Wijziging van het besluit Omzetbelasting. Toelichting snelle oplossingen btw van 13 april 2021, nr. 2021-3736, Staatscourant 2021, 19872

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 21 augustus, nr. 2024-9776 (Stcrt. 2024, 29783)

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 13 april 2021, nr. 2021-3736 (Stcrt. 2021, 19872). De wijziging betreft een verduidelijking van het in onderdeel 5.1 opgenomen standpunt van de Staatssecretaris inzake de ‘bredere toepassing’ van de vereenvoudigde A-B-C-regeling als voorgestaan in onderdeel 3.6.17.2 van de ‘Toelichting over de btw-wijzigingen in de EU met betrekking tot de regeling inzake voorraad op afroep, ketentransacties en de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen’. De wijziging vloeit voort uit standpunt nr. KG:210:2024:3 (vereenvoudigde ABC; levering in keten) van de Kennisgroep Overheid, Vrijstellingen en Internationaal.

ARTIKEL I

Het besluit van 13 april 2021, nr. 2021-3736 (Stcrt. 2021, 19872), wordt als volgt gewijzigd:

A

Vóór onderdeel 1 (Inleiding) wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 21 augustus 2024, nr. 2024-9776, (Stcrt. 2024, 29783).

De wijziging betreft een verduidelijking van het in onderdeel 5.1 opgenomen standpunt van de Staatssecretaris inzake de ‘bredere toepassing’ van de vereenvoudigde A-B-C-regeling als voorgestaan in onderdeel 3.6.17.2 van de ‘Toelichting over de btw-wijzigingen in de EU met betrekking tot de regeling inzake voorraad op afroep, ketentransacties en de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen’. De wijziging vloeit voort uit standpunt nr. KG:210:2024:3 (vereenvoudigde ABC; levering in keten) van de Kennisgroep Overheid, Vrijstellingen en Internationaal.

B

Na onderdeel 1.1 wordt toegevoegd:

1.2 Verwerkt kennisgroepantwoord

In het besluit is het kennisgroepantwoord nr. KG:210:2024:3 (vereenvoudigde ABC; levering in keten) verwerkt.1

C

Onderdeel 5.1, tweede alinea, komt te luiden:

In de Toelichting zijn twee situaties geschetst. De eerste situatie opgenomen in 3.6.17.1 is gelijk aan voorbeeld 5 in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel over de toepassing van de regeling inzake ketentransacties in combinatie met de vereenvoudigde A-B-C-regeling.2 In bedoeld voorbeeld 5 vindt de vereenvoudigde A-B-C-regeling plaats tussen C-D-E en wordt voldaan aan de voor deze regeling geldende voorwaarden. In de tweede situatie die de Toelichting schetst (onderdeel 3.6.17.2) vindt de vereenvoudigde A-B-C-regeling plaats tussen B-C-D, waarbij B aan C een intracommunautaire levering verricht vanuit lidstaat 2 naar lidstaat 5. De goederen gaan naar lidstaat 5 omdat D aan C het adres van E in lidstaat 5 heeft doorgegeven, waar D ook geïdentificeerd is voor btw-doeleinden. Ook in deze situatie wordt volgens de Toelichting voldaan aan de vereisten van artikel 141 van de richtlijn (in het bijzonder de voorwaarden onder c) omdat C de goederen nog steeds verzendt naar een door D aangewezen plek. Ik onderschrijf deze interpretatie van de voorwaarden in artikel 141, onder c, van de richtlijn (en in het verlengde daarvan ook de voorwaarden in artikel 37c, onderdeel c, van de wet)3. De in de Toelichting voorgestane bredere toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling vindt daarentegen geen steun in artikel 37c, onderdeel b, van de wet, die vereist dat D is gevestigd in de lidstaat waar C intracommunautair verwerft. Als Nederland in de beschreven situatie lidstaat 5 is (de lidstaat van bestemming van de goederen), dan zijn de reguliere btw-regels dus van toepassing. In die situatie moet de tussenhandelaar (C) zich in Nederland voor de btw laten registreren en hier de btw ter zake van de intracommunautaire verwerving aangeven en voldoen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 augustus 2024

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen

TOELICHTING

In artikel I, onderdeel A, wordt aan de aanhef een passage toegevoegd ter toelichting van de wijziging via dit besluit. Via onderdeel B wordt in het besluit aangegeven, dat een kennisgroepantwoord is verwerkt.

Artikel I, onderdeel C, heeft betrekking op de wijziging van onderdeel 5.1 van het besluit. In dit onderdeel wordt de ‘bredere toepassing’ van de vereenvoudigde A-B-C-regeling zoals voorgestaan in onderdeel 3.6.17.2. van de ‘Toelichting over de btw-wijzigingen in de EU met betrekking tot de regeling inzake voorraad op afroep, ketentransacties en de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen’ niet onderschreven door de Staatssecretaris. De Staatssecretaris geeft aan dat die bredere toepassing geen steun vindt in artikel 141 van de richtlijn en artikel 37c van de Wet OB. Dit standpunt wordt genuanceerd voor zover het stelt dat de bredere toepassing geen steun vindt in artikel 141 van de richtlijn.

Het antwoord van de Kennisgroep Overheid, Vrijstellingen en Internationaal, nr. KG:210:2024:3 (vereenvoudigde ABC; levering in keten), brengt mee dat het standpunt hiervoor alleen geldt als Nederland het land van bestemming van de goederen is en C (in het voorbeeld van de Toelichting aangeduid als D) niet hier is gevestigd. Artikel 37c van de Wet OB stelt namelijk als voorwaarde dat degene naar wie de heffing wordt verlegd voor de toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling in Nederland moet zijn gevestigd in plaats van zijn geregistreerd (artikel 37c, onderdeel b, juncto artikel 12, derde lid van de Wet OB). Het standpunt vormt daarmee geen belemmering voor de bredere toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling in ketens waarvan het vervoer eindigt in andere lidstaten of waarin C in NL is gevestigd (wat niet het geval is in de casus van de Toelichting, waar C is aangeduid als D). De Staatssecretaris onderschrijft de voorgestane bredere toepassing voor wat betreft de interpretatie van de voorwaarden in artikel 141, onder c, van de richtlijn.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230)).

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen

Naar boven