Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 29034 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2024, 29034 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, aanhef en onderdeel m, en 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452);
Besluit:
De Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed tweede tranche wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsbepaling van gebouwde onroerende zaak wordt na ‘of gedeelten daarvan’ ingevoegd ‘die niet uitsluitend een woonfunctie heeft of hebben en’.
2. In lid, g, wordt ‘tien’ vervangen door ‘vijftien’.
3. In de begripsbepaling van de minister wordt ‘voor’ vervangen door ‘van’.
B
Aan artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘deze gebouwde onroerende zaken’ toegevoegd ‘en het leveren van nazorg bij dit ontzorgingstraject’.
C
In artikel 3, tweede lid, wordt ‘€ 17.000.000’ vervangen door ‘€ 14.953.000’.
D
In artikel 4, eerste lid, wordt ‘3 oktober 2022 tot en met 24 oktober 2022’ vervangen door ‘1 oktober 2024 tot en met 15 oktober 2024’.
E
In artikel 6, onderdeel c, wordt ‘1 januari 2025’ vervangen door ‘1 mei 2027’.
F
In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘1 januari 2025’ vervangen door ‘1 mei 2027’.
G
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2025’ vervangen door ‘1 mei 2027’.
2. In het tweede lid wordt ‘1 januari 2026’ vervangen door ‘1 mei 2028’.
H
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘1 oktober 2022’ wordt vervangen door ‘1 oktober 2024’.
2. ‘1 januari 2025’ wordt vervangen door ‘1 mei 2027’.
I
Bijlage I wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
|
Aantal inwoners |
Aantal gemeenten tot 50.000 inwoners |
Startkosten (50% van totaal) |
Verdeelde middelen o.b.v. inwoners (25% van totaal) |
Verdeelde middelen o.b.v. kleine gemeenten (25% van totaal) |
Totaal |
Doelstelling begeleiding aantal vastgoedeigenaren |
|
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Nederland |
17.475.415 |
253 |
€ 7.476.500 |
€ 3.738.250 |
€ 3.738.250 |
€ 14.953.000 |
850 |
|
Drenthe |
494.771 |
9 |
€ 623.042 |
€ 105.839 |
€ 132.981 |
€ 861.862 |
49 |
|
Flevoland |
428.226 |
4 |
€ 623.042 |
€ 91.604 |
€ 59.103 |
€ 773.748 |
44 |
|
Fryslân |
651.435 |
13 |
€ 623.042 |
€ 139.352 |
€ 192.084 |
€ 954.477 |
54 |
|
Gelderland |
2.096.603 |
44 |
€ 623.042 |
€ 448.494 |
€ 650.130 |
€ 1.721.667 |
98 |
|
Groningen |
586.937 |
7 |
€ 623.042 |
€ 125.555 |
€ 103.430 |
€ 852.026 |
48 |
|
Limburg |
1.115.872 |
25 |
€ 623.042 |
€ 238.702 |
€ 369.392 |
€ 1.231.135 |
70 |
|
Noord-Brabant |
2.573.949 |
43 |
€ 623.042 |
€ 550.606 |
€ 635.355 |
€ 1.809.002 |
103 |
|
Noord-Holland |
2.888.486 |
31 |
€ 623.042 |
€ 617.890 |
€ 458.046 |
€ 1.698.978 |
97 |
|
Overijssel |
1.166.533 |
18 |
€ 623.042 |
€ 249.539 |
€ 265.962 |
€ 1.138.543 |
65 |
|
Utrecht |
1.361.153 |
16 |
€ 623.042 |
€ 291.171 |
€ 236.411 |
€ 1.150.624 |
65 |
|
Zeeland |
385.400 |
12 |
€ 623.042 |
€ 82.443 |
€ 177.308 |
€ 882.793 |
50 |
|
Zuid-Holland |
3.726.050 |
31 |
€ 623.042 |
€ 797.057 |
€ 458.046 |
€ 1.878.145 |
107 |
Deze wijzigingsregeling van de Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed tweede tranche past het uitkeringsplafond, de aanvraagperiode, verdeelsleutel en voorwaarden per 1 oktober 2024 aan. Met deze wijziging wordt een nieuwe aanvraagronde voor specifieke uitkeringen voor ontzorging per 1 oktober 2024 opengesteld.
