De ACM heeft bij besluit van 24 juli 2024 met kenmerk ACM/UIT/607599 aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet goedkeuring verleend voor het gebruik van het specifieke product noodvermogen. Met het onderhavige besluit past de ACM diverse bepalingen uit de codes aan, zodat duidelijk is hoe de landelijke netbeheerder vanaf toetreding tot de Europese platforms gebruikmaakt van de standaardproducten, te weten aFRR en het MARI-product, en het specifieke product noodvermogen. De ACM geeft hieronder een toelichting op de wijzigingen.

3.2.1 Aanpassingen terminologie
  • 28. Met dit besluit past de ACM de in de Tarievencode, de Netcode, de Meetcode, en de Begrippencode gebruikte terminologie aan, zodat deze aansluit bij de producten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vanaf de toetreding tot de Europese platforms gebruikt. Het betreft de volgende wijzigingen en toevoeging:

    • a. primaire reserve wordt vervangen door FCR;

    • b. balanceringscapaciteit FCR wordt vervangen door reservecapaciteit FCR;

    • c. regelvermogen wordt vervangen door aFRR; en

    • d. het MARI-product wordt toegevoegd.

In aanvulling op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders en in overeenstemming met het voorgaande wijzigt de ACM in artikel 4.3.5.1a van de Meetcode de term ‘regelvermogen’ in ‘aFRR’.

3.2.2 Berekening volumes balanceringsenergie
  • 29. Met de introductie van de standaardproducten aFRR en het MARI-product en het specifieke product noodvermogen dienen de methoden voor het berekenen van het met BSP’s te verrekenen geactiveerde volume balanceringsenergie uit noodvermogen en uit het MARI-product respectievelijk te worden aangepast en te worden toegevoegd. De methode voor het berekenen van de te verrekenen aFRR-volumes blijft ongewijzigd.

    De gewijzigde methode voor het berekenen van het geactiveerde volume noodvermogen per onbalansverrekeningsperiode is opgenomen in artikel 10.39, zesde lid, onderdeel c, van de Netcode. Ingevolge de gewijzigde bepaling wordt het volume per onbalansverrekeningsperiode vastgesteld op basis van de hoeveelheid kWh die overeenkomt met de levering van het volledige gevraagde vermogen gedurende de tijd tussen de start van de afroep en de start van de deactivatie. Hierbij wordt de energie als blok toegekend aan de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode, beginnend op het moment halverwege de volledige activeringstijd. De hier beschreven methode kan schematisch worden voorgesteld als een trapezium, zoals in figuur 1 weergegeven. De horizontale as geeft de tijd weer en de verticale as het door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan een BSP gevraagd vermogen. Het groene blok vormt het volume dat aan de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode wordt toegekend.Figuur 1 – Schematische weergave berekening geactiveerd volume noodvermogen per onbalansverrekeningsperiode

    Figuur 1 – Schematische weergave berekening geactiveerd volume noodvermogen per onbalansverrekeningsperiode

  • 30. De ACM heeft de formulering van artikel 10.39, zesde lid, onderdeel c, in afstemming met de gezamenlijke netbeheerders, ten opzichte van het codewijzigingsvoorstel aangepast. De ACM is van mening dat de gekozen formulering een duidelijkere beschrijving geeft van de manier waarop het te verrekenen volume van geactiveerde biedingen noodvermogen wordt vastgesteld.

  • 31. De wijze van berekening van de te verrekenen volumes per onbalansverrekeningsperiode voor het MARI-product is opgenomen in de nieuwe onderdelen d en e van artikel 10.39, zesde lid, van de Netcode. Hierbij hangt de te hanteren methode af van de wijze waarop het MARI-product wordt geactiveerd. Bij geplande activering (mFRR scheduled activation) wordt het te verrekenen volume gelijkgesteld aan de hoeveelheid kWh die overeenkomt met de levering van het gevraagde vermogen gedurende 15 minuten in de geldigheidsperiode van de bieding. Bij directe activering (mFRR direct activation) bestaat de berekening uit twee onderdelen, te weten de berekening van het volume voor de periode waarin de bieding wordt geactiveerd (de geldigheidsperiode van de bieding) en de berekening van het volume volgend op de geldigheidsperiode van de bieding. Voor het eerste onderdeel wordt het te verrekenen volume gelijkgesteld aan de hoeveelheid kWh die overeenkomt met het gevraagde vermogen gedurende een periode die loopt van het begin van de ramping-periode tot vijf minuten voor het einde van de geldigheidsperiode van de bieding. Voor het tweede onderdeel wordt het te verrekenen volume gelijkgesteld aan de hoeveelheid kWh die overeenkomt met de levering van het gevraagde vermogen gedurende vijftien minuten in de onbalansverrekeningsperiode volgend op de geldigheidsperiode van de bieding.

  • 32. Aangezien op verzoek van het MARI-platform geactiveerde biedingen van het MARI-product tegen een andere prijs worden verrekend dan de common balancing energy price 5 en bij de verrekenprijs voor het MARI-product onderscheid wordt gemaakt tussen geplande en directe activering (zie paragraaf 3.4.4), dienen de te verrekenen volumes balanceringsenergie afzonderlijk te worden vastgesteld. Hiertoe wordt het voorschrift om de te verrekenen volumes bij elkaar op te tellen in de aanhef van artikel 10.39, zesde lid, van de Netcode vervangen door het voorschrift om de volumes afzonderlijk vast te stellen. Daarnaast constateert de ACM dat in de huidige praktijk de geactiveerde volumes regelvermogen (aFRR) en noodvermogen al afzonderlijk worden gefactureerd. Met de wijziging wordt de Netcode hiermee in overeenstemming gebracht.

  • 33. De ACM oordeelt dat de regels voor het bepalen van de met BSP’s te verrekenen volumes voor noodvermogen en voor het MARI-product in lijn zijn met de voorschriften voor het berekenen van balanceringsenergie, zoals neergelegd in artikel 45 van de EB Verordening. In lijn met artikel 3, tweede lid, en artikel 5, eerste lid, van de EB Verordening bevorderen de regels voor het berekenen van de volumes per type balanceringsenergieproduct de transparantie op de balanceringsmarkt en ondersteunen deze een goede werking van de markt.

3.2.3 Specificaties biedingen balanceringscapaciteit en -energie noodvermogen
  • 34. Met dit besluit wijzigen ook de specificaties voor biedingen balanceringscapaciteit, zoals neergelegd in bijlage 10 van de Netcode. Daarnaast worden de specificaties voor biedingen balanceringsenergie uit noodvermogen in een aparte bijlage, bijlage 24, opgenomen. In deze paragraaf gaat de ACM kort in op de wijzigingen. Voor een meer gedetailleerde weergave van de wijzigingen en de bijbehorende beoordeling verwijst de ACM naar haar besluit van 24 juli 2024 met kenmerk ACM/UIT/607599 met betrekking tot de definitie en het gebruik van het specifieke product noodvermogen voor balanceringscapaciteit en -energie.

  • 35. In algemene zin merkt de ACM op dat uit artikel 16, vierde en zesde lid, van de EB Verordening volgt dat de activatie van balanceringsenergie op basis van energiebiedingen plaats moet vinden en dat de prijs voor balanceringsenergie geen onderdeel mag zijn van het contract voor balanceringscapaciteit. Voorafgaand aan het onderhavige besluit werd balanceringsenergie uit noodvermogen enkel op basis van capaciteitscontracten en volgens een methodiek voor willekeurige selectie geactiveerd. De verrekening van de geactiveerde volumes balanceringsenergie met de BSP vond plaats op basis van een vaste vergoeding, zoals blijkt uit het huidige artikel 10.39, achtste en negende lid. Bijlage 10 van de Netcode bevatte de specificaties waar de levering van balanceringsenergie op basis van het contract voor balanceringscapaciteit aan moest voldoen. Door biedingen balanceringsenergie uit noodvermogen te introduceren en de vergoeding op basis van een vaste formule af te schaffen, wordt voldaan aan de voorschriften uit de EB Verordening.

  • 36. In verband met de introductie van biedingen balanceringsenergie uit noodvermogen, is het wenselijk om de specificaties voor dit product in een aparte bijlage op te nemen. Tegelijkertijd wordt de verplichting om vermogen beschikbaar te houden op basis van een contract voor balanceringscapaciteit omgezet in een biedplicht. De ACM wijzigt hiertoe het tweede lid van bijlage 10. Hiermee komen ook het derde en vierde lid van de bijlage te vervallen. In het vijfde lid wordt de mogelijkheid opgenomen om in een contract voor balanceringscapaciteit de maximale inzetduur vast te leggen. Daarnaast worden aan bijlage 10 een zesde, zevende en achtste lid toegevoegd, waarin nadere specificaties voor de biedingen worden voorgeschreven. De ACM constateert dat de in het zevende en het achtste lid benoemde onderwerpen aansluiten bij de in artikel 7 van ACER-besluit 03-2020 van 24 januari 2020 inzake het raamwerk voor de implementatie van het mFRR-platform6, zoals geamendeerd bij ACER-besluit 14-2022 (hierna: ACER-besluit 03-2020), opgenomen karakteristieken en parameters voor biedingen van het standaardproduct voor balanceringscapaciteit uit mFRR. Hetzelfde geldt voor de in bijlage 24 opgenomen specificaties voor biedingen balanceringsenergie uit noodvermogen. Het eerste, vierde en vijfde lid van deze bijlage schrijven de algemene specificaties voor waaraan biedingen voor balanceringsenergie uit noodvermogen ten minste moeten voldoen. Uit het tweede lid volgt dat biedingen tot een bepaalde omvang ondeelbaar kunnen zijn en dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet deelbare biedingen ook gedeeltelijk kan inzetten. Uit het derde ligt volgt, tot slot, dat biedingen altijd vanaf vijftien minuten voor de start van de onbalansverrekeningsperiode waarvoor de biedingen zijn ingediend, geactiveerd kunnen worden.

  • 37. Op basis van het voorgaande concludeert de ACM dat de beschrijving van het specifieke product noodvermogen voor balanceringscapaciteit en voor balanceringsenergie toereikend is. Ten aanzien van de exacte invulling van de specificaties, zoals opgenomen in bijlage 10 en bijlage 24 van de Netcode, merkt de ACM op dat uit artikel 26 EB Verordening voortvloeit dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onder de in voornoemde bepaling opgenomen voorwaarden hiertoe een voorstel kan doen. De ACM is van mening dat, in lijn met artikel 5, eerste lid, van de EB Verordening, de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde specificaties bijdragen aan een goede werking van de markt, doordat meer marktpartijen in staat zullen zijn om op basis van deze specificaties mFRR te leveren dan op basis van de voor het MARI-product geldende specificaties. Noodvermogen is in technisch opzicht namelijk een eenvoudiger product om te leveren dan het MARI-product. Zo geldt voor het MARI-product een voorgeschreven ramping rate van 10% per minuut, daar waar voor noodvermogen geen (minimale of maximale) ramping rate wordt voorgeschreven. Niet alle marktpartijen zijn in staat om aan het voornoemde vereiste voor het MARI-product te voldoen.

  • 38. Door de exacte invulling van de specificaties niet aan een nadere toets te onderwerpen, respecteert de ACM, in lijn met artikel 3, tweede lid, onderdeel f, van de EB Verordening, de aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet toegewezen verantwoordelijkheid om de systeemveiligheid te waarborgen.

3.2.4 Specificaties biedingen balanceringsenergie MARI-product
  • 39. Zoals reeds opgemerkt, volgt uit artikel 25, eerste lid, van de EB Verordening dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vanaf toetreding tot de Europese platforms voor balanceringsenergie enkel nog gebruik kan maken van standaard en specifieke balanceringsproducten. Het MARI-product is het standaard energieproduct voor mFRR dat via het MARI-platform tussen de Europese transmissiesysteembeheerders wordt uitgewisseld. De definitie van het MARI-product is neergelegd in artikel 7 van het op artikel 20 van de EB Verordening gebaseerde ACER-besluit 03-2020. Uit artikel 17, tweede lid, en artikel 5, derde lid, onderdeel c, van dit besluit volgt dat de definitie van het MARI-product opgenomen dient te worden in de nationale voorwaarden voor balancering. Hiertoe voegt de ACM op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders bijlage 25 aan de Netcode toe.

  • 40. De ACM constateert dat de specificaties van het MARI-product in bijlage 25, zoals voorgesteld door de gezamenlijke netbeheerders, overeenstemmen met de definitie van het standaardproduct voor mFRR in artikel 7 van ACER-besluit 03-2020. De ACM neemt het voorstel dan ook over.

3.3 Aanpassing activatiestrategie

  • 41. De ACM wijzigt diverse onderdelen van de Netcode elektriciteit die zien op de activatiestrategie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Hieronder wordt een toelichting gegeven op de individuele wijzigingen die daarmee samenhangen. Gelet op de centrale positie die artikel 10.39 van de Netcode bij deze wijzigingen inneemt, start de ACM haar toelichting met deze bepaling.

3.3.1 Toevoeging derde lid aan artikel 10.39 Netcode elektriciteit
  • 42. De eerste drie leden van artikel 10.39 bepalen in welke volgorde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de verschillende producten voor balanceringsenergie inzet. Met de introductie van het MARI-product dient dit product aan de activatiestrategie te worden toegevoegd. Hiertoe voegt de ACM in artikel 10.39 na het tweede lid en onder vernummering van de daaropvolgende leden een nieuw derde lid in.

  • 43. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om drie redenen voor activatie van biedingen van het MARI-product in de Netcode op te nemen. De eerste reden is om te voldoen aan een activatieverzoek afkomstig van het MARI-platform. De ACM constateert dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op basis van artikel 29, zesde lid, van de EB Verordening verplicht is om een bieding van het MARI-product te activeren, als het daartoe een verzoek van het MARI-platform ontvangt. De ACM neemt het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders op dit punt dan ook over.

  • 44. De tweede reden die de gezamenlijke netbeheerders voorstellen, betreft de lokale inzet van het MARI-product in een niet-normale systeemtoestand, als alle beschikbare biedingen noodvermogen en aFRR zijn ingezet. Zij onderbouwen hun voorstel als volgt. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet activeert het MARI-product ten behoeve van nationale balancering pas nadat alle beschikbare biedingen voor aFRR en noodvermogen zijn geactiveerd en de onbalans in het systeem desondanks voortduurt. In deze situatie wordt maximaal gebruikgemaakt van de mogelijkheid van het PICASSO-platform om buitenlandse transmissiesysteembeheerders aFRR te laten activeren ten behoeve van de Nederlandse systeembalans. De grensoverschrijdende activatie van aFRR neemt grenscapaciteit in beslag.

  • 45. De buitenlandse activatie van biedingen van het MARI-product ten behoeve van de Nederlandse systeembalans, neemt ook grenscapaciteit in beslag. In de in het voorgaande randnummer beschreven situatie is de grenscapaciteit al grotendeels of geheel vergeven aan aFRR. Doordat het MARI-product voor het vergeven van grenscapaciteit voorrang krijgt op aFRR, verdringt de buitenlandse activatie van het MARI-product bij een gebrek aan beschikbare grenscapaciteit reeds in het buitenland geactiveerde biedingen van aFRR. Hierdoor leveren geactiveerde MARI-biedingen voor Nederland niet het benodigde extra vermogen op om de systeembalans te herstellen. Lokaal geactiveerde biedingen van het MARI-product verdringen daarentegen niet grensoverschrijdend geactiveerde aFRR, waardoor het benodigde extra volume geleverd kan worden.

