Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 augustus 2024, nr. HO&S/ 1581809, houdende wijziging van de Regeling les- en cursusgeldwet in verband met de vaststelling van de tarieven lesgeld en cursusgeld voor het cursusjaar 2025–2026

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 3a, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE REGELING LES- EN CURSUSGELDWET

In de Regeling Les- en cursusgeldwet worden onder vernummering van artikelen 11 en 12 tot 13 en 14 na artikel 10 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 11. Hoogte lesgeld

Het lesgeld, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van het besluit, wordt voor het cursusjaar 2025–2026 na toepassing van artikel 3a, tweede lid, van het besluit vastgesteld op € 1.458.

Artikel 12. Hoogte cursusgeldtarieven

De cursusgeldtarieven, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het besluit, worden voor het cursusjaar 2025–2026 na toepassing van artikel 15, tweede lid, van het besluit als volgt vastgesteld:

  • a. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding, de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding: € 303.

  • b. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: € 735.

  • c. voor opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of onderdelen van dat diploma: € 0,97 voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins

TOELICHTING

1. Algemeen

In deze regeling worden de lesgeld- en cursusgeldtarieven voor het cursusjaar 2025–2026 vastgesteld. Dit gebeurt conform artikel 3a, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet (ULCW) aan de hand van de consumentenprijsindex.

Met de recente wijziging van de Les- en cursusgeldwet (LCW)1, en de daarmee samenhangende wijziging van het ULCW2 is geregeld dat de lesgeld- en cursusgeldtarieven jaarlijks aan de hand van de consumentenprijsindex worden geïndexeerd en in een ministeriële regeling worden vastgesteld (artikel 3a, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, ULCW).3 De lesgeld- en cursusgeldtarieven worden geïndexeerd op basis van de gemiddelde procentuele wijziging van de consumentenprijsindex van het meeste recente jaargemiddelde.

Deze tarieven worden opgenomen in de Regeling Les- en cursusgeldwet.4

2. Financiële consequenties

Het lesgeld is verschuldigd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het cursusgeld is verschuldigd aan de instelling. Onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting, nu de aanpassing van de tarieven reeds is verwerkt op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

3. Regeldruk

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In artikel 11 wordt het lesgeld voor het cursusjaar 2025–2026 vastgesteld. Het lesgeldbedrag wordt geïndexeerd op basis van de gemiddelde procentuele wijziging van de consumentenprijsindex van het meeste recente jaargemiddelde.5 Dat jaargemiddelde bedraagt voor de periode mei 2023 tot en met april 2024 2,78 procent. Het lesgeld voor cursusjaar 2025–2026 bedraagt daarom € 1.458 aan de hand van de volgende berekening: € 1.419 + 2,78 procent van € 1.419 = € 1.458,45. Dit is afgerond op het naastbij gelegen gehele getal € 1.458.

In artikel 12 worden de cursusgeldtarieven voor het cursusjaar 2025–2026 vastgesteld. De indexering van de cursusgeldtarieven wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging van de consumentenprijsindex van het meest recente jaargemiddelde, waarbij het jaargemiddelde wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over een periode van mei 2023 tot en met april 2024 heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar.6

De cursusgeldtarieven, met uitzondering van het tarief onder sub c, worden afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. Het tarief onder sub c wordt afgerond op twee cijfers achter de komma.

De tarieven zijn als volgt berekend:

Ad a. € 295 + 2,78% van € 295 is € 303,20; afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is dit € 303;

Ad b. € 715 + 2,78% van € 715 is € 734,88; afgerond op het naastbij gelegen gehele getal is dit € 735;

Ad c. € 0,94 + 2,78% van € 0,94 is € 0,9661; afgerond op twee cijfers achter de komma is dit € 0,97.

Artikel II

Deze wijziging heeft betrekking op de vaststelling van het lesgeld en het cursusgeld voor het cursusjaar 2025–2026. Deze regeling treedt daarom op 1 augustus 2025 in werking.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins


X Noot
3

De hoogte van het lesgeld is geregeld in artikel 3a, eerste lid, ULCW en de hoogte van het cursusgeld is geregeld in artikel 15, eerste lid ULCW.

X Noot
4

Voorheen gebeurde dat in een jaarlijks vast te stellen Regeling tarieven Les- en cursusgeld. Gelet op de recente wijziging van de LCW en de ULCW op dit terrein is er nu voor gekozen deze tarieven jaarlijks op te nemen in de bestaande Regeling Les- en cursusgeldwet.

X Noot
5

Voor het indexeren van het lesgeldbedrag wordt gerekend met het afgeronde bedrag van het lesgeld van het voorgaande cursusjaar, dat vervolgens geïndexeerd wordt aan de hand van het onaf geronde percentage van de prijsontwikkeling.

X Noot
6

Voor het indexeren van de cursusgeldbedragen wordt gerekend met het afgeronde bedrag van het cursusgeld van het voorgaande cursusjaar, dat vervolgens geïndexeerd wordt aan de hand van het onaf geronde percentage van de prijsontwikkeling.

Naar boven