Dankzij de specifieke uitkering kunnen de provinciale programma’s, die gebouweigenaren ondersteunen bij het maken van toekomstbestendige keuzes ten aanzien van de verduurzaming van het gebouw, worden gecontinueerd. De activiteiten dienen voor 1 mei 2027 te worden afgerond, hetgeen zowel voor de oorspronkelijke tweede tranche als de nieuwe aanvraagronde geldt. Deze termijn staat daarmee gelijk aan de Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen1. Hiervoor is gekozen om samenhang te brengen tussen deze ontzorgingsprogramma’s.
Het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed, zoals buurthuizen, scholen, culturele instellingen en zorginstellingen, is belangrijk om de klimaatdoelstellingen te halen zoals vastgelegd in de Klimaatwet. Uit de sectorale routekaarten maatschappelijk vastgoed (2019)2 blijkt dat het gebrek aan kennis of capaciteit bij kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren om hun vastgoed te verduurzamen een belangrijk knelpunt is. Het aanbieden van ontzorging aan vastgoedeigenaren die vastgoedbeheer niet als primair doel hebben, is een hulpmiddel om verstandige technische juiste en financieel verantwoorde keuzes voor vastgoed te bevorderen.
Deze regeling bevat de volgende wijzigingen ten aanzien van de tweede tranche. Het maximaal aantal gebouwde onroerende zaken dat een religieuze of levensbeschouwelijke instelling in eigendom mag hebben om onder de begripsbepaling van een kleine maatschappelijk vastgoedeigenaar te vallen, is verhoogd van tien naar vijftien. Net als bij de overige in artikel 1 opgesomde maximum aantal gebouwde onroerende zaken, geldt dat alleen de gebouwen die niet uitsluitend een woonfunctie hebben daartoe meetellen. In dat verband is de begripsbepaling van gebouwde onroerende zaak verduidelijkt.
Verder worden de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt verbreed, inhoudende dat ook het leveren van nazorg aan kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren bij het verduurzamen van gebouwde onroerende zaken die zij in eigendom hebben onder het bereik van de regeling valt. Onder nazorg vallen de activiteiten van provincies na afronding van het ontzorgingstraject, waarmee zij nagaan of en welke opvolging maatschappelijk vastgoedeigenaren hebben gegeven aan het ontzorgingstraject met betrekking tot de verduurzaming van hun maatschappelijk vastgoed.
Met ingang van 1 oktober 2024 krijgen de provincies met deze nieuwe aanvraagronde in totaal € 14.953.000 erbij die zij aan activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, moeten besteden en voor 1 mei 2027 moeten afronden. Indien de uitvoering van de activiteiten niet voor deze datum buiten de schuld van de provincie om mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de provincie eenmaal met ten hoogste een jaar (1 mei 2028) verlengen.
Van 1 oktober 2024 tot en met 15 oktober 2024 kan een provincie een nieuwe aanvraag voor een specifieke uitkering indienen op grond van deze wijzigingsregeling. Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste het per provincie genoemde bedrag in bijlage I verminderd met het bedrag aan compensabele BTW. Deze regeling wijzigt de verdeelsleutel ervan, inhoudende dat het bedrag aan specifieke uitkering voor 50% bestaat uit startkosten (gelijk verdeeld over de provincies), 25% op basis van het aantal inwoners (zoals beschreven in de regeling voorafgaande aan deze wijziging3) en 25% op basis van het aantal kleine gemeenten (tot 50.000 inwoners op peildatum 1 oktober 2022). Het gaat dan om de gemeenten die in aanmerking komen voor deelname aan het ontzorgingsprogramma. Deze verdeelsleutel betreft een aanpassing ten aanzien van de voorafgaande regeling, waarmee een evenwichtigere verdeling van de middelen wordt gerealiseerd. Het aantal gemeenten in een provincie geeft namelijk naast het aantal inwoners een reële indicatie van het potentieel aan maatschappelijk vastgoed dat ontzorgd kan worden door de provincie.
De grondslag voor deze wijzigingsregeling is gelegen in de artikelen 2, eerste lid, onderdeel m, en 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452), gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.
Een beschikking tot het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van deze regeling is een beschikking in de zin van de Awb. De regels omtrent beschikkingen uit de Awb zijn dus van toepassing hierop. Indien de provincie het niet eens is met de beschikking van de minister, kan zij op grond van de Awb daartegen bezwaar maken en vervolgens beroep instellen bij de bestuursrechter.
De financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies is geregeld in de Financiële-verhoudingswet. De bepalingen over specifieke uitkeringen uit de Financiële-verhoudingswet zijn op deze regeling van toepassing. Daarom is in dit besluit toepassing gegeven aan artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet met betrekking tot de wijze van verantwoording door de provincies van de besteding van de uitkering en de eventuele terugvordering als deze onrechtmatig zou worden besteed. Dit is gedaan in lijn met het uitgangspunt bij specifieke uitkeringen om de wijze van verantwoording en terugvordering in de regeling van de specifieke uitkering op te nemen.
Op 12 april 2024 is de EPBD IV gepubliceerd. In artikel 18 van de EPBD IV is geregeld dat elke lidstaat zorg draagt voor de oprichting van een zogeheten éénloketsysteem dat gebouweigenaren en gebruikers informeert over technische en financiële mogelijkheden voor het verbeteren van de energieprestatie van gebouwen. De periode om de activiteiten af te ronden is zowel voor dit ontzorgingsprogramma als voor kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen gesteld op 1 mei 2027. Dit biedt de mogelijkheid om deze bestaande ontzorgingsprogramma’s door te ontwikkelen tot het éénloketsysteem.
Aangezien het om specifieke uitkeringen aan provincies gaat, brengt de regeling geen administratieve lasten voor burgers en bedrijven mee. De regeling leidt wel tot bestuurlijke en administratieve lasten voor provincies, aangezien zij een aanvraag moetenindienen om in aanmerking te komen voor de specifieke uitkering. De verantwoordingslasten voor provincies worden zoveel mogelijk beperkt door de verantwoording via het SiSa-systeem, vastgelegd in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, te laten verlopen.
Indien een specifieke uitkering wordt verstrekt, wordt dit toegevoegd aan de specifieke uitkering die op basis van de tweede tranche is verstrekt. Om de verantwoordingslasten te beperken ontvangen de provincies bij toekenning van de specifieke uitkering een gewijzigde beschikking, inhoudende dat het budget dat op basis van de tweede tranche is uitgekeerd wordt opgeteld met het bedrag van de specifieke uitkering op basis van deze derde tranche.
Voor het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed is in totaal € 14.953.000 beschikbaar op de begroting 2024 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, zal aan de provincie voor 1 januari 2025 een specifieke uitkering worden verstrekt.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening beoordeelt de aanvragen en beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag of de specifieke uitkering wordt verstrekt.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
De Bestuurlijke Advies Commissie Klimaat en Energie van het IPO heeft op 18 april 2024 ingestemd met het proces voor het verlengen van de regeling. De conceptregeling en toelichting zijn op 3 juli 2024 in het kader van de Code interbestuurlijke verhoudingen voorgelegd aan het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen (UvW). Het IPO en de VNG hebben een reactie gestuurd. Zowel het IPO als de VNG geven aan positief te zijn over de verlenging van de regeling.
VNG laat weten tevreden te zijn met de wijziging van de verdeelsleutel, wat leidt tot meer balans in de verdeling van de middelen.
IPO constateert dat het budget lager is en dat door het toevoegen van nazorg in de praktijk mogelijk minder ontzorging geboden kan worden. Het doelbereik per provincies is aangepast aan het beschikbare budget. Met nazorg wordt beoogd de keuzes die de provincies ter ondersteuning van kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren kunnen maken te verruimen. Het is een gegeven dat provincies verschillend omgaan met de omvang/zwaarte van een ontzorgingstraject en het budget per deelnemer. Deze keuzes vallen binnen de beleidsvrijheid van de provincie. De praktijk zal dan ook uitwijzen welke invloed het toevoegen van nazorg heeft op de ontzorging die wordt geboden.
Zowel IPO als de VNG vragen zich af of nazorg voldoende is uitgewerkt. Nazorg gaat om het ondersteunen van kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren met vragen bij een ontzorgingstraject dat is afgerond. Een passende invulling van de nazorg binnen het provinciale ontzorgingsprogramma is aan de twaalf provincies.
Een aandachtspunt van het IPO is de administratieve afhandeling en de monitoring. De wijziging van de regeling is erop gericht om de administratieve lasten voor provincies te beperken. Daarnaast blijft de monitoring gelijk.