  • 46. Tegelijkertijd impliceert lokale activatie van het MARI-product volgens de gezamenlijke netbeheerders een afwijking van de merit-order-activatie via het MARI-platform, zoals voorgeschreven door artikel 29 van de EB Verordening. Ingevolge het veertiende lid van deze bepaling is een afwijking van de merit-order activatie onder meer toegestaan op grond van overwegingen van operationele veiligheid. Volgens de gezamenlijke netbeheerders is daar in een niet-normale systeemtoestand, zoals bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (hierna: SO Verordening), sprake van. Uit artikel 29, veertiende lid, van de EB Verordening volgt dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in deze situatie de bieding die bij het MARI-platform is ingediend, niet-beschikbaar dient te verklaren voor activering door andere transmissiesysteembeheerders. Daarnaast volgt uit artikel 31, tiende en elfde lid, van de EB Verordening dat de lokale activatie van balanceringsenergiebiedingen buiten normale systeemtoestand is toegestaan, als dit helpt om de ernst van de heersende toestand van het systeem te verlichten.

  • 47. De ACM stemt in met het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ten aanzien van de lokale activatie van het MARI-product. Hiertoe overweegt zij het volgende. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet handhaaft de Nederlandse systeembalans primair met aFRR. Gelet op de aanvullende liquiditeit die het PICASSO-platform biedt en op de beperkte beschikbaarheid van grensoverschrijdende capaciteit voor balanceringsenergie, is het onwaarschijnlijk dat er bij activatie van alle beschikbare aFRR-biedingen in voorkomend geval nog grenscapaciteit beschikbaar is, waarlangs de grensoverschrijdende activatie van biedingen van het MARI-product het benodigde extra volume zou kunnen opleveren. In die situatie dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in staat te worden gesteld om wegens overwegingen van operationele veiligheid biedingen van het MARI-product in overeenstemming met artikel 29, veertiende lid, van de EB Verordening niet-beschikbaar te verklaren voor activering door andere transmissiesysteembeheerders en lokaal te activeren. Op grond van artikel 31, elfde lid, kan dit enkel buiten de normale systeemtoestand. Alhoewel gelet op artikel 18, tweede lid, van de SO Verordening, het enkel verzadigd raken van biedingen aFRR en noodvermogen op zichzelf niet voldoende is om te kunnen spreken van een niet-normale systeemtoestand, acht de ACM het aannemelijk dat bij de inzet van alle beschikbare bronnen voor balanceringsenergie uit aFRR en noodvermogen en een voortdurende onbalanssituatie sprake zal zijn van één van de andere in artikel 18 van de SO Verordening genoemde gronden om naar een niet-normale systeemtoestand over te schakelen.

  • 48. De ACM neemt, na afstemming met de gezamenlijke netbeheerders, de derde voorgestelde reden voor activatie van biedingen van het MARI-product niet in de Netcode over. De gezamenlijke netbeheerders stellen in het codewijzigingsvoorstel voor om biedingen van het MARI-product, als door de BSP goedgekeurd, voor redispatch in te zetten. Deze mogelijkheid staat op gespannen voet met de congestiesystematiek en de rolverdeling tussen de BSP en de CSP, zoals deze in de Netcode is neergelegd. De ACM acht het onwenselijk om het onderscheid tussen de CSP en de BSP te doorkruizen, door biedingen voor een balanceringsenergieproduct ook voor congestie-doeleinden in te kunnen zetten. Hierbij merkt de ACM op dat de gate closure time voor redispatch-biedingen vóór de BE-GCT ligt, waardoor een marktpartij die als CSP én als BSP is erkend, zelf kan bepalen op welke markt hij zijn flexibiliteit aanbiedt, dan wel zijn flexibiliteit eerst voor redispatch en, indien niet afgeroepen, vervolgens voor balanceringsdoeleinden kan aanbieden. Hiermee wordt tegelijkertijd invulling gegeven aan de behoefte van de gezamenlijke netbeheerders om schaarse flexibiliteit voor verschillende doeleinden beschikbaar te houden én blijft de in de Netcode elektriciteit neergelegde rolverdeling tussen de BSP en de CSP behouden.

  • 49. Gelet op het voorgaande neemt de ACM alle bepalingen uit het codewijzigingsvoorstel die samenhangen met de inzet van biedingen van het MARI-product voor redispatch niet over en corrigeert waar nodig verwijzingen. In het bijzonder gaat het om de volgende bepalingen uit het codewijzigingsvoorstel: artikel 10.38, tweede lid, artikel 10.39, derde en zevende lid, artikel 10.39a, eerste en tweede lid, beide onderdeel e, artikel 10.40, eerste lid, onderdelen b en e, artikel 10.41, vierde lid, bijlage 25, vijfde lid, onderdeel a, en zesde lid, van de Netcode en de definitie van het MARI-product uit de Begrippencode.

3.3.2 Wijziging artikel 9.19 Netcode elektriciteit
  • 50. Artikel 9.19 van de Netcode elektriciteit verplicht aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een transportvermogen van meer dan 60 MW om dagelijks hun nog beschikbare flexibiliteit via een BSP aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking te stellen. In het codewijzigingsvoorstel worden aan de bepaling de woorden ‘uit aFRR of noodvermogen’ toegevoegd. De gezamenlijke netbeheerders merken op dat hiermee uitdrukking wordt gegeven aan het feit dat aFRR en noodvermogen de primaire producten zijn die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gebruikt voor de balanshandhaving.

  • 51. Ten aanzien van artikel 9.19 van de Netcode merkt de ACM in haar besluit van 24 december 2018 met kenmerk ACM/UIT/502876, randnummer 61, het volgende op: “Het voornaamste doel van de inbiedplicht voor aangeslotenen van meer dan 60 MW na de sluiting van de day-ahead-markt is om TenneT tijdig inzicht te verschaffen in de resterende beschikbaarheid van vermogen in het hoogspanningsnet. Het aanleveren van biedingen verplicht deze partijen enkel tot het ook daadwerkelijk leveren van de geboden elektriciteit in het geval dat TenneT de bieding afroept en vergoedt. De gegeven biedingen kunnen overeenkomstig artikel 10.38, tweede lid, in omvang en prijs worden aangepast tot 30 minuten7 voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode. De inbiedplicht in combinatie met een late sluitingstijd geeft marktpartijen daarmee alle ruimte om in te spelen op veranderende marktomstandigheden terwijl het TenneT de beschikking geeft over de benodigde informatie voor de operationele planning.”

  • 52. De ACM is van oordeel dat de voorgestelde wijziging van artikel 9.19 aansluit bij de voorziene activatiestrategie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Zij merkt hierbij op dat de wijziging van de voornoemde bepaling de vrijheid van de BSP van desbetreffende aangeslotenen niet beperkt om biedingen van het MARI-product in te dienen. Dit blijkt ook uit het in het voorgaande randnummer opgenomen citaat en is in overeenstemming met artikel 16, vijfde lid, en met artikel 18, zevende lid, onderdeel b, van de EB Verordening. De ACM neemt de voorgestelde wijziging dan ook over.

3.3.3 Wijziging artikel 9.20, derde lid, Netcode elektriciteit
  • 53. De ACM voegt aan artikel 9.20 van de Netcode elektriciteit een derde lid toe. Het derde lid schrijft voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voorafgaand aan de activatie van aFRR de momentane regelfout, ook wel de Area Control Error oftewel ACE genoemd, op Europees niveau met andere transmissiesysteembeheerders uitwisselt. Deze uitwisseling vindt plaats via het PICASSO-platform. Het platform heeft de data met betrekking tot de ACE nodig om de inzet van aFRR door de aangesloten transmissiesysteembeheerders vanuit economisch perspectief te kunnen optimaliseren.

  • 54. De ACM constateert dat de wijziging overeenstemt met artikel 29, achtste lid, van de EB Verordening. Uit deze bepaling vloeit voort dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle voor de werking van de activeringsoptimalisatiefunctie van het PICASSO-platform benodigde gegevens aan het platform dient te verstrekken. Dit volgt ook uit artikel 2, eerste lid, onderdeel c, jo. artikel 3, derde en vierde lid, van ACER-besluit 02-2020 van 24 januari 2020 inzake het raamwerk voor implementatie van het aFRR-platform8, zoals geamendeerd bij ACER-besluit 15-2022 (hierna: ACER-besluit 02-2020).

  • 55. Het benutten van de mogelijkheden van onbalansnetting voordat over wordt gegaan tot het activeren van aFRR, draagt bij aan een kostenefficiënte uitvoering van de balanceringstaak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en daarmee aan het doelmatig functioneren van de energievoorziening. Bij onbalansnetting wordt voorkomen dat transmissiesysteembeheerders balanceringsenergie in tegengestelde richting activeren. In deze situatie is het nettoresultaat van niet activeren van balanceringsenergie voor de systeembalans gelijk aan het in tegengestelde richting activeren van een even groot vermogen.

  • 56. De ACM constateert dat de actor, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, in het voorgestelde derde lid van artikel 9.20 van de Netcode elektriciteit ontbreekt en voegt de actor ambtshalve aan de bepaling toe.

3.3.4 Wijziging artikel 10.38, tweede lid, Netcode elektriciteit
  • 57. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om artikel 10.38, tweede lid, van de Netcode elektriciteit uit te breiden. In het voorstel wordt aan de bepaling toegevoegd dat biedingen balanceringsenergie niet voorafgaand aan de BE-GCT kunnen worden ingezet. Daarnaast stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om de BE-GCT te wijzigen van 30 naar 25 minuten voorafgaand aan de onbalansverrekeningsperiode waar biedingen voor kunnen worden ingediend.

  • 58. De ACM concludeert dat de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde wijzigingen in artikel 10.38, tweede lid, in overeenstemming zijn met het Europese recht. Uit artikel 29, tweede lid, van de EB Verordening volgt dat balanceringsenergiebiedingen in beginsel niet vóór de overeenkomstige BE-GCT mogen worden geactiveerd. Daarnaast schrijft artikel 8, tweede lid, van ACER-besluit 02-2020 en van ACER-besluit 03-2020 voor dat de BE-GCT voor standaardproducten op 25 minuten gesteld dient te worden. De ACM past in afstemming met de gezamenlijke netbeheerders de formulering van artikel 10.38, tweede lid, ten opzichte van het voorstel aan, om te verduidelijken dat BSP’s tot aan de BE-GCT voor de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode biedingen balanceringsenergie kunnen indienen, wijzigen en/of intrekken.

3.4 Aanpassing beprijzingsmethodiek

  • 59. In dit deelhoofdstuk geeft de ACM een toelichting op de prijsbepaling voor balanceringsenergie, zoals neergelegd in artikel 10.39, zevende lid, en artikel 10.39a van de Netcode elektriciteit. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet hanteert de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde prijs voor de verrekening van de door BSP’s geleverde volumes balanceringsenergie. Daarnaast speelt de prijs een belangrijke rol bij de onbalansverrekening tussen de BRP’s en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 60. Hieronder wordt allereerst de voor de beprijzingsmethodiek relevante achtergrondinformatie gegeven, omdat deze in belangrijke mate bepalend is voor de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde wijzigingen. Daarop volgt een toelichting op de belangrijkste keuzes ten aanzien van de nieuwe algemene beprijzingsmethodiek. Vervolgens wordt toegelicht hoe de verschillende elementen van de prijsmethodiek worden bepaald. Tot slot wordt een toelichting gegeven op de specifieke prijsbepaling voor op verzoek van het MARI-platform geactiveerde biedingen.

3.4.1 Achtergrondinformatie
3.4.1.1 Nederlands balanceringsregime
  • 61. Zoals reeds in de inleiding (paragraaf 3.1) opgemerkt, kent Nederland een reactief balanceringsregime. Keuzes ten aanzien van de beprijzing van balanceringsenergie zijn erop gericht om BSP’s en BRP’s prikkels te geven om de rol te pakken die voor hen beoogd is in dit regime. Een belangrijk element voor een goede werking van de prikkels is de gelijkschakeling van de prijs voor balanceringsenergie voor BSP’s en de onbalansprijs voor BRP’s. Daarnaast dienen deze prijzen zo goed als mogelijk de realtime-waarde van energie te weerspiegelen. Voor een toelichting hierop verwijst de ACM naar het ACM position paper ‘Marginal Pricing for Balancing Energy’, dat te vinden is op haar website9. In de rest van dit deelhoofdstuk beschouwt de ACM het als gegeven dat de onbalansprijs gelijk is aan de prijs voor balanceringsenergie. En bij de prijsbepaling wordt als doelstelling genomen dat deze prijzen de realtime-waarde van energie weerspiegelen. Dit is in overeenstemming met de in artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening opgenomen algemene beginselen voor de verrekeningsprocessen tussen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en de BRP’s en BSP’s anderzijds.

3.4.1.2 Europese platforms
  • 62. ACER-besluit 01-2020 van 24 januari 2020 inzake de methodologie voor het bepalen van de prijs van balanceringsenergie, zoals geamendeerd bij ACER-besluit 03-2022 van 25 februari 2022 (hierna: ACER-besluit 01-2020), bevat een aantal voorschriften voor het PICASSO- en het MARI-platform, waaronder de volgende. Vanaf de toetreding van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot de platforms, deelt deze samen met de andere aangesloten transmissiesysteembeheerders de ontvangen biedingen voor de standaardproducten met de platforms. Op basis van onder meer de onbalans in het systeem, de beschikbare grenscapaciteit en de prijs van de biedingen, selecteren de platforms de biedingen die geactiveerd dienen te worden om de systeembalans te herstellen. De selectie wordt met de transmissiesysteembeheerders gedeeld, waarna zij overgaan tot activatie om de systeembalans te herstellen. Doordat het PICASSO-platform voor de selectie van de biedingen gegevens gebruikt die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ook gebruikt als input voor het systeem waarmee het de nationale balans handhaaft (de zogenoemde load frequency control), kunnen verschillen ontstaan tussen de door het PICASSO-platform geselecteerde biedingen en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet daadwerkelijk geactiveerde biedingen.10

  • 63. Op basis van de geselecteerde biedingen stellen de platforms voor ieder standaardproduct per markttijdeenheid en per congestievrij gebied een prijs vast: de Cross-Border Marginal Price (hierna: CBMP). Deze is gelijk aan de hoogste biedprijs van de door het desbetreffende platform geselecteerde biedingen. De markttijdeenheid voor het MARI-platform is vijftien minuten en komt daarmee overeen met de in Nederland gehanteerde duur van de onbalansverrekeningsperiode11. De markttijdeenheid voor het PICASSO-platform is gelijk aan de tijd die het algoritme van het platform nodig heeft om een optimale selectie van aFRR-biedingen te berekenen. In de praktijk komt dit neer op één CBMP per vier seconden. De hoogte van de CBMP wordt met de aangesloten transmissiesysteembeheerders gedeeld en dient overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van ACER-besluit 01-2020 als basis voor de berekening van de balanceringsenergieprijs.

3.4.2 Belangrijkste keuzes beprijzingsmethodiek
  • 64. In dit deelhoofdstuk gaat de ACM nader in op twee belangrijke keuzes ten aanzien van de beprijzingsmethodiek. In paragraaf 3.4.2.1 geeft de ACM een toelichting op de common balancing energy price (hierna: CBEP). De CBEP is de in Nederland gehanteerde prijs voor balanceringsenergie, daar waar de in de voorgaande paragraaf genoemde CBMP een door het PICASSO- en het MARI-platform vastgestelde prijs voor balanceringsenergie uit respectievelijk aFRR en het MARI-product is. Met de CBEP wordt in de nieuwe situatie, waarin middels de Europese platforms balanceringsenergie tussen transmissiesysteembeheerders wordt uitgewisseld, invulling gegeven aan de uitgangspunten van het Nederlandse reactieve balanceringsregime. Vervolgens geeft de ACM in paragraaf 3.4.2.2 een toelichting op de schaarstecomponent. Met de schaarstecomponent wordt beoogd meer flexibiliteit te ontsluiten voor de EOM in Nederland.

  • 65. De ACM constateert dat het wijzigen van de beprijzingsmethodiek een wijziging van de voorwaarden voor balancering betreft, zoals bedoeld in artikel 18 van de EB Verordening, meer in het bijzonder artikel 18, vijfde lid, aanhef en onderdeel i, met betrekking tot de regels voor verrekening met BSP’s. Uit artikel 5, vierde lid, onderdeel c, van de EB Verordening vloeit voort dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een wijziging van deze voorwaarden ter goedkeuring aan de ACM dient voor te leggen. De ACM stelt vast dat het wijzigingsvoorstel onderdeel uitmaakt van de voorstellen van de gezamenlijke netbeheerders en dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet hier onderdeel van uitmaakt.

  • 66. In overeenstemming met het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders maakt de ACM in haar toelichting onderscheid tussen enerzijds de verrekenprijs voor geactiveerde biedingen balanceringsenergie uit aFRR, uit noodvermogen en uit het MARI-product ten behoeve van nationale balanceringsdoeleinden en anderzijds de verrekenprijs voor biedingen balanceringsenergie uit het MARI-product die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op verzoek van het MARI-platform activeert.

3.4.2.1 De Common Balancing Energy Price
  • 67. Ingevolge artikel 10.39a van de Netcode elektriciteit wordt voor geactiveerde biedingen balanceringsenergie uit aFRR, uit noodvermogen en uit het MARI-product ten behoeve van nationale balanceringsdoeleinden per onbalansverrekeningsperiode van vijftien minuten één prijs bepaald: de CBEP. De CBEP is gelijk voor alle binnen die periode geleverde volumes balanceringsenergie uit de voornoemde bronnen. Dit sluit aan bij de hierboven beschreven uitgangspunten van het Nederlandse balanceringsregime, waarin per onbalansverrekeningsperiode één prijs voor balanceringsenergie wordt vastgesteld en waar de onbalansprijs in beginsel aan gelijk wordt gesteld.

  • 68. Per onbalansverrekeningsperiode wordt de CBEP bepaald als de hoogste waarde van een vijftal elementen, in het geval van opregelen, of als de laagste waarde van deze elementen, in het geval van afregelen. De vijf elementen zijn opgenomen in het eerste en het tweede lid van artikel 10.39a van de Netcode elektriciteit. In overeenstemming met de in de Netcode gehanteerde volgorde betreft het:

    • a. de prijs voor aFRR;

    • b. de schaarstecomponent;

    • c. de prijs voor noodvermogen;

    • d. de prijs voor aFRR bij inzet van noodvermogen; en

    • e. de prijs voor inzet van het MARI-product voor nationale doeleinden.

  • 69. In paragraaf 3.4.3 wordt uitgewerkt hoe bovenstaande elementen worden bepaald. De ACM merkt op dat waar wordt gesproken over de prijs van of prijsbepaling voor elementen die de basis vormen voor de CBEP, zoals de prijs van aFRR, feitelijk niet wordt gesproken over de prijs, maar over een waarde die de minimale vergoeding voor deze dienst weerspiegelt, gebaseerd op het wettelijk kader en de beoogde prikkels. Voor alle balanceringsenergie, met uitzonering van balanceringsenergie die is geleverd na activatie van een bieding op verzoek van het MARI-platform, is de daadwerkelijk gehanteerde prijs per onbalansverrekeningsperiode immers gelijk aan de CBEP voor diezelfde periode.

  • 70. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt hieronder uitgegaan van het bepalen van de prijs voor opregelen, tenzij anders aangegeven. Daar waar ‘hoogste’ staat, kan voor de prijs voor afregelen ‘laagste’ worden gelezen.

3.4.2.2 De schaarstecomponent
3.4.2.2.1 Onderbouwing netbeheerders
  • 71. De schaarstecomponent wordt beschreven in artikel 10.39a van de Netcode elektriciteit voor zowel opregelen (derde lid) als afregelen (vierde lid). Uit deze bepalingen volgt dat de schaarstecomponent wordt geactiveerd als de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tijdens een onbalansverrekeningsperiode alle beschikbare biedingen aFRR en noodvermogen heeft ingezet, de onbalans in het systeem voortduurt én er geen sprake is van regeltoestand 2. In paragraaf 3.4.3.2 wordt nader ingegaan op de prijsbepaling voor balanceringsenergie bij inzet van de schaarstecomponent.

  • 72. De gezamenlijke netbeheerders stellen in hun voorstel dat het noodzakelijk is om een schaarstecomponent te introduceren. Ter onderbouwing hiervan geven zij aan dat er sprake is van een steeds verder oplopende schaarste van flexibel vermogen in het systeem, waardoor de marge om te kunnen balanceren krapper wordt. Alhoewel het hiervan uitgaande systeemrisico volgens de gezamenlijke netbeheerders momenteel beperkt is, wordt voor de toekomst een verdere toename van de schaarste voorzien. De schaarstecomponent kan volgens de gezamenlijke netbeheerders bijdragen aan het terugdringen van deze schaarste.

  • 73. De gezamenlijke netbeheerders wijzen op diverse ontwikkelingen die de toenemende schaarste van flexibel vermogen (mede) veroorzaken. Allereerst noemen zij de transitie van fossiele naar meer duurzame productie van elektriciteit. De relatief hoge volatiliteit van duurzame productie vertaalt zich in een hogere volatiliteit in het systeem, waardoor de balanceringsbehoefte toeneemt. Tegelijkertijd neemt het voor balancering beschikbare flexibel vermogen voor opregelen af, doordat het opregelvermogen uit duurzame productie beperkt is en doordat fossiele reserveleverende eenheden die zouden kunnen opregelen vaker uitstaan. Als tweede relevante ontwikkeling signaleren de gezamenlijke netbeheerders een toenemende behoefte aan flexibel vermogen ten gevolge van congestie op het net. Vermogen dat bijvoorbeeld voor redispatch wordt ingezet, is niet meer beschikbaar voor balancering.

  • 74. Daarnaast signaleren de gezamenlijke netbeheerders twee omstandigheden die effectieve handhaving van de systeembalans onder druk zetten. Doordat de liquiditeit op de intraday-markt beperkt is, zijn BRP’s regelmatig niet in staat hun portefeuille tijdig in balans te brengen. Hierdoor moet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in toenemende mate balanceren. Daarnaast regelt duurzame productie vaak niet af op de momenten dat dat vanuit het systeem bezien wenselijk is. Belangrijke reden hiervoor is dat financiële prikkels voor afregelen door invoeders niet in lijn zijn met wat het systeem nodig heeft, vanwege subsidies, profilering, en saldering. Tot slot merken de gezamenlijke netbeheerders op dat het erop lijkt dat de benodigde processen om af te kunnen regelen nog niet (bij alle partijen) zijn ingericht.

  • 75. De gezamenlijke netbeheerders merken op dat de prikkels voor BSP’s om een bijdrage te leveren aan balancering goed functioneren. BSP’s kunnen immers de prijs bieden die zij nodig hebben. BRP’s die niet ook BSP’s zijn, zijn daarentegen afhankelijk van de onbalansprijs, die via de prijs voor balanceringsenergie gebaseerd is op biedingen van de BSP’s. Zij kunnen niet zelf de prijs zetten die zij nodig hebben om voldoende flexibiliteit te ontsluiten. Dat daarmee de top van potentiële flexibiliteit die BRP’s zouden kunnen leveren niet ontsloten wordt, omdat deze duurder is dan de onbalansprijs, noemen de gezamenlijke netbeheerders het missing money problem.

  • 76. Tegelijkertijd rust ingevolge artikel 17, tweede lid, jo. artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de EB Verordening en volgens paragraaf 10.2 en paragraaf 10.6 van de Netcode elektriciteit op de BRP’s een financiële balansverantwoordelijkheid, die inhoudt dat de onbalans die een BRP in het systeem veroorzaakt, op basis van de realtime-waarde van energie wordt verrekend. De huidige invulling van de onbalansprijs is in situaties van schaarste een onderschatting van de realtime-waarde van energie, omdat na het activeren van alle beschikbare balanceringsenergie de onbalansprijs niet meer verder kan oplopen bij verder toenemende schaarste. Doordat de onbalansprijs in die gevallen lager is dan de realtime-waarde van energie, worden de BRP’s onvoldoende geprikkeld om hun portefeuille in balans te houden.

  • 77. Om BRP’s een sterkere prikkel te geven om de onbalans in hun portefeuille op te lossen of passief mee te regelen, stellen de gezamenlijke netbeheerders een schaarstecomponent voor. Deze zorgt voor een hogere prijs voor balanceringsenergie en een hogere onbalansprijs op momenten dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op basis van reguliere prijzen onvoldoende flexibel vermogen tot zijn beschikking heeft voor een effectieve handhaving van de systeembalans. De onbalansprijs vormt daarmee een betere weerspiegeling van de realtime-waarde van energie. Voorwaarde voor het activeren van de schaarstecomponent is dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alle beschikbare aFRR en noodvermogen heeft geactiveerd, en dat er geen sprake is van regeltoestand 2. De gezamenlijke netbeheerders beogen met de schaarstecomponent BRP’s op die momenten ertoe aan te zetten om meer inspanning te leveren om hun portefeuille in balans te brengen. Tegelijkertijd zet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor zover mogelijk het MARI-product in, zoals volgt uit artikel 10.39, derde lid, van de Netcode elektriciteit.

  • 78. Hierbij veronderstellen de gezamenlijke netbeheerders dat BRP’s meer mogelijkheden hebben om hun balanceringsverantwoordelijkheid in te vullen dan zij nu benutten. Het idee is dat een hogere prijs voor onbalans en daarmee een hogere beloning voor passief meeregelen, maakt dat onbenutte mogelijkheden financieel aantrekkelijker worden. Volgens de gezamenlijke netbeheerders valt te denken aan het inregelen van processen, zodat invoedende partijen in overschotsituaties kunnen afregelen, het verbeteren van de voorspellingen voor de opwek uit duurzame bronnen en het investeren in of inkopen van meer flexibel vermogen, zoals batterijen.

  • 79. De gezamenlijke netbeheerders hebben twee alternatieven overwogen voor de schaarstecomponent. Het eerste alternatief is het achterwege laten van de introductie van een schaarstecomponent. Dit alternatief wijzen de gezamenlijke netbeheerders af, omdat maatregelen om de voorziene schaarste aan flexibel vermogen te beperken, getroffen moeten worden ruim vóórdat de systeemrisico’s te groot worden. Het tweede alternatief is het introduceren van een schaarstecomponent op basis van een Operating Reserve Demand Curve (ORDC). Hiervan hebben de gezamenlijke netbeheerders afgezien, omdat de toepassing ervan in de Nederlandse context te complex zou zijn. Ook waren de reacties in de openbare consultatie met betrekking tot de ORDC vanwege de complexiteit en de beperkte transparantie van deze methode overwegend negatief.

3.4.2.2.2 Beoordeling ACM
  • 80. De ACM constateert dat de prikkels voor BRP’s om in balans te zijn vanuit de beprijzingsmethodiek momenteel niet optimaal zijn. Mogelijkheden die de BRP’s meer kosten dan hen opleveren vanuit de door een bieding van een BSP bepaalde onbalansprijs, kunnen nu financieel niet uit. Dat geldt ook voor mogelijkheden die om een initiële investering vragen. Door de onbalansprijs op momenten van schaarste te verhogen, renderen dergelijke investeringen sneller, en kan op termijn de vraag naar flexibel vermogen afnemen en/of het aanbod toenemen.

  • 81. In algemene zin is de ACM van mening dat het stimuleren van de ontwikkeling van flexibel vermogen aansluit bij het belang van een betrouwbare elektriciteitsvoorziening, overeenkomstig artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet. Ook is de ACM van mening dat een schaarstecomponent passend en in overeenstemming met de algemene verrekeningsbeginselen van artikel 44 van de EB Verordening is, wanneer van de component een stimulerend effect uitgaat voor het nemen van maatregelen die leiden tot een directe verbetering van de balans in de portefeuille van de BRP of de mogelijkheid van de BRP om passief mee te regelen vergroot. Welke specifieke mogelijkheden praktisch haalbaar zijn, en of de voorgestelde invulling van de schaarstecomponent dusdanig is dat deze mogelijkheden ook rendabel zijn voor BRP’s, kan de ACM op basis van het ingediende voorstel niet beoordelen.

  • 82. De keuze voor een schaarstecomponent is uiteindelijk een poging om via de beprijzing van onbalans bij te dragen aan voldoende mogelijkheden om effectief en efficiënt de systeembalans te bewaken en daarmee de operationele veiligheid te waarborgen. Het effect dat van de schaarstecomponent uitgaat, moet voldoende rechtvaardiging zijn voor de potentiële extra kosten die de component voor BRP’s veroorzaakt. Of deze kosten-batenafweging uiteindelijk positief uitpakt, is voor de ACM op voorhand niet te beoordelen. Evengoed kan de ACM ook niet onderbouwen dat de potentiële kosten die BRP’s per saldo maken als gevolg van hogere onbalansprijzen de stijging aan flexibiliteit die de maatregel kan opleveren niet waard zijn.

  • 83. Het voorgaande afwegende en gelet op de in artikel 9, zesde lid, onderdeel a, van ACER-besluit 18-2020 van 15 juli 2020 inzake de methodologie voor het harmoniseren van de hoofdkenmerken van onbalansverrekening (hierna: ACER-besluit 18-2020) geboden mogelijkheid om een schaarstecomponent te introduceren, volgt de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM is van oordeel dat de keuzes die de gezamenlijke netbeheerders maken bij de invulling van de schaarstecomponent te volgen en te rechtvaardigen zijn. Een objectieve kwantitatieve onderbouwing van wat de schaarstecomponent zou moeten zijn, is niet voorhanden. De ACM ziet geen alternatieve invullingen die naar haar mening beter passen.