Verder vraagt het IPO de doelgroep van eigenaren te verbreden met niet-commerciële verhuurders en maatschappelijke huurders. De keuze voor de wijziging van de regeling brengt mee dat kleine aanpassingen in lijn met de oorspronkelijke regeling mogelijk zijn. Indien ingrijpende aanpassingen gewenst zijn, ligt het voor de hand om een nieuwe regeling op te zetten. Hier is omwille van het beperken van de administratieve lasten voor provincies niet voor gekozen. Daarnaast is onvoldoende inzicht in de impact van het openstellen van het ontzorgingsprogramma voor niet-commerciële verhuurders en maatschappelijke huurders. Het voornemen is dan ook dit verzoek te betrekken bij het voorstel voor het vervolg van de ontzorgingsprogramma’s van maatschappelijk vastgoed.
Van 26 juni 2024 tot en met 24 juli 2024 heeft de conceptregeling en toelichting in internetconsultatie voorgelegen. De internetconsultatie heeft in totaal drie reacties opgeleverd, waarvan twee reacties openbaar zijn. De reacties en de beantwoording daarvan zijn tevens te raadplegen op www.internetconsultatie.nl.
Eén van de reacties ziet op het beschikbaar maken van de regeling voor de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de maatschappelijke voorzieningen op de eilanden is de verduurzaming van de huisvesting vanzelfsprekend van belang. Deze regeling is echter niet toepasbaar voor de Caraïben. Het Ministerie van VRO is daarom bezig met het opzetten van een aparte regeling voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed zoals ziekenhuizen, kinderopvang, scholen en sporthallen op deze eilanden.
In een andere reactie worden twijfels geuit over de doeltreffendheid van de regeling, de monitoring en de bijdrage van het ontzorgingsprogramma aan de CO2-reductie. Het doel van het ontzorgingsprogramma is om kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren van de verschillende doelgroepen te ondersteunen bij het maken van toekomstbestendige keuzes voor de verduurzaming van hun gebouw(en). Het startpunt daarvoor is het hebben van een verduurzamingsplan. CO2-besparing is een resultaat van de uitvoering van de plannen en valt buiten de scope van het ontzorgingsprogramma.
Het Ministerie van VRO houdt toezicht op de besteding van de subsidie door provincies.
Provincies moeten elk jaar melden of en hoe ze het geld hebben besteed. Daarnaast wordt meer inzicht verkregen in de impact van de provinciale programma’s middels de halfjaarlijkse rapportages die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) opstelt. Uit de monitor blijkt onder meer dat vaak tijdens de ontzorgingstrajecten al de eerste eenvoudige energiebesparende maatregelen worden toegepast en dat veelvuldig gebruik wordt gemaakt van subsidieregelingen en leningen van fondsen om tot de uitvoering ervan te komen. Dit betekent dat met de uitvoering van deze regeling in de praktijk wel een CO2-beparing wordt gerealiseerd.
Verder is er een reactie over de toegankelijkheid van het ontzorgingsprogramma voor religieuze instellingen. Met de regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed wordt provincies beleidsvrijheid geboden voor het maken van keuzes die aansluiten op het provinciale verduurzamingsbeleid. De randvoorwaarden voor deelname kunnen dus per provincie verschillen.
Aangezien het maximum van tien gebouwde onroerende zaken een beperkende factor blijkt te zijn voor kerken in de katholieke geloofsgemeenschap, omdat deze vaker onderdeel uitmaken van een grotere beheerorganisatie, wordt een ruimere grens bepleit. Tevens wordt om verduidelijking gevraagd over de manier waarop het maximum aantal gebouwde onroerende zaken wordt gehanteerd. Naar aanleiding hiervan is de regeling op twee punten aangepast. Het maximum van gebouwde onroerende zaken is verhoogd naar vijftien. Daarnaast is deze begripsbepaling verduidelijkt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat voor alle kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren het maximum aantal gebouwde onroerende zaken die zij in eigendom mogen hebben om in aanmerking te komen voor subsidie, wordt uitgegaan van gebouwen die niet uitsluitend een woonfunctie hebben.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024. Dit is overeenkomstig de vaste verandermomenten. Er wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. Dit is gerechtvaardigd indien, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen worden voorkomen. In het licht van het doel van de regeling is hiervan sprake, aangezien daardoor de ontzorgingsprogramma’s per 1 januari 2025 kunnen worden gecontinueerd. In het periodiek overleg met de projectleiders van de provinciale ontzorgingsprogramma’s zijn zij hiervan op de hoogte gebracht.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-29034.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.