  • 84. In haar positieve oordeel over de schaarstecomponent betrekt de ACM ook artikel 3, eerste lid, van de EB Verordening, waaruit volgt dat deze verordening onder meer nastreeft de efficiëntie van balancering en van de nationale balanceringsmarkt te verbeteren en bij te dragen aan de operationele veiligheid. Verder dient de ACM, zoals blijkt uit artikel 3, tweede lid, onderdeel f, van de EB Verordening, bij de toepassing van deze verordening de aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet toegewezen verantwoordelijkheid om de systeemveiligheid te waarborgen te respecteren. Tot slot blijkt uit artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (hierna: de Elektriciteitsverordening) dat de balanceringsmarkten zodanig worden georganiseerd dat zij de noodzaak respecteren om rekening te houden met het toenemende aandeel van variabele productie.

  • 85. Vanwege de onzekerheid over de kosten en baten van de schaarstecomponent voor de marktpartijen en over de effectiviteit van de component voor het verbeteren van de systeembalans, verwacht de ACM van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dat zij de effectiviteit van de schaarstecomponent jaarlijks evalueert, waarbij zij tevens de vragen beantwoordt of voortzetting van de schaarstecomponent gerechtvaardigd is en of aanpassingen nodig zijn.

3.4.3 Bepaling specifieke onderdelen beprijzingsmethodiek
  • 86. In deze paragraaf geeft de ACM een toelichting op CBEP. Zoals reeds aangegeven, wordt per onbalansverrekeningsperiode een CBEP vastgesteld. De CBEP is de prijs waartegen alle in de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode geactiveerde balanceringsenergie wordt verrekend, met uitzondering van biedingen van het MARI-product die op verzoek van het MARI-platform zijn geactiveerd (zie paragraaf 3.4.4). In het geval van opregelen wordt de CBEP vastgesteld op de hoogste waarde van een vijftal elementen. In het geval van afregelen wordt de CBEP vastgesteld op de laagste waarde van deze elementen.

3.4.3.1 Prijsbepaling aFRR
  • 87. Het eerste element van de CBEP betreft de prijs voor balanceringsenergie uit aFRR. Deze is opgenomen in artikel 10.39a, eerste en tweede lid, beide onderdeel a, van de Netcode en wordt gelijkgesteld aan de hoogste (of laagste, in het geval van afregelen) biedprijs van de gedurende de onbalansverrekeningsperiode door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geactiveerde aFRR-biedingen.

  • 88. Ingevolge artikel 7, zesde en zevende lid, ACER-besluit 01-2020 dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te waarborgen dat geaccepteerde aFRR-volumes, overeenkomstig de nationale voorwaarden voor balancering, zoals bedoeld in artikel 18, vijfde lid, onderdeel i, van de EB Verordening, voor iedere markttijdeenheid worden vergoed tegen de CBMP of, indien hoger, de biedprijs van de individuele geactiveerde bieding.

  • 89. Door de prijs van aFRR vast te stellen op het niveau van de hoogste biedprijs van de gedurende een onbalansverrekeningsperiode door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geactiveerde aFRR-bieding, wordt in beginsel voldaan aan de in het voorgaande randnummer genoemde voorwaarde. Immers, met deze prijsbepaling worden de per markttijdeenheid geleverde aFRR-volumes vergoed tegen een prijs die gelijk is aan of hoger dan de CBMP. De ACM leidt uit het gebruik van het woord ‘waarborgen’12, gelezen in samenhang met de in artikel 44 van de EB Verordening opgenomen algemene verrekeningsbeginselen, af dat een prijs hoger dan de CBMP in beginsel voldoet aan het voorschrift uit voornoemd besluit.

  • 90. Door de aFRR-prijs vast te stellen op basis van door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geactiveerde biedingen, worden hogere door het PICASSO-platform geselecteerde biedingen buiten beschouwing gelaten. Alhoewel deze biedingen voor slechts één of enkele markttijdeenheden geselecteerd kunnen worden, kan de nationale aFRR-prijs hiermee in theorie lager uitvallen dan wat uit het PICASSO-platform volgt.13 Desondanks is de ACM van mening dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in overeenstemming is met de Europese regelgeving. Zij overweegt daartoe dat het hoger uitvallen van de CBEP een mogelijkheid betreft, die zich in de praktijk naar verwachting voor een beperkt aantal onbalansverrekeningsperioden voor zal doen. Bovendien past het vaststellen van de prijs van aFRR op basis van daadwerkelijk geactiveerde biedingen in plaats van op basis van geselecteerde biedingen volgens de ACM beter bij de in artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening opgenomen algemene verrekeningsbeginselen. In het bijzonder sluit deze benadering aan bij het beginsel dat passende economische signalen worden gegeven en bij het beginsel dat, middels de gelijkschakeling van de onbalansprijs aan de prijs voor balanceringsenergie, onbalansen tegen de realtime-waarde van energie dienen te worden verrekend.

  • 91. Verder is de ACM van mening dat de door de gezamenlijke netbeheerders overwogen alternatieven om in voorkomend geval rekening te kunnen houden met een hogere CBMP, in het licht van de in artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening genoemde verrekeningsbeginselen minder passend zijn. In het bijzonder leidt het eerste alternatief, waarbij een gewogen gemiddelde van de CBMP prijsbepalend is als dit gemiddelde hoger is dan de prijs van de hoogste nationaal geactiveerde aFRR-bieding, tot een vertraging in de publicatie van de CBEP. Hierdoor vormt de CBEP op het moment van publicatie een minder goede weergave van de onbalanssituatie in het systeem, waarop marktpartijen hun handelen baseren. Het tweede alternatief, het vaststellen van de aFRR-prijs op basis van de eerste niet-geactiveerde bieding in de merit order, leidt tot een overschatting van de realtime-energiewaarde. Bovendien kan dit de marktwerking verstoren, doordat BSP’s aFRR onder hun marginale kosten zouden kunnen aanbieden, in de wetenschap dat de aFRR-prijs bij activatie van de bieding in alle situaties hoger wordt vastgesteld.

  • 92. De ACM concludeert dat met de in artikel 10.39a, eerste en tweede lid, van de Netcode elektriciteit vastgelegde prijsbepaling voor aFRR in lijn is met de in artikel 44 van de EB Verordening genoemde algemene beginselen voor de verrekeningsprocessen. Ten aanzien van het feit dat de datum van inwerkingtreding van artikel 10.39a ligt ná de toetreding van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot het PICASSO-platform, welke is voorzien voor het vierde kwartaal van 2024, merkt de ACM op dat de huidige prijsbepaling voor regelvermogen gelijk is aan de prijsbepaling voor aFRR als bedoeld in het eerste en tweede lid, beide onderdeel a, van de voornoemde bepaling. Hieruit volgt dat de in dit randnummer geformuleerde conclusie ook opgaat voor de prijsbepaling voor regelvermogen vanaf toetreding tot het PICASSO-platform.

3.4.3.2 Prijsbepaling schaarstecomponent
  • 93. Het tweede element van de CBEP betreft de schaarstecomponent. De schaarstecomponent wordt geactiveerd als de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tijdens de onbalansverrekeningsperiode alle beschikbare aFRR en noodvermogen heeft ingezet, de onbalans in het systeem voortduurt én er geen sprake is van regeltoestand 2. Ingevolge artikel 10.39a, derde en vierde lid, wordt de waarde van de schaarstecomponent bepaald door een lineaire extrapolatie van de laatste 100 MW aan biedingen op de biedladder voor aFRR, op basis van de kleinste kwadratenmethode. Voor opregelen geldt ingevolge het derde lid een maximum ter hoogte van de waarde van de verloren belasting (hierna: Value of Lost Load of VoLL).14 Voor afregelen geldt ingevolge het vierde lid, een minimum van € -15.000/MWh. De hoogte van de schaarstecomponent, indien geactiveerd, wordt ingevolge artikel 10.39a, eerste en tweede lid, beide onderdeel b, meegenomen in de bepaling van de CBEP.

  • 94. Door de schaarstecomponent te baseren op een lineaire extrapolatie van de laatste 100 MW aan biedingen op de biedladder voor aFRR en door een financiële boven- en ondergrens te hanteren, verwachten de gezamenlijke netbeheerders dat de prikkel voor BRP’s voldoende sterk is om hun balans beter te handhaven, dan wel om passief mee te regelen, zonder dat de financiële risico’s voor deze partijen te groot worden.

  • 95. De ACM constateert dat de schaarstecomponent een benadering vormt van de realtime-energiewaarde, nadat alle aFRR en noodvermogen voor een onbalansverrekeningsperiode is ingezet. De ACM is van mening dat deze benadering de realtime-energiewaarde beter weergeeft dan een statische onbalansprijs bij een voortdurende onbalans in het systeem. Immers, in de hier beschreven situatie is sprake van schaarste aan balanceringsenergie. Een onbalansprijs die in deze situatie niet meer stijgt, brengt de schaarste in het systeem minder goed tot uitdrukking dan een onbalansprijs die door inzet van de schaarstecomponent doorstijgt.

  • 96. Het voorgaande is volgens de ACM in lijn met de algemene doelstellingen van de EB Verordening, zoals verwoord in artikel 3, eerste lid, van deze verordening. In het bijzonder draagt het bij aan de in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de EB Verordening opgenomen doelstelling om de efficiëntie van de nationale balanceringsmarkt te verbeteren, door in situaties van een lang voortdurende en/of grote onbalans de financiële prikkel voor BRP’s te versterken. Ook is dit in lijn met de algemene verrekeningsbeginselen uit artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening. In het bijzonder:

    • a. leidt de inzet van de schaarstecomponent tot een stijging van de CBEP, waardoor de aan de CBEP gekoppelde onbalansprijs een weerspiegeling vormt van de schaarste in het systeem, hetgeen passende economische signalen aan de BRP’s geeft (artikel 44, eerste lid, onderdeel a, EB Verordening);

    • b. past een stijgende onbalansprijs bij de activatie van de schaarstecomponent bij de vaststelling van een prijs op basis van de realtime-waarde van energie (artikel 44, eerste lid, onderdeel b, EB Verordening); en

    • c. prikkelt de activatie van de schaarstecomponent BRP’s om in balans te zijn dan wel het evenwicht van het systeem te behouden of te helpen herstellen (artikel 44, eerste lid, onderdeel c, EB Verordening).

  • 97. Ten aanzien van het vaststellen van een financiële boven- en ondergrens, merkt de ACM op dat deze grenzen enkel gelden voor de schaarstecomponent en niet voor de CBEP. Daarmee is er volgens de ACM geen sprake van een prijslimiet, zoals beschreven in artikel 10, eerste lid, van de Elektriciteitsverordening. BSP’s worden immers door de gestelde boven- en ondergrens niet beperkt in hun mogelijkheid om biedingen in te dienen die hoger of lager liggen dan deze grenzen. Daarentegen vloeien voor aFRR uit ACER-besluit 01-2020 wel algemeen geldende prijslimieten voort.15 De ACM is van mening dat het vaststellen van een boven- en ondergrens voor de schaarstecomponent wenselijk is. Alhoewel met de schaarstecomponent wordt beoogd om in situaties van schaarste de realtime-energiewaarde van balanceringsenergie en onbalans te kunnen benaderen, is deze benadering kunstmatig en neemt de onzekerheid van deze inschatting toe, naarmate uit de extrapolatie extremere prijzen voortvloeien. Ook zouden bij het ontbreken van een onder- en bovengrens de financiële risico’s voor BRP’s onevenredig groot kunnen worden.

  • 98. Voor wat de vastgestelde financiële boven- en ondergrens voor de schaarstecomponent betreft, constateert de ACM dat deze overeenstemmen met respectievelijk de overeenkomstig artikel 11 van de Elektriciteitsverordening voor Nederland vastgestelde VoLL16 en de tijdelijke prijslimiet voor afregelen voor het PICASSO-platform, zoals opgenomen in artikel 9, derde lid, van ACER-besluit 01-2020. De VoLL geeft uitdrukking aan de maximale elektriciteitsprijs die afnemers bereid zijn om te betalen om een onderbreking van de levering van elektriciteit te voorkomen. Gelet op het doel van de schaarstecomponent en de voorwaarden waaronder deze wordt ingezet, acht de ACM het logisch om de prijslimiet voor opregelen gelijk te stellen aan de VoLL. Een limiet die hoger ligt dan de VoLL, zou niet stroken met de betekenis van die waarde.

  • 99. Voor afregelen ontbreekt een vergelijkbare waarde. Bij het ontbreken hiervan kan de ACM zich vinden in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders om aan te sluiten bij de prijslimiet, zoals volgt uit artikel 9, derde lid, van ACER-besluit 01-2020, te weten: € -15.000/MWh. Dit is de prijslimiet die geldt voor de Europese platforms voor balanceringsenergie, die is ingesteld om gedurende de eerste jaren van operatie van de platforms eventuele zorgen met betrekking tot de prijsontwikkeling op de platforms weg te nemen.17

  • 100. Alhoewel een rationale gegeven kan worden voor de gekozen boven- en ondergrens, onderkent de ACM dat deze grenzen enigszins arbitrair zijn. De ACM verwacht dan ook van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dat zij een heroverweging van deze grenzen expliciet opneemt in de in randnummer 85 genoemde jaarlijkse evaluatie van de schaarstecomponent. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft, kan één of kunnen beide grenzen worden aangepast.

  • 101. De ACM merkt op dat de schaarstecomponent niet van toepassing is in situaties waarin sprake is van regeltoestand 2. In deze situaties kunnen BRP’s niet middels de onbalansprijs geprikkeld worden om passief mee te regelen. De aanvullende prikkel die van de schaarstecomponent uitgaat om de systeembalans te ondersteunen, heeft in deze situatie geen effect. Gelet op de voorwaarden waaronder de schaarstecomponent wordt geactiveerd, is het onwaarschijnlijk dat tegelijkertijd aan de voorwaarden voor activatie wordt voldaan én voor een onbalansverrekeningsperiode regeltoestand 2 geldt. Immers, daarvoor moet alle beschikbare aFRR en noodvermogen voor zowel op- als voor afregelen zijn ingezet. Toch kan deze situatie zich in theorie voordoen, waarmee het wenselijk is om in de Netcode te expliciteren dat de schaarstecomponent in die situatie niet van toepassing is.

  • 102. Tot slot voegt de ACM, in overeenstemming met het voorgaande randnummer, aan artikel 10.39a, tweede lid, onderdeel b, de zinsnede toe dat de schaarstecomponent niet van toepassing is in regeltoestand 2. Per abuis was deze zinsnede niet in het codewijzigingsvoorstel opgenomen.

3.4.3.3 Prijsbepaling noodvermogen
  • 103. Het derde element van de CBEP betreft de prijs voor noodvermogen. De ACM heeft bij besluit van 24 juli 2024 met kenmerk ACM/UIT/607599 goedkeuring verleend voor het gebruik van dit specifieke product. De prijs voor noodvermogen voor opregelen, als onderdeel van de CBEP, wordt overeenkomstig artikel 10.39a, eerste lid, onderdeel c, van de Netcode gelijkgesteld aan de hoogste biedprijs van de in de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geactiveerde biedingen noodvermogen. In soortgelijke zin geldt overeenkomstig artikel 10.39a, tweede lid, onderdeel c, dat de prijs voor noodvermogen voor afregelen gelijkgesteld wordt aan de laagste biedprijs.

  • 104. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zet het specifieke product noodvermogen in op momenten van schaarste aan balanceringsenergie, die voorkomt uit een langdurige en/of grote onbalans in het Nederlandse systeem. Noodvermogen heeft daarmee naast het herstellen van de systeembalans een tweede functie, te weten: het afgeven van een signaal aan de markt ten aanzien van de systeemtoestand. Om dit signaal te kunnen geven, dient de activatie van noodvermogen te leiden tot een stijging van de CBEP. Daarmee stijgt ook de onbalansprijs en reflecteert de CBEP de schaarste in het systeem.

  • 105. De ACM constateert dat het specifieke product noodvermogen enkel lokaal geactiveerd zal worden en niet wordt uitgewisseld met de Europese platforms. Uit artikel 30, vierde lid, van de EB Verordening en artikel 1, tweede lid, ACER-besluit 01-2020 volgt dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor specifieke producten die enkel lokaal worden geactiveerd, na instemming van de ACM, een van voornoemd besluit afwijkende beprijzingsmethodiek mag hanteren. Het door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde artikel 10.39a en de daaruit voortvloeiende prijs voor noodvermogen vormen de bedoelde beprijzingsmethodiek.

  • 106. De ACM oordeelt dat de beprijzingsmethodiek voor noodvermogen in overeenstemming is met de in artikel 44 van de EB Verordening opgenomen algemene verrekeningsbeginselen. In het bijzonder:

    • a. leidt de inzet van noodvermogen tot een stijging van de CBEP, indien de hoogste biedprijs van de ingezette noodvermogen-bieding prijsbepalend is. Hierdoor vormt de CBEP en de daaraan gekoppelde onbalansprijs een weerspiegeling van de schaarste in het systeem, hetgeen passende economische signalen aan de BSP’s en de BRP’s geeft (artikel 44, eerste lid, onderdeel a, EB Verordening);

    • b. past een stijgende onbalansprijs bij de inzet van noodvermogen bij de vaststelling van een prijs op basis van de realtime-waarde van energie (artikel 44, eerste lid, onderdeel b, EB Verordening);

    • c. volgt uit een stijgende onbalansprijs bij de inzet van noodvermogen dat de prikkels voor BRP’s om in balans te zijn dan wel het evenwicht van het systeem te behouden of te helpen herstellen, worden versterkt (artikel 44, eerste lid, onderdeel c, EB Verordening); en

    • d. prikkelt een stijgende CBEP ten gevolge van de inzet van noodvermogen BSP’s om balanceringsdiensten aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan te bieden en te leveren (artikel 44, eerste lid, onderdeel h, EB Verordening).

3.4.3.4 Prijsbepaling aFRR bij inzet noodvermogen
  • 107. Het vierde element van de CBEP, betreft de prijs voor aFRR indien de inzet van noodvermogen leidt tot de-activatie van aFRR. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet activeert noodvermogen als er sprake is van schaarste aan balanceringsenergie in het systeem. De inzet van noodvermogen kan leiden tot de-activatie (vervanging) van aFRR. Was aFRR voorafgaand aan de de-activatie ervan hoger geprijsd dan noodvermogen, dan zou de CBEP bij de activatie van het lager geprijsde noodvermogen dalen. Hiermee zou de CBEP geen goede representatie vormen van de schaarste in het systeem en zou de markt niet de juiste prikkels krijgen.

  • 108. Om zeker te stellen dat de CBEP de mate van schaarste in het systeem goed weergeeft, schrijft artikel 10.39a, eerste en tweede lid, beide onderdeel d, van de Netcode elektriciteit voor dat de CBEP minimaal gelijk is aan de hoogste (of laagste, in het geval van afregelen) biedprijs van de ingezette aFRR-biedingen aan het begin van de activatieperiode van noodvermogen. Het uitgangspunt hierbij is dat een grotere onbalans niet moet leiden tot een lagere (of hogere, in het geval afregelen) CBEP, zodat de onbalansprijs de realtime-energiewaarde blijft weerspiegelen.

  • 109. De ACM is van mening dat het vierde element van de CBEP in lijn is met de algemene bepalingen uit artikel 3 van de EB Verordening. Gelet op artikel 3, tweede lid, van de EB Verordening dient de ACM erop toe te zien dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zoveel mogelijk gebruikmaakt van marktgebaseerde mechanismen om de veiligheid en stabiliteit van het netwerk te garanderen. Door de CBEP minimaal gelijk te stellen aan de hoogste geactiveerde aFRR-bieding en de CBEP niet te laten dalen als noodvermogen lager geprijsd is dan aFRR en de inzet ervan leidt tot de-activatie van aFRR, worden BSP’s en – via de onbalansprijs – BRP’s geprikkeld om te acteren op basis van de schaarste in het systeem. Dit past in een reactief model, waarin zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van marktgebaseerde mechanismen, zoals de hier beschreven prijsprikkel, om de systeembalans te handhaven.

  • 110. Daarnaast constateert de ACM dat het vierde element van de CBEP in lijn is met de algemene verrekeningsbeginselen uit artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening. In het bijzonder:

    • a. past het voorkomen van een mogelijke daling van de onbalansprijs bij de inzet van noodvermogen bij de vaststelling van een prijs op basis van de realtime-waarde van energie (artikel 44, eerste lid, onderdeel b, EB Verordening);

    • b. wordt vermeden dat BRP’s en BSP’s verstorende prikkels ontvangen, doordat de beprijzingsmethodiek voorkomt dat de CBEP daalt ten gevolge van een op de activatie van noodvermogen volgende de-activatie van aFRR (artikel 44, eerste lid, onderdeel f, EB Verordening).

3.4.3.5 Prijsbepaling MARI-product voor lokale balancering
  • 111. Het vijfde element van de CBEP betreft de prijs van het MARI-product dat ten behoeve van lokale, oftewel nationale balanceringsdoeleinden wordt ingezet. Overeenkomstig artikel 10.39, derde lid, van de Netcode elektriciteit activeert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het MARI-product om te voldoen aan een activatieverzoek afkomstig van het MARI-platform óf in niet-normale systeemtoestand, bij verzadiging van biedingen noodvermogen en aFRR. In deze paragraaf gaat de ACM in op de tweede reden van activatie: activatie in niet-normale systeemtoestand. Uitsluitend die situatie leidt tot een vergoeding op basis van de CBEP. In paragraaf 3.4.4 geeft de ACM een toelichting op de prijsbepaling, indien activatie plaatsvindt op verzoek van het MARI-platform.

  • 112. Ingevolge artikel 10.39a, eerste en tweede lid, beide onderdeel e, van de Netcode elektriciteit dient de CBEP minimaal gelijk te zijn aan de hoogste (of laagste, in het geval van afregelen) geactiveerde bieding van het MARI-product dat voor lokale balanceringsdoeleinden wordt ingezet. Gelet op de in paragraaf 3.3 beschreven activatiestrategie en op artikel 1, tweede lid, van ACER-besluit 01-2020 is de in het ACER-besluit beschreven beprijzingsmethodiek voor balanceringsenergie niet van toepassing op het MARI-product dat ten behoeve van nationale balanceringsdoeleinden wordt ingezet. Ingevolge de voornoemde bepaling is de beprijzingsmethodiek onder meer van toepassing op biedingen balanceringsenergie die overeenkomstig artikel 147 van de SO Verordening, met betrekking tot de grensoverschrijdende activering van FRR, worden geactiveerd. Echter, als het MARI-product lokaal wordt geactiveerd is er geen sprake van grensoverschrijdende activering van (m)FRR. In overeenstemming met artikel 29, veertiende lid, van de EB Verordening, verklaart de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de biedingen voor het MARI-product bij de inzet daarvan wegens overwegingen van operationele veiligheid niet-beschikbaar voor activering door andere transmissiesysteembeheerders.

  • 113. Gelet op het voorgaande beoordeelt de ACM de beprijzingsmethodiek van het MARI-product voor nationale balanceringsdoeleinden op basis van de in artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening opgenomen algemene verrekeningsbeginselen. De ACM is van mening dat deze beprijzingsmethodiek in overeenstemming is met deze beginselen. In het bijzonder:

    • a. leidt de lokale inzet van het MARI-product tot een stijging van de CBEP en de daaraan gekoppelde onbalansprijs, indien de hoogste biedprijs van de ingezette bieding van het MARI-product prijsbepalend is. Dit is in overeenstemming met het voorschrift dat de onbalansprijs een weerspiegeling van de schaarste in het systeem dient te vormen, hetgeen passende economische signalen aan de BSP’s en de BRP’s geeft (artikel 44, eerste lid, onderdeel a, EB Verordening);

    • b. past een stijgende onbalansprijs bij de inzet van het MARI-product voor lokale balanceringsdoeleinden bij de vaststelling van een prijs op basis van de realtime-waarde van energie (artikel 44, eerste lid, onderdeel b, EB Verordening);

    • c. volgt uit een stijgende onbalansprijs bij de inzet van het MARI-product voor lokale balanceringsdoeleinden dat de prikkels voor BRP’s om in balans te zijn dan wel het evenwicht van het systeem te behouden of te helpen herstellen, worden versterkt; en

    • d. versterkt een stijgende CBEP bij de inzet van het MARI-product voor lokale balanceringsdoeleinden de prikkel voor BSP’s om balanceringsdiensten aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan te bieden en te leveren (artikel 44, eerste lid, onderdeel h, EB Verordening).

3.4.4 Prijsbepaling MARI-product bij activatie op verzoek van het platform
  • 114. De prijsbepaling voor biedingen van het MARI-product die na een activatieverzoek van het MARI-platform zijn ingezet, is neergelegd in artikel 10.39, zevende lid, onderdelen c, d, e en f, van de Netcode elektriciteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen scheduled activation (onderdeel c) en direct activation (onderdelen d, e en f).

  • 115. Indien sprake is van scheduled activation worden de geleverde volumes verrekend tegen de door het MARI-platform overeenkomstig artikel 5 van ACER-besluit 01-2020 per markttijdeenheid van vijftien minuten vastgestelde CBMP, te weten de hoogste biedprijs van de op verzoek van het MARI-platform binnen het congestievrije gebied geactiveerde biedingen.

  • 116. In het geval van direct activation worden de geleverde volumes verrekend overeenkomstig artikel 6 van ACER-besluit 01-2020. Hieruit volgt dat de gedurende de geldigheidsperiode van de bieding geleverde volumes worden verrekend tegen de binnen die markttijdseenheid hoogste geactiveerde bieding van het MARI-product, ongeacht of deze op basis van scheduled activation of op basis van direct activation is geactiveerd. De volumes geleverd in de daaropvolgende markttijdeenheid worden vergoed tegen de binnen die markttijdeenheid hoogste conform scheduled activation geactiveerde bieding én de in de voorgaande markttijdeenheid hoogste geactiveerde bieding conform direct activation. Hieraan wordt toegevoegd dat de verrekenprijs voor de volumes geleverd in de onbalansverrekeningsperiode volgend op de geldigheidsperiode van de bieding voor de desbetreffende technisch gelinkte bieding18 wordt vastgesteld op de biedprijs, als deze hoger is dan de prijs afkomstig van het MARI-platform. Hiermee wordt voorkomen dat BSP’s onnodige opslagen (mark-ups) aan hun biedprijzen voor het MARI-product toevoegen.

  • 117. De ACM constateert dat de beprijzingsmethodiek voor biedingen van het MARI-product die op verzoek van het MARI-platform worden geactiveerd, in lijn is met ACER-besluit 01-2020. Voor wat het verhogen van de verrekenprijs voor op basis van direct activation geactiveerde volumes betreft, acht de ACM deze methode in lijn met de in artikel 44, eerste lid, van de EB Verordening vastgelegde algemene verrekeningsbeginselen en in het bijzonder met het onder onderdeel f van deze bepaling opgenomen beginsel dat verstorende prikkels voor, onder meer, BSP’s worden vermeden.

  • 118. De ACM past, na afstemming met de gezamenlijke netbeheerders, de formulering van artikel 10.39, zevende lid, onderdelen e en f, ten opzichte van het voorstel aan. Uit de bepaling blijkt nu duidelijk dat in het geval een bieding op verzoek van het MARI-platform conform direct activation is geactiveerd, het aan de onbalansverrekeningsperiode die volgt op de geldigheidsperiode van de bieding toegerekende volume, wordt vergoed tegen de prijs afkomstig van het MARI-platform of met de biedprijs van de technisch gelinkte bieding voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode, als deze beschikbaar en hoger (of lager, in het geval van afregelen) is.

3.5 Aanpassing publicaties

  • 119. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel diverse wijzigingen met betrekking tot de publicatie van de biedprijsladder en aanpassingen aan de publicatie van de balans-delta gedurende de onbalansverrekeningsperiode opgenomen. In deze paragraaf beoordeelt de ACM de voorgestelde wijzigingen.

3.5.1 Wijziging artikel 9.24, eerste lid, Netcode elektriciteit
  • 120. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om naast de publicatie van informatie over onbalansnetting ook de actuele omvang van de uitwisseling van balanceringsenergie uit aFRR via het PICASSO-platform aan artikel 9.24, eerste lid, van de Netcode elektriciteit toe te voegen. Ingevolge deze wijziging publiceert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet informatie hierover op zijn website.

  • 121. De ACM is van mening dat het publiceren van voornoemde gegevens bijdraagt aan een transparante handhaving van de energiebalans en meerwaarde biedt voor marktpartijen. Daarmee is de wijziging in overeenstemming met artikel 36, eerste lid, Elektriciteitswet. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet publiceert op zijn website reeds de actuele omvang van de onbalansnettingvermogensuitwisseling via het International-Grid-Control-Cooperation-platform (hierna: IGCC). Middels deze uitwisseling kunnen de Europese transmissiesysteembeheerders een gelijktijdige aFRR-activering in tegengestelde richting in naburige regelzones vermijden. Echter, de mate waarin IGCC kan worden gebruikt, hangt af van de beschikbare grensoverschrijdende capaciteit. Op basis van de actuele omvang van de IGCC-uitwisseling kunnen marktpartijen vaststellen of (grote) onbalanssituaties in het Nederlandse systeem al dan niet lokaal opgelost moeten worden en kunnen ze hier op een voor de systeembalans gunstige manier reageren. Om dezelfde reden heeft het meerwaarde om de actuele omvang van de uitwisseling van balanceringsenergie via het PICASSO-platform te publiceren.

3.5.2 Wijziging artikel 10.41 Netcode elektriciteit
  • 122. Artikel 10.41 van de Netcode bevat voorschriften voor de publicatie van de biedprijsladder (hierna ook: biedladder) en de balans-delta door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. De biedprijsladder toont per onbalansverrekeningsperiode en in stappen van 10 MW prijsinformatie over de biedingen balanceringsenergie19 die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft ontvangen. De balans-delta geeft per minuut, met een vertraging van twee minuten, de som van de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de BSP’s gevraagde reactie (het vermogen en de prijzen van de prijsbepalende biedingen). Hiermee vormt de balans-delta een indicator voor de onbalansrichting.

  • 123. De door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde wijzigingen van artikel 10.41 samen met de introductie van het specifieke energieproduct noodvermogen en het MARI-product. Dit leidt tot de publicatie van additionele biedladders. De netbeheerders stellen voor om:

    • a. de publicatie van de informatie met betrekking tot het specifieke energieproduct noodvermogen op dezelfde wijze en via dezelfde tijdslijn te doen als de publicatie van het aFRR-energieproduct (eerste lid);

    • b. de zinsnede met betrekking tot de verwachte prijsontwikkelingen in de biedladderpublicatie uit het eerste lid te verwijderen. Artikel 10.41, eerste lid, van de huidige Netcode schrijft voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dagelijks voor de volgende dag de verwachte prijs voor op- en voor afregelen per stap van 10 MW geactiveerd vermogen per onbalansverrekeningsperiode publiceert. De gezamenlijke netbeheerders onderbouwen het verwijderen van deze zinsnede als volgt. Bij meerdere biedladders en een gerampte activatie van aFRR treedt er geen situatie op waarin de prijs bij een bepaald geactiveerd volume overeenkomt met het volume op de biedladder. Zo komt de ramping van geactiveerde aFRR-biedingen niet tot uitdrukking in de balans-delta. Ingevolge deze wijziging komt de verplichting om informatie met betrekking tot de verwachte prijsontwikkeling te publiceren te vervallen. De gezamenlijke netbeheerders hebben aangegeven dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de informatie met betrekking tot de verwachte prijsontwikkeling blijft publiceren;

    • c. te verduidelijken dat de informatie met betrekking tot PICASSO- en IGCC-uitwisselingen en prijsinformatie als onderdeel van de balans-deltapublicatie wordt gepubliceerd (derde lid);

    • d. de publicatie voor het MARI-product weliswaar op dezelfde wijze te doen als voor het aFRR-energieproduct en het specifieke energieproduct noodvermogen, maar deze niet te koppelen aan het moment dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet goedkeuring heeft verleend aan alle energieprogramma’s (vierde lid). De publicatie van de biedladder voor aFRR en voor noodvermogen vindt (voornamelijk) plaats op basis van biedingen die voortvloeien uit contracten voor balanceringscapaciteit. Voor het MARI-product contracteert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet daarentegen geen balanceringscapaciteit, waardoor er naar verwachting de dag van tevoren ook geen biedingen van het MARI-product zijn, op basis waarvan een biedladder kan worden gepubliceerd;

    • e. in artikel 10.41 een vijfde lid op te nemen, waaruit volgt dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet informatie over de hoogte van de schaarstecomponent publiceert (vijfde lid). Deze informatie wordt op twee momenten gepubliceerd, te weten: voorafgaand aan de onbalansverrekeningsperiode over het mogelijke verloop van de schaarstecomponent én in real time, als onderdeel van de balans-delta (zowel het prijscomponent als het volume).

  • 124. De ACM constateert in algemene zin dat de voorgestelde wijzigingen bijdragen aan een transparante handhaving van de energiebalans en aan een betrouwbaar functioneren van de elektriciteitsvoorziening, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Elektriciteitswet. Zij neemt de voorgestelde wijzigingen dan ook over.

  • 125. Meer in het bijzonder stelt de ACM vast dat het publiceren van de informatie met betrekking tot het specifieke energieproduct noodvermogen overeenkomt met de huidige praktijk. Ook acht zij de publicatie van informatie over de schaarstecomponent wenselijk. Gelet op de gelijkschakeling van de onbalansprijs aan de balanceringsenergieprijs, is de publicatie van informatie hierover in overeenstemming met artikel 9, zevende lid, van ACER-besluit 16-2020. Voor wat betreft de publicatie van informatie met betrekking tot PICASSO en IGCC-uitwisselingen verwijst de ACM naar de vorige paragraaf, waarin zij een toelichting geeft op de wijziging van artikel 9.24, eerste lid, van de Netcode.

  • 126. Voor wat betreft het schrappen van de zinsnede met betrekking tot de verwachte biedladderpublicatie volgt de ACM de redenering van de gezamenlijke netbeheerders, dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, gelet op de beperkte toegevoegde waarde van de informatie voor marktpartijen en bij het ontbreken van een wettelijk voorschrift, niet verplicht hoeft te zijn om deze informatie te publiceren. In aanvulling op het voorstel schrapt de ACM in het tweede lid van artikel 10.41 van de Netcode de zinsnede en past de in het eerste lid genoemde verwachte prijzen voor opregelen en afregelen op deze basis aan.' Hiermee brengt de ACM het tweede lid in overeenstemming met de wijziging van het eerste lid.

  • 127. Ook volgt de ACM de redenering van de gezamenlijke netbeheerders met betrekking tot de biedladder voor het MARI-product. In aanvulling op de onderbouwing van de gezamenlijke netbeheerders, zoals verwoord in randnummer 123, overweegt zij hiertoe het volgende. Alhoewel de publicatie van de informatie over de biedladder van het MARI-product op een later tijdstip plaatsvindt dan de publicatie van informatie over de biedladder voor aFRR en noodvermogen, stemt het tijdstip overeen met artikel 12, derde lid, van de EB Verordening. Uit deze bepaling volgt onder meer dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet informatie over alle balanceringsenergiebiedingen in zijn programmeringszone uiterlijk dertig minuten na het einde van de relevante markttijdseenheid dient te publiceren.20

  • 128. De ACM wijzigt, na afstemming met de gezamenlijke netbeheerders, de woorden ‘vanaf de BE-GCT’ in ‘voorafgaand aan de BE-GCT’. Aangezien de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ten aanzien van de inzet van het MARI-product voor redispatch niet overneemt (zie paragraaf 3.3.1), hoeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet niet te wachten met de publicatie van de biedladder voor het MARI-product tot aan de BE-GCT. De zinsnede ‘vanaf de BE-GCT’ was in het voorstel opgenomen, vanuit de gedachte dat biedingen voor het MARI-product tot 45 minuten voorafgaand aan de BE-GCT, de gate closure time voor biedingen redispatch, voor redispatch ingezet zouden kunnen worden.

  • 129. Daarnaast wijzigt de ACM, na afstemming met de gezamenlijke netbeheerders, de formulering van het vijfde lid. Uit de gewijzigde formulering blijkt duidelijk dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op twee momenten in de tijd informatie over de schaarstecomponent publiceert, te weten: voorafgaand aan de onbalansverrekeningsperiode over het verloop van de schaarstecomponent en in real time als onderdeel van de balans-delta.

3.6 Aanpassing onbalansaanpassing

  • 130. Met dit besluit wordt artikel 10.25 van de Netcode elektriciteit op enkele onderdelen gewijzigd. Ingevolge deze bepaling dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op gezette tijden per BRP een overzicht van diens prestaties op te stellen en met de desbetreffende BRP te delen. Het overzicht vormt de basis voor de onbalansverrekening. Ook schrijft de bepaling voor op welke gronden de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de onbalanspositie van de desbetreffende BRP aanpast.

  • 131. In verband met het uitbreiden en verduidelijken van artikel 10.25 Netcode elektriciteit wordt met dit besluit ook artikel 9.28, zevende lid, van de Netcode elektriciteit aangepast. Deze bepaling schrijft voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de BRP moet vergoeden voor de onbalanskosten die de BRP moet betalen, als de netbeheerder in het kader van het bescherm- en herstelproces van een marktpartij vermogen vordert, de BRP deze onbalanskosten redelijkerwijs niet kan voorkomen en er geen onbalansaanpassing wordt toegepast.

  • 132. Verder wordt met dit besluit een kleine wijziging in bijlage 11 van de Netcode elektriciteit doorgevoerd. Hieronder geeft de ACM een toelichting op de diverse wijzigingen.

3.6.1 Wijziging artikel 10.25 Netcode elektriciteit
  • 133. Ingevolge dit besluit worden aan artikel 10.25, eerste lid, onderdeel c, van de Netcode elektriciteit de woorden ‘en onbalansaanpassing’ toegevoegd. Hieruit volgt dat de onbalansaanpassing wordt toegevoegd aan het prestatieoverzicht dat de BRP periodiek van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ontvangt. De ACM is van mening dat deze toevoeging in overeenstemming is met de in artikel 5, vierde lid, ACER-besluit 18-2020 opgenomen verplichting voor transmissiesysteembeheerders om de desbetreffende BRP op een zo kort mogelijke termijn te informeren over de toegepaste onbalansaanpassing. Bovendien draagt de wijziging bij aan een transparante handhaving van de energiebalans overeenkomstig artikel 36, eerste lid, aanhef en onder f, van de Elektriciteitswet.

  • 134. Daarnaast wordt met dit besluit in artikel 10.25, zevende lid, van de Netcode elektriciteit verduidelijkt op welke gronden de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de onbalanspositie van BRP’s aanpast. Ook wordt verduidelijkt dat onbalansaanpassingen in het kader van balanceringsproducten alleen het gevolg zijn van de activatie van biedingen balanceringsenergie uit aFRR, noodvermogen en het MARI-product. De ACM merkt op dat met de wijziging van artikel 10.25, zevende lid, van de Netcode elektriciteit invulling wordt gegeven aan artikel 5 van ACER-besluit 18-2020, waarin voorschriften zijn opgenomen voor de berekening van de onbalansaanpassing door transmissiesysteembeheerders. Hiermee wordt tevens voldaan aan artikel 18, zesde lid, aanhef en onder f en k, jo. artikel 52, tweede lid, van de EB Verordening, waaruit voortvloeit dat de regels voor onbalansaanpassingen opgenomen dienen te worden in de nationale voorwaarden voor balancering.

  • 135. Verder merkt de ACM op dat met het toevoegen van het voorschrift om bij het vaststellen van de onbalansaanpassing rekening te houden met genomen maatregelen op basis van het systeembeschermings- en herstelplan, invulling wordt gegeven aan een constatering die de ACM in haar besluit van 9 december 2021 met kenmerk ACM/UIT/549605 heeft gedaan. In randnummer 50 van dit besluit merkt de ACM op: “In het genoemde besluit is in artikel 10.1, derde lid van de Netcode elektriciteit vastgelegd dat de voorwaarden voor balancering van toepassing zijn ongeacht de systeemtoestand van het elektriciteitssysteem. Dit betekent ook dat de BRP te allen tijde financieel verantwoordelijk is voor de onbalans binnen het portfolio van de BRP. De ACM is van oordeel dat dit een redelijk principe is, mits TenneT bij afroep van een energievermogen in het kader van het B&H-plan [ACM: systeemsbeschermings- en herstelplan] een onbalansaanpassing toepast bij de BRP om te voorkomen dat de vordering een onbalans veroorzaakt bij de BRP van de marktpartij.”

  • 136. Artikel 10.25, zevende lid, onderdelen b en c, van de Netcode elektriciteit worden verwijderd. Voor wat onderdeel b betreft, volgt uit onderdeel a van dezelfde bepaling, gelezen in samenhang met artikel 9.20, tweede lid, onderdeel a, en artikel 9.19, dat de onbalansaanpassing ook uit onderdeel a volgt. Daarmee is sprake van een doublure en heeft het verwijderen van onderdeel b geen inhoudelijke gevolgen. Voor wat onderdeel c betreft, volgt uit deze bepaling dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij de vaststelling van de onbalansaanpassing rekening dient te houden met transacties tussen twee BRP’s. Echter, in de praktijk voert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in voorkomend geval een aanpassing door in de positie van beide BRP’s. Deze wijziging vloeit niet voort uit het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, maar voert de ACM na afstemming met hen door. Een juridische grondslag voor het behouden van de bepaling ontbreekt, terwijl het aanpassen van de positie van de BRP’s in lijn met de regelgeving wordt aangemerkt als handel tussen BRP’s. Daarom kiest de ACM ervoor om de Netcode elektriciteit op dit punt in overeenstemming te brengen met de praktijk.

  • 137. Ter verduidelijking van de verwijzing in artikel 10.25, zevende lid, onderdeel b (nieuw), naar bijlage 11, voegt zij achter ‘bijlage 11’ de woorden ‘vierde lid, onderdeel b,’ toe. Uit het vierde lid van bijlage 11 volgt voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de verplichting om bij elk op bieding redispatch gebaseerd product onder meer te specificeren of bij de afroep van de bieding een onbalansaanpassing van de BRP van de aansluiting toegepast wordt, of dat de afroep als handel met een specifieke BRP genomineerd wordt.

  • 138. Tot slot merkt de ACM op dat, in overeenstemming met de toelichting van de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel, de wijziging van artikel 10.25, zevende lid, van de Netcode elektriciteit overeenkomt met de huidige praktijk met betrekking tot onbalansaanpassingen. De ACM verwijst hiervoor naar diverse documenten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet via zijn website ter beschikking stelt.21

3.6.2 Wijziging artikel 9.28 Netcode elektriciteit
  • 139. De ACM wijzigt de verwijzing in artikel 9.28, zevende lid, van de Netcode elektriciteit naar artikel 10.25, zevende lid. Hiermee wordt de samenhang tussen artikel 9.28, zevende lid, en artikel 10.25, zevende lid, verduidelijkt en wordt de procedure voor onbalansbepaling- en verrekening in overeenstemming gebracht met de bestaande praktijk, zoals beschreven in de notitie onkostenvergoedingen systeembescherming- en herstelplan.22 Artikel 9.28, zevende lid, ziet op de vergoeding voor de onbalanskosten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de BRP dient te betalen, indien van een marktpartij in het kader van het bescherm- en herstelproces vermogen wordt gevorderd, zonder toepassing van een onbalansaanpassing. Het kan namelijk voorkomen dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet niet in staat is om een onbalansaanpassing te doen. De huidige bepaling verwijst naar artikel 10.39, derde lid (oud). Deze bepaling ziet enkel op de onbalansaanpassing in het kader van geactiveerde volumes balanceringsenergie, terwijl artikel 10.25, zevende lid, ziet op alle gronden waar rekening mee moet worden gehouden bij het bepalen van de benodigde onbalansaanpassing.

  • 140. De ACM oordeelt dat de aanpassing in overeenstemming is met de wijziging van artikel 10.25, zevende lid, van de Netcode elektriciteit en in overeenstemming is met de huidige praktijk, zoals beschreven in de notitie onkostenvergoedingen systeembescherming- en herstelplan. De ACM constateert dat de in het codewijzigingsvoorstel voorgestelde wijziging van de verwijzing in artikel 9.28, zevende lid, onjuist is en past deze aan naar artikel 10.25, zevende lid. De correctie van deze kennelijke verschrijving heeft geen inhoudelijke implicaties.

3.7 Overige aanpassingen

De gezamenlijke netbeheerders hebben in het codewijzigingsvoorstel enkele kleinere aanpassingen opgenomen. Hieronder geeft de ACM een toelichting op deze aanpassingen.

3.7.1 Wijziging artikel 3.2.2a Tarievencode
  • 141. Aan artikel 3.2.2a van de Tarievencode wordt een verwijzing naar de Elektriciteitsverordening en de in hoofdstuk VII van die verordening bedoelde netcodes en richtsnoeren toegevoegd. Daarnaast wordt de in onderdeel a van de bepaling gebruikte terminologie voor balanceringsproducten in overeenstemming gebracht met de in de Netcode gebruikte terminologie.

  • 142. Ten aanzien van het toevoegen van de verwijzing naar de Elektriciteitsverordening merken de gezamenlijke netbeheerders op dat in de Tarievencode enkel werd verwezen naar “nakoming van in ENTSO-E-verband aangegane verplichtingen”. Zij stellen dat met de totstandkoming van de verschillende Europese netcodes en richtsnoeren het grootste deel van de in ENTSO-E-verband aangegane verplichtingen met betrekking tot de samenwerking tussen de Europese transmissiesysteembeheerders overgeheveld is naar die codes en de daaronder hangende methodologieën. Met de toegevoegde verwijzing worden alle uit de Elektriciteitsverordening voortkomende internationale verplichtingen gedekt.

  • 143. De ACM constateert dat een groot deel van de in ENTSO-E-verband aangegane verplichtingen inderdaad mettertijd naar de verschillende netcodes en richtsnoeren zijn overgeheveld. Hiermee dekt de huidige verwijzing in artikel 3.2.2a van de Tarievencode niet meer alle verplichtingen op het gebied van de samenwerking tussen Europese transmissiesysteembeheerders die voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gelden. De ACM neemt dan ook het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders over.

3.7.2 Wijziging artikel 10.1 en artikel 10.30 Netcode elektriciteit
  • 144. De ACM wijzigt in artikel 10.1, eerste lid, en artikel 10.30, eerste lid, van de Netcode de term ‘prijs per kWh’ naar ‘prijs per MWh’. De gezamenlijke netbeheerders merken in hun voorstel op dat in de praktijk een prijs per MWh wordt gebruikt. Met de wijziging stemt de Netcode overeen met de praktijk. De ACM acht dit een nuttige verduidelijking, zonder materiële gevolgen.

  • 145. Daarnaast wijzigt de ACM op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders de in artikel 10.1, eerste lid, onderdelen c en d, opgenomen beschrijving van de prijs voor opregelen en van de prijs voor afregelen. Met de toevoeging van artikel 10.39a aan de Netcode en de daarop gebaseerde CBEP (zie paragraaf 3.4.3), dient in de beschrijvingen naar artikel 10.39a te worden verwezen. Hiermee komt ook artikel 10.1, eerste lid, onderdeel i, te vervallen. Uit deze bepaling volgt dat de prijs voor ingezet noodvermogen wordt bepaald op basis van artikel 10.39, achtste en negende lid. Echter, met de introductie van de CBEP wordt de prijs voor noodvermogen overeenkomstig artikel 10.39a bepaald.

  • 146. Tot slot voegt de ACM aan artikel 10.1, eerste lid, onderdeel h, de woorden ‘van aFRR’ toe. Deze bepaling beschrijft hoe de middenprijs23 per onbalansverrekeningsperiode wordt bepaald. Met de toevoeging van de woorden ‘van aFRR’ blijkt expliciet uit de bepaling dat voor het bepalen van de middenprijs enkel naar aFRR wordt gekeken. Dit is in overeenstemming met de huidige praktijk, waarin de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enkel biedingen balanceringsenergie voor aFRR ontvangt. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om ook na de introductie van balanceringsenergiebiedingen voor noodvermogen en voor het MARI-product aan deze methode vast te houden. Uit de praktijk blijkt namelijk dat de prijsvorming van aFRR goed verloopt, de prijs van aFRR goed aansluit op de prijzen in andere wholesale-markten (intraday en day-ahead) én aFRR het product is dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet als eerst én het meest frequent inzet. De ACM kan deze redenering volgen en neemt de voorgestelde toevoeging van ‘van aFRR’ aan artikel 10.1, eerste lid, onderdeel h, over.

3.7.3 Wijziging artikel 10.29, tweede lid, Netcode elektriciteit
  • 147. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om in de aanhef van artikel 10.29, tweede lid, van de Netcode op te nemen dat de regeltoestand enkel wordt gebaseerd op de inzet van aFRR en noodvermogen en niet op de inzet van het MARI-product. Hiertoe voeren de gezamenlijke netbeheerders het volgende aan. Gelet op de verschillende activatiestrategieën die in Europa worden gehanteerd, in het bijzonder de proactieve strategie van verschillende transmissiesysteembeheerders, representeert de activatie van biedingen van het MARI-product op verzoek van het MARI-platform niet de daadwerkelijke onbalanssituatie in Nederland. Daarom dient een dergelijke activatie buiten beschouwing te worden gelaten voor het bepalen van de regeltoestand. Ten aanzien van de activatie van biedingen van het MARI-product voor nationale balanceringsdoeleinden, geldt dat dit gebeurt als alle andere middelen zijn uitgeput. In deze situatie leidt de inzet van het MARI-product niet tot een wijziging van de regeltoestand, terwijl het vaststellen van de regeltoestand zonder het MARI-product minder inspanning vraagt van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en daarmee eenvoudiger is.

  • 148. De ACM volgt de redenering van de gezamenlijke netbeheerders en wijzigt artikel 10.29, tweede lid, overeenkomstig hun voorstel. De is ACM van mening dat, door geen rekening te houden met de activatie van het MARI-product op verzoek van het MARI-platform bij het bepalen van de regeltoestand, invulling wordt gegeven aan de in artikel 44, eerste lid, EBGL genoemde verrekeningsbeginselen en in het bijzonder aan de onderdelen a, c en f van voornoemde bepaling. Uit deze onderdelen volgt dat door middel van de verrekeningsprocessen passende economische signalen worden gegeven die een weerspiegeling vormen van de onbalans, dat aan BRP’s prikkels worden gegeven om in balans te zijn, dan wel het evenwicht van het systeem te behouden of te helpen herstellen en dat het geven van verstorende prikkels aan onder meer BRP’s, BSP’s wordt vermeden.

  • 149. Ter onderbouwing van het voorgaande overweegt de ACM dat ten gevolge van proactieve inzet van het MARI-product door andere transmissiesystembeheerders, de inzet van dit product op verzoek van het MARI-platform niet de daadwerkelijke onbalans in het systeem representeert. De ACM is daarom van mening dat de activatie van het MARI-product op verzoek van het MARI-platform niet door moet werken in de prikkels die van de regeltoestand uitgaat. Ook volgt de ACM de gezamenlijke netbeheerders in hun opvatting dat, gelet op de activatiestrategie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de rol die het MARI-product daarin speelt, de activatie van dit product voor lokale balanceringsdoeleinden niet tot een wijziging van de regeltoestand leidt en daarmee geen nadelige gevolgen heeft. Het op relatief eenvoudige en transparante wijze kunnen bepalen van de systeembalans is in het belang van een transparante handhaving van de energiebalans als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Elektriciteitswet.

3.7.4 Wijziging artikel 10.31, onderdeel d, Netcode elektriciteit
  • 150. De ACM voegt overeenkomstig het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aan artikel 10.31 van de Netcode toe dat de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet het saldo van uitwisseling van balanceringsenergie via de Europese platforms voor uitwisseling van balanceringsenergie uit aFRR en mFRR via de tarieven verrekent. Een positief of negatief saldo kan ontstaan, door:

    • a. een verschil in de verrekenprijs tussen enerzijds de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en andere transmissiesysteembeheerders (de CBMP) en anderzijds de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en BRP’s en BSP’s binnen Nederland (de CBEP of, in het geval van direct activation van het MARI-product overeenkomstig paragraaf 3.4.4, de biedprijs).

    • b. een verschil in door het PICASSO-platform geselecteerde biedingen, op basis waarvan het tussen transmissiesysteembeheerders te verrekenen volume wordt vastgesteld, en de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geactiveerde volumes, op basis waarvan het tussen deze netbeheerder en de BSP’s te verrekenen volume wordt bepaald.

Met de toevoeging van onderdeel d aan artikel 10.31 blijft de financiële neutraliteit van de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet na toetreding tot de Europese platforms geborgd. Dit is in overeenstemming met artikel 44, eerste lid, onderdeel i, van de EB Verordening.

3.7.5 Wijziging artikel 10.36, eerste lid, Netcode elektriciteit
  • 151. De ACM voegt overeenkomstig het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in het eerste lid van artikel 10.36 van de Netcode twee onderdelen toe, te weten: balanceringsenergie noodvermogen en het MARI-product. Hieruit volgt dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet naast de reeds in de voornoemde bepaling opgenomen producten, ook balanceringsenergie noodvermogen en het MARI-product in kan kopen ter verkrijging van balanceringsdiensten. Deze wijziging volgt uit de introductie van de standaard- en specifieke producten, zoals toegelicht in paragraaf 3.2.

3.7.6 Wijziging artikel 10.38, derde lid, Netcode elektriciteit
  • 152. De ACM schrapt overeenkomstig het voorstel het derde lid van artikel 10.38. Deze bepaling schrijft voor dat de in het eerste lid van artikel 10.38 bedoelde BSP’s24 zowel de omvang als de prijs van een bieding pas mogen aanpassen nadat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zijn goedkeuring heeft verleend aan alle energieprogramma’s. Met het schrappen van het derde lid van artikel 10.38 wordt de vrijheid van BSP’s om biedingen aan te passen vergroot. In de praktijk is deze koppeling tussen de energieprogramma’s en het mogen aanpassen van de biedingen al losgelaten. Gelet op het tweede lid van artikel 10.38 is het derde lid hiermee overbodig geworden.

3.7.7 Wijziging artikel 10.39, vierde lid, onderdeel c, Netcode elektriciteit
  • 153. De vermelding ‘allocatiepunt(en)’ in artikel 10.39, vierde lid, onderdeel c, vervalt. Uit artikel 1.4 van de Netcode volgt reeds dat de in hoofdstuk 10 van de Netcode opgenomen processen per allocatiepunt worden toegepast. Daarnaast past de ACM de verwijzing naar het vijfde lid van dezelfde bepaling aan naar het zesde lid. Dit is een gevolg van het toevoegen van een nieuw derde lid met betrekking tot de activatie van het MARI-product.

3.7.8 Wijziging artikel 10.40, eerste en derde lid, Netcode elektriciteit
  • 154. Op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voegt de ACM aan artikel 10.40, eerste lid, onderdeel b, van de Netcode toe dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, bij activatie van het MARI-product, op het overzicht van geactiveerde biedingen voor de BSP de reden(en) van activatie van voornoemd product overeenkomstig artikel 10.39, derde lid, dient aan te geven. De ACM oordeelt dat het vermelden van de reden voor activatie noodzakelijk is, omdat de balanceringsenergieprijs ingevolge de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde beprijzingsmethodiek per reden voor activatie verschilt: de CBMP bij activatie op verzoek van het MARI-platform overeenkomstig artikel 10.39, zevende lid, en de CBEP voor nationale activatie overeenkomstig artikel 10.39a.

  • 155. Daarnaast brengt de ACM op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders artikel 10.40, derde lid, van de Netcode in overeenstemming met de praktijk. In de praktijk stuurt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een factuur naar de BSP en niet, zoals in voornoemde bepaling stond, andersom.

3.7.9 Wijziging bijlage 8, eerste lid, Netcode elektriciteit
  • 156. De ACM laat de onderdelen d en e uit het eerste lid van bijlage 8 van de Netcode op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders vervallen. Ingevolge deze bepalingen dient een bieding balanceringsenergie aFRR te voldoen aan de voorwaarde van een minimum- en een maximumduur van de leveringsperiode van één onbalansverrekeningsperiode. De gezamenlijke netbeheerders merken in hun toelichting op dat deze voorwaarden abusievelijk in de Netcode terecht zijn gekomen. Gelet op de continue wijze van activeren gedurende de geldigheidsperiode van de bieding, is de leveringsperiode voor aFRR niet relevant. De ACM kan zich hierin vinden.

3.7.10 Wijziging artikel 9.25, negende lid, en bijlage 11 Netcode elektriciteit
  • 157. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om de termen ‘onbalanscorrectie’ en ‘onbalanscorrecties’ in artikel 9.25, negende lid, onderdeel a, en in bijlage 11, vierde lid, onderdeel b, van de Netcode aan te passen naar ‘onbalansaanpassing’ en ‘onbalansaanpassingen’. De ACM constateert dat de term onbalansaanpassing(en) beter aansluit bij de in de EB Verordening en artikel 10.25 van de Netcode elektriciteit gebruikte terminologie en neemt de wijziging over.

3.8 Wijzigingen in tekst, terminologie en interpunctie

  • 158. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel meerdere tekstuele wijzigingen en wijzigingen in terminologie en interpunctie opgenomen. Daarnaast heeft de ACM zelf ook enkele tekstuele aanpassingen gedaan en waar nodig grammatica, spelling en interpunctie gecorrigeerd. Het betreffen geen inhoudelijke wijzigingen. Daarom staat de ACM in deze paragraaf slechts kort bij enkele wijzigingen stil.

  • 159. De ACM voegt aan artikel 10.36, tweede lid, enkele verwijzingen toe. Deze bepaling verwijst naar de bijlagen bij de Netcode, waarin de balanceringsdiensten worden beschreven. Met de toevoeging van het specifieke energieproduct noodvermogen en het MARI-product, dient de bepaling ook naar bijlage 24 en bijlage 25 te verwijzen. Verder voegt de ACM in artikel 10.39, vierde lid, onderdeel c, een verwijzing toe naar artikel 10.25, zevende lid, onderdeel a. Hiermee wordt de samenhang tussen beide bepalingen voor wat betreft de onbalansaanpassing verduidelijkt. Tot slot corrigeert de ACM in artikel 9.29, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10.36, tweede en vierde lid, de interpunctie en in totaal drie kennelijk foutieve verwijzingen.

  • 160. De ACM vervangt de term regelvermogen in de Tarievencode, de Netcode en de Meetcode door aFRR en voegt in verschillende bepalingen de termen noodvermogen en MARI-product toe. Ook vervangt de ACM de term primaire reserve door FCR. Hiermee brengt de ACM de codes in overeenstemming met de introductie van standaard- en specifieke producten en met de in artikel 10.36, eerste lid, van de Netcode opgenomen producten voor balanshandhaving. Daarnaast voegt de ACM de termen noodvermogen en MARI-product aan de Begrippencode toe. Verder wijzigt de ACM de term balanceringscapaciteit FCR in de Netcode in reservecapaciteit FCR, omdat er, anders dan voor aFRR en mFRR, voor FCR geen met gecontracteerde capaciteit corresponderende energiebiedingen van BSP’s zijn. Door bij FCR consequent van reservecapaciteit te spreken, blijkt dit onderscheid tussen FCR enerzijds en aFRR en mFRR anderzijds duidelijk uit de Netcode. Ten gevolge van deze wijziging wordt in artikel 9.29, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10.37, tweede lid, onderdeel c, reservecapaciteit FCR naast balanceringscapaciteit toegevoegd. Immers, de term balanceringscapaciteit omvat met voornoemde wijziging niet meer FCR.

  • 161. De ACM verwijdert in bijlage 9, vierde lid, onderdeel e, van de Netcode elektriciteit twee zinsneden. Hiermee wordt in de bepaling geen onderscheid meer gemaakt tussen de perioden voor en na 18 december 2021. Ingevolge deze bepaling was de minimum biedgrootte voor biedingen balanceringscapaciteit uit aFRR al per 18 december 2021 op 1 MW gesteld en geldt vanaf die datum enkel nog 1 MW als minimum voor de biedgrootte.

3.9 Conclusie

  • 162. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die de gezamenlijke netbeheerders voorstellen, niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

BIJLAGE 1 - WETTELIJK KADER

Elektriciteitswet 1998

  • 1. Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Elektriciteitswet zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de ACM, voor zover hier relevant, een voorstel met betrekking tot de door hen tegenover afnemers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor de systeemdiensten worden verricht alsmede de energiebalans wordt gehandhaafd. Ingevolge artikel 27, derde lid, van de Elektriciteitswet dienen de tarieven die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in rekening brengt voor de handhaving van de energiebalans objectief, transparant en niet-discriminatoir te zijn en weerspiegelen ze de kosten.

  • 2. Op grond van artikel 31, eerste lid, aanhef en de onderdelen c, g, i en k van de Elektriciteitswet zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de ACM een voorstel voor de door hen tegenover afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop:

    • a. de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten (onderdeel c);

    • b. de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoering geeft aan zijn taak de leveringszekerheid te waarborgen en de wijze waarop productiereservecapaciteit wordt aangehouden en ingezet (onderdeel g);

    • c. de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jegens de andere netbeheerders en de afnemers de energiebalans handhaaft (onderdeel i); en

    • d. de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het verstrekken van informatie die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van hetgeen is gesteld bij of krachtens Verordening 2019/943 (onderdeel k).

  • 3. Artikel 31, tweede lid, van de Elektriciteitswet verwijst naar de onder het eerste lid, onderdeel c, van hetzelfde artikel bedoelde voorwaarden en bepaalt dat hierin in ieder geval voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot de programma-verantwoordelijkheid.

  • 4. Bij de beoordeling van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dient de ACM een afweging te maken tussen de belangen die volgen uit artikel 36, eerste lid, van de Elektriciteitswet. De belangen uit voornoemd artikel die de ACM bij de beoordeling van het voorstel in het bijzonder relevant acht, zijn:

    • a. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening (onderdeel b);

    • b. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt (onderdeel c);

    • c. het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders (onderdeel e); en

    • d. het belang van een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van de energiebalans op een wijze die de kosten weerspiegelt (onderdeel f).

  • 5. Tot slot dient de ACM, op grond van artikel 36, eerste lid, onderdeel h, van de Elektriciteitswet onder meer te waarborgen dat het besluit voldoet aan hetgeen is gesteld bij of krachtens de Elektriciteitsverordening. De ACM gaat hier in deelhoofdstuk 3.2 van de toelichting bij het besluit op in.

Europese regelgeving

Elektriciteitsverordening

  • 6. Voor de beoordeling van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders acht de ACM in het bijzonder artikel 3 en artikel 6 van de Elektriciteitsverordening van belang. Daarom gaat zij hierna, voor zover relevant, kort op deze bepalingen in. De Elektriciteitsverordening heeft rechtstreekse werking, waardoor de bepalingen uit deze verordening direct doorwerken in de Nederlandse rechtsorde.

  • 7. Ingevolge artikel 3, onderdeel g, van de Elektriciteitsverordening waarborgen onder meer de regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders dat de marktvoorschriften voor passende investeringsprikkels voor productie zorgen.

  • 8. Artikel 6 van de Elektriciteitsverordening stelt voorschriften voor de werking van de balanceringsmarkt. Ingevolge artikel 6, vierde lid, is de vereffening van balanceringsenergie voor standaard- en specifieke balanceringsproducten gebaseerd op marginale prijsstelling (pay-as-cleared). Ingevolge artikel 6, vijfde lid, worden onbalansen vereffend tegen een prijs die de realtimewaarde van energie weerspiegelt. En ingevolge artikel 6, dertiende lid, publiceren transmissiesysteembeheerders zo veel mogelijk in realtime, maar niet meer dan dertig minuten na de levering, de actuele systeembalans van hun programmeringszones, de geraamde prijzen van onbalansen en de geraamde prijzen voor balanceringsenergie.

EB Verordening en daarop gebaseerde besluiten

  • 9. De EB Verordening is een op artikel 59, eerste lid, onderdeel c, van de Elektriciteitsverordening gebaseerde, door de Europese Commissie vastgestelde verordening. Net als de Elektriciteitsverordening heeft ook de EB Verordening rechtstreekse werking, waardoor de bepalingen uit deze verordening direct doorwerken in de Nederlandse rechtsorde.

  • 10. Voor de beoordeling van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders acht de ACM in het bijzonder artikel 3 (doelstellingen en regelgevende aspecten), artikel 25 (eisen voor standaardproducten), artikel 26 (eisen voor specifieke producten) en titel V (verrekening) van de EB Verordening van belang. Daarnaast zijn vier op de EB Verordening gebaseerde besluiten van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna: ACER) relevant. Het betreft de volgende besluiten van ACER:

    • a. ACER-besluit 01-2020 (zoals geamendeerd bij ACER-besluit 03-2022);

    • b. ACER-besluit 02-2020 (zoals geamendeerd bij ACER-besluit 15-2022);

    • c. ACER-besluit 03-2020 (zoals geamendeerd bij ACER-besluit 14-2022); en

    • d. ACER-besluit 18-2020.

    De ACM gaat hieronder, voor zover relevant, kort in op deze bepalingen en besluiten.

  • 11. Artikel 3 van de EB Verordening bevat de doelstellingen die met deze verordening worden nagestreefd en schrijft de uitgangspunten voor die onder meer de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de ACM bij de toepassing van de EB Verordening dienen te hanteren. Bij de beoordeling van het voorstel acht de ACM in het bijzonder relevant dat de EB Verordening nastreeft de efficiëntie van balancering en van de Europese en nationale balanceringsmarkten te verbeteren (eerste lid, onderdeel b), de integratie van de balanceringsmarkten en de mogelijkheden voor de uitwisseling van balanceringsdiensten te bevorderen, en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de operationele veiligheid (eerste lid, onderdeel c) en de liquiditeit van balanceringsmarkten te bevorderen (eerste lid, onderdeel e). Daarnaast acht de ACM de volgende uitgangspunten uit artikel 3 van de EB Verordening relevant: bij het toepassen van de EB Verordening dient geoptimaliseerd te worden tussen de hoogste totale efficiëntie en de laagste totale kosten voor alle betrokken partijen (tweede lid, onderdeel c), dient erop te worden toegezien dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zoveel mogelijk gebruikmaakt van marktgebaseerde middelen om de veiligheid en stabiliteit van het netwerk te garanderen (tweede lid, onderdeel d) en dient de aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet toegewezen verantwoordelijkheid om de systeemveiligheid te waarborgen, te worden gerespecteerd (tweede lid, onderdeel f).

  • 12. Uit artikel 25, eerste lid, van de EB Verordening vloeit de verplichting voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voort om uiterlijk vanaf het moment van deelname aan PICASSO en MARI enkel gebruik te maken van standaard balanceringsproducten en, voor zover gerechtvaardigd, specifieke balanceringsproducten om het systeem in evenwicht te houden. Artikel 26, derde lid, van de EB Verordening schrijft voor dat de balanceringsenergiebiedingen van specifieke producten lokaal geactiveerd kunnen worden, zonder ze uit te wisselen.

  • 13. Titel V van de EB Verordening bevat bepalingen met betrekking tot de verrekening van balanceringsenergie en van onbalans. Het onder deze titel opgenomen artikel 44 van de EB Verordening bevat de algemene beginselen voor verrekening. Bij de beoordeling van het voorstel acht de ACM de volgende algemene beginselen in het bijzonder relevant. Artikel 44 van de EB Verordening schrijft voor dat door middel van de verrekeningsprocessen passende economische signalen dienen te worden gegeven, die een weerspiegeling vormen van de onbalans (eerste lid, onderdeel a). Ook dient ingevolge deze bepaling een onbalans te worden verrekend tegen een prijs die de realtime-energiewaarde weergeeft (eerste lid, onderdeel b), dienen prikkels aan BRP’s te worden gegeven om in balans te zijn dan wel het evenwicht van het systeem te behouden of te helpen herstellen (eerste lid, onderdeel c), dienen verstorende prikkels voor BRP’s, BSP’s en transmissiesysteembeheerders te worden vermeden (eerste lid, onderdeel f) en dienen prikkels aan BSP’s te worden gegeven om balanceringsdiensten aan de transmissiesysteembeheerder aan te bieden en te leveren (eerste lid, onderdeel h). De overige bepalingen van deze titel bevatten, voor zover voor dit besluit relevant, specifieke voorschriften voor de verrekening van balanceringsenergie en van onbalans.

  • 14. Het op artikel 30 van de EB Verordening gebaseerde ACER-besluit 01-2020 bevat onder meer voorschriften voor het bepalen van de prijs van balanceringsenergie uit aFRR en mFRR en is van toepassing op alle biedingen van balanceringsenergie, met uitzondering van biedingen van balanceringsenergie uit specifieke producten die lokaal worden geactiveerd en waarvoor andere voorschriften voor de prijsbepaling zijn vastgesteld.

  • 15. Het op artikel 20 van de EB Verordening gebaseerde ACER-besluit 03-2020 en het op artikel 21 van de EB Verordening gebaseerde ACER-besluit 02-2020 bevatten de tenuitvoerleggingskaders voor respectievelijk het MARI- en het PICASSO-platform.

  • 16. Het op artikel 52 van de EB Verordening gebaseerde ACER-besluit 18-2020 specificeert en harmoniseert onder meer de wijze waarop onbalans, onbalansaanpassingen en -posities en volumes worden berekend en bevat de belangrijkste componenten van de berekening van de onbalansprijs.


X Noot
1

In de huidige codes wordt voor aFRR de term regelvermogen gebruikt.

X Noot
2

Strikt genomen zijn PICASSO en MARI de voorlopers van respectievelijk het aFRR- en het mFRR-platform. Echter, in het spraakgebruik worden de platforms nog altijd PICASSO en MARI genoemd. In dit besluit worden dan ook deze termen gebruikt.

X Noot
3

De huidige publicatie van de biedprijsladder bevat informatie over regel- en reservevermogen en dus niet over noodvermogen.

X Noot
4

Bron: OTE (2020) Leveringszekerheid Elektriciteitsvoorziening, p. 4.

X Noot
5

De common balancing energy price (CBEP) heeft betrekking op de beprijzingsmethodiek voor balanceringsenergie. In paragraaf 3.4.2.1 wordt een toelichting gegeven op dit begrip.

X Noot
6

Dit is het MARI-platform. MARI is strikt genomen de voorloper van het mFRR-platform. Echter, in het spraakgebruik wordt het platform nog altijd met de naam MARI aangeduid.

X Noot
7

In het onderhavige besluit wordt dit aangepast naar 25 minuten.

X Noot
8

Dit is het PICASSO-platform. PICASSO is strikt genomen de voorloper van het aFRR-platform. Echter, in het spraakgebruik wordt het platform nog altijd met de naam PICASSO aangeduid.

X Noot
10

Zoals blijkt uit artikel 7, zesde lid, van ACER-besluit 01-2020 wordt het feit dat er een verschil kan ontstaan tussen selectie en activatie onderkent. Uit deze bepaling volgt dat een geactiveerde aFRR-bieding tegen de biedprijs wordt vergoed, als deze hoger is dan de CBMP. Daaruit volgt dat er rekening wordt gehouden met de situatie dat een hoger geprijsde bieding weliswaar niet door het platform is geselecteerd, maar wel door de transmissiesysteembeheerder is geactiveerd.

X Noot
11

Op grond van artikel 53, eerste lid, van de EB Verordening is een onbalansverrekeningsperiode van 15 minuten het uitgangspunt voor alle Europese programmeringszones.

X Noot
12

In artikel 7, zesde en zevende lid, van ACER-besluit 01-2020 wordt het Engelse woord ‘ensure’ gebruikt.

X Noot
13

Bij het bepalen van de prijs van aFRR, zoals voorgesteld door de gezamenlijke netbeheerders, wordt ook geen rekening gehouden met binnen het congestievrije gebied geactiveerde biedingen die hoger zijn dan de CBMP of de hoogste in Nederland geactiveerde aFRR-bieding. Alhoewel deze hogere prijs de realtime-energiewaarde van dat moment beter weergeeft dan de Nederlandse prijs voor aFRR, laat de ACM deze situatie buiten beschouwing. Immers, het PICASSO-platform houdt bij het vaststellen van de CBMP ook geen rekening met hogere prijzen van binnen het congestievrije gebied geactiveerde biedingen. De CBMP reflecteert deze hogere geactiveerde biedingen niet, als deze biedingen niet door het platform zijn geselecteerd.

X Noot
14

De ACM heeft de hoogte van de VoLL in juli 2022 vastgesteld op € 68.887/MWh (kenmerk zaak: ACM/22/178437).

X Noot
15

Artikel 3, derde lid, en artikel 9, derde lid, ACER-besluit 01-2020.

X Noot
16

De ACM heeft de hoogte van de VoLL in juli 2022 vastgesteld op € 68.887/MWh (kenmerk zaak: ACM/22/178437).

X Noot
17

De ACM constateert dat ACER een amendementsvoorstel van de Europese transmissiesysteembeheerders in behandeling heeft, waarin wordt voorgesteld om de prijslimieten voor op- en afregelen een permanent karakter te geven. Het voorstel kan via de website van ENTSO-E worden opgevraagd: www.entsoe.eu > Network Codes & CEP > EB > A 30.1 Proposal for pricing of balancing energy and CZC used for exchange of balancing energy (RR, FRR, IN) > 2nd Proposal for Amendment.

X Noot
18

Zoals blijkt uit de prijsbepaling bij direct activation van het MARI-product, loopt de levering van het volume door in de markttijdeenheid volgend op de markttijdeenheid waarin de bieding is geactiveerd. Strikt genomen is er sprake van een separate bieding voor beide markttijdeenheden. Deze worden bij direct activation technisch aan elkaar gelinkt, om te voorkomen dat de bieding voor de tweede markttijdeenheid nogmaals door de transmissiesysteembeheerder zou worden geactiveerd (hetgeen een dubbele activering zou inhouden).

X Noot
19

De huidige publicatie van de biedprijsladder bevat informatie over regel- en reservevermogen en dus niet over noodvermogen.

X Noot
20

Uit artikel 12, vijfde lid, van de EB Verordening volgt dat deze informatie in ieder geval op het op basis van Verordening 543/2013 opgerichte transparantieplatform van ENTSO-E dient te worden gepubliceerd.

X Noot
21

De hier bedoelde documenten kunnen via de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geraadpleegd worden. Het betreft de volgende documenten: ‘aFRR Handboek voor BSPs’, ‘Handboek mFRR noodvermogen product voor BSPs’, ‘Productspecificaties reservevermogen overige doeleinden’ en ‘Notitie onkostenvergoedingen systeembeschermings- en herstelplan’.

X Noot
22

Deze notitie kan via de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden opgevraagd.

X Noot
23

Wanneer in een onbalansverrekeningsperiode geen balanceringsenergie is geactiveerd, kan de verrekenprijs voor onbalansen van de BRP’s niet op basis van de balanceringsenergieprijs worden vastgesteld. In deze situatie wordt de onbalansprijs vastgesteld op basis van de middenprijs. De middenprijs is het gemiddelde van het eerste opwaartse en het eerste neerwaartse bod op de gemeenschappelijke (gecombineerde) biedladder.

X Noot
24

Ingevolge artikel 10.38, eerste lid, zijn dit de BSP’s die overeenkomstig artikel 9.19 zijn aangewezen en de BSP’s met een biedplicht op grond van een overeenkomst voor balanceringscapaciteit.

Naar